direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Almere Stad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststellen. De geldigheidsduur van bestemmingsplannen bedraagt 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling. De oudste bestemmingsplannen in Centrum Almere Stad zijn in 1982/1983 vastgesteld. Met het nieuwe bestemmingsplan voor Centrum Almere Stad wordt voldaan aan de actualisatieplicht uit de Wro. Daarnaast worden meerdere bestemmingsplannen geïntegreerd in één nieuw bestemmingsplan. Hiermee wordt een uniform en actueel juridisch-planologisch kader geboden voor het hele gebied Centrum Almere Stad.

1.3 Begrenzing van het plangebied

In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0001.jpg"

Figuur 1.1 Plangebied

Bij het bepalen van de grenzen van dit bestemmingsplan is niet vanzelfsprekend gekozen voor de grenzen van de bestaande bestemmingsplannen. Gekozen is voor een compact plan waarbij met name het echte centrumgebied is opgenomen. De algemene lijn bij het bepalen van de grenzen van dit bestemmingsplan is vooral de keuze voor een logische en werkbare plangrens voor het gebied Centrum Almere Stad en de verwachting dat in het plangebied de komende 10 jaar ook ontwikkelingen kunnen gaan plaatsvinden. Om die redenen zijn de gebieden Oostkavels en 2F7 niet meegenomen in dit bestemmingsplan en een gedeelte van de Stedenwijk wel (zie figuur 1.2). Via een amendement (RG-116/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) zijn 4 blokken op de Grote Markt uit het plangebied gehaald. Voor deze blokken wordt een apart bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0002.jpg"

Figuur 1.2 Oostkavels, 2F7 en Stedenwijk

Oostkavels

De ontwikkeling van het gebied Oostkavels is stilgelegd, vanwege nieuwe programmatische inzichten en het gewijzigde economische tij. De hoofdlijnen voor de toekomstige ontwikkeling van dit gebied zijn nog onvoldoende zeker voor het toekennen van een globale bestemming voor dit gebied. De geldende uit te werken bestemming (U-CW) voor dit gebied stamt uit 1983 en kan niet zonder nader onderzoek worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Omdat het gebied gemeentelijk eigendom is, is er nu geen reden om een actuele bestemming op dit gebied te leggen. Zodra er concrete plannen voor dit gebied zijn, kan er een bestemmingsplan worden opgesteld en kunnen de gronden worden uitgegeven. De gemeente behoudt dan de mogelijkheid voor het invorderen van leges. Het maken van het bestemmingsplan Centrum Almere Stad wordt bovendien niet onnodig complex. Ten aanzien van mogelijke plannen van het Flevoziekenhuis om in het gebied Oostkavels een kinderkliniek te vestigen, heeft de gemeente hier vooralsnog als volgt op gereageerd: 'De beoogde ontwikkeling van het gebied is een dichtstedelijk gebied met gemengde functies (wonen, werken, recreëren), waarbij zorg als één van de thema's in het programma van eisen is meegenomen. Tenzij een partij zich meldt met een financieel sluitend plan waarin wonen, werken en recreëren zijn meegenomen, blijft de Oostkavels on hold. Een 'stand alone' ontwikkeling van de Kinderkliniek past niet in deze visie voor de Oostkavels.'

2F7

Het gebied 2F7 is een 'strategisch reservegebied' voor Centrum Almere Stad. In de Ruimtelijke Uitwerking Programmaplan stadscentrum (2009) is aangegeven dat 2F7 tot tenminste 2030 vrij gehouden moet worden om op deze manier de druk op het bestaande centrum hoog te houden. Er zijn de komende 10 jaar geen ontwikkelingen in dit gebied voorzien. Het gebied wordt daarom niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

Stedenwijk

De grens tussen de geldende bestemmingsplannen voor het centrum en de Stedenwijk loopt niet optimaal. Zonder het plangebied onnodig op te rekken, is gekozen voor een beperkte uitbreiding van het plangebied. De plangrens is getrokken ter hoogte van Stedenwijk langs de Olstgracht (beide zijden), inclusief horeca en woningen aan het Deventerpad, langs de Doesburgkade (bouwblok niet meegenomen) en strakker langs de het appartementengebouw Silverline.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Met dit nieuwe bestemmingsplan voor Centrum Almere Stad worden de geldende bestemmingsplannen voor de betreffende gronden (deels) vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen of beheersverordeningen:

Plannummer   Plannaam   Vervalt geheel   Vervalt gedeeltelijk   Onherroepelijk  
BP24alg01   Bestemmingsplan Flevolijn I     X   1982  
BP2A01   Bestemmingsplan 2A   X     1983  
BP2alg01   Bestemmingsplan Stad-Oost     X   1983  
UP2A01   Uitwerkingsplan 2.A. 6a/b   X     1985  
BP2A02   Bestemmingsplan Centrum-Zuid, Almere-Stad   X     2001  
BP2A03   Bestemmingsplan Centrum-Zuid, Almere Stad, 1e herziening   X     2003  
BP2BM01   Bestemmingsplan Stedenwijk     X   2003  
BP2A04   Bestemmingsplan 'blowboot', Almere-stad   X     2007  
BP2Z05   Bestemmingsplan Centrum Noord   X     2007  
BP2A06   Bestemmingsplan Grote Markt, Almere Stad     X   2010  
BP2A07   Bestemmingsplan Hostel Blekerstraat 30   X     2012  
BV234alg01   Beheersverordening Flevolijn (Tracébesluit)     X   2013  

Tabel 1.1 Overzicht vigerende bestemmingsplannen

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. In Hoofdstuk 2 Planbeschrijving zijn het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen beschreven. Daarna zijn in Hoofdstuk 3 Bestemmingen de verschillende bestemmingen in het gebied beschreven. Vanuit dit hoofdstuk zijn koppelingen gemaakt naar Hoofdstuk 4 Beleidskader en Hoofdstuk 5 Omgevingstoets. In Hoofdstuk 6 Implementatie is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Het plangebied Centrum Almere Stad omvat globaal 5 deelgebieden. In figuur 2.1 is een overzichtskaart opgenomen van het plangebied met de deelgebieden. Het betreft de volgende deelgebieden:

  • het zakencentrum ten noorden van de spoorlijn met overwegend kantoorfuncties;
  • het stationsgebied als transfergebied van openbaar vervoer en langzaam verkeer;
  • het kerngebied ten zuiden van de spoorlijn met winkels, horeca en wonen (met een 'oud' en 'nieuw' gedeelte);
  • de maatschappelijke voorzieningen in het oosten van het plangebied met onder andere het stadhuis, het ziekenhuis en de bibliotheek;
  • het waterfront aan het Weerwater met culturele voorzieningen en wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0003.jpg"

Figuur 2.1 Deelgebieden Centrum Almere Stad

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

Voor het onderhavige bestemmingsplan is uitgegaan van de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen of verleende vrijstellingen. Deze zijn waar mogelijk globaler en flexibeler bestemd. Bestaande mogelijkheden die overgenomen zijn uit de geldende bestemmingsplannen zijn onder andere:

  • Hoogbouw aan het Castellum (blok 5.2).
  • Hoogbouw ten noorden van De Krakeling (blok 8, voormalig gebouw Groenwoud).
  • Hoogbouw ten noorden van de spoorlijn (kantoorgebouw Majestic, Mandelaplein).
  • Detailhandel, dienstverlening en middelzware horeca in het NS-Station.

Ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan direct mogelijk worden gemaakt zijn onder andere:

  • Een ruime en flexibele bestemming 'Centrum' voor een groot gebied vanaf het NS-station tot en met het Weerwater.
  • Commerciële plinten bij het Stadhuis, Koopmanstraat, Schrijverstraat en Blekerstraat.
  • Kiosken en horecapaviljoens op aangewezen plaatsen.
  • Lichte horeca in heel Centrum Almere Stad, middelzware horeca op het Belfort, het NS-station, het Stationsplein, het zakencentrum, het Forum en diverse bestaande locaties, zware horeca op de Koetsierbaan 10 (Popzaal), Festivalplein 3 (discotheek Eindelijk Weer) en Schrijverstraat 2 (discotheek Club Cell).
  • Terreinen voor geluiddragende evenementen zijn de Esplanade, Grote Markt, Forum en Stadhuisplein/Stadhuispromenade.
  • In het Weerwater zones voor woonschepenligplaatsen, horeca en één centrumfunctie.
  • Terrassen binnen de bestemming 'Centrum'.
  • Een ruimere bestemming voor de kantoren aan de oost- en westzijde van het zakencentrum.
  • Een ruimere bestemming voor de Bottelaar- en Zoetelaar Passage (naast kantoren ook woningen).
  • Ruimtereserveringen voor een oost-west verbinding ten noorden van het NS-station.

Ontwikkelingen die indirect (via een wijzigingsbevoegdheid) mogelijk worden gemaakt zijn:

  • Hoogteaccenten toevoegen op bestaande bebouwing tussen het NS-station en het Stadhuisplein (kerngebied).
  • Functiewijziging van het perceel Stadhuisplein 2/Schrijverstraat 1 (De Voetnoot en omgeving).
  • Het wijzigen van de bouwhoogte voor de percelen Deventerpad 2-40 en het toestaan van middelzware horeca op de percelen Deventerpad 18, 24 en 26.
  • Het wijzigen van het brutovloeroppervlak voor detailhandel en horeca aan het Castellum (blok 5.2).

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende 12 bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Bedrijf-Nutsvoorziening

Functionele mogelijkheden

Voor de centrale verzamelplaats van het Ondergronds Afvaltransportsysteem (OAT) aan de Baljuwstraat 3 (de 'Stofzuiger') is de bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening opgenomen. Binnen deze bestemming zijn nutsvoorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, erven, straatmeubilair en (overige) nutsvoorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere).

Bebouwing

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. Voor het perceel zijn twee bouwvlakken opgenomen met een maximum bouwhoogte van respectievelijk 14 meter en 5 meter. Voor deze bouwhoogten is aangesloten bij de bestaande bouwhoogte van het OAT en een nieuw gebouw dat op het terrein wordt gerealiseerd.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, antennes en masten voor telecommunicatie en reclameobjecten is een maximum maatvoering opgenomen. Voor de realisatie van reclamemasten is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen tot een maximum bouwhoogte van 35 meter.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de sociale veiligheid.

 

In Artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening opgenomen.

3.2.2 Centrum

Functionele mogelijkheden

Voor het kerngebied ten zuiden van de spoorlijn, het waterfront aan het Weerwater en enkele maatschappelijke voorzieningen is een globale bestemming Centrum opgenomen. Op grond van de geldende bestemingsplannen ('2A', 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)' en 'Grote Markt, Almere Stad'), het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Concept Structuurvisie Almere 2.0 en Almere Centrum 'Kloppend hart door vernieuwende beleving') en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn binnen deze bestemming veel verschillende stedelijke functies toegestaan. Dit betekent dat de functies onderling uitwisselbaar zijn en er flexibiliteit wordt geboden bij zowel de invulling van het Stadscentrum als binnen één gebouw. Voor de functies is een tabel opgenomen (tabel 4.1) waarin wordt aangegeven of deze functies op de begane grond (inclusief kelders en onderbouw) en op de verdiepingen van een gebouw zijn toegestaan. Sommige functies zijn alleen toegestaan op plaatsen waar een specifieke aanduiding is opgenomen. Ook zijn er functies die alleen onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.

Functies direct toegestaan

De volgende functies zijn binnen de bestemming direct toegestaan:

  • detailhandel;
  • dienstverlening;
  • lichte horeca (tot en met categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten);
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • kantoren;
  • lichte bedrijven (tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging);
  • cultuur en ontspanning (waaronder maximaal 3 speelautomatenhallen, zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen);
  • vergader- en congresfaciliteiten en ondergeschikte workshops;
  • sportvoorzieningen;
  • wonen;
  • opslag, herverpakking of verkoop van vuurwerk;
  • bij deze functies behorende werkplaats, atelier, kantoor- en praktijkruimte, expositieruimte en opslagruimte.

Uitgangspunt is dat deze functies zowel op de begane grond als op de verdiepingen zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' zijn detailhandel en horeca alleen toegestaan op de begane grond (met uitzondering van de bestaande situatie). Het betreft de volgende locaties: Esplanade 10-12, de Flevogarage, de Schoutgarage, de Regisseurgarage en de Metropolegarage. Dit zijn locaties waar reeds bebouwing aanwezig is en waar de maximale planologische ruimte voor detailhandel en horeca is beperkt (zie 5.12.1 Ladder voor duurzame verstedelijking en Bijlage 19 Nota zienswijzen, hoofdtsuk 4).

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2' is detailhandel alleen toegestaan op de begane grond en de eerste verdieping (met uitzondering van de bestaande situatie). Het betreft de volgende locaties: Brouwerstraat 3, Brouwerstraat 11, Koetsierbaan 2 en Koetsierbaan 10. Dit zijn locaties waar reeds bebouwing aanwezig is en waar de maximale planologische ruimte voor detailhandel en horeca is beperkt (zie 5.12.1 Ladder voor duurzame verstedelijking en Bijlage 19 Nota zienswijzen, hoofdstuk 4)

Verder geldt als uitgangspunt dat wonen alleen is toegestaan op de verdiepingen. In uitzondering op deze regel is wonen op de begane grond wel toegestaan op de locaties waar in de bestaande situatie al wordt gewoond en ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. De aanduiding 'wonen' is opgenomen voor de percelen Oltgracht 1 tot en met 155 (zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, hoofdstuk 4).

Indien er een aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1', 'specifieke vorm van wonen-2' of 'specifieke vorm van wonen-3' is opgenomen, is ter plaatse van deze aanduiding vanaf de eerste, tweede of derde verdieping alleen de functie wonen toegestaan (zie hierna het onderdeel Uitsluitend wonen op verdiepingen en paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten).

Detailhandel

In het bestemmingsplan is via amendementen (RG-114/2014 en RG-115/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) een nadere regeling voor grote detailhandelsvestigingen opgenomen. Een detailhandelsvestiging van 1.000 m² of meer is alleen mogelijk met een afwijkingsbevoegdheid. Om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat dit past in de detailhandelstructuur van Centrum Almere Stad. Meerdere aaneengesloten panden gebruiken voor detailhandel is ook toegestaan, maar indien het gezamenlijke oppervlak 1.000 m² of meer is, dan is dit alleen toegestaan met de afwijkingsbevoegdheid. Deze regel is bedoeld om het opknippen in kleine vestigingen te voorkomen. De bestaande detailhandelsvestigingen groter dan 1.000 m² zijn toegestaan. Ook het samenvoegen van meerdere panden, waar in de bestaande situatie al detailhandel zit, is toegestaan.

Indien het voornemen is om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid wordt de voorhangprocedure toegepast. De voorhangprocedure houdt in dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag omgevingsvergunning te agenderen voor bespreking met het college. Voorwaarde hiervoor is dat dit verzoek wordt ingediend door één vijfde, doch minimaal acht, van de raadsleden en binnen een termijn van drie vergaderweken nadat het college de raad schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van de aanvraag omgevingsvergunning.

Wonen

Woningen zijn geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. De bestaande woningen in het gebied zijn direct toegestaan. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde is verleend of geluidsmaatregelen kunnen worden getroffen. Indien dit niet het geval is dan is vestiging van de functie wonen op grond van dit bestemingsplan niet mogelijk.

