direct naar inhoud van 6.3 Overleg
Plan: Bestemmingsplan Kleine Dorpskernen Ten Boer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0009.BP023KleineDorpker-vg01

6.3 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het

voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan een aantal (overheids)instanties. De volgende

instanties hebben gereageerd:

  • Waterschap Noorderzijlvest (3 januari 2013);
  • Brandweer regio Groningen (18 januari 2013);
  • Tennet BV (24 januari 2013);
  • Provincie Groningen (5 februari 2013).

De brieven, zijn in het navolgende samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Ad 1. Waterschap Noorderzijlvest d.d. 3 januari 2013

Het waterschap Noorderzijlvest heeft met belangstelling kennis genomen van het voorontwerp-bestemmingsplan Kleine Dorpskernen Ten Boer. Het betreft een actualisering van oude bestemmingsplannen en nieuwe ontwikkeling zijn niet aan de orde. Het waterschap stelt vast dat het plan met zorg gemaakt is. Ook het aspect 'water' krijgt voldoende aandacht zowel in de toelichting als in de regels en op de verbeelding. Ook het beleid van het waterschap is goed weergegeven. Toch wil het waterschap een paar opmerkingen en aanvullingen geven.

Toelichting

  • 1. Op de pagina's 12 en 13 wordt gesproken over de Westerwijtwerder Maar. De correcte naam van de hoofdwatergang van het waterschap is echter het Westerwijtwerdermaar. Elders wordt voor andere maren terecht het lidwoord 'het' gebruikt.
  • 2. De tweede opmerking betreffende een waternaam is de hoofdwatergang de Woltersumer Ee. Deze schrijfwijze komt veelvuldig voor in de toelichting. De juiste schrijfwijze is echter Woltersumer Ae. Ae is de Groningse schrijfwijze voor waternamen, Ee de Friese.
  • 3. In de tabel op pagina 61 wordt gesproken over waterschappen, waterbeheerplannen en Notities Stedelijk Water. De gemeente Ten Boer ligt geheel binnen de beheergrenzen van het waterschap Noorderzijlvest. De verwijzing naar waterschap Hunze en Aa's kan worden verwijderd en de genoemde beleidsstukken kunnen in enkelvoud worden benoemd.
  • 4. In de tekst op pagina 61 over de waterstructuur wordt genoemd dat hoofdwatergangen de bestemming 'Water' hebben gekregen. Uiteraard heeft dat de instemming van het waterschap. Voor de grotere hoofdwatergangen is dat inderdaad het geval, voor een aantal kleinere niet. In de reactie van het waterschap op de verbeelding is aangegeven welke andere hoofdwatergangen vanwege dit criterium eveneens de bestemming 'Water' moeten hebben.
  • 5. Onder het kopje Riolering en Water op pagina 63 wordt de aanbeveling gedaan om de waterhuishouding beter in beeld te brengen. Het waterschap is in de afgelopen vijf jaren zeer actief bezig geweest met het opzetten van het beheerregister van het watersysteem. Gegevens uit het beheerregister zijn opgenomen in de Waterkaart Ten Boer. Deze Waterkaart is een coproductie van de gemeente Groningen (namens Ten Boer) en het waterschap Noorderzijlvest. Graag verwijst het waterschap daarnaar. In deze kaart zijn naast de waterhuishoudkundige gegevens de rioleringsgegevens opgenomen evenals factsheets over beide thema's.

Regels

  • 1. Graag ziet het waterschap dat bij de artikelen 5, 6, 9 en 11 de bestemmingsomschrijving wordt aangevuld met 'water'.
  • 2. Artikel 9 dient nog te worden aangevuld met de bestemmingsomschrijving 'nutsvoorzieningen'. Daarmee wordt recht gedaan aan de rioolpersleiding van het waterschap die gelegen is in een strook waarop een zakelijk recht gevestigd is en waar de bestemming 'Horeca' aan is gegeven (ten zuiden van restaurant 'Bij de Molen' in Ten Post).

Verbeelding

  • 1. Zoals onder Toelichting al is aangegeven ziet het waterschap graag dat de bestemming 'Water' wordt gegeven aan alle hoofdwatergangen binnen het bestemmingsplan Kleine Dorpskernen Ten Boer. De ontbrekende delen zijn in blauw aangegeven in de bijlagen bij de overlegreactie. Op één van de bijlagen is tevens een slootgedeelte oostelijk van de Kerklaan in Wittewierum aangegeven waaraan het waterschap graag de bestemming 'Water' wil geven. Aan de noordzijde van deze sloot staat een opvoergemaal (in eigendom, beheer en onderhoud van het waterschap) welke de gracht rond het kerkhof van Wittewierum van water voorziet, en daarmee waterhuishoudkundig één geheel vormt.
  • 2. Diverse oevers langs en/of nabij het Damsterdiep maken onderdeel uit van het tracés van de regionale waterkeringen. Het Damsterdiep is een boezemwatergang waarvan het waterpeil sterk kan stijgen ten gevolge van grote neerslaghoeveelheden. Het waterschap ziet daarom graag dat de waterkeringen met de functieaanduiding 'waterkering' worden weergegeven op de verbeelding. De tracés zijn met een roze lijn aangegeven op de bij de overlegreactie gevoegde bijlagen. Uiteraard is het waterschap bereid om de waterkeringszones als CAD/GIS-bestand aan te leveren.
  • 3. Op één van de bijlagen bij de overlegreactie is te zien dat de functieaanduiding 'brug' (over het Lellenstermaar) niet correct is. Ter plaatse is een dam met duiker aanwezig. Wellicht is het beter om aan dit gedeelte de bestemming 'Verkeer' te geven.