Uitsluitend wonen op verdiepingen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1' is vanaf de eerste verdieping uitsluitend de functie wonen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2' is vanaf de tweede verdieping uitsluitend wonen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-3' is dit vanaf de derde verdieping het geval. Het betreft hier gebouwen waar in de bestaande situatie vanaf de eerste, tweede of derde verdieping tot aan de bovenste verdieping uitsluitend wordt gewoond. Omdat hier een duidelijke functiescheiding is tussen de functies op de begane grond (of eerste en tweede verdieping) en het woonmilieu daarboven is deze bestaande functiescheiding voortgezet. Hiermee worden de bestaande woonmilieus beschermd en is tevens gewaarborgd dat een groot deel van het Stadscentrum behouden blijft voor de functie wonen. Voor het perceel Korte Promenade 2-8 is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2' opgenomen. Het betreft de toekomstige hoogbouw ten noorden van De Krakeling (blok 8) waar vanaf de tweede verdieping uitsluitend wonen wenselijk is (zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, hoofdstuk 4).

Voor het bepalen van de begane grond en de verdiepingen van een gebouw is de hoogte van het maaiveld bepalend. Daar waar een gebouw aan verschillende maaiveldhoogtes grenst, wordt de bouwlaag ter hoogte van het hoogste maaiveldniveau als begane grond aangemerkt.

Voor de gebouwen waar niet vanaf een bepaalde verdieping uitsluitend wordt gewoond of waar een menging van wonen en overige functies mogelijk of wenselijk is, is geen functiescheiding aangebracht tussen wonen en de overige functies. Het betreft hier met name locaties waar in het geldende bestemmingsplan ook geen functiescheiding is toegepast en er vooral sprake is van globale bestemmingen.

Wonen uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is de functie wonen niet toegestaan. Ook andere geluidsgevoelige objecten zijn hier niet mogelijk. Het betreft hier de locaties waar zware horeca (categorie 3) is toegestaan. Indien de functie wonen wel zou worden toegestaan, worden bestaande en toekomstige horecabedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkeling beperkt en kunnen conflictsituaties ontstaan met (nieuwe) woningen. In Bijlage 2 Inventarisatie bestaande woonfuncties Grote Markt is voor de Grote Markt een inventarisatie van de bestaande woonfuncties (op basis van de Basisregistratie Personen) opgenomen. Via een amendement (RG-116/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) zijn deze locaties echter uit het plangebied van dit bestemmingsplan gehaald. Voor deze blokken wordt een apart bestemmingsplan opgesteld.

Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen zijn ook geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. De bestaande maatschappelijke voorzieningen zijn direct toegestaan. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Maatschappelijke voorzieningen zijn zowel op de begane grond als de verdiepingen toegestaan.

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de functie wonen, tenminste voor zover het vrije beroep wordt uitgeoefend vanuit het gebouw waarin wordt gewoond. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De voor de functie wonen opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts en een accountant, zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 33%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Naast de woonfunctie mogen ook aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden uitgeoefend. In de begripsbepalingen van de planregels (artikel 1.3 en artikel 1.12) is nader afgebakend wat met deze begrippen wordt bedoeld. Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in tabel 3.1. Deze opsomming is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijvoorbeeld notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn.  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven   Geen verkoop aan huis.  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/ vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste 5 gasten tegelijk zijn mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie.  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding.  
Kappers    
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Tabel 3.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn onder voorwaarden toegestaan tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. De voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels in artikel 4.5 van de bestemming Centrum. Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Detailhandelsvisie) mag hierbij detailhandel worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² winkelvloeroppervlak. Deze oppervlakte maakt onderdeel uit van de 50% regeling.

Horeca

Lichte horeca is overal toegestaan binnen de bestemming. Lichte horeca zijn bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor geen of beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken (zie Bijlage 8 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). Middelzware horeca (categorie 2a of 2b van de Staat van Horeca-activiteiten) is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2a' of 'specifieke vorm van horeca-2b'. Deze aanduidingen zijn opgenomen op plekken waar in de bestaande situatie al restaurants (groter dan 250 m²) of café's zijn gevestigd of waar deze vestiging wenselijk wordt geacht (Stationsplein, Belfort, Forum). Zware horeca (categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten) is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-3'. Het betreft hier de volgende locaties: Koetsierbaan 10 (Popzaal), Festivalplein 3 (discotheek Eindelijk Weer) en Schrijverstraat 2 (discotheek Club Cell). De horecafunctie is zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan.

Voor de vestiging van een horecapaviljoen is een vlak met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2a' opgenomen, die deels op de Esplanade ligt en deels in het Weerwater (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). Deze aanduiding ligt binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Water'. Voor een locatie aan de Schutterstraat is de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1c' opgenomen.

Er zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen waarmee horecabedrijven kunnen worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen zijn met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 1c, 2a, 2b of categorie 3.

Terrassen

Terrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming. Regulering van de terrassen vindt plaats via de Algemene Plaatselijke Verordening en de Beleidsregel terrassen Almere Centrum en Beleidsregel terrassen Grote Markt en aangrenzende straten.

Permanente terrassen voor de horeca (zogenaamde gebouwde terrassen) zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-permanent terras toegestaan'. Deze aanduiding is conform de Beleidsregel terrassen Grote Markt en aangrenzende straten opgenomen bij de gevels van gebouwen aan de Grote Markt. In deze zone zijn gebouwen en (uitschuifbare) overkappingen mogelijk tot een diepte van maximaal 4,25 meter.

Bedrijven

Bedrijven zijn binnen de bestemming toegestaan tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Het betreft hier activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd (zie Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging). Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen bedrijven worden toegestaan die (naar de aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen zijn met een bedrijf tot ten hoogste categorie A.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Vuurwerknota) is binnen de bestemming Centrum de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd. De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken.

Voor wat betreft de bedrijven geldt dat de volgende bedrijven zijn uitgesloten binnen de bestemming: risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven.

Dienstverlening

Ten behoeve van de uitbreiding van een tandartspraktijk op het perceel Olstgracht 3 zijn hier op de eerste verdieping tevens dienstverlening en bedrijven tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegestaan.

Evenementen

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan op de locaties die (conform de Nota Evenementen in Almere) hiervoor zijn aangewezen in Bijlage 3 Lijst van evenementenlocaties. Met een afwijkingsbevoegdheid kan medewerking worden verleend aan een geluiddragend evenement in afwijking van de locaties of het aantal evenementen zoals genoemd in Bijlage 3 Lijst van evenementenlocaties.

Kiosken

Een kiosk voor detailhandel en lichte horeca (categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten) is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-kiosk'. Het betreft hier de volgende locaties: Stadhuispromenade (2 plekken), Hospitaalpromenade, Schutterstraat en Koetsierbaan (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). Met een afwijkingsbevoegdheid kan een horecabedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 1a.

Verkeer

Ter plaatse van de Openbaar Vervoerbaan   en de Hospitaaldreef is een aanduiding 'verkeer' opgenomen. Voor deze gronden geldt tevens de bestemming Verkeer, in aansluiting op de aangrenzende bestemming.

Nutsvoorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen.

Seksinrichtingen

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere). Detailhandel in seksartikelen is wel toegestaan, omdat dit alleen detailhandel betreft (en niet detailhandel bij sexinrichtingen). Met een wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.7) kan de vestiging mogelijk worden gemaakt van een seksclub, een seksbioscoop, een seksautomatenhal of een sekstheater. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal voorwaarden verbonden, die betrekking hebben op de omvang en spreiding van seksinrichtingen binnen de gemeente.

Overige voorzieningen

Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, erven, straatmeubilair, standplaatsen, uitstallingen en openbare toiletten. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Bebouwing

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de bouwhoogten is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande bouwhoogten in het gebied of de bestaande mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' op de verbeelding.

Kiosken mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd op de plaatsen waar een aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-kiosk' is opgenomen. Horecapaviljoens zijn mogelijk buiten een bouwvlak ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca-1c' of 'specifieke vorm van horeca-2a'. Een kiosk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 15 m² per gebouw. De totale oppervlakte van de kiosken bij de Stadhuispromenade en Hospitaalpromenade mag per aanduiding ook niet meer bedragen dan 15 m². Voor de Koetsierbaan geldt een totale oppervlakte van 30 m². Met een afwijkingsbevoegdheid kan medewerking worden verleend aan de bouw van maximaal 3 kiosken buiten een aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-kiosk'. Ook kan met een afwijkingsbevoegdheid medewerking worden verleend aan de bouw van maximaal 3 kiosken met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum oppervlakte van 25 m². In totaal kan binnen de bestemmingen Centrum en Verkeer-Verblijfsgebied maximaal 3 keer van deze afwijkingsbevoegdheden gebruik worden gemaakt.

De gebouwen ten behoeve van horeca aan de Esplanade, het Weerwater en de Schutterstraat mogen een maximum bouwhoogte hebben van 4 meter. De totale oppervlakte van de gebouwen ter hoogte van Weerwater en Schutterstraat mag niet meer bedragen dan respectievelijk 250 m² en 60 m². Voor de locatie Esplanade/Weerwater is een horecapaviljoen toegestaan met een maximum bebouwd oppervlak van 400 m².

Op een aantal locaties is een aanduiding 'onderdoorgang' opgenomen (Kassierstraat, Chirurgijnhof, Blekerstraat, Zadelmakerstraat, Citadel en Klokkeluiderstraat). De gronden ter plaatse van deze aanduiding moeten tevens worden ingericht als onderdoorgang (ten behoeve van het voet- of fietsverkeer).

Permanente terrassen voor de horeca zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-permanent terras toegestaan' aan de Grote Markt. Overkapte permanente terrassen zijn hier toegestaan voor de voorgevel van een gebouw tot een diepte van maximaal 4,25 meter en een bouwhoogte van maximaal 0,30 meter boven de eerste verdieping. Binnen het permanente terras is een balkon op de eerste of tweede verdieping toegestaan tot een diepte van maximaal 2,50 meter. Uitschuifbare overkappingen mogen aan een permanent terras worden gebouwd. Het bouwkundige deel van de overkapping is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-permanent terras toegestaan'. De luifel van de overkapping is tot een diepte van maximaal 3,75 meter buiten deze aanduiding toegestaan. Terrasafscheidingen zijn voor de voorgevel (en het verlengde daarvan) toegestaan. De bouwhoogte bedraagt maximaal 1,70 meter.

In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een een oppervlakte van maximaal 25 m². Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben.

Overkappingen zijn alleen toegestaan ter plaats van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overkapping'. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de Bottelaarpassage, Zoetelaarpassage en Zadelmakerstraat bedraagt deze hoogte 20 meter. Bij het Stationsplein is deze hoogte maximaal 4 meter. Voor de overkappingen tegen windhinder op het Forum en de Diagonaal bedraagt de bouwhoogte maximaal 25 meter.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, antennes en masten voor telecommunicatie en reclameobjecten is een maximum maatvoering opgenomen. Voor de realisatie van reclamemasten is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen tot een maximum bouwhoogte van 35 meter.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege het straat- en bebouwingsbeeld.

In Artikel 4 zijn de planregels van de bestemming Centrum opgenomen.

 

3.2.3 Centrum-Centrumgebied

Functionele mogelijkheden

Voor het nog te ontwikkelen blok 5.2 aan het Castellum is een globale bestemming Centrum-Centrumgebied opgenomen (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). Op grond van het geldende bestemingsplan 'Centrum-Zuid, Almere Stad (inclusief 1e herziening)', het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Plan O.M.A., Concept Structuurvisie Almere 2.0 en Almere Centrum 'Kloppend hart door vernieuwende beleving') en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn binnen deze bestemming veel verschillende stedelijke functies toegestaan. Dit betekent dat de functies onderling uitwisselbaar zijn en er flexibiliteit wordt geboden bij de invulling van dit blok. Voor de functies is een tabel opgenomen (tabel 5.1) waarin wordt aangegeven of deze functies op de begane grond (inclusief kelders en onderbouw) en op de verdiepingen van een gebouw zijn toegestaan. Sommige functies zijn alleen onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.

Functies direct toegestaan

De volgende functies zijn binnen de bestemming direct toegestaan:

  • detailhandel;
  • dienstverlening;
  • middelzware horeca (tot en met categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten);
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • kantoren;
  • lichte bedrijven (tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging);
  • cultuur en ontspanning (met uitzondering van speelautomatenhallen, zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen);
  • vergader- en congresfaciliteiten en ondergeschikte workshops;
  • sportvoorzieningen;
  • wonen;
  • opslag, herverpakking of verkoop van vuurwerk;
  • bij deze functies behorende werkplaats, atelier, kantoor- en praktijkruimte, expositieruimte en opslagruimte.

Deze functies zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan.

Voor detailhandel en horeca is de maximale planologische ruimte beperkt (zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, hoofdstuk 4). Het brutovloeroppervlak mag in totaal niet meer dan 10.000 m² bedragen.

Detailhandel

In het bestemmingsplan is via amendementen (RG-114/2014 en RG-115/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) een nadere regeling voor grote detailhandelsvestigingen opgenomen. Een detailhandelsvestiging van 1.000 m² of meer is alleen mogelijk met een afwijkingsbevoegdheid. Om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat dit past in de detailhandelstructuur van Centrum Almere Stad. Meerdere aaneengesloten panden gebruiken voor detailhandel is ook toegestaan, maar indien het gezamenlijke oppervlak 1.000 m² of meer is, dan is dit alleen toegestaan met de afwijkingsbevoegdheid. Deze regel is bedoeld om het opknippen in kleine vestigingen te voorkomen. De bestaande detailhandelsvestigingen groter dan 1.000 m² zijn toegestaan. Ook het samenvoegen van meerdere panden, waar in de bestaande situatie al detailhandel zit, is toegestaan.

Indien het voornemen is om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid wordt de voorhangprocedure toegepast. De voorhangprocedure houdt in dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag omgevingsvergunning te agenderen voor bespreking met het college. Voorwaarde hiervoor is dat dit verzoek wordt ingediend door één vijfde, doch minimaal acht, van de raadsleden en binnen een termijn van drie vergaderweken nadat het college de raad schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van de aanvraag omgevingsvergunning.

Wonen

Net als in het geldende bestemmingsplan is voor deze locatie een menging van wonen en overige functies mogelijk. Wonen is ook toegestaan op de begane grond, kelders en onderbouw. Hierdoor wordt flexibiliteit geboden bij de toekomstige invulling van blok 5.2. Omdat het een locatie aan de rand van het kerngebied betreft, wordt een woonfunctie op (een gedeelte van) de begane grond hier vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar geacht.

Woningen zijn geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde is verleend of geluidsmaatregelen kunnen worden getroffen. Indien dit niet het geval is dan is vestiging van de functie wonen op grond van dit bestemingsplan niet mogelijk.

Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen zijn ook geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. Nieuwe maatschappelijke voorzieningen zijn alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde.

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de functie wonen, tenminste voor zover het vrije beroep wordt uitgeoefend vanuit het gebouw waarin wordt gewoond. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De voor de functie wonen opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts en een accountant, zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 33%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Naast de woonfunctie mogen ook aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden uitgeoefend. In de begripsbepalingen van de planregels (artikel 1.3 en artikel 1.12) is nader afgebakend wat met deze begrippen wordt bedoeld. Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in tabel 3.2. Deze opsomming is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijvoorbeeld notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn.  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven   Geen verkoop aan huis.  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie.  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding.  
Kappers    
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Tabel 3.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn onder voorwaarden toegestaan tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. De voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels in artikel 5.5 van de bestemming Centrum-Centrumgebied. Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Detailhandelsvisie) mag hierbij detailhandel worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² winkelvloeroppervlak. Deze oppervlakte maakt onderdeel uit van de 50% regeling.

Horeca

Middelzware horeca (tot en met categorie 2a van Staat van Horeca-activiteiten) is overal toegestaan binnen de bestemming. Middelzware horeca zijn bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze kan ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking (zie Bijlage 8 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). Voor horeca categorie 2a dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met relatief grote verkeersaantrekkende werking. Voor blok 5.2 geldt dat een eventuele verkeersaantrekkende werking van horeca hier goed kan worden geaccommodeerd. De locatie is ruim van opzet, goed bereikbaar vanaf de Hospitaaldreef en er is voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen horecabedrijven worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen zijn met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 2a.

Terrassen

Terrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming. Regulering van de terrassen vindt plaats via de Algemene Plaatselijke Verordening en de Beleidsregel terrassen Almere Centrum.

Bedrijven

Bedrijven zijn binnen de bestemming toegestaan tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Het betreft hier activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd (zie Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging). Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen bedrijven worden toegestaan die (naar de aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen zijn met een bedrijf tot ten hoogste categorie A.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Vuurwerknota 2005) is binnen de bestemming Centrum-Centrumgebied de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd. De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken.

Voor wat betreft de bedrijven geldt dat de volgende bedrijven zijn uitgesloten binnen de bestemming: risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven.

Evenementen

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Seksinrichtingen

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere). Detailhandel in seksartikelen is wel toegestaan, omdat dit alleen detailhandel betreft (en niet detailhandel bij sexinrichtingen). Met een wijzigingsbevoegdheid (artikel 5.7) kan de vestiging mogelijk worden gemaakt van een seksclub, een seksbioscoop, een seksautomatenhal of een sekstheater. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal voorwaarden verbonden, die betrekking hebben op de omvang en spreiding van seksinrichtingen binnen de gemeente.

Overige voorzieningen

Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, toegangen en fiets- en voetpaden. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Bebouwing

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.

De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 meter. Voor een oppervlakte van 2.300 m² mag de bouwhoogte maximaal 35 meter bedragen. Voor een oppervlakte van 900 m² mag de bouwhoogte maximaal 70 meter bedragen. Dit bouwprogramma is gebaseerd op het vastgestelde Masterplan van OMA voor blok 5 (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Plan O.M.A. en paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). In het geldende bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)' is voor dit bouwvlak een bouwhoogte van 40 meter toegestaan en zijn er twee aanduidingen opgenomen in dit vlak. Binnen een straal van 50 meter van deze aanduidingen is een maximum goothoogte van 50 meter toegestaan. Dit bestemmingsplan is nog op een ouder Masterplan gebaseerd. De maximaal toegestane bouwmassa in het onderhavige bestemmingsplan is kleiner dan in het geldende bestemmingsplan.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en straatmeubilair is een maximum maatvoering opgenomen.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Voor de realisatie van reclamemasten is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Reclamemasten mogen een maximum bouwhoogte van 35 meter hebben.

In Artikel 5 zijn de planregels van de bestemming Centrum-Centrumgebied opgenomen.

3.2.4 Gemengd

Functionele mogelijkheden

De bestemming Gemengd is opgenomen voor de locaties waar naast kantoren ook andere functies aanwezig of wenselijk zijn dan wel zijn toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)'.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Structuurplan Almere 2010 en Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid), de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) en de ingekomen reacties (zie Bijlage 18 Reactienota en Bijlage 19 Nota zienswijzen) zijn voor de kantoren aan de oost- en westzijde van het zakencentrum ook de volgende functies toegestaan:

Deze functies maken een flexibeler gebruik mogelijk van de bestaande kantoorpanden. Dit gebruik is bovendien in overeenstemming met het locatietype 'grootstedelijk centrummilieu' dat van toepassing is voor het zakencentrum. Daarnaast kan er met deze functies in de flanken van het zakencentrum een gemengd gebied ontstaan en wordt er een geleidelijke overgang gecreëerd tussen het zakencentrum en de omliggende woongebieden.

Met een afwijkingsbevoegdheid kan een horecabedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een horecabedrijf tot en met categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten. Ook kan met een afwijkingsbevoegdheid een bedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een bedrijf tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Maatschappelijke voorzieningen zijn geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. Nieuwe maatschappelijke voorzieningen zijn alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde.

De percelen Hospitaaldreef 5-29 (Windesheim) en Baljuwstraat 2 (Districtsburo politie) hebben de aanduidingen 'maatschappelijk' en 'dienstverlening' gekregen. Hier zijn kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening toegestaan conform respectievelijk het geldende bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)' en het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Concept Structuurvisie Almere 2.0). Een gedeelte van het perceel Hospitaaldreef 5-29 heeft ook een aanduiding 'verkeer' gekregen. Het betreft het gedeelte van het bestaande gebouw dat over de busbaan uitsteekt. Ter plaatse van deze aanduiding is de grond ook bestemd voor Verkeer.

Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen en reclameobjecten. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere). Ook wonen is binnen de bestemming niet toegestaan.

Bebouwing

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de bouwhoogten is aangesloten bij de bestaande bouwhoogten in het gebied of de bestaande mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). Voor het perceel Rooseveltweg 15 is ook de bouwmogelijkheid uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Het betreft een bouwvlak dat voor maximaal 65% bebouwd mag worden tot een bouwhoogte van maximaal 17 meter.

Bij het perceel Wisselweg 31 is ter hoogte van het J. Algerapad een aanduiding 'onderdoorgang' opgenomen. De gronden ter plaatse van deze aanduiding moeten tevens worden ingericht als onderdoorgang (ten behoeve van het fietsverkeer).

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, antennes en masten voor telecommunicatie en reclameobjecten is een maximum maatvoering opgenomen.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de verkeersveiligheid.

Voor de realisatie van reclamemasten is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Reclamemasten mogen een maximum bouwhoogte van 35 meter hebben.

In Artikel 6 zijn de planregels van de bestemming Gemengd opgenomen.

3.2.5 Horeca

Functionele mogelijkheden

Voor de bestaande coffeeshop aan het Festivalplein 19 (Blowboot) is de bestemming Horeca opgenomen. De regeling uit het geldende bestemmingsplan 'blowboot, Almere-Stad' is zo veel mogelijk overgenomen (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013). Ten aanzien van het gebruik of bezit van drugs is in het bestemmingsplan echter niets geregeld omdat bezit, handel, verkoop en productie van drugs strafbaar is op grond van de Opiumwet. Binnen de bestemming is horeca tot en met categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan, in een voor dit doel permanent afgemeerd vaartuig. Het vaartuig mag maximaal 35 meter lang en 5,50 meter breed zijn. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen mogelijk zoals een aanlegsteiger en loopplanken. Daarnaast zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals water, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Op grond van het gemeentelijke beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere). Ook is een gebruiksverbod opgenomen voor: wonen, alcoholische dranken of etenswaren, speelautomaten, kampeer- of verblijfsmiddelen en het opslaan van goederen, voer- of vaartuigen en afvalstoffen.

Bebouwing

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 10 m².

Overkappingen zijn niet toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals palen, masten en reclameobjecten is een maximum maatvoering opgenomen.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de sociale veiligheid.

In Artikel 7 zijn de planregels van de bestemming Horeca opgenomen.

3.2.6 Kantoor-Kantoorgebied

Functionele mogelijkheden

Voor de hoge kantoortorens direct ten noorden van het station is de bestemming Kantoor-Kantoorgebied opgenomen. Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Centrum Noord' kunnen hier drie kantoorgebouwen worden gerealiseerd met een maximum bouwhoogte van respectievelijk 120, 90 en 75 meter en zijn ook diverse voorzieningen toegestaan. De geldende regeling uit het bestemmingsplan is zo veel mogelijk overgenomen en op sommige punten flexibeler gemaakt (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten).

Twee van de drie kantoorgebouwen zijn al gerealiseerd. Voor deze gebouwen is een bouwvlak opgenomen conform de bestaande situatie. Voor de locatie van het derde kantoorgebouw is het bouwvlak uit het geldende bestemmingsplan aangehouden.

Conform het geldende bestemmingsplan en het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid) is binnen de bestemming maximaal 100.000 m² brutovloeroppervlak voor kantoren toegestaan. Daarnaast is op grond van het geldende bestemmingsplan en het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Structuurplan Almere 2010) maximaal 10.000 m² voor voorzieningen toegestaan. Het gaat dan om: vergader- en congresfaciliteiten (4.000 m²), horeca tot en met categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten (3.000 m²), detailhandel (3.000 m²), dienstverlening (4.000 m²) en maatschappelijke voorzieningen (4.000 m²). Om de kleinschaligheid van detailhandelvestigingen te waarborgen geldt een maximum brutovloeroppervlak van 450 m² per vestiging. Ten behoeve van de flexibiliteit is de verdeling van functies over de verdiepingen flexibeler geworden. Kantoren zijn niet op de begane grond (inclusief kelders en onderbouw) toegestaan, maar wel op de verdiepingen. Op de begane grond is per kantoorgebouw 250 m² aan kantoorondersteunende functies toegestaan (zoals magazijnen) en 1.000 m² aan publiekstoegankelijke kantoorfuncties (zoals kantines). Detailhandel en dienstverlening zijn alleen toegestaan op de begane grond (inclusief kelders en onderbouw) en de eerste verdieping. De overige functies zijn op alle verdiepingen toegestaan. Met een afwijkingsbevoegdheid kan een horecabedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 2b.

Uit het geldende bestemmingsplan is ook de mogelijkheid overgenomen van maximaal 100 kantoorappartementen in de kantoorgebouwen. Deze appartementen zijn mogelijk voor tijdelijke huisvesting van personen die werkzaam zijn in de kantoren. Vanwege het aspect geluidhinder zijn de appartementen slechts toegestaan vanaf een hoogte van 40 meter (zie paragraaf 5.3 Geluid).

Verder zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, fiets- en voetpaden en (ondergrondse) parkeervoorzieningen. Ook zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water. Op de begane grond van de kantoorgebouwen zijn geen parkeerplaatsen toegestaan en per kantoorgebouw zijn op het maaiveld niet meer dan 10 parkeerplaatsen mogelijk.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere).

Bebouwing

Voor de gebouwen is de regeling uit het geldende bestemmingsplan 'Centrum Noord' overgenomen (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.

In totaal zijn ten hoogste drie hoofdgebouwen toegestaan. Ieder hoofdgebouw moet (boven peil) uit minimaal twee en maximaal drie gebouwdelen bestaan. De bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte' op de verbeelding (respectievelijk 120, 90 en 75 meter). Er zijn minimale maten voorgeschreven voor de afstand tussen hoofdgebouwen, gebouwdelen, voor- en achtergevels en zijgevels. De oppervlakte van een gebouwdeel mag maximaal 1.000 m² bedragen. Gebouwen voor parkeren, die geen onderdeel uitmaken van een hoofdgebouw, mogen alleen onder peil worden gerealiseerd. Uitzondering hierop is mogelijk voor in- en uitritten voor voertuigen en voetgangers (bouwhoogte maximaal 5 meter).

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en straatmeubilair is een maximum maatvoering opgenomen.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Voor de realisatie van reclamemasten is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Reclamemasten mogen een maximum bouwhoogte van 35 meter hebben.

In Artikel 8 zijn de planregels van de bestemming Kantoor-Kantoorgebied opgenomen.

3.2.7 Maatschappelijk

Functionele mogelijkheden

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor de gebouwen waar de maatschappelijke functie centraal staat. Ook in de geldende bestemmingsplannen ('2A', 'Uitwerkingsplan 2A 6a/b', 'Centrum-Zuid, Almere -Stad (inclusief 1e herziening)' en 'Hostel Blekerstraat 30') zijn deze gebouwen bestemd voor maatschappelijke functies. Het betreft het stadhuis, het ziekenhuis, De Voetnoot, Tactus Verslavingszorg Schrijverstraat 3, Hostel Blekerstraat 30, kerkcentrum De Lichtboog en Zorgcentrum De Kiekendief. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Op grond van het gemeentelijke beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Programmaplan Almere Centrum en Samenhangend jeugdbeleid) wordt ruimte geboden aan maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning. Ook wordt een ruime begripsomschrijving van maatschappelijke voorzieningen gehanteerd. Hierdoor is een flexibele invulling met maatschappelijke functies mogelijk. Ook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca zijn hier mogelijk.

Het stadhuis heeft de aanduidingen 'detailhandel', 'dienstverlening' en 'specifieke vorm van horeca-1c' gekregen. Hierdoor is in het stadhuis in de plint op de begane grond detailhandel, dienstverlening en lichte horeca tot en met categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Programmaplan Almere Centrum) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) kan hierdoor een commerciële plint in het stadhuis worden gerealiseerd. Met een afwijkingsbevoegdheid kan een horecabedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 1c.

In het bestemmingsplan is via amendementen (RG-114/2014 en RG-115/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) een nadere regeling voor grote detailhandelsvestigingen opgenomen. Een detailhandelsvestiging van 1.000 m² of meer in het stadhuis is alleen mogelijk met een afwijkingsbevoegdheid. Om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat dit past in de detailhandelstructuur van Centrum Almere Stad. Meerdere aaneengesloten panden gebruiken voor detailhandel is ook toegestaan, maar indien het gezamenlijke oppervlak 1.000 m² of meer is, dan is dit alleen toegestaan met de afwijkingsbevoegdheid. Deze regel is bedoeld om het opknippen in kleine vestigingen te voorkomen. De bestaande detailhandelsvestigingen groter dan 1.000 m² zijn toegestaan. Ook het samenvoegen van meerdere panden, waar in de bestaande situatie al detailhandel zit, is toegestaan.

Indien het voornemen is om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid wordt de voorhangprocedure toegepast. De voorhangprocedure houdt in dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag omgevingsvergunning te agenderen voor bespreking met het college. Voorwaarde hiervoor is dat dit verzoek wordt ingediend door één vijfde, doch minimaal acht, van de raadsleden en binnen een termijn van drie vergaderweken nadat het college de raad schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van de aanvraag omgevingsvergunning.

De Voetnoot heeft de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2a' gekregen. Hierdoor is in De Voetnoot middelzware horeca tot en met categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Middelzware horeca zijn bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze kan ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking (zie Bijlage 8 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). Voor horeca categorie 2a dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met relatief grote verkeersaantrekkende werking. Voor De Voetnoot geldt dat een eventuele verkeersaantrekkende werking van horeca hier goed kan worden geaccommodeerd. De locatie is ruim van opzet, goed bereikbaar vanaf de Cinemadreef en Landdrostdreef en er is voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen horecabedrijven worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen zijn met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 2a.

Voor het Hostel Blekerstraat 30 is de regeling uit het geldende bestemmingsplan 'Hostel Blekerstraat 30' overgenomen. Het perceel heeft de aanduiding 'drugsopvang' gekregen. Hier is een permanente woonvoorziening voor drugsverslaafden met begeleiding en toezicht toegestaan, bestaande uit maximaal 29 cliëntenkamers/wooneenheden, 1 logeerkamer, gezamenlijke voorzieningen en voorzieningen voor begeleidend personeel en overige functioneel met de aanduiding 'drugsopvang' verbonden voorzieningen. Ook heeft het perceel een aanduiding 'nutsvoorziening' voor een inpandige unit voor de stadsverwarming. De wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan is ook overgenomen, waarmee de aanduiding 'drugsopvang' kan worden verwijderd voor de vestiging van een andere maatschappelijke voorziening. Dit kan indien de functie is beëindigd of leidt tot een onevenredige aantasting van de woon- of werksituatie in de wijk.

Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, wegen en (ondergrondse) parkeervoorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere).

Bebouwing

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de bouwhoogten is aangesloten bij de bestaande bouwhoogten in het gebied of de bestaande mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten).

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en straatmeubilair is een maximum maatvoering opgenomen.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de sociale veiligheid.

Voor de realisatie van reclamemasten is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Reclamemasten mogen een maximum bouwhoogte van 35 meter hebben.

In Artikel 9 zijn de planregels van de bestemming Maatschappelijk opgenomen.

3.2.8 Verkeer

Functionele mogelijkheden

Voor wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van het (auto)verkeer is de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeersgebieden. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen, taxistandplaatsen en geluidwerende voorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Een busstation en openbaar vervoervoorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-busstation'. Deze aanduiding ligt binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer-Railverkeer' ter plaatse van het bestaande busstation.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere).