Het waterschap Noorderzijlvest is, als bovenstaande kan verwerkt, zeer content met het bestemmingsplan en kan ermee akkoord gaan.

Reactie gemeente:

De juiste benaming van het Westerwijtwerdermaar is toegepast, evenals die van de Woltersumer Ae. De verwijzing naar het waterschap Hunze en Aa's is verwijderd en de beleidsstukken zijn in enkelvoud genoemd. De onder punt 5 door het waterschap gegeven toelichting is overgenomen in de paragraaf over Riolering en Water.

De artikelen 5, 6, 9 en 11 zijn aangevuld met 'water' in de bestemmingsomschrijving. Artikel 9 is tevens aangevuld met 'nutsvoorzieningen'.

Op de verbeelding zijn de door het waterschap aangegeven hoofdwatergangen voorzien van de bestemming Water. Tevens zijn de door het waterschap aangegeven waterkeringen voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Tot slot is de aanduiding 'brug' bij het Lellenstermaar vervangen door de bestemming Verkeer.

Ad 2. Brandweer regio Groningen d.d. 18 januari 2013

De Brandweer regio Groningen heeft het bestemmingsplan beoordeeld in het kader van externe veiligheid, specifiek het onderwerp groepsrisico. In de plangebieden en de directe omgeving bevindt zich een aantal voor de externe veiligheid relevante risicobronnen. Beoordeling op externe veiligheid is daarom relevant. Uit beoordeling van het bestemmingsplan en verifiering aan de Risicokaart blijkt dat in de plangebieden sprake is van externe veiligheidsrisico's. Deze worden veroorzaakt door risicovolle transportassen en transportleidingen voor gevaarlijke stoffen. De risicobronnen bevinden zich zowel binnen als nabij de plangebieden. Het gaat om de volgende risicobronnen:

  • Provinciale wegen N993, N360 en N865.
  • Het Eemskanaal.
  • Hogedrukaardgasleiding Gasunie A-541, A-601, A-640 en A-639.

Uit beoordeling van de externe veiligheidsparagraaf blijkt dat niet alle relevante risicobronnen worden genoemd. De Brandweer adviseert om op basis van zijn advies de ontbrekende risicobronnen te benoemen en te beschrijven in het plan én te verantwoorden.

Bij het voorontwerp-bestemmingsplan ontbreekt de risicoinventarisatie in de bijlagen. De Brandweer adviseert om de risicoinventarisatie toe te voegen aan de bijlagen van het bestemmingsplan en te controleren op eventueel ontbrekende risicobronnen.

Uit de risicoinventarisatie blijkt dat sprake is van groepsrisico's als gevolg van eerdergenoemde risicobronnen. Hierdoor is conform de RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) (en het concept Besluit transport externe veiligheid (Btev)) verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Om de gemeente Ten Boer hierbij te ondersteunen, zijn de mogelijkheden voor bestrijding en zelfredzaamheid beoordeeld. De bevindingen zijn hieronder weergegeven en afgestemd met de brandweer stad Groningen. De Brandweer adviseert de bevindingen te vertalen naar de externe veiligheidsparagraaf dan wel de risicoinventarisatie.

Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen verantwoorden, zijn de mogelijke effecten, de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende.

Effecten

  • Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen (voornamelijk brandstoffen) op de N993, N360 en N865 zijn twee ongevalscenario's mogelijk, namelijk een plasbrand en een explosie (BLEVE). Uit referentiescenario's blijkt dat bij een plasbrand de 100% letaliteitsgrens op 35 meter en de 1% letaliteitsgrens op 60 meter ligt. Voor een explosie is dit respectievelijk 90 en 230 meter. Doordat de wegen langs de plangebieden zijn gelegen of doorkruisen, zijn dodelijke effecten mogelijk.
  • Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op het Eemskanaal zijn twee maatgevende ongevalscenario's mogelijk, namelijk een plasbrand en het vrijkomen van een toxische wolk. Uit referentiescenario's blijkt dat de 1% letaliteitsgrens bij een plasbrand op circa 75 meter ligt en bij het vrijkomen van een toxische wolk circa 1500 meter. Doordat de watergang langs de plangebieden ligt, zijn dodelijke effecten mogelijk.
  • Bij schade aan hogedruktransportleidingen voor aardgas en aardgasconcentraat zijn een flare (fakkelbrand) en/of een explosie mogelijk. De omvang van het scenario is afhankelijk van de druk en de diameter van de leiding. De 'A-541' is bijvoorbeeld circa 42 inch en circa 66,2 bar, waardoor de 100% letaliteitsgrens op circa 190 meter ligt en de 1% letaliteitsgrens op circa 485 meter. Voor de overige leidingen staan de afstanden in tabellen in de overlegreactie. Doordat één of meerdere leidingen nabij de plangebieden liggen, zijn hier letale hittestraling- en overdrukeffecten mogelijk.

Bereikbaarheid

De plangebieden zijn over het algemeen tweezijdig bereikbaar. Door de ligging in het buitengebied geldt voor de plangebieden over het algemeen wel een langere opkomsttijd.