Bebouwing

In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een een oppervlakte van maximaal 25 m².

Voor het busstation mag één gebouw worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 9 meter en een maximum oppervlakte van 250 m². Deze bouwmogelijkheid is ook al mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan 'Centrum Noord'.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en geluidwerende voorzieningen is een maximum maatvoering opgenomen.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege het straat- en bebouwingsbeeld.

Voor de realisatie van een groter nutsgebouw en voor reclamemasten zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben en reclamemasten een maximum bouwhoogte van 35 meter.

In Artikel 10 zijn de planregels van de bestemming Verkeer opgenomen.

3.2.9 Verkeer-Railverkeer

Functionele mogelijkheden

In het bestemmingsplan is een bestemming Verkeer-Railverkeer en een aanduiding 'openbaar vervoerstation' opgenomen conform het plangebied van het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad, maatregelen korte termijn Traject Weesp – Lelystad, (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Tracébesluit Spooruitbreiding SAAL). Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Concept Structuurvisie Almere 2.0) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn de bestemming Verkeer-Railverkeer en de aanduiding 'openbaar vervoerstation' uitgebreid voor de bestaande luifels van het station Almere Centrum en voor een toekomstige uitbreiding van het station en realiseren van een aantrekkelijke stationsomgeving.

Binnen de bestemming Verkeer-Railverkeer zijn spoorwegen en de daarbij behorende voorzieningen mogelijk, zoals perrons, bermen en geluidwerende voorzieningen. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de spoorweg en de voorzieningen.

Binnen de aanduiding 'openbaar vervoerstation' is een spoorwegstation mogelijk met daarbij behorende voorzieningen zoals detailhandel, dienstverlening en middelzware horeca (tot en met categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten). Deze voorzieningen zijn ook reeds toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan 'Centrum Noord'. Met een afwijkingsbevoegdheid kan een horecabedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 2b. Ook expositieruimte wordt toegestaan binnen de aanduiding 'openbaar vervoerstation'.

In het bestemmingsplan is via amendementen (RG-114/2014 en RG-115/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) een nadere regeling voor grote detailhandelsvestigingen opgenomen. Een detailhandelsvestiging van 1.000 m² of meer in het station is alleen mogelijk met een afwijkingsbevoegdheid. Om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat dit past in de detailhandelstructuur van Centrum Almere Stad. Meerdere aaneengesloten panden gebruiken voor detailhandel is ook toegestaan, maar indien het gezamenlijke oppervlak 1.000 m² of meer is, dan is dit alleen toegestaan met de afwijkingsbevoegdheid. Deze regel is bedoeld om het opknippen in kleine vestigingen te voorkomen. De bestaande detailhandelsvestigingen groter dan 1.000 m² zijn toegestaan. Ook het samenvoegen van meerdere panden, waar in de bestaande situatie al detailhandel zit, is toegestaan.

Indien het voornemen is om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid wordt de voorhangprocedure toegepast. De voorhangprocedure houdt in dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag omgevingsvergunning te agenderen voor bespreking met het college. Voorwaarde hiervoor is dat dit verzoek wordt ingediend door één vijfde, doch minimaal acht, van de raadsleden en binnen een termijn van drie vergaderweken nadat het college de raad schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van de aanvraag omgevingsvergunning.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Een busstation en openbaar vervoervoorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-busstation'. Deze aanduiding ligt binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer-Railverkeer' ter plaatse van het bestaande busstation.

Ter hoogte van de Spoordreef, het Busplein en de Landdrostdreef zijn ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' de gronden tevens bestemd voor Verkeer.

Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere).

Bebouwing

De gebouwen en bouwwerken voor een spoorwegstation mogen een maximum bouwhoogte hebben van 25 meter.

In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een een oppervlakte van maximaal 25 m².

Voor het busstation mag één gebouw worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 9 meter en een maximum oppervlakte van 250 m². Deze bouwmogelijkheid is ook al mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan 'Centrum Noord'.

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, bouwwerken voor spoorwegvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen is een maximum maatvoering opgenomen.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de verkeersveiligheid.

Voor de realisatie van een groter nutsgebouw en voor reclamemasten zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben en reclamemasten een maximum bouwhoogte van 35 meter.

In Artikel 11 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Railverkeer opgenomen.

3.2.10 Verkeer-Verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

Voor straten die naast een verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben, is de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen, taxistandplaatsen en laad- en losvoorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals straatmeubilair, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling en water. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeers- en verblijfsgebieden.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Een kiosk voor detailhandel en lichte horeca (categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten) is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-kiosk'. Het betreft hier een locatie aan het Mandelaplein ten noorden van de stationshal. Met een afwijkingsbevoegdheid kan een horecabedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 1a.

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen.

Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, erven, straatmeubilair, standplaatsen, uitstallingen en openbare toiletten. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstwerken en water.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere).

 

Bebouwing

Kiosken mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd op de plaats waar een aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-kiosk' is opgenomen. Een kiosk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 15 m² per gebouw. De totale oppervlakte van de kiosken ten noorden van het station mag niet meer bedragen dan 45 m². Met een afwijkingsbevoegdheid kan medewerking worden verleend aan de bouw van maximaal 3 kiosken buiten een aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-kiosk'. Ook kan met een afwijkingsbevoegdheid medewerking worden verleend aan de bouw van maximaal 3 kiosken met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum oppervlakte van 25 m². In totaal kan binnen de bestemmingen Centrum en Verkeer-Verblijfsgebied maximaal 3 keer van deze afwijkingsbevoegdheden gebruik worden gemaakt.

Binnen de bestemming zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m². Overige bouwwerken zoals terras-, erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.

Voor de realisatie van een groter nutsgebouw en voor reclamemasten zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben en reclamemasten een maximum bouwhoogte van 35 meter.

In Artikel 12 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.

3.2.11 Water

Functionele mogelijkheden

De bestemming Water is opgenomen voor het Weerwater en de oppervlaktes met een (belangrijke) waterhuishoudkundige functie. Binnen de bestemming zijn naast water(berging) ook toegestaan: waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeer en vervoer over water, kunstwerken, natuurlijke oevers en groenvoorzieningen. Ook worden binnen de bestemming zaken toegestaan die in aangrenzende bestemmingen ook worden toegestaan, zoals kunstobjecten, straatmeubilair, speelvoorzieningen, voet-en fietspaden en bermen. Dit biedt flexibiliteit bij de inrichting van dit soort zaken.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Concept Structuurvisie Almere 2.0, Waterplan Almere en Waterstad Almere Toeristisch recreatief beleidsplan) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) wordt binnen de bestemming ook ruimte geboden voor aanleggelegenheid en steigers, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, centrumvoorzieningen, lichte en middelzware horeca, woonschepen en evenementen.

Aanleggelegenheid is binnen de bestemming algemeen toegestaan. Het maximum aantal ligplaatsen is vastgelegd op 40 ligplaatsen. De bestaande ligplaatsen in het plangebied vallen hier niet onder. Door het vastleggen van het aantal ligplaatsen wordt rechtszekerheid geboden aan de omwonenden van het Weerwater ten aanzien van de mogelijke omvang van de ligplaatsen. Daarnaast geldt er vanaf 100 ligplaatsen een mer-beoordelingsplicht (zie paragraaf 5.7 Milieu-effectrapportage). Naast aanleggelegenheid worden ook steigers binnen de bestemming algemeen toegestaan. Deze mogen ook worden ingericht als terras ten behoeve van bijvoorbeeld een horecafunctie aan of in het water.

In het geldende bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)' is in het Weerwater een bestemmingsvlak 'Culturele en recreatieve doeleinden' opgenomen ter hoogte van de Esplanade/Hospitaalpromenade. De bouwhoogte mag hier maximaal 15 meter bedragen. Deze bouwmogelijkheid is vertaald naar een vlak aan de oostzijde van het Weerwater en ten zuiden van het ziekenhuis met de aanduiding 'centrum'. Binnen deze aanduiding mogen gebouwen ten behoeve van de bestemming 'Centrum' worden gerealiseerd, met uitzondering van de functie detailhandel. In totaal is een maximum bebouwd oppervlak van 12.000 m² toegestaan en een maximum bouwhoogte van 8 meter. Het vlak biedt flexibiliteit ten aanzien van de invulling van de centrumfunctie.

Binnen het vlak met de aanduiding 'centrum' is ook een aanduiding 'woonschepenligplaats' opgenomen, waarbinnen woonschepen kunnen worden aangelegd. Een woonschepenligplaats betreft een geluidsgevoelig terrein en is een geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Om te waarborgen dat het aangrenzende Flevoziekenhuis niet door nieuwe geluidsgevoelige objecten wordt belemmerd in de bedrijfsmogelijkheden, is een minimale afstand van 8 meter voorgeschreven van geluidsgevoelige objecten tot de bestemming Centrum (Meeresteinkade/Hospitaalpromenade; zie paragraaf 5.3 Geluid en Bijlage 19 Nota zienswijzen, hoofdstuk 4). Via een amendement (RG-119/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) is het maximum aantal ligplaatsen begrensd op 40 en is de aanduiding 'woonschepenligplaats' toegekend aan een strook met een breedte van 100 meter in het meest oostelijk gelegen deel van het Weerwater.

Zowel ter hoogte van de Esplanade als ter hoogte van de Koetsierbaan zijn in het Weerwater horecapaviljoens toegestaan (tot en met categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1c' (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). Daarnaast is een vlak met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2a' opgenomen, die deels op de Esplanade ligt en deels in het Weerwater. Deze aanduiding ligt binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Water'. Met een afwijkingsbevoegdheid kan een horecabedrijf worden toegestaan die (naar aard en invloed op de omgeving) gelijk te stellen is met een horecabedrijf tot ten hoogste categorie 1c respectievelijk categorie 2a.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) zijn ook evenementen toegestaan binnen de bestemming. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel is verboden (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Prostitutiebeleid Almere).

Bebouwing

Horecapaviljoens mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd op de plaatsen waar een aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1c' of 'specifieke vorm van horeca-2a' is opgenomen. De gebouwen ten behoeve van horeca mogen een maximum bouwhoogte hebben van 4 meter. De totale oppervlakte van de gebouwen in het Weerwater ter hoogte van de Esplanade en de Koetsierbaan mag niet meer bedragen dan respectievelijk 400 m² en 100 m². Het maximum bebouwd oppervlak voor een horecapaviljoen op de locatie aan de Esplanade/Weerwater bedraagt 400 m².

Woonschepen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'. De totale oppervlakte van woonschepen mag maximaal 20% bedragen van het totale wateroppervlak binnen de aanduiding 'woonschepenligplaats'. De bouwhoogte van woonschepen bedraagt maximaal 8 meter. De vrije tussenruimte tussen woonschepen dient ten minste 5 meter te zijn (in verband met brandoverslag).

Binnen de bestemming zijn bouwwerken voor nutsvoorzieningen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m². Overige bouwwerken zoals terras-, erf- en terreinafscheidingen, kunstwerken, lichtmasten, vlaggenmasten en kunstobjecten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de sociale veiligheid.

In Artikel 13 zijn de planregels van de bestemming Water opgenomen.

3.2.12 Wonen

Functionele mogelijkheden

De bestemming Wonen is opgenomen voor de gebouwen waar in de bestaande situatie zowel op de begane grond als op de verdiepingen wordt gewoond (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). De woonfunctie is binnen deze bestemming de primaire functie. Naast wonen worden binnen deze bestemming ook bij de woonfunctie behorende voorzieningen toegestaan zoals tuinen, erven en bergingen. Ook zijn binnen de bestemming functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen. Voor de bestaande kantoorfunctie aan de Koetsierbaan 1 is tevens een kantoorfunctie op de begane grond toegestaan door middel van een aanduiding 'kantoor'. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Nota Evenementen in Almere) zijn ook evenementen toegestaan. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de bestemming Wonen, tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming Wonen opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts en een accountant, zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 33%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Naast de woonfunctie mogen binnen deze bestemming ook aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden uitgeoefend. In de begripsbepalingen van de planregels (artikel 1.3 en artikel 1.12) is nader afgebakend wat met deze begrippen wordt bedoeld. Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in tabel 3.3. Deze opsomming is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijvoorbeeld notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn.  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven   Geen verkoop aan huis.  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie.  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding.  
Kappers    
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Tabel 3.3 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn onder voorwaarden toegestaan tot maximaal 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. De voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels in artikel 14.4 van de bestemming Wonen. Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Detailhandelsvisie) mag hierbij detailhandel worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² winkelvloeroppervlak. Deze oppervlakte maakt onderdeel uit van de 50% regeling.

Bebouwing

Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt niet voor kelders en onderbouwen. Die mogen ook buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. De bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor de bouwhoogten is aangesloten bij de bestaande bouwhoogten in het gebied of de bestaande mogelijkheden in het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). Waar een aanduiding 'gestapeld' is opgenomen mogen alleen gestapelde woningen worden gebouwd. Hoofdgebouwen (en ook bijbehorende bouwwerken) moeten in of op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd of op een afstand van minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens. Hiermee wordt voorkomen dat er kleine tussenruimten tussen gebouwen ontstaan.

Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken geldt een specifieke regeling. Deze regeling komt uit de Nota kleine bouw (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Beleidsnota kleine bouw) en is van toepassing op aan- en bijgebouwen zoals schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd, is een maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken.

Qua maatvoering en positionering moeten bijbehorende bouwwerken ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. Daarom is een bepaling opgenomen dat bijbehorende bouwwerken maximaal 4 meter achter de achtergevel mogen uitsteken. De maximum bouwhoogte van aanbouwen is 4 meter. Boven op de aanbouwen mag een dakterras worden gebouwd. Vrijstaande bijgebouwen hebben een goothoogte van maximaal 3 meter.

Overige bouwwerken

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximum bouwhoogte van 2 meter. Voor overige bouwwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt de maximum bouwhoogte 4 meter.

Nadere eisen

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om een aantal nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken. Bijvoorbeeld vanwege de sociale veiligheid.

In Artikel 14 zijn de planregels van de bestemming Wonen opgenomen.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn 1 dubbelbestemming en 5 gebiedsaanduidingen opgenomen.

3.3.1 Waarde-Archeologie 1
3.3.1.1 Waarde-Archeologie 1

Het selectiegebied zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere heeft in het plangebied de bestemming Waarde-Archeologie 1 gekregen (zie ter illustratie figuur 3.1 en § 5.9). Aan deze bestemming is een bouwverbod met een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden om eenHiermee bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming Waarde-Archeologie 1 vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming Waarde-Archeologie 1 worden opgewaardeerd naar Waarde-Archeologie 2 en Waarde-Archeologie 3 (zie § 3.3.1.2 en Bijlage 4 en Bijlage 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0004.png"

Figuur 3.1 Systematiek bestemming 'Waarde-Archeologie'

In Artikel 15 zijn de planregels van de bestemming Waarde-Archeologie 1 opgenomen.

3.3.1.2 Waarde-Archeologie 2 en Waarde-Archeologie 3

Voor de behoudenswaardige archeologische vindplaatsen geldt de bestemming Waarde-Archeologie 2 (beschermingszone in de vorm van een buffer) of Waarde-Archeologie 3 (voor de kern van de vindplaats). Het gebied waar onderzoek verricht is en de archeologische waarden bekend zijn, wordt de kern van de vindplaats genoemd. Hieromheen ligt een minimaal 10 meter brede beschermingszone die ook wel de buffer wordt genoemd. In de buffer zijn tijdens het onderzoek geen archeologische waarden aangetroffen en we gaan er vanuit dat die hier ook niet voorkomen. Roering van de bodem van de buffer is om die reden in principe mogelijk, met dien verstande dat dit geen schadelijke effecten op de binnen de buffer gelegen kern van de vindplaats mag hebben.