Het aspect bereikbaarheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Bluswatervoorzieningen

  • De plangebieden bevinden zich over het algemeen in het buitengebied. In het buitengebied kan de brandweer niet optimaal beschikken over bluswater (zogenaamde witte vlekken). Primaire bluswatervoorzieningen zijn mogelijk niet of nauwelijks aanwezig. Hierdoor is voor het bestrijden van grote incidenten ondersteuning vanuit de regio (groot watertransport) benodigd. Hiervoor geldt een opbouw- en opkomsttijd van minimaal een half uur. Hierdoor is een calamiteit met gevaarlijke stoffen mogelijk niet snel en effectief te beheersen.
  • Langs de N993, N360 en N865 zijn geen of nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig. Voor het bestrijden van kleine incidenten beschikt een tankautospuit over voldoende bluswater. Voor het bestrijden van grote incidenten, is ondersteuning vanuit de regio benodigd. Door middel van ondersteuning (meerdere tankautospuiten of groot watertransport) kan voldoende bluswater worden verkregen. Wel kan in het meest ongunstige geval mogelijk onvoldoende snel ondersteuning worden verleend, waardoor een calamiteit met gevaarlijke stoffen niet snel en effectief te beheersen is. Dit geeft een verhoogde kans op slachtoffers. Het verbeteren van de bestrijdbaarheid op de N993, N360 en N865 valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan.
  • Voor incidenten met een aardgastransportleiding geldt dat een gasbrand niet geblust mag worden in verband met explosiegevaar. Dit bemoeilijkt het snel en effectief bestrijden van een gasbrand. Bij een gasbrand zal de brandweer zich voornamelijk richten op het bestrijden van secundaire branden en het assisteren bij het ontruimen van de gevarenzone.

Het aspect bestrijdbaarheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen, om zichzelf in veiligheid te brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten. Bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid is namelijk bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid goed te kunnen verantwoorden, zijn zowel het zelfredzame vermogen, de ontvluchtingsmogelijkheden als de signaleringsmogelijkheden beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

  • In de invloedsgebieden worden geen nieuwe objecten gerealiseerd waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (kleine kinderen, zieken en ouderen). De overige personen in de invloedsgebieden vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd.
  • De plangebieden en de directe omgeving daarvan bieden voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied.
  • De meeste dorpen liggen niet in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). De dorpen Woltersum en Ten Post liggen wel in het sirenebereik. Het WAS is dan ook niet bedoeld voor buitengebieden, maar gericht op dorps-/stadskernen. Daarnaast is NL-Alert (alarmering via tekstberichten op mobiele telefoons) geintroduceerd. Hierdoor is een snelle signalisering mogelijk.

Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid adviseert de Brandweer om de bevolking (buiten het bereik van het WAS) bij een ramp op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen).

Concluderend adviseert de Brandweer:

  • om de verantwoording van het groepsrisico nader uit te werken in het bestemmingsplan;
  • om de bevolking in de dorpen die buiten het sirenebereik van het WAS liggen bij een ramp op een andere wijze te alarmeren;
  • om de in het bestemmingsplan genoemde stukken (externe veiligheidsparagraaf, risicoinventarisatie en diverse berekeningen) toe te voegen aan de bijlagen van het bestemmingsplan en om de ontbrekende risicobronnen te benoemen;
  • om het overlegadvies van de Brandweer te vertalen naar de externe veiligheidsparagraaf dan wel de externe veiligheidsstudie en mee te laten wegen in de verantwoording van het groepsrisico.

Reactie gemeente:

  • in de bijgestelde veiligheidsstudie is nu een beperkte groepsrisicoverantwoording (onderzoek van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid') opgenomen;
  • de alternatieve alarmeringsmogelijkheden zijn bekend bij de betrokken instanties;
  • de diverse rapporten zijn opgenomen in de losse bijlagen bij het bestemmingsplan;
  • de reactie van de Brandweer is vertaald naar de bijgestelde veiligheidsstudie, en speelt een rol in de beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Ad 3. Tennet BV d.d. 24 januari 2013

Tennet BV geeft aan dat er in het gebied dat is aangegeven op de verbeeldingen van het voorontwerp-bestemmingsplan Kleine Dorpskernen Ten Boer noch ondergrondse hoogspanningskabels, noch bovengrondse hoogspanningsverbindingen liggen.

Reactie gemeente:

De reactie van Tennet BV wordt voor kennisgeving aangenomen.

Ad 4. Provincie Groningen d.d. 5 februari 2013

Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologische regeling voor de acht dorpen in de gemeente Ten Boer. Het plan is in hoofdzaak conserverend van aard. Het plangebied bestaat uit de bebouwde kommen van de dorpen Garmerwolde, Lellens, Sint Annen, Ten Post, Thesinge, Winneweer,

Wittewierum en Woltersum. Het doel van het overleg is om te voorkomen dat met het plan het ruimtelijke beleid van de provincie wordt doorkruist. De doorwerking van essentiële onderdelen

van het ruimtelijke beleid is geborgd in hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening

provincie Groningen 2009 (hierna: verordening). Met belangstelling en waardering heeft de provincie kennis genomen van het plan. De plantoelichting geeft er blijk van dat het plan zorgvuldig is voorbereid. Ook de gemaakte ruimtelijke keuzes zijn daarin goed onderbouwd. Alhoewel de provinciale belangen, zoals opgenomen in de omgevingsverordening, veelal goed vertaald zijn in het bestemmingsplan, is er op een aantal punten nog verbetering mogelijk. Het plan geeft vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen:

  • 1. Agrarisch bouwperceel
    • a. Agrarische bouwwerken buiten het bouwvlak

In artikel 4.19a, lid 5, van de verordening staat dat een bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing en bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen. Op grond van artikel 4.1 van de planregels zijn de voor 'agrarisch' bestemde gronden onder andere bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met

een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en additionele voorzieningen. Op grond van artikel 4.2.1 van de planregels zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden. Op grond van artikel 4.2.2 van de planregels mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak. De planregels in artikel 4 verzetten zich er niet tegen om buiten het aangewezen agrarische bouwperceel bouwwerken op te richten, zoals mestbassins, mestsilo's, sleufsilo's, kuilvloerplaten, et cetera. Dit is in strijd met de verordening. De verordening voorziet niet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe bouwwerken buiten het aangewezen agrarische bouwperceel en biedt geen ruimte om hiervan af te wijken. Verzocht wordt om in de planregels de oprichting van bouwwerken buiten het agrarisch bouwvlak uit te sluiten.