Aan de bestemmingen Waarde-Archeologie 2 en Waarde-Archeologie 3 is, net als bij de bestemming Waarde-Archeologie 1, een bouwverbod gekoppeld. Voor de bestemming Waarde-Archeologie 2 gelden (in tegenstelling tot de bestemming Waarde-Archeologie 3) ook nog afwijkingsmogelijkheden. De afwijkingsmogelijkheden zijn opgenomen om toch bebouwing of grondroering in de bufferzone mogelijk te maken. Dit op voorwaarde dat de archeologische waarden die in de daarnaast gelegen kern van de vindplaats zijn gelegen (Waarde-Archeologie 3) niet aangetast worden, dan wel door middel van een archeologische opgraving voorafgaand aan het bouwen ex situ veilig gesteld zijn (in een archeologisch depot of een museum).

Daarnaast geldt een omgevingsvergunningstelsel ter bescherming van de archeologische waarden. Tevens geldt in de bestemmingen Waarde-Archeologie 2 en Waarde-Archeologie 3 een verplichting tot inpassing van de vindplaats.

In Bijlage 4 en Bijlage 5 zijn de planregels van de bestemmingen Waarde-Archeologie 1 en Waarde-Archeologie 2 opgenomen.

3.3.2 veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1

Functionele mogelijkheden

Dwars door het plangebied loopt de Flevolijn, die deel uitmaakt van het Basisnet Spoor. Over de Flevolijn zal in de toekomst ook transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden. Vanwege dit transport geldt er een veiligheidszone van maximaal 6 meter ter weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanuit het midden van de doorgaande spoorbundel (zie paragraaf 5.5 Externe veiligheid). Ter plaatse van baanvak 12 is deze zone 1 meter. In het bestemmingsplan heeft deze zone de gebiedsaanduiding veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1 gekregen.

Bebouwing

Het vestigen van een nieuw kwetsbaar object is binnen de aanduiding veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1 verboden. Vanwege 'zwaarwegende belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ordening en economie' is ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' de vestiging van nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk, mits deze objecten vooral gericht zijn op (trein)reizigers en een onlosmakelijke functionele binding hebben met het station en het spoor.

In Artikel 18 lid 18.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1' opgenomen.

3.3.3 veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2

Functionele mogelijkheden

Volgens het Basisnet Spoor geldt voor de Flevolijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan de stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Het PAG heeft de aanduiding veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2 gekregen.

Bebouwing

De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is binnen de aanduiding veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2 toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de keuze om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied moet worden beargumenteerd;
  • er moet ook worden ingegaan op de mogelijkheden om het object buiten het PAG te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand moet worden gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

In Artikel 18 lid 18.2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' opgenomen.

3.3.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Functionele mogelijkheden

Deze wijzigingsbevoegdheid is van toepassing voor het oude gedeelte van het kerngebied (globaal tussen het NS-Station en het Stadhuisplein). Met deze wijzigingsbevoegdheid kan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' worden gewijzigd. De wijziging is alleen mogelijk ten behoeve van de functie 'wonen', eventueel gecombineerd met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Voor het overige worden met de wijzigingsbevoegdheid de functionele mogelijkheden in dit gebied niet veranderd.

Bebouwing

Voor het oude gedeelte van het kerngebied is conform de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee hoogteaccenten in dit gebied kunnen worden geraliseerd (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de bouwhoogte mag worden verhoogd naar maximaal 35 meter. De verhoging van de bouwhoogte is alleen mogelijk binnen een reeds bestaand bouwvlak. De wijziging mag worden toegepast voor een oppervlakte van maximaal 600 m² en mag er niet toe leiden dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of bouwwerken onevenredig worden aangetast. Indien er nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegestaan met de wijziging, dan is dit alleen mogelijk indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. De wijzigingsbevoegdheid mag maximaal 5 keer worden toegepast.

Indien het voornemen is om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid wordt de voorhangprocedure toegepast. De voorhangprocedure houdt in dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag omgevingsvergunning te agenderen voor bespreking met het college. Voorwaarde hiervoor is dat dit verzoek wordt ingediend door één vijfde, doch minimaal acht, van de raadsleden en binnen een termijn van drie vergaderweken nadat het college de raad schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van de aanvraag omgevingsvergunning. Via een amendement (RG-118/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) heeft de raad besloten dat de voorhangprocedure moet worden toegepast bij deze wijzigingsbevoegdheid.

In Artikel 20 lid 20.2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' opgenomen.

3.3.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Functionele mogelijkheden

Voor het perceel Stadhuisplein 1/Schrijverstraat 1-7 (De Voetnoot en omgeving) is conform het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Programmaplan Almere Centrum) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het gebied van De Voetnoot en omgeving kan worden herontwikkeld (zie paragraaf 5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten). De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' de bestemmingen kunnen worden gewijzgd in de bestemming Centrum ten behoeve van de vestiging van diverse functies. Deze functies zijn in een tabel opgenomen (tabel 20.3) waarin wordt aangegeven of deze functies op de begane grond (inclusief kelders en onderbouw) of op de verdiepingen van het gebouw zijn toegestaan. Sommige functies zijn alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan.

De volgende functies zijn binnen de wijzigingsbevoegdheid toegestaan:

  • detailhandel;
  • middelzware horeca (tot en met categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten);
  • dienstverlening;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • kantoren;
  • wonen;
  • lichte bedrijven (tot en met categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging);
  • opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk;
  • cultuur en ontspanning;
  • ondergeschikte workshops;
  • sportvoorzieningen;
  • opslag, herverpakking of verkoop van vuurwerk;
  • bij deze functies behorende werkplaats, atelier, kantoor- en praktijkruimte en opslagruimte.

Voor deze locatie is een menging van de functie wonen en overige functies mogelijk. Detailhandel en horeca zijn alleen toegestaan op de begane grond (inclusief kelders en onderbouw) en tot maximaal 50% van de oppervlakte van het gebouw. Wonen is alleen toegestaan op de verdiepingen. De overige functies zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan.

Voor de Voetnoot is middelzware horeca tot en met categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Middelzware horeca zijn bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze kan ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking (zie Bijlage 8 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). Voor horeca categorie 2a dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met relatief grote verkeersaantrekkende werking. Voor De Voetnoot en omgeving geldt dat een eventuele verkeersaantrekkende werking van horeca hier goed kan worden geaccommodeerd. De locatie is ruim van opzet, goed bereikbaar vanaf de Cinemadreef en Landdrostdreef en er is voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving.

Woningen en maatschappelijke voorzieningen zijn geluidsgevoelige objecten op grond van de Wet geluidhinder. Nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn op grond van de wijzigingsbevoegdheid alleen toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde is verleend of moet worden verleend. Indien er woningen worden gerealiseerd dan is de regeling voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsmatige actviteiten aan huis van toepassing.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, Vuurwerknota) is de opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan tot maximaal 10.000 kg per vestiging. Dit is alleen toegestaan indien de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd. De opslag, herverpakking en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan in een woning, bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken.

Voor wat betreft de bedrijven geldt dat de volgende bedrijven zijn uitgesloten binnen de bestemming: risicovolle inrichtingen, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven.

Verder dient er een fietsverbinding te worden gerealiseerd tussen de Regisseurstraat en het Stadhuisplein. Ook dient er een openbare fietsenstalling te worden gerealiseerd met minimaal de oppervlakte van de bestaande fietsenstalling aan de Schrijverstraat 7. De locatie en uitvoering van de fietsverbinding en fietsenstalling (inpandig of niet) is niet voorgeschreven

Bebouwing

De bouwhoogte mag maximaal 21 meter bedragen. Voor het oostelijk gelegen deel (bestaande parkeerterrein) mag de bouwhoogte maximaal 60 meter bedragen. Het vloeroppervlak mag in totaal maximaal 21.000 m² bedragen.

In Artikel 20 lid 20.3 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' opgenomen.

3.3.6 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Functionele mogelijkheden

Voor de percelen Deventerpad 2-40 zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Met de eerste wijzigingsbevoegdheid (artikel 20 lid 20.4 onder a) kan de bouwhoogte worden gewijzigd. De functionele mogelijkheden worden met deze wijzigingsbevoegdheid niet veranderd.

Met de tweede wijzigingsbevoegdheid (artikel 20 lid 20.4 onder b) kan de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-2b' worden toegevoegd. Deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast voor de percelen Deventerpad 18, 24 en 26. Op deze percelen zijn in de bestaande situatie café's gevestigd. De wijziging is alleen mogelijk indien geluidsmaatregelen worden getroffen op deze percelen waardoor aan de geluidsnormen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer wordt voldaan. De wijziging mag verder geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of bouwwerken tot gevolg hebben. Voor de andere percelen geldt dat alleen lichte horeca mogelijk is.

Bebouwing

Met de eerste wijzigingsbevoegdheid (artikel 20 lid 20.4 onder a) kan de bouwhoogte worden gewijzigd in maximaal 13 meter. Deze bouwhoogte kan worden gewijzigd indien één volledige bouwlaag wordt toegevoegd op het bestaande gebouw. De wijziging mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of bouwwerken tot gevolg hebben. Ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid is een bezonningsonderzoek gedaan. Het bezonningsonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Schaduwstudie. Uit het bezoningsonderzoek bijkt dat de schaduwwerking toeneemt door deze uitbreiding, maar dat er voldoende bezonningsuren overblijven voor de omliggende bebouwing gedurende het jaar. De schaduwwerking wordt op voorhand niet onaanvaardbaar geacht voor deze locatie in Centrum Almere Stad.

Met de tweede wijzigingsbevoegdheid (artikel 20 lid 20.4 onder b) worden de bouwmogelijkheden niet gewijzigd.

In Artikel 20 lid 20.4 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' opgenomen.

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 3 juni 2015, nr. 201410063/1/R6: vernietigt de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 3" voor de gronden met de bestemming "Centrum" aan het Deventerpad.

3.3.7 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Functionele mogelijkheden

Deze wijzigingsbevoegdheid is van toepassing voor het Castellum (blok 5.2) waar de bestemming 'Centrum-Centrumgebied' geldt. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan het maximum brutovloeroppervlak voor detailhandel en horeca binnen deze bestemming worden gewijzigd van 10.000 m² in 20.000 m². De wijziging mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of bouwwerken tot gevolg hebben. Voor het overige worden met de wijzigingsbevoegdheid de functionele mogelijkheden in dit gebied niet veranderd.

Bebouwing

Met deze wijzigingsbevoegdheid worden de bouwmogelijkheden niet gewijzigd.

In Artikel 20 lid 20.5 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' opgenomen.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten. De wijze van meten is een standaardregeling, die is voorgeschreven in het SVBP 2012 (zie paragraaf 3.1 Toelichting op de juridische regeling).

 

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In Artikel 16 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In Artikel 17 lid 17.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In Artikel 17 lid 17.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers, liftschachten en masten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Antenne-installatie

In Artikel 17 lid 17.3 is een regel opgenomen, dat de bouwhoogte van een antenne (inclusief antennedrager) maximaal 15 meter mag bedragen.

Afwijkingsregels

In Artikel 19 lid 19.1 zijn drie afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In Artikel 20 lid 20.1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

De wijzigingsbevoegdheden in Artikel 20 lid 20.2, Artikel 20 lid 20.3, Artikel 20 lid 20.4 en Artikel 20 zijn beschreven in paragraaf 3.3.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1, paragraaf 3.3.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2, paragraaf 3.3.6 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 en paragraaf 3.3.7 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4.

In Artikel 20 lid 20.6 is een wijzigingsbevoedheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om in de Staat van Horeca-activiteiten de categorie-indeling van horecafuncties te wijzigen, indien een wijziging van de omgevingsbelasting van de horecafuncties daar aanleiding toe geeft.

In Artikel 20 lid 20.7 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging de categorie-indeling van bedrijven te wijzigen, indien een wijziging van de milieubelasting van de bedrijven daar aanleiding toe geeft.

In Artikel 20 lid 20.8 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om in de Lijst van evenementenlocaties de locaties of het aantal evenementen te wijzigen en de aanduidingen 'evenemententerrein' te wijzigen, indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen en verordeningen