  • b. Omvang bouwperceel

In het bestemmingsplan is aan bestaande agrarische bedrijven een bouwperceel toegekend. Uit de toelichting op het plan blijkt niet of hierbij sprake is van het opnemen van bestaande bouwpercelen

uit het vigerende plan of dat sprake is van uitbreiding. Voor zover sprake is van uitbreiding dient

dit in de plantoelichting te worden gemotiveerd, waarbij aandacht wordt besteed aan de noodzaak, ruimtelijke aanvaardbaarheid, landschappelijke inpassing en dergelijke. Op grond van artikel 4.19a, lid 7, van de verordening dient, voor zover het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van het bouwperceel tot een omvang groter dan één hectare, de toelichting op het plan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel, alsmede in de bij het plan behorende regels rekening is gehouden met de in lid 7 genoemde maatwerkcriteria. Op grond van de in voorbereiding zijnde herziening van de verordening worden aan de zes al bestaande maatwerkcriteria de volgende twee criteria toegevoegd:

  • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden, en;
  • het voorkomen van nachtelijke lichtuitstraling.

Daarbij zij opgemerkt dat met de regio Noord afspraken zijn gemaakt over de maatwerkbenadering

bij agrarische schaalvergroting boven de 1 hectare en de daarbij behorende procesafspraken. De afspraken houden onder meer in dat keukentafelgesprekken bij 1 tot 1,5 hectare onder gemeentelijke verantwoordelijkheid plaatsvinden. Bij schaalvergroting boven 1,5 hectare vinden keukentafelgesprekken plaats onder provinciale verantwoordelijkheid. Uitbreiding van agrarische bouwpercelen boven de 2 hectare is uitsluitend mogelijk na ontheffing door Gedeputeerde Staten.

  • 2. Wonen

Artikel 4.7 van de huidige omgevingsverordening stelt dat een bestemmingsplan kan voorzien

in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging- in samenhang met de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen - past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over nieuwbouwruimte. Onlangs (in oktober 2012) heeft de regio Groningen-Assen de planningslijsten voor woningbouw vastgesteld. Deze lijsten vormen voortaan voor de provincie het toetsingskader. De planningslijsten hebben een planhorizon van 19 jaar. Gemeenten kunnen op basis van de Wro slechts beschikken over juridisch harde bouwcapaciteit voor een periode van maximaal 10 jaar. Dit betekent dat uw gemeente dit plan zal moeten verantwoorden vanuit een specificatie van hun planningslijst voor een periode van 10 jaar. Er bestaat ruimte voor nieuwe plannen als uit deze specificatie blijkt dat er een tekort is aan juridisch harde woningbouwcapaciteit voor een periode van 10 jaar. Deze nieuwe afspraken moeten nog in dit plan worden opgenomen.

  • 3. Provinciaal basisnet

Op grond van artikel 4.17a van de verordening voorziet een bestemmingsplan niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen binnen een zone van 30 meter aan weerszijden van de wegrand van- of spoorrails van de op bijlage 17 aangegeven transportroutes. Enkele bestemmingen liggen volledig binnen een 30 meter zone. De regels voor de bestemming wonen bieden de mogelijkheid om verschillende functies toe te laten, zoals maatschappelijke voorzieningen, bedrijven vallend onder categorie 1 en 2 van de bijlage (daarin staat onder andere speciale werkplaats) maar ook bieden de regels de mogelijkheid voor bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen. Verzocht wordt de oprichting van nieuwe objecten

of het gebruik van de bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen in de planregels uit te sluiten. Onder objecten voor minder zelfredzame personen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (basis)scholen, zorginstellingen, bejaardenhuizen, kinderopvang, (aanleun)woningen bij zorginstellingen of bejaardenhuizen, dagverblijfplaatsen voor minder zelfredzame personen.

In de toelichting op het plan wordt de provinciale weg N360 genoemd als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Dit is niet volledig voor het plangebied. Ook bijvoorbeeld door Ten Post, Sint Annen en Garmerwolde loopt een provinciale weg die is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Deze kent op grond van het provinciaal basisnet een 30 meter zone

waarop de regels in artikel 4.17a van de verordening van toepassing zijn, bijvoorbeeld een verplichting tot een verantwoording van het groepsrisico en het inzicht bieden in de wijze waarop rekening is gehouden met het advies van de regionale brandweer. Verzocht wordt de toelichting op dit punt aan te vullen.

  • 4. Kanaalbeheer

Een gedeelte van het bestemmingsplan grenst aan het Eemskanaal. Naast deze vaarweg, op basis van diverse regelingen, een oeverstrook en bebouwingsvrije ruimte te zijn gelegen. De “Richtlijnen Vaarwegen 2011” van Rijkswaterstaat (tabel 25, pagina 60) zijn hier van toepassing. Voor de verschillende vaarwegklassen gelden langs deze oever beperkingsgebieden waarmee in het plan rekening dient te worden gehouden. Naast een vrije oeverstrook (van 1 tot 5 meter breed, afhankelijk van de klasse) geldt dat er vrije ruimte langs de vaarweg moet blijven van 10 tot maximaal 25 meter breed, afhankelijk van de klasse van de vaarweg en de locatie (stedelijk/landelijk gebied). Hier

mogen zonder toestemming van de vaarwegbeheerder geen obstakels voor komen of bijkomen

die op enigerlei wijze hinderlijk zijn voor de scheepvaart. Daarom heeft deze strook de status vergunningplicht (vergunning wordt verleend door de vaarwegbeheerder). Geadviseerd wordt in het plan aan te geven dat bij afwijkend gebruik binnen deze bebouwingsvrije zone een vergunning nodig is van de vaarwegbeheerder. Momenteel is dit nog een vergunning Kanalenreglement, binnenkort een omgevingsvergunning. Op dit moment is de provincie Groningen nog eigenaar en beheerder van het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal, maar per 1 juli 2013 of uiterlijk 1 januari 2014 zal Rijkswaterstaat het eigendom en beheer overnemen.