In Artikel 21 lid 21.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In Artikel 22 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 23 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid      
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte   Ladder voor duurzame verstedelijking   Nieuwe stedelijke ontwikkelingen vinden plaats binnen het bestaande stedelijk gebied.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.  
Tracébesluit Spooruitbreiding SAAL, maatregelen korte termijn Traject Weesp – Lelystad (2011)   Rekening houden met maatregelen uit tracébesluit   Opnemen bestemming 'Verkeer-Railverkeer' conform plangebied Tracébesluit. Maatregelen tracébesluit mogelijk maken binnen deze bestemming.  
Nationaal Waterplan (2009)   Waterberging   Grote waterpartijen bestemmen voor water en waterberging.  
Provinciaal en regionaal beleid      
Omgevingsplan Flevoland (2006)   Provinciaal bundelingsbeleid   Opnemen flexibele bestemming voor het kerngebied. Opnemen ruime bouwvlakken. Optimaal gebruik maken van het bestaande bebouwd gebied.  
  Ruimtereserveringen openbaar vervoer   Rekening houden met ruimtereserveringen voor toekomstige hoogwaardige ov-verbinding tussen Flevoland en het Gooi/Utrecht en met gedeeltelijke viersporigheid van de Flevolijn.  
  Ontwikkelen hoger onderwijs en culturele instellingen   Binnen het kerngebied ruimte bieden aan hoger onderwijs en cultuur en ontspanning.  
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Locatiebeleid   Binnen het zakencentrum rekening houden met de criteria voor grootstedelijk centrummilieu.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010-2015 (2010)   Voldoende water   Opnemen van mogelijkheid voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen alle bestemmingen.  
Gemeentelijk beleid      
Structuurplan Almere 2010 (2003)   Stedelijk millieu: Differentiatie in woon- en werkmilieus, stimuleren van intensief grondgebruik, uitbreiden van het werken in de wijk, functiemenging en ontwikkelen van bijzondere voorzieningen- en werkmilieus.   Opnemen flexibele bestemmingen voor het kerngebied en ruime bouwvlakken.
Opnemen flexibele woonbestemmingen en mogelijkheid voor gemengde woon-werkmilieus.  
  Kantorengebied: functiemenging met voorzieningen en intensief ruimtegebruik   Opnemen flexibele bestemmingen voor het zakencentrum.  
  Station Almere Centrum: uitgroeien tot een intercitystation   Rekening houden met ruimtereservering voor capaciteitsuitbreiding treinen.  
  Stadscentrum: het hoofdcentrum van de stad.   Opnemen flexibele bestemmingen voor het kerngebied.  
  Stadscentrum en noordoever Weerwater: toeristisch-recreatief concentratiepunt   Binnen het kerngebied en het waterfront mogelijkheden opnemen voor horeca, cultuur en ontspanning en dagrecreatie.  
  Stadswegen   Rekening houden met ruimtereserveringen voor toekomstige uitbreiding of aanpassing stadswegen.  
Concept Structuurvisie Almere 2.0 (2010)   Stadshart: aanbod uitbreiden met hoger onderwijs, cultuur, zorg en grootstedelijke publieke functies   Binnen het kerngebied ruimte bieden aan maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, cultuur en ontspanning.  
  Station Almere Centrum: uitgroeien tot een intercity-knooppunt   Binnen het stationsgebied rekening houden met toekomstige uitbreiding station en realiseren aantrekkelijke stationsomgeving (doorkoppeling zakencentrum en kerngebied).  
  Weerwater: het centrale stadspark van Almere   Binnen het kerngebied en het waterfront mogelijkheden opnemen voor horeca, cultuur en ontspanning en dagrecreatie.  
Almere Centrum 'Kloppend hart door vernieuwende beleving' (2012)   Belevingsthema's   Binnen het zakencentrum, stationsgebied, kerngebied en het waterfront ruimte bieden aan de belevingsthema's door globale en flexibele bestemmingen en ruime bebouwingsmogelijkheden.  
  Belevingsvolle programmering   Binnen het zakencentrum, stationsgebied, kerngebied en het waterfront ruimte bieden aan detailhandel, horeca, evenementen en standplaatsen.  
  Belevingsplekken   Opnemen ruime bestemming 'Centrum' voor de zeven belevingsplekken.  
Woonvisie Almere 2.0 (2009)   Gedifferentieerde stad: toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus   Opnemen flexibele woonbestemmingen en mogelijkheid voor gemengde woon-werkmilieus.  
Plan O.M.A.: stedenbouwkundige studie blok 5 Almere (2004)   Wijziging stedenbouwkundige opzet blok 5.   Opnemen bestemming 'Centrum-Centrumgebied' conform stedenbouwkundige studie.  
Kaderplan Bestaande Stad (2004)   Differentiatie van woonmilieus, ruimtelijke doorontwikkeling   Opnemen flexibele woonbestemmingen en mogelijkheid voor gemengde woon-werkmilieus.
Opnemen flexibele bestemming voor het kerngebied.  
Programmaplan Almere Stad (2007)   Een populair en bruisend stadscentrum   Opnemen flexibele bestemming voor het kerngebied.  
  Potentie groen en water benutten   Binnen het kerngebied en het waterfront mogelijkheden opnemen voor horeca, cultuur en ontspanning en dagrecreatie.  
Programmaplan Almere Centrum (2009)   Basis beter op orde   Binnen het kerngebied ruimte bieden aan bedrijven.  
  Meer levendigheid en gevarieerder vermaak om de verblijfsduur van bezoekers te verlengen   Binnen het kerngebied, stationsgebied, zakencentrum en het waterfront ruimte bieden aan cultuur en ontspanning, detailhandel, horeca en evenementen.  
  Meer diversiteit in bedrijvigheid en voorzieningen in het stadscentrum   Binnen het kerngebied en het waterfront ruimte bieden aan bedrijven en horeca.  
  Een aantrekkelijker stadscentrum als woon- en leefomgeving voor stedelijke doelgroepen   Opnemen flexibele woonbestemmingen en mogelijkheid voor gemengde woon-werkmilieus.  
  Een beter en gevarieerder aanbod van grootstedelijke voorzieningen met een regionale uitstraling   Binnen het kerngebied, stationsgebied en zakencentrum ruimte bieden aan cultuur en ontspanning, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, dienstverlening en detailhandel.  
  Meer bezoekers uit het land en de regio komen naar het stadscentrum   Binnen het kerngebied en het waterfront ruimte bieden aan dagrecreatie.  
  Betere infrastructurele aansluiting op landelijk en regionaal netwerk   Rekening houden met ruimtereservering voor capaciteitsuitbreiding treinen en voor toekomstige uitbreiding of aanpassing stadswegen.  
  Het Weerwater centraal   Binnen het waterfront ruimte bieden aan horeca, detailhandel, aanlegplaatsen, speelvoorzieningen.  
  Beter benutten van het stadscentrum als internationaal Research & Developement centrum voor thema's als New Towns en duurzaamheid   Binnen het kerngebied ruimte bieden aan bedrijven en hoger onderwijs.  
Beleidsregel terrassen Almere Centrum (2013), Beleidsregel terrassen Grote Markt en aangrenzende straten (2014)   Regels voor terrassen.   Reguliere terrassen toestaan binnen het plangebied. Gebouwde terrassen alleen toestaan bij de Grote Markt.  
Aanwijzing uitstallingen, reclameobjecten en speeltoestellen Almere Centrum (2013), Beleidsregel uitstallingen, reclameobjecten, speeltoestellen en commerciële vlaggen etc. Almere Centrum (2013)   Regels voor uitstallingen, reclameobjecten, speeltoestellen, commerciële vlaggen, wimpels, spandoeken, vlaggenstokken en vergelijkbare objecten.   Uitstallingen, reclameobjecten, speelvoorzieningen en vlaggenmasten toestaan binnen het plangebied.  
Handboek ruimtelijke kwaliteit (2009)   Richtlijnen voor standplaatsen, uitstallingen, stoepborden, speeltoestellen, vlaggen en terrassen.   Standplaatsen, uitstallingen,
reclameobjecten, speelvoorzieningen,
vlaggenmasten en reguliere terrassen
toestaan binnen het plangebied.
Gebouwde terrassen alleen toestaan op de Grote Markt.  
Beleidsnota kleine bouw (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen in woonbestemming.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Opnemen van mogelijkheid voor het plaastsen van masten en antennes buiten woonbestemmingen.  
Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)   Kleine, zelfstandige en goedkope woningen voor jongeren   Starterswoningen zijn mogelijk binnen de functie 'wonen'.  
Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011)   Divers en flexibel aanbod aan studentenhuisvesting   Studentenhuisvesting is mogelijk binnen de functie 'wonen'. Opnemen van mogelijkheid voor woonschepen in Weerwater.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Ligplaatsen voor woonschepen en vaste ligplaatsen .   Mogelijkheid voor woonschepen opnemen in het zuidoosten van het plangebied.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen.
Opnemen van een wijzigingsbevoegdheid binnen bestemmingen 'Centrum' en 'Centrum-Centrumgebied' voor de vestiging van een seksinrichting.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Opnemen bestemming 'Horeca' voor de coffeeshop aan het Festivalplein 19, conform het geldende bestemmingsplan. Hier is horeca tot en met categorie 1c van Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten toegestaan.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2009)   In selectiegebieden een onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm (maaiveld)   Opnemen van een onderzoeksplicht bij de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1.  
Archeologieverordening (2009)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening   Opnemen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor de selectiegebieden.  
Mobiliteitsplan Almere (2012)   Divers: meer functiemenging, concentratie van voorzieningen rondom knooppunten, in bestaand gebied geen grote ingrepen, openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto   Geen grote ingrepen gepland in het plangebied. Opnemen van voorzieningen voor auto, fiets en openbaar vervoer binnen het kerngebied, stationsgebied en zakencentrum.  
Economisch Actieplan Almere (2007)   Nieuwe ontwikkelingen faciliteren, regels minder gedetailleerd opnemen, terughoudend zijn bij het bepalen van bouwhoogtes, dakhellingen, functiemenging, rooilijnen en beperkingen in gebruik   Opnemen flexibele bestemmingen, ruime bouwhoogtes en ruime bouwvlakken.  
Horecanota Almere (2000)   Centrum Almere Stad is een concentratiegebied: lichte, middelzware en zware horeca is mogelijk
Vestiging van middelzware horeca is op kantoorlocaties mogelijk
Bij kantoorlocaties gelegen in en nabij grote centra kan ook worden gedacht aan congressen en beurzen  
Lichte horeca (categorie 1) toestaan in het kerngebied en het waterfront binnen de bestemming of door middel van een specifieke aanduiding.
Middelzware horeca (categorie 2a of 2b) op het Belfort, het NS-station, het Stationsplein, het zakencentrum, het Forum, Esplanade/Weerwater en diverse bestaande locaties. Zware horeca (categorie 3) op de Koetsierbaan 10 (Popzaal), Festivalplein 3 (discotheek Eindelijk Weer) en Schrijverstraat 2 (discotheek Club Cell).
Vergader- en congresfaciliteiten opnemen in het kerngebied en de kantoren ten noorden van het NS-station.  
Nota Hotelmarkt Almere (2002)   Adequaat hotelproduct   Een hotel is mogelijk binnen categorie 2a t/m categorie 3 van Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten.  
Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)   Binnen Centrum Almere Stad is één gebied aangewezen waar maximaal 1 speelautomatenhal mag worden gerealiseerd en is één gebied aangewezen waar maximaal 2 speelautomatenhallen mogen worden gerealiseerd   Binnen de bestemming 'Centrum' zijn maximaal 3 speelautomatenhallen toegestaan.
Binnen de bestemming 'Centrum-Centrumgebied' zijn geen speelautomatenhallen toegestaan.  
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)   Het Zuidelijk Stadscentrum en het Zakencentrum vallen in de GVV onder de categorie 'Centrummilieu' en zijn aangewezen als locatietype 'Grootstedelijk centrummilieu'   Binnen het zakencentrum, het stationsgebied en het kerngebied ruimte bieden aan de functies van het locatietype grootstedelijk centrummilieu.  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie Centrum Almere Stad als hèt centrale (winkel)centrum van Almere.
Het stadscentrum onderscheidt zich van de andere stadsdeelcentra door de combinatie van detailhandelsvoorzieningen met andere voorzieningen met een gemeentebrede verzorgingsfunctie. Deze combinatie van voorzieningen, in combinatie met een groot en gedifferentieerd aanbod in het winkelgebied, zorgt er voor dat het stadscentrum een gemeenteverzorgende functie heeft
- Ruimte bieden aan ondernemers
Streven naar een adequaat vraaggericht locatieaanbod, afgestemd op de aard en omvang van het gebied
- E-commerce faciliteren
In Centrum Almere Stad (het stadscentrum) is dagelijkse detailhandel, niet-dagelijkse detailhandel en e-commerce toegestaan.  
Binnen het kerngebied, stationsgebied, zakencentrum en het waterfront ruimte bieden aan:
- dagelijkse detailhandel;
- niet-dagelijkse detailhandel: recreatief en doelgericht (perifere detailhandel);
- e-commerce: webwinkel, internetwinkel en afhaalpunten.
Daarnaast binnen de woonbestemming maximaal 25 m² detailhandel aan huis toestaan, mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden en
lossen en milieu-eisen.
Geen omvangbeperkingen opnemen voor supermarkten.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen
mogen maximaal 50% van het
woonoppervlak in beslag nemen  
Opnemen criteria uit de nota in
woonbestemming.  
Nota Evenementen in Almere (2011)   De Esplanade, de Grote Markt, het Forum en het Stadhuisplein/ Stadhuispromenade zijn aangewezen als evenementenlocaties voor geluiddragende evenementen   Geluiddragende evenementen alleen toestaan op deze locaties en conform het aantal evenementen zoals genoemd in de nota.
Afwijkingsbevoegdheid opnemen om af te wijken van de locaties en het aantal evenementen.
Evenementen toestaan in het hele plangebied.  
Waterplan Almere (2005)   Het water in Centrum Almere Stad heeft een recreatiefunctie
Het Weerwater heeft een natuurlijke en een recreatieve functie
Op het Weerwater wordt gerecreëerd (varen, zwemmen, waterskiën) en er vinden evenementen plaats
De noordoever van het Weerwater is bestemd voor (intensieve) recreatie  
Opnemen binnen de bestemming 'Water' van mogelijkheden voor natuurlijke oevers, aanleggelegenheid, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, evenementen en lichte horeca.  
Waterstad Almere Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)
 
Het stimuleren van toeristisch recreatieve (bedrijfs)vestigingen en gebruik(smogelijkheden) in Almere   Opnemen binnen het kerngebied, stationsgebied, zakencentrum en het waterfront van mogelijkheden voor hotelvestigingen, evenementen, culturele voorzieningen, restaurants en cafe's (bij winkel- en uitgaansvoorzieningen) en voorzieningen met vergader- en congresfaciliteiten.
Opnemen binnen het waterfront van mogelijheid voor horeca en aanlegvoorzieningen voor de watersport en terras aan of in het water.  
Kleur aan Groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Van toepassing op het Weerwater (water en recreatieve verbinding), de Olstgracht (recreatieve verbinding) en de Stadswetering (waterverbinding). Opnemen binnen de bestemming 'Water' van functies in overeenstemming met de essentie van het groenblauwe raamwerk. Initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Water' worden eerst getoetst aan de nota Kleur aan Groen. Medewerking vindt plaats door (partiële) herziening van het plan of een afwijkingsprocedure.  
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)   Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied   Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor centrum-stedelijk winkelgebied, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop kan plaatsvinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen   Opnemen van mogelijheid voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Centrum-Centrumgebied'.  
Sociale Structuurschets 'Almere mensenwerk'   Voor het Stadshart wordt ingezet op een concentratie en menging van functies
Voor functies moet flexibiliteit worden ingebouwd om op de veranderende behoefte van gebruikers in te kunnen spelen
Om een optimale leefbaarheid in buurten en wijken te bewerkstelligen zal bij de (her)ontwikkeling van gebieden aandacht moeten worden besteed aan het realiseren van voorzieningen die de sociale cohesie ('het elkaar kunnen ontmoeten') bevorderen  
Opnemen van flexibele bestemmingen voor het kerngebied, stationsgebied, zakencentrum en het waterfront.
Opnemen van mogelijkheid voor maatschappelijke voorzieningen binnen het kerngebied.  
Samenhangend jeugdbeleid 'Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd' (2005)   Voldoende en tijdig opleveren van onderwijshuisvesting in multifunctionele accommodaties
In ruimtelijke planvorming rekening houden met voldoende ruimte voor kinderopvang  
Opnemen ruime begripsomschrijving voor 'maatschappelijke voorzieningen', waardoor een flexibele invulling van functies mogelijk is.  
Cultuurnota 2009-2012 (2008)   Het realiseren van een zo volledig mogelijk cultuuraanbod dat past bij de omvang van de stad   Opnemen binnen de bestemmingen 'Centrum', 'Centrum-Centrumgebied' en 'Maatschappelijk' van de mogelijkheid voor cultuur en ontspanning.  
Cultuurbrief 2013-2016   Verder bouwen aan een stad met een levendig en inspirerend cultureel leven. Ruimte bieden aan HaC Almere: een hectare Cultuur in De Kunstlinie.   Opnemen van de mogelijkheid voor cultuur en ontspanning voor De Kunstlinie en De Voetnoot.  
Cultuur 2.0 (2012)   Ontwikkelen culturele infrastructuur   Opnemen binnen de bestemmingen 'Centrum', 'Centrum-Centrumgebied' en 'Maatschappelijk' van de mogelijkheid voor cultuur en ontspanning.  
Sportnota 2013-2016 (2013)   Almere: sportieve stad!   Opnemen binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Centrum-Centrumgebied' van de mogelijkheid voor sportvoorzieningen.  

Tabel 4.1 Beleidskader

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van onder andere milieu, ecologie, archeologie en water. Daarnaast zijn er aspecten zoals stedenbouwkundige uitgangspunten of het beheer die van invloed zijn op de bestemmingen in een gebied. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op al deze aspecten.

 

5.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Bij het vastleggen van de bouwmassa's is de bestaande situatie in het Stadscentrum leidend geweest. Dit betekent dat de bestaande rooilijnen en hun hoogtes in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Tegelijkertijd is dit niet op een heel gedetailleerde manier gedaan.

Voor een aantal plekken is een toekomstig beeld vastgelegd dat afwijkt van de huidige situatie. In die gevallen is het in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt om dat toekomstige beeld te realiseren. Meestal wordt dat mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid, maar in sommige gevallen is dat toekomstig beeld direct (zonder extra procedure) te realiseren.

Met name op het gebied van de functie van de bebouwing is binnen het bestemmingsplan veel meer mogelijk gemaakt dan het huidige gebruik. Juist in een stadscentrum is het belangrijk om soepel in te kunnen spelen op allerlei spontane onvoorziene ontwikkelingen in het gebruik van gebouwen. Dit maakt het Stadscentrum gevarieerder en aantrekkelijker.