  • 5. Landschap
  • a. Beschermingszone wierde

Op grond van artikel 4.36, lid 1, van de verordening voorziet een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de directe omgeving van de op bijlage 12, kaart 6a, aangegeven wierdedorpen regels ter bescherming van de landschappelijke openheid staat dat het bestemmingsplan regels moet bevatten ter bescherming van de openheid. Op grond van lid 3 betreffen de in lid 1 genoemde regels in ieder geval een verbod op houtteelt, bosaanleg en boomgaarden. Lellens betreft een wierdedorp waarvan de invloedszone wierde dient te worden beschermd. Verzocht wordt regels ter bescherming van de landschappelijke openheid in het plan op te nemen.

  • b. Glaciale ruggen en inversieruggen

Op grond van artikel 4.41 van de verordening dient een bestemmingsplan dat van toepassing is binnen de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven glaciale heuvels en inversieruggen regels ter bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan. Ten Post en Wittewierum liggen op een inversierug. Op grond van lid 2 betreffen de in lid 1 bedoelde regels in elk geval een verbod op diepploegen, egaliseren en afschuiven van de ruggen en regels ten aanzien houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden. Geadviseerd wordt om voor de inversieruggen een aparte waardeaanduiding (bijv. waarde geomorfologie) te geven waarin deze verbodsbepaling is opgenomen.

  • c. Haventje Winneweer

In Winneweer heeft het 'haventje' ten westen van de brug op de landschapswaardenkaart in bijlage 12, kaart 6a, ook de aanduiding karakteristieke waterloop (zie bijgevoegd kaartje). Dit zou ook tot water bestemd moeten worden.

  • 6. Uitbreidingsmogelijkheden bedrijven in het buitengebied

In het plangebied is een aantal bestaande bedrijven aanwezig. Voor zover deze bedrijven zijn gelegen in het bij besluit van Gedeputeerde Staten van 20 april 2010 aangewezen buitengebied geldt dat op grond van artikel 4.27, lid 7, van de verordening het bestemmingsplan regels dient te stellen ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande niet-agrarische bedrijven. Deze regels betreffen in elk geval de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden tot een eenmalige uitbreiding van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing tot een percentage dat de 20% niet mag overstijgen en de voorwaarde dat de uitbreiding niet leidt tot onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast. Op grond van artikel 5.2.2 van de planregels

zijn de uitbreidingsmogelijkheden gekoppeld aan de grootte van het bouwvlak dan wel het bebouwingspercentage indien op de verbeelding een bebouwingspercentage is aangegeven. Op grond van artikel 5.4.1 onder a, kan via omgevingsvergunning – waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan – het bebouwingspercentage worden overschreden met maximaal het getal 10. Verzocht wordt om in de planregels de in artikel 4.27, lid 7, van de verordening gestelde begrenzing aan de uitbreidingsmogelijkheden op te nemen.

  • 7. Oppervlakte woningen, aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen in het buitengebied

Op grond van artikel 4.27, lid 8, van de verordening bevat een bestemmingsplan regels over de oppervlakte van woningen aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen. Deze regels betreffen in elk geval de beperking van de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot 300m², dan wel de bestaande oppervlakte voor zover groter dan 300m².

Bestaande woningen in het gebied hebben in het bestemmingsplan een woonbestemming. Verzocht wordt voor bestaande burgerwoningen (niet zijnde voormalige vrijgekomen (boerderij)panden), voor zover deze op grond van het door Gedeputeerde Staten op 20 april 2010 vastgestelde besluit 'Begrenzing buitengebied' deel uitmaken van het buitengebied, regels op te nemen die de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen beperkt tot een oppervlakte van maximaal 300m², dan wel de bestaande oppervlakte voor zover groter dan 300m².

  • 8. Cultuurhistorische kenmerken en ruimtelijke karakteristieken

Op pagina 58 van de toelichting worden bepaalde karakteristieke structuren specifiek genoemd vanwege de wens tot behoud van de bestaande kwaliteiten.

Hieronder vallen:

  • Karakteristieke open ruimten (Garmerwolde, Thesinge, Woltersum).
  • Gave dorpsranden (met een nog goed zichtbare historische en/of karakteristieke structuur) Garmerwolde, Ten Post, Thesinge, Woltersum.
  • Stadsweg als waardevolle historische structuur.
  • a. Karakteristieke open ruimten

De karakteristieke open ruimten die worden genoemd in de toelichting worden beschermd door de bestemming 'tuin'. Hier is geen bebouwing toegelaten. Niet alle karakteristieke open ruimten zijn bestemd als 'tuin'. Bijvoorbeeld karakteristieke voorterreinen bij de boerderijen. Geadviseerd wordt alle in de toelichting genoemde karakteristieke open ruimten als 'tuin' te bestemmen. In de toelichting bij de bestemming 'tuin' (pagina 69) wordt genoemd dat de bestemming tuin geldt voor aantal cultuurhistorisch waardevolle tuinpercelen. Niet geheel duidelijk is of de bestemming 'tuin' alleen betrekking heeft op cultuurhistorisch waardevolle tuinpercelen, of op tuinpercelen in het algemeen. Als dat laatste het geval is het wellicht ter verduidelijking de toelichting aan te vullen en/of eventueel cultuurhistorisch waardevolle tuinen met 'cultuurhistorisch waardevol' of 'karakteristiek' op de verbeelding aan te duiden.

  • b. Gave dorpsranden

In de toelichting wordt een aantal karakteristieke gave dorpsranden genoemd. Dit zijn de randen van het dorp welke een nog goed zichtbare historische en/of karakteristieke structuur hebben. Op de legenda van de verbeeldingen van de dorpen komt de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarde' voor, maar komt deze niet terug in de verbeelding (bijvoorbeeld Garmerwolde). Het deel van bijvoorbeeld de Stadsweg dat door Ten Post loopt is op de verbeelding aangeduid als weg met een cultuurhistorische waarde. De functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' wordt voor de verbeelding van Ten Post toegepast in een vertaling voor de regels voor de weg. Niet duidelijk is waarom de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' niet is toegepast op alle karakteristieke structuren zoals genoemd in de toelichting. Uit de toelichting blijkt niet op welke wijze het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze cultuurhistorische waarden. Geadviseerd wordt deze karakteristieke structuren te beschermen in het bestemmingsplan.

  • c. Paardenbakken

Binnen de bestemming 'agrarisch' zijn via afwijkingsregels de aanleg van paardenbakken en kampeermiddelen toegelaten. Dit gebruik kan de karakteristieken, zoals gaafheid en openheid,

van een gebied aantasten. Geadviseerd wordt zoveel mogelijk dit gebruik binnen het agrarisch bouwperceel toe te laten.

  • 9. Karakteristieke panden en cultuurhistorisch erfgoed

Het plan voorziet in een regeling ten behoeve van karakteristieke panden. Volgens pagina 58

van de toelichting is de bestaande karakteristiek met een strak bouwvlak en hoogteregeling beperkt.

Geadviseerd wordt voor deze panden ook een aanduiding (karakteristiek) op de verbeelding

(en in de legenda) op te nemen. Genoemd als karakteristiek voor sommige panden is de aanwezigheid van één bouwlaag met kap. Raadzaam is om dit waar nodig in de planregels vast te leggen. Voor zover sprake is van voormalige vrijgekomen (boerderij)panden die deel uitmaken van bij besluit van 20 april 2010 door Gedeputeerde Staten aangewezen buitengebied dienen de planregels te voldoen aan de in 4.27, lid 3, van de verordening gestelde regels voor hergebruik van vrijkomende en reeds vrijgekomen gebouwen. Gewezen wordt echter ook op artikel 4.27a van de in voorbereiding zijnde herziening van de verordening waarin regels omtrent cultuurhistorisch erfgoed worden gesteld voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op het door Gedeputeerde Staten aangewezen buitengebied. Aansluitend aan artikel 3.1.6, lid 4 onder a, van het Bro verlangt artikel 4.27a meer specifiek van gemeenten om de in het plangebied aanwezige karakteristieke gebouwen te inventariseren en te beschrijven en de ruimtelijk relevante kenmerken van deze gebouwen te beschermen en stelt een verbod om deze gebouwen zonder omgevingsvergunning te slopen, waarbij onder een aantal in de verordening nader genoemde voorwaarden, burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend om ten behoeve van het slopen een omgevingsvergunning te verlenen. Geadviseerd wordt hiermee bij de planvoorbereiding rekening te houden.

  • 10. Algemeen

Op grond van artikel 23 (algemene afwijkingsregels) kan het bevoegd gezag in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verlenen waarmee wordt afgeweken van alle in het plan gegeven maten en afmetingen en percentages tot maximaal 10% van die maten en afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of de plankaart gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter. Dit kan leiden tot strijdigheid met regels in de verordening indien bij recht in bepaalde regels de maximale maten uit de verordening zijn overgenomen. In de planregels dient uitgesloten te worden dat deze extra afwijkingsmogelijkheid leidt tot afwijking van de in de verordening geldende maximale maten, afmetingen en percentages. Voorts mogen de via algemene afwijkingsregels diverse bouwwerken, zoals nutsgebouwtjes, abri's etc, worden opgericht. Niet is uitgesloten dat voor gebieden waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones, deze bebouwing wordt opgericht. Verzocht wordt om deze waarborgen voor de toepassing van de afwijkingsregels in het bestemmingsplan op te nemen. Dit voorontwerp is beoordeeld aan de hand van de geldende verordening. Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat thans een herziening van de verordening in voorbereiding is die op grond van artikel 4.1 van de Wro gevolgen heeft voor de inhoud van bestemmingsplannen. De verwachting is dat deze 6 februari door Provinciale Staten wordt vastgesteld en naar verwachting 1 april 2013 in werking treedt. Het plan geeft voor het overige geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie gemeente:

Ad 1. Agrarisch bouwperceel

In de specifieke gebruiksregels (artikel 4.5 onder d) is het gebruik van gronden buiten het bouwperceel ten behoeve van de realisering van mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken als strijdig gebruik aangemerkt. Mestbassins, mestsilo's, sleufsilo's e.d. zijn daarmee niet mogelijk binnen het plan.

Het bestemmingsplan neemt uitsluitend bestaande bouwpercelen uit de vigerende plannen over. Deze zijn iets verkleind of gelijk gebleven. Er is dus geen sprake van uitbreiding. Er is ook geen sprake van uitbreiding van bouwpercelen tot een omvang groter dan één hectare.

Ad 2. Wonen

Het bestemmingsplan voorziet niet in het toevoegen van nieuwe woningen. Het plan bestemt bestaande woningen positief en continueert middels een tweetal wijzigingsbevoegdheden in het dorp Sint Annen zeer beperkte toevoegingen die op grond van het voorgaande plan al bestonden.