Ruimtelijke structuur

In de ruimtelijke structuur van het Stadscentrum zijn vijf deelgebieden te onderscheiden (zie figuur 5.1). Het oudste gedeelte van het Stadscentrum (groene gedeelte) bestaat uit min of meer gesloten bouwblokken geordend in een rechthoekig grid. Dezelfde structuur heeft de zone Stadhuis - Ziekenhuis (oranje gedeelte), alleen hebben de bouwblokken hier een veel grotere maat. De vorm van de openbare ruimte wordt bepaald door de wanden van de bebouwing. Het Gebogen Maaiveld (rode gedeelte) heeft een afwijkende opzet. De bouwblokken zijn gedraaid. Er is geen sprake van een grid. De openbare ruimtes verwijden en vernauwen zich. Het gedeelte rond het hotel en het Schipperplein (blauwe gedeelte) wordt gekenmerkt door bebouwing die vrij in de ruimte staat. De gebouwen zijn objecten waar de openbare ruimte aan alle zijden omheen loopt. Min of meer dezelfde opzet van vrij in de ruimte geplaatste gebouwen is toegepast in het Zakencentrum ten noorden van het station (paarse gedeelte).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0005.jpg" Figuur 5.1 Ruimtelijke structuur

In het bestemmingsplan zijn de bouwblokken op geabstraheerde wijze vastgelegd. Dit betekent dat het mogelijk is om van veel bouwblokken gesloten bouwblokken te maken. Als er nu nog gaten in de bebouwingswand zitten mogen die worden dichtgebouwd. Dat past binnen de ruimtelijke structuur van het Stadscentrum. Wanneer er in de huidige situatie kleinere inspringingen zijn ten opzichte van de rooilijn, is in het bestemmingsplan deze rooilijn veelal rechtgetrokken. Dit biedt de mogelijkheid deze inspringingen te bebouwen. Ook dit past binnen de bestaande ruimtelijke structuur.

Bij het gebied rond het hotel en het Schipperplein bestaat de mogelijkheid om verschillende losse gebouwen aaneen te bouwen. Het uitzicht op laden en lossen en op de achterkant van bebouwing wordt hier niet altijd als positief ervaren. Het bestemmingsplan biedt de ruimte om dit te kunnen wijzigen, zonder dat de hoofdstructuur van de openbare ruimte wordt gewijzigd.

Functionele structuur

Binnen het Stadscentrum wordt ruimte geboden voor een verdere uitbreiding van het centrummilieu door een grote mix van functies toe te staan. Daarmee wordt het centrum gevarieerder en aantrekkelijker.

Op de begane grond is vrijwel altijd een grote mix van functies toegestaan. Wonen is alleen toegestaan op de begane grond als daar in de huidige situatie al gewoond wordt (zie figuur 5.2: huidige functies begane grond).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0006.jpg"


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0007.jpg"

Figuur 5.2 Huidige functies begane grond

Op de verdiepingen is ook functiemenging toegestaan. Indien vanaf de eerste, tweede of derde verdieping echter uitsluitend wordt gewoond, is op deze verdiepingen en daarboven geen functiemenging toegestaan. Dit ten behoeve van het beschermen van de woonfunctie en het woongenot.

Door deze functiemix direct te bestemmen kan flexibel (zonder nadere procedure) medewerking worden verleend aan nieuwe en onvoorziene ontwikkelingen (zie figuur 5.3: gewenste functies begane grond).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0009.jpg"

Figuur 5.3 Gewenste functies begane grond

Bouwhoogtes

Voor het Stadscentrum zijn de bestaande bouwhoogtes in het bestemmingsplan vastgelegd. Hierbij is niet iedere kleine sprong in de bouwhoogte precies overgenomen, maar hebben samenhangende bouwdelen eenzelfde bouwhoogte gekregen.


Grote Markt en Zakencentrum

Voor de Grote Markt en het Zakencentrum lagen er recente bestemmingsplannen, die nog niet verouderd waren en die na langdurige procedures tot stand zijn gekomen. Daarom zijn die twee plannen zo veel mogelijk integraal overgenomen in dit bestemmingsplan.


Tegelzetterdek

Ten noorden van de Krakeling is er op het Tegelzetterdek de mogelijkheid voor een hoogbouw van 80 meter (blok 8). Dit is een bouwmogelijkheid die al in het geldende bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere- Stad (inclusief 1e herziening)' is opgenomen en in dit bestemmingsplan wordt gehandhaafd. Deze hoogbouwtoren maakt ook onderdeel uit van het Masterplan van OMA voor het Stadscentrum.

Blok 5.2 (tussen Forum en Hospitaalpromenade)

Voor het nog niet bebouwde deel van het Gebogen Maaiveld is in het verleden een Masterplan vastgesteld, dat nog niet verwerkt was in het bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)'. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de belangrijkste uitgangspunten uit het Masterplan vastgelegd. Het betreft de functies en de verschillende bouwhoogtes. Er is een grote verscheidenheid aan functies toegestaan, net als in de bestemming 'Centrum' van de reeds gerealiseerde bebouwing. Het grootste deel van het gebied krijgt een maximum hoogte van 20 meter. Voor een oppervlakte van 2.300 m² mag een bouwhoogte van 35 meter worden gerealiseerd. Op basis hiervan kunnen zo'n 4 tot 5 torens worden gerealiseerd. Voor een oppervlakte van 900 m² mag een hoogte tot 70 meter worden gerealiseerd. Hiermee kan een hoogbouwtoren worden gebouwd.


Kiosken

In het kader van een verdere verlevendiging van de openbare ruimte van het Stadscentrum wordt ruimte geboden voor de vestiging van een aantal kiosken en paviljoens. Kiosken hebben een maximum oppervlakte van 15 m². Binnen het Stadscentrum zijn een aantal locaties bepaald waar een kiosk een goede toevoeging zou zijn. Het betreft het gebied ten noorden van de stationshal, twee locaties op de Stadhuispromenade, één locatie op de Hospitaalpromenade en één locatie aan de westkant van de Esplanade. Deze locaties zijn opgenomen in het bestemmingsplan. In de toekomst kan het ook wenselijk zijn op andere locaties een kiosk toe te voegen. Er kan maximaal drie keer op een andere locatie een kiosk worden gerealiseerd op basis van een afwijkingsbevoegdheid.

Daarnaast zijn er nog twee plekken opgenomen waar een paviljoen gerealiseerd kan worden. Paviljoens zijn groter dan kiosken. Hiervoor wordt per paviljoen een op de locatie toegesneden maximum oppervlakte en bouwhoogte vastgelegd.

Het Weerwater

In het Weerwater is het op drie plekken mogelijk gemaakt om horeca in het water te realiseren. Dit wordt toegestaan ter verlevendiging van de oever en het water. De eerste locatie is aansluitend bij de pier vanaf het Schipperplein. De tweede horecavestiging kan gerealiseerd worden op de overgang van land en water aan de oostkant van de Esplanade. In het geldende bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)' zijn hiervoor ook mogelijkheden opgenomen. Voor de derde horecamogelijkheid is de locatie nog niet zo precies bepaald. Deze kan ter hoogte van de Esplanade worden geraliseerd. Door beperking van de maximum oppervlakte en de maximum hoogte wordt ervoor gezorgd dat deze horecagebouwen niet te groot gaan worden. De precieze locatie zal in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning worden bepaald.

Naast horeca wordt ook de mogelijkheid voor ligplaatsen voor woonschepen geboden op het Weerwater. Ook deze woonfunctie geeft een verdere verlevendiging van het Weerwater. De woonschepen zijn ten zuiden van het ziekenhuis geprojecteerd. Een mogelijkheid is om hier drijvende studentenwoningen te realiseren. Het maximum aantal ligplaatsen op het Weerwater is 40 (zie paragraaf 5.7 Milieu-effectrapportage). Op de Esplanade is het belangrijk dat er veel uitzicht is vanaf de oever op het water. Bij de Meeresteinkade speelt dit uitzicht op het water een kleinere rol.

Stationsstraat 56

Voor het perceel Stationsstraat 56 is ten behoeve van een bouwplan de bouwhoogte aan de westzijde van het perceel verhoogd naar 13 meter en is het bouwvlak gewijzigd. Ten behoeve van deze uitbreiding is een bezonningsonderzoek gedaan. Het bezonningsonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Schaduwstudie. Uit het bezoningsonderzoek blijkt dat de schaduwwerking toeneemt door deze uitbreiding, maar dat er dagelijks voldoende bezonningsuren overblijven voor de omliggende bebouwing gedurende het jaar. De schaduwwerking wordt niet onaanvaardbaar geacht voor deze locatie in Centrum Almere Stad.

Hoekmanstraat 1-3

Voor het perceel Hoekmanstraat 1-3 is ten behoeve van een bouwplan de bouwhoogte van het perceel verhoogd naar 20 meter en is het bouwvlak gewijzigd. Ten behoeve van deze uitbreiding is een bezonningsonderzoek gedaan. Het bezonningsonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Schaduwstudie. Uit het bezoningsonderzoek blijkt dat de schaduwwerking toeneemt door deze uitbreiding, maar dat er dagelijks voldoende bezonningsuren overblijven voor de omliggende bebouwing gedurende het jaar. De schaduwwerking wordt niet onaanvaardbaar geacht voor deze locatie in Centrum Almere Stad.

Gebied tussen Spoor en Korte Promenade/Stadhuisplein

Voor het Stadscentrum zijn diverse stedenbouwkundige studies verricht, waarin is gekeken hoe de bouwmassa's in het bestaande gebied zich verder kunnen ontwikkelen. Naast het completeren van de huidige bouwblokken tot gesloten blokken is er ook ruimte om op enkele plaatsen hogere bebouwing toe te voegen in de vorm van enkele torens. De gemeente wil ruimte bieden om op enkele plaatsen hogere bebouwing toe te voegen, maar wil zich nog niet vastleggen op exacte locaties. Afhankelijk van de vraag wil de gemeente in kunnen spelen op ontwikkelingen die nu nog niet bekend zijn. Daarom is in een groot deel van het centrum de mogelijkheid opgenomen voor de realisatie van maximaal 5 woontorens met een maximum hoogte van 35 meter (circa 11 verdiepingen) en een maximum oppervlakte van 600 m². Deze toekomstige ontwikkeling kan binnen het bestemmingsplan gerealiseerd worden op basis van een wijzigingsbevoegdheid in artikel 20, lid 20.2 (wetgevingzone - wijzigingsgebied 1).

De Voetnoot

Voor de locatie van gebouw de Voetnoot en een gebied ten noorden en ten westen van dit gebouw is veel ruimte voor ontwikkeling. Het gebied vormt bovendien een interessante schakel richting ontwikkelingsgebied 2F7. Er wordt daarom op deze locatie een grote mix van functies toegestaan en een flinke hoeveelheid bebouwing. Op de begane grond zijn winkels en horeca tot 50% toegestaan.

De bouwhoogte sluit voor wat betreft het westelijk deel van het gebied aan bij de hoogte van de aansluitende bebouwing. De maximum bouwhoogte is hier 21 meter. Het oostelijk deel van het gebied ligt op de zichtlijn van de Cinemadreef. Deze plek is geschikt voor een landmark. Daarom is op deze plek een maximum bouwhoogte van 60 meter toegestaan. Deze hoogte komt overeen met de grootste hoogte van kantoorgebouw de Landdrost.

Deze toekomstige ontwikkeling kan binnen het bestemmingsplan gerealiseerd worden op basis van een wijzigingsbevoegdheid in artikel 20, lid 20.3 (wetgevingzone - wijzigingsgebied 2).

Deventerpad 2-40

Voor de locatie Deventerpad 2-40 kan de bouwhoogte worden gewijzigd in maximaal 13 meter. Deze bouwhoogte kan worden gewijzigd indien één volledige bouwlaag wordt toegevoegd op het bestaande gebouw. Ten behoeve van deze uitbreiding is een bezonningsonderzoek gedaan. Het bezonningsonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Schaduwstudie. Uit het bezoningsonderzoek blijkt dat de schaduwwerking toeneemt door deze uitbreiding, maar dat er dagelijks voldoende bezonningsuren overblijven voor de omliggende bebouwing gedurende het jaar. De schaduwwerking wordt niet onaanvaardbaar geacht voor deze locatie in Centrum Almere Stad.

Deze toekomstige ontwikkeling kan binnen het bestemmingsplan gerealiseerd worden op basis van een wijzigingsbevoegdheid in artikel 20, lid 20.4 (wetgevingzone - wijzigingsgebied 3).

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 3 juni 2015, nr. 201410063/1/R6: vernietigt de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 3" voor de gronden met de bestemming "Centrum" aan het Deventerpad.

5.2 Verkeer

Almere heeft een zodanige verkeersstructuur dat alle bestemmingen goed bereikbaar zijn met de verschillende vormen van vervoer. Voor zowel de voetganger, fiets, trein, bus en auto zijn eigen verkeersvoorzieningen aangelegd. Door deze opzet onderscheidt het Stadscentrum van Almere zich in positieve zin van andere binnensteden. De doelstelling van Almere is dan ook om deze structuur verder uit te breiden met het oog op de groei van een stad naar 350.000 inwoners.

In een Stadscentrum komen alle vervoerswijzen bij elkaar, is de bebouwing intensief en dienen er vele parkeerplaatsen gemaakt te worden, terwijl de ruimte juist erg schaars is. In het Mobiliteitsplan Almere (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader) zijn de volgende keuzes gemaakt:

  • het handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem;
  • het vasthouden aan kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer;
  • het realiseren van een hoger fietsgebruik;
  • het aanbieden van veilige en prettige looproutes, onder andere in het centrum;
  • het vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto;
  • goede parkeeroplossingen op maat.

De voetganger

De kern van het Stadscentrum ligt rondom exclusieve voetgangersgebieden. Zo worden belangrijke locaties (het station, de bushaltes, parkeergarages, fietsenstallingen en pleinen) verbonden met de vele bestemmingen (winkels, horeca en kantoren), maar ook met grote publiekstrekkers (het ziekenhuis, stadhuis en het theater). Zo is er een heel netwerk van hoofdvoetgangersroutes in het centrum ontstaan, wat is uitgegroeid tot de ruggengraat van het kernwinkelgebied.

De kruisingen met het overige verkeer zijn beperkt. Zo is er aan de zuidzijde van het Stadscentrum een volledig eigen voetgangersdomein ontstaan boven een 'onderwereld' van wegen, busbanen en parkeren: het zogenaamde 'Gebogen Maaiveld'. De overblijvende kruisingen met de busbanen en de ontsluitende wegen zijn beveiligd met knipperlichten, verkeerslichten of met rotondes. Speciale voorzieningen voor gehandicapten worden bij deze kruisingen gerealiseerd.

In het overige deel van het Stadscentrum krijgt de voetganger ook voldoende ruimte, onder andere door ruim bemeten trottoirs aan te leggen.

De fiets

Bevordering van het fietsverkeer is een belangrijk uitgangspunt van het verkeersbeleid in Almere. Juist voor een stadscentrum, waar de ruimte schaars is en het milieu onder druk staat, komt dit uitgangspunt nog pregnanter naar voren. Veel bestemmingen zijn per fiets snel en veilig te bereiken en parkeerproblemen zijn er niet. Naast veel bestemmingsverkeer naar het Stadscentrum worden deze routes ook vaak gebruikt voor het doorgaande fietsverkeer van de ene wijk naar de andere, bijvoorbeeld van de Stedenwijk naar de Filmwijk. In het Stadscentrum is een fietspadennetwerk opgenomen met een maaswijdte van globaal 300 x 300 meter. In de richting noord-zuid lopen twee hoofdfietsroutes langs de twee centrumgrachten (Olstgracht/Hoogezandstaat aan de westzijde en het Stadsweteringpad aan de oostzijde). Verder lopen er nog twee routes door het gebied via de P.J. Oudweg en de Regisseurstraat. In de richting oost-west lopen meerdere routes: Algerapad, Spoorbaanpad, Rentmeesterstraat/ Beeldhouwerpad, parallel aan de Hospitaalweg en Brouwerstraat/Esplanade/Meeresteinkade.

Naast deze (hoofd)fietsroutes zijn in principe alle straten in het Stadscentrum voor de fiets te gebruiken, uitgezonderd de voetgangersgebieden, de busbaan en de dreven. Per fiets kan men dus heel dicht bij de winkels en de andere voorzieningen komen.