Ad 3. Provinciaal basisnet

Aan het bestemmingsplan is een algemene aanduiding 'plasbrandaandachtsgebied' toegevoegd. Deze geldt voor een zone van 30 meter vanaf de in paragraaf 4.7.4 (externe veiligheid) genoemde wegen, te weten de N360 (relevant voor Garmerwolde, Ten Post en Winneweer), de N865 (relevant voor Ten Post en Wittewierum) en de N993 (relevant voor Sint Annen). Deze aanduiding sluit de oprichting van nieuwe kwetsbare objecten of het gebruik van de bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen uit. Onder objecten voor minder zelfredzame personen vallen (basis)scholen, zorginstellingen, bejaardenhuizen, kinderopvang, (aanleun)woningen bij zorginstellingen of bejaardenhuizen, dagverblijfplaatsen voor minder zelfredzame personen.

De toelichting is aangepast op het punt van de transportroutes voor gevaarlijke stoffen.

Ad 4. Kanaalbeheer

Op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geldt voor het Eemskanaal (dat een CEMT-klasse Va heeft) een vrijwaringszone van 25 meter. Er is een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' opgenomen. Er mogen op de gronden met de gebiedsaanduiding, in afwijking van de regels van de overige ter plaatse voorkomende bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de vaarweg. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de overige bestemmingsregels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder heeft plaatsgevonden. In Woltersum staan twee bestaande woningen binnen de vrijwaringszone. De zone is om deze woningen heen gelegd om ze niet weg te bestemmen.

Ad 5. Landschap

  • a. Beschermingszone wierde

Voor Lellens geldt een dubbelbestemming Waarde - Beschermd Dorpsgezicht. Het aanbrengen en/of verwijderen van houtopstand is al aangemerkt als een vergunningsplichtige activiteit. Toegevoegd is een dubbelbestemming Waarde - Landschap waarin een verbod op houtteelt, bosaanleg en boomgaarden is opgenomen. In het nog te actualiseren bestemmingsplan Buitengebied zal de contour van de wierde van Lellens worden voorzien van eenzelfde dubbelbestemming Waarde - Landschap.

  • b. Glaciale ruggen en inversieruggen

Voor de delen van Ten Post en Wittewierum die op een inversierug liggen is tevens de bovengenoemde dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen waarin een verbod op diepploegen, egaliseren en afschuiven van de ruggen is opgenomen. Daarnaast is houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden als strijdig gebruik aangemerkt.

  • c. Haventje Winneweer

Het haventje van Winneweer heeft een bestemming Water gekregen.

  • 11. Uitbreidingsmogelijkheden bedrijven in het buitengebied

Gekeken is naar welke bedrijven zijn gelegen in het bij besluit van Gedeputeerde Staten van 20 april 2010 aangewezen buitengebied (zie afbeelding hieronder, onder 12). Het betreft bedrijven in het dorp Wittewierum dat in zijn geheel als buitengebied is aangewezen. Daarnaast gaat het om een bedrijvenperceel in Winneweer (Rijksweg 257) waar momenteel een café, een slagerij, een vlooienmarkt en een agrarisch loonbedrijf in zijn gevestigd. Tot slot betreft het een bedrijf aan de zuidkant van Garmerwolde (Geweideweg 8). Voor deze bedrijven is gecheckt of de uitbreidingsmogelijkheden die geboden zijn (ruimte binnen het bouwvlak) meer bedragen dan 20% van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing. Voor het bedrijf in Winneweer en een bedrijf in Wittewierum zijn de bouwvlakken verkleind tot maximaal 20% uitbreidingsruimte.

  • 12. Oppervlakte woningen, aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen in het buitengebied

Het buitengebied, zoals dat geldt op grond van het door Gedeputeerde Staten op 20 april 2010 vastgestelde besluit 'Begrenzing buitengebied', omvat drie woningen aan de Geweideweg in Garmerwolde, drie woningen in Winneweer en alle woningen in Wittewierum. Op onderstaande afbeelding is de begrenzing van het buitengebied te zien voor de gemeente Ten Boer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP023KleineDorpker-vg01_0050.jpg"

Begrenzing buitengebied provincie Groningen

Voor deze woningen is gecheckt of de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen (ruimte binnen bouwvlak voor hoofdgebouw plus de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken) meer bedraagt dan 300m2. Voor de drie woningen in Garmerwolde en drie woningen in Wittewierum zijn de bouwvlakken verkleind of is de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor het uitbreiden van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitgesloten. Aan de Woldjerweg in Wittewierum is een bouwvlak opgeknipt in drie delen met hetzelfde doel.

  • 13. Cultuurhistorische kenmerken en ruimtelijke karakteristieken
  • a. Karakteristieke open ruimten

De opmerking hierover komt overeen met de inhoud van één van de ingediende inspraakreacties. Als gevolg daarvan is op de in de toelichting genoemde karakteristieke open ruimten in de dorpen Garmerwolde, Sint Annen, Thesinge en Woltersum een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gelegd, voor zover het een bestemming Agrarisch betreft. Voor het oprichten van bebouwing kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en afmetingen daarvan. Het oprichten van gebouwen op deze gronden is uitgesloten. Het gaat dus uitsluitend om het stellen van nadere eisen aan het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde. De regeling komt hiermee overeen met de regeling in de voorgaande bestemmingsplannen. De gronden die in dit bestemmingsplan de bestemming Groen of Tuin hebben gekregen zijn daarmee voldoende beschermd (vergelijkbaar met de bescherming onder het voorgaande plan).

  • b. Gave dorpsranden

Om deze gave dorpsranden te beschermen zal in het nog te actualiseren bestemmingsplan Buitengebied Ten Boer nagedacht worden over een passende bescherming. Deze randen bevinden zich namelijk buiten de plangrens van dit bestemmingsplan.

  • c. Paardenbakken

De binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is aangevuld met een koppeling naar de nadere eisen en de voorwaarden voor het afwijken van de bouwregels. Daardoor kan getoetst worden of de genoemde afwijkingen onder andere het landschapsbeeld aantasten. Uiteraard geldt dat het genoemde gebruik zoveel mogelijk binnen het agrarisch bouwperceel moet plaatsvinden. Daarom is het gebruik ook niet bij recht, maar met een afwijking toe te staan.

  • 14. Karakteristieke panden en cultuurhistorisch erfgoed

De in de toelichting opgesomde karakteristieke panden zijn nog eens nagelopen en waar sprake is van een waardevolle kap is zowel een goot- als een bouwhoogte op de verbeelding vastgelegd. Er is niet voor gekozen om voor deze panden ook een aanduiding (karakteristiek) op de verbeelding

(en in de legenda) op te nemen. Ook is geen sloopregeling opgenomen, omdat de gemeente van mening is dat een dergelijke regeling juridisch niet houdbaar is.

  • 15. Algemeen

De algemene afwijkingsregels zijn een standaardset regels die eerder ook in het bestemmingsplan Dorpskern Ten Boer toegepast zijn. De gemeente kiest ervoor om deze ongewijzigd te handhaven. Bij een concrete aanvraag zal uiteraard gekeken worden waar het precies om gaat en of er mogelijk strijd zou kunnen ontstaan met hogere regelgeving.

Het klopt dat in theorie niet is uitgesloten dat via de algemene afwijkingsregels bouwwerken, zoals nutsgebouwtjes, abri's etc, worden opgericht in gebieden waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones. In de praktijk zal echter altijd gekeken worden naar de specifieke aanvraag en de locatie. Dit is geborgd via de voorwaarden voor afwijken uit artikel 26.2 (het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden).

De opmerking van de provincie dat thans een herziening van de verordening in voorbereiding is die op grond van artikel 4.1 van de Wro gevolgen heeft voor de inhoud van bestemmingsplannen wordt op dit moment even voor kennisgeving aangenomen. Bij omvorming van ontwerpversie naar vaststellingsversie zal gecheckt worden of deze inmiddels in werking is getreden en of die inwerkingtreding gevolgen heeft voor de inhoud van dit bestemmingsplan.

Aanpassingen naar aanleiding van het gevoerde overleg

Naar aanleiding van de overlegreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan zijn de volgende aanpassingen aan het bestemmingsplan gedaan:

  • De juiste benaming van het Westerwijtwerdermaar is toegepast, evenals die van de Woltersumer Ae.
  • De verwijzing naar het waterschap Hunze en Aa's is verwijderd en de beleidsstukken zijn in enkelvoud genoemd.
  • De onder punt 5 door het waterschap gegeven toelichting is overgenomen in de paragraaf over Riolering en Water.
  • De artikelen 5, 6, 9 en 11 zijn aangevuld met 'water' in de bestemmingsomschrijving. Artikel 9 is tevens aangevuld met 'nutsvoorzieningen'.
  • Op de verbeelding zijn de door het waterschap aangegeven hoofdwatergangen voorzien van de bestemming Water.
  • Tevens zijn de door het waterschap aangegeven waterkeringen voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.
  • Tot slot is de aanduiding 'brug' bij het Lellenstermaar vervangen door de bestemming Verkeer.
  • de veiligheidsstudie externe veiligheid is aangepast op de opmerkingen van de regionale brandweer. Er is een beperkte groepsrisicoverantwoording opgenomen in de veiligheidsstudie.
  • Aan het bestemmingsplan is een algemene gebiedsaanduiding 'plasbrandaandachtsgebied' toegevoegd die de oprichting van nieuwe kwetsbare objecten of het gebruik van de bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen uitsluit binnen een zone van 30 meter aan weerszijden van transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
  • De toelichting over externe veiligheid is aangepast op het punt van de transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
  • Er is een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' opgenomen voor de zone van 25 meter vanaf de oever van het Eemskanaal waarbinnen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de vaarweg.
  • Voor Lellens is een dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen waarin een verbod op houtteelt, bosaanleg en boomgaarden is opgenomen.
  • Ook voor de delen van Ten Post en Wittewierum die op een inversierug liggen is de dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen waarin een verbod op diepploegen, egaliseren en afschuiven van de ruggen zit.
  • Het haventje van Winneweer heeft een bestemming Water gekregen.
  • Voor een bedrijf in Winneweer en een bedrijf in Wittewierum zijn de bouwvlakken verkleind tot maximaal 20% uitbreidingsruimte.
  • Om te borgen dat de gezamenlijke grondoppervlakte van een woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300m2 zijn voor drie woningen in Garmerwolde en voor drie woningen in Wittewierum de bouwvlakken voor hoofdgebouwen verkleind of is de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor het uitbreiden van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken uitgesloten. Aan de Woldjerweg in Wittewierum is een bouwvlak opgeknipt in drie delen met hetzelfde doel.
  • Op de in de toelichting genoemde karakteristieke open ruimten in de dorpen Garmerwolde, Sint Annen, Thesinge en Woltersum is een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gelegd, voor zover het een bestemming Agrarisch betreft. Voor het oprichten van bebouwing kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en afmetingen daarvan.
  • De binnenplanse afwijkingsbevoegdheid binnen de bestemming 'agrarisch' voor de aanleg van paardenbakken en kampeermiddelen is aangevuld met een koppeling naar de nadere eisen en de voorwaarden voor het afwijken van de bouwregels.
  • Daar waar bij de in de toelichting opgesomde karakteristieke panden sprake is van een waardevolle kap is zowel een goot- als een bouwhoogte op de verbeelding vastgelegd.