De bromfiets maakt gebruik van de hoofdwegen voor de auto en de autostraten in het gebied. Op de fietspaden zijn bromfietsen niet toegestaan.

Om de openbare ruimte en vooral de voetgangersroutes zo veel mogelijk te vrijwaren van gestalde fietsen (in verband met ruimtegebruik, functioneren en uitstraling) is het van groot belang om goede stallingsmogelijkheden aan te bieden. Dit betekent voldoende capaciteit, een sociaal prettige uitstraling en vooral een excellente ligging ten opzichte van de te bezoeken bestemmingen. Als de fietsenstallingen te ver verwijderd zijn van de bestemmingen zal het gebruik snel afnemen en wordt de openbare ruimte alsnog belast met gestalde fietsen, vaak kris kras weggezet. Handhaving wordt dan ook steeds moeilijker. Op het ogenblik zijn er 6 fietsenstallingen in bedrijf: NS-station (2x), Schrijverstraat, Stadhuispromenade, Hospitaalweg en Esplanade.

De trein

In Almere wordt kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer nagestreefd. De trein is daarbij een onmisbare schakel. De Flevolijn loopt dwars door het plangebied. Het NS-station Almere Centrum ligt midden in het Stadscentrum. Het merendeel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het station (globaal een cirkel met een straal van 800 meter). Vanaf het NS-station zijn de centrumvoorzieningen en de kantoren voor de voetganger goed bereikbaar. Station Almere Centrum is belangrijk voor de verbindingen met de andere stadsdelen en met de regio. Tevens is het een belangrijk overstappunt richting de vele buslijnen.

De Flevolijn loopt nu van Amsterdam naar Lelystad, waar deze op dit moment nog zijn eindpunt heeft. Met de aanleg van de Hanzelijn heeft dit spoor eind 2012 via Dronten en Kampen in Zwolle aansluiting gekregen op het bestaande spoorwegennet naar het noorden en oosten. Na het schrappen van de Noord Oostelijke Verbinding van de Betuwelijn heeft het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat de Flevo- en Hanzelijn op 24 september 1999 aangewezen als mogelijk tracé voor het vervoer van goederen.

In de toekomst is een 5e en 6e spoor bij het station Almere Centrum voorzien, eventueel voor een spoorverbinding van Amsterdam/IJmeerverbinding/Almere Pampus via dit NS-station naar Almere Hout en eventueel verder naar de Utrechtse regio. Ruimtelijk is hiervoor een reservering gemaakt in dit bestemmingsplan door hier geen nieuwe bebouwing toe te staan.

Station Almere Centrum moet uitgroeien tot een intercity-knooppunt. Dit betekent een impuls voor het gebied in de ruime omtrek van het station. Het station groeit mee met de ontwikkeling van de stad, zowel in capaciteit als in kwaliteit. De opgave voor Almere Centrum bestaat zowel uit de doorontwikkeling tot een multimodaal knooppunt als het realiseren van een aantrekkelijke stationsomgeving. Het station is een belangrijke schakel in de stad. De looproutes van en naar het station sluiten aan op de stedelijke routes van het Stadscentrum.

De bus

Almere is opgezet als een openbaarvervoerstad: de hele structuur van de stad is opgehangen aan de busroutes, die als vrijliggende busbanen centraal door de stad lopen. Dit unieke systeem zorgt ervoor dat het Stadscentrum per openbaar vervoer vanuit de diverse woonwijken en stadsdelen zeer snel, stipt en comfortabel bereikbaar is. Met recht wordt gesproken over HOV: Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Het gebruik van het openbaar vervoer is vooral in vergelijking met andere steden nu al heel goed te noemen. De groei van Almere zal alleen maar leiden tot een nog beter gebruik van het openbaar vervoer. Speciale concepten, voorzieningen en extra services verhogen de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer.

In de richting noord-zuid loopt de busbaan (de zogenaamde 'stamlijn') centraal door het Stadscentrum. Op drukke momenten rijden hier meer dan 100 bussen per uur. In het noorden splitst deze busbaan zich in één lijn richting Kruidenwijk/Muziekwijk en één lijn naar Waterwijk/Almere Buiten. Aan de zuidkant ligt de splitsing onder het Gebogen Maaiveld. Eén lijn gaat naar het westen richting Stedenwijk en één lijn naar het oosten richting Filmwijk. Kort geleden is de busbrug tussen het Stadhuis en het ziekenhuis gebouwd om de doorstroming en de verkeersveiligheid in het zuisoostelijke deel van het Stadscentrum te verbeteren en mogelijkheden te bieden om te zijner tijd de oostelijke kavels van het Stadscentrum goed te kunnen ontwikkelen.

De bus wordt niet alleen veel gebruikt voor vervoer naar het Stadscentrum. Vooral het NS-station Almere Centrum is een belangrijk overstappunt voor de reiziger. Naast het langzaam verkeer wordt de bus vaak als voortransportmiddel voor de treinreis gebruikt. Onder het station is dan ook een busstation gerealiseerd, welke enige jaren geleden fors is uitgebreid om voldoende capaciteit te kunnen bieden voor alle halterende bussen. Ook is een grote kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte tot stand gekomen. De verbinding tussen NS-perrons en busstation is heel direct. Een goede interactie tussen trein en bus is van het grootste belang om de wachttijd en de totale reistijd voor de reiziger zo kort mogelijk te laten zijn.

Het busstation is een van de vijf bushaltes in het Stadscentrum. De andere haltes liggen bij de Passages, het Flevoziekenhuis, Stadhuisplein en Staatsliedenwijk. Op deze manier valt een groot deel van de bestemmingen in het Stadscentrum binnen de invloedssfeer van een bushalte (globaal een cirkel met een straal van 400 meter). Hierdoor zijn de centrumvoorzieningen voor de buspassagier te voet prima te bereiken. Verschillende belangrijke bestemmingen, zoals ziekenhuis, stadhuis en WTC, liggen zelfs binnen 100 à 200 meter van de bushalte.

De meeste stadsdienstlijnen doen het NS-station Almere Centrum aan, evenals een aantal streeklijnen. Ook een sneltramlijn zou mogelijk zijn. De verbinding van Muziekwijk richting Almere Hout is hier ruimtelijk en technisch geschikt voor. Het huidige busstation is eveneens ontworpen om lange trams te kunnen laten halteren.


Autoverkeer

Het beleid van de gemeente Almere is erop gericht om voor alle vervoerswijzen een goede bereikbaarheid van het Stadscentrum te creëren, dus ook voor de auto. Dit is één van de sterke troeven van Almere ten opzichte van andere steden. Bij de allereerste planvorming van het Stadscentrum is er gekozen voor een model waarbij het Stadscentrum vanaf drie zijden bereikbaar is. Vanuit het westen loopt de ontsluiting via de Waddendreef en de Stedendreef/Havendreef en Muziekdreef naar de A6 en de Hogering. Via het noorden vindt de auto-ontsluiting vanaf de Hogering naar het centrum plaats via de Markerdreef, Spoordreef, Randstaddreef en Landdrostdreef. Vanaf oostelijke richting is het centrum vanaf de A6 bereikbaar via de Veluwedreef en de Cinemadreef.

In het Stadscentrum zelf vormen de Spoordreef, Hospitaalweg en de Landdrostdreef een lus, waarmee alle deelgebieden van het Stadscentrum ontsloten worden. Deze wegen hebben een 50 km/uur regime, zijn alleen voor autoverkeer toegankelijk, er wordt niet langs geparkeerd en de wegen kruisen langzaam verkeer gedeeltelijk ongelijkvloers. Het voetgangersdomein op het Gebogen Maaiveld kruist de busbaan en de Hospitaalweg geheel ongelijkvloers. Hierdoor is de doorstroming op deze lusweg optimaal en is de verkeersveiligheid zo goed mogelijk gewaarborgd.

De rest van het plangebied is ingericht als een 30 km/uur-gebied, waarin de verkeersfunctie en de verblijfsfunctie zo goed mogelijk met elkaar gecombineerd worden. Op bepaalde locaties zijn aparte laad- en loshoven gerealiseerd. Op deze manier wordt de openbare ruimte aantrekkelijk gehouden en is de verkeersveiligheid zo optimaal mogelijk bediend.

Om de doorstroming van het autoverkeer nog verder te verbeteren worden kleine infrastructurele aanpassingen gerealiseerd, onder andere bij De Krakeling. Dynamisch verkeersmanagement is een belangrijk instrument om de doorstroming op de dreven nog meer te optimaliseren. Daarom wordt binnenkort een uitgebreide informatievoorziening voor de automobilisten langs de toegangswegen naar het Stadscentrum geplaatst.

Voor de toekomst is een oost-west-autoverbinding ten noorden van het station voorzien. Via een tunnel worden de Waddendreef en de Landdrostdreef met elkaar verbonden. Ruimtelijk is hiervoor een reservering gemaakt in dit bestemmingsplan door hier geen nieuwe bebouwing toe te staan (met uitzondering van een kiosk ten noorden van het NS-station).


Bevoorradend verkeer

Het bevoorradend verkeer maakt gebruik van de dreven. Op korte afstand van de lusweg van de drie dreven heeft het bevoorradend verkeer veelal zijn eindbestemming om de vracht te laden en te lossen. Bij voorkeur vindt dit laden en lossen plaats in de speciaal daarvoor gebouwde laad- en loshoven of in de andere binnenhoven. Een enkele keer zal de bevoorrading vanaf een openbare straat of plein plaats vinden. Ten noorden van het station is het westelijke en oostelijke deel van de kantorenstrook voor het vrachtverkeer met elkaar verbonden. Het bevoorradend verkeer rijdt vanaf de Landdrostdreef/Rooseveltweg naar de P.J.Oudweg/Spoordreef.

Bevoorrading in het voetgangersdomein is op bepaalde plaatsen mogelijk, maar dan onder strikte voorwaarden. Zo worden er bijvoorbeeld venstertijden ingevoerd, waarna het desbetreffende gebied fysiek wordt afgesloten.

Parkeren

Parkeren is een uitermate belangrijk aspect voor het goed functioneren van het Stadscentrum. Daarom zijn er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd, die allemaal hoogwaardig van kwaliteit zijn. Ten opzichte van andere stadscentra is dit ook een aantrekkelijk punt om de concurrentiepositie van Almere te verbeteren.

De meeste parkeerplaatsen liggen in gebouwde parkeervoorzieningen; zo zijn er meer dan tien parkeergarages in het Stadscentrum (zie figuur 5.4). Hierbij is veel aandacht besteed aan de technische eisen van een parkeerplaats, de uitstraling van het geheel en de sociale veiligheid. Een duidelijke bewegwijzering vanaf de dreven naar de parkeergarages, dynamische informatie over de bezettingsgraad en een heldere bewegwijzering in de garage zelf zorgen voor een optimaal gebruik van alle parkeergarages. Naast de gebouwde parkeervoorzieningen zijn nog een groot aantal parkeerplaatsen in de openbare binnenhoven en de straten gelegen. Tenslotte zijn er nog een aantal parkeervelden die een tijdelijk karakter hebben. Bij de verdere uitbreiding van de het Stadscentrum zullen deze parkeerplaatsen opgenomen worden in de nieuwe planontwikkelingen.

In principe zijn de meeste parkeerplaatsen openbaar en dus door iedereen te gebruiken. De bewoners hebben over het algemeen één eigen parkeerplaats in een afgesloten parkeervoorziening of via het parkeervergunningstelsel. De kantoren aan de noordzijde van het station hebben ook gedeeltelijk privé-parkeerplaatsen.

Voor mindervaliden worden speciale parkeerplaatsen in het Stadscentrum aangewezen, zo dicht mogelijk bij de belangrijkste centrumvoorzieningen. Op veel plaatsen zijn algemene invalidenparkeerplaatsen (IPA) aangegeven en zijn bedoeld voor algemeen gebruik door mensen die in het bezit zijn van een invalidenparkeerkaart. Het aantal IPA's volgt zo goed mogelijk de behoefte van de mindervaliden. Daarnaast worden ook parkeerplaatsen aangeduid voor specifieke personen met een handicap die daar wonen of werken, de zogenaamde invalidenparkeerplaats op naam.

Taxi's kunnen in principe in het hele Stadscentrum hun klanten in laten stappen. Bij het NS-station (Taxiplein), bij het Flevoziekenhuis en in de Muntmeesterhof (ten behoeve van de horeca op de Grote Markt en omgeving) hebben de taxi's speciale taxistandplaatsen.

Het aantal parkeerplaatsen wordt vastgesteld door middel van de parkeerbalans voor het hele Stadscentrum. In de parkeerbalans wordt voor vier verschillende tijdsperiodes de parkeerbehoefte elk afzonderlijk geraamd. Deze tijdsperiodes zijn: de werkdag, de zaterdag, de koopavond en de nacht. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van het aantal m² vloeroppervlakte van een bepaalde functie, de parkeernorm van die functie en de bezettingsgraad in de desbetreffende tijdsperiode. Vanwege het dubbelgebruik van de parkeerplaatsen worden de parkeerplaatsen zo veel mogelijk als openbare parkeerplaatsen uitgevoerd. De maximum parkeerbehoefte van de vier tijdsperioden is dan maatgevend voor het uiteindelijk te realiseren aantal parkeerplaatsen. Parkeerbehoefte en parkeeraanbod wordt zo goed mogelijk met elkaar in balans gebracht.

Voor de parkeerbalans worden de parkeerkencijfers van het CROW gebruikt, waarbij deze toegesneden zijn op de Almeerse situatie. Zo wordt de maximum parkeernormering van de diverse functies ingevuld, evenals de bezettingsgraden van de parkeervoorzieningen in de vier verschillende tijdsperioden. Voor een goede parkeerbalans wordt ook een onderscheid gemaakt tussen privé-parkeerplaatsen en openbare parkeerplaatsen. Het dubbelgebruik van de parkeerplaatsen kan namelijk alleen bij de openbare parkeerplaatsen plaats vinden.

Alle openbare parkeerplaatsen in het Stadscentrum vallen onder het betaald parkeren-regime en maken deel uit van de Almeerse parkeerexploitatie. De meeste parkeerplaatsen liggen 'achter de slagboom', met afrekenen achteraf. Ook in de straat en binnenhoven liggen parkeerplaatsen, welke men via de parkeermeter kan betalen. Speciale regelingen zijn er voor het verkrijgen van abonnementen en vergunningen.

5.3 Geluid

In de Wet geluidhinder zijn de regels voor het bestrijden en voorkomen van geluidhinder ten gevolge van wegverkeer, railverkeer en industrie vastgelegd. Hierin staat bijvoorbeeld wanneer de geluidsbelasting moet worden getoetst. Daarnaast is vastgelegd hoeveel geluid in deze situaties is toegestaan. Wanneer een overschrijding van de norm wordt geconstateerd bij de toetsing, moeten er maatregelen worden getroffen om de geluidsbelasting terug te brengen. De akoestische berekeningen moeten voldoen aan de regels die zijn vastgelegd in Reken- en Meetvoorschriften.

Het bestemmingsplan moet voldoende inzicht geven in de realiteitswaarde van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen in relatie tot de te verwachten geluidsbelasting. In en rondom het plangebied zijn een spoorlijn en wegen aanwezig die volgens de Wet geluidhinder een geluidszone hebben. Het betreft de onderstaande (spoor)wegen (met tussen haakjes de veiligheidszones):

  • Flevolijn (600 m)
  • Busbaan (200 m)
  • Spoordreef (350 m)
  • Randstaddreef (350 m)
  • Landdrostdreef (350 m)
  • Hospitaaldreef (200 m)
  • Waddendreef (350 m)

Een geluidszone is een aandachtsgebied waarbinnen moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder, indien er geluidsgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn:

  • woningen;
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen;
  • verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven.

De geluidsgevoelige terreinen zijn:

  • woonwagenstandplaats;
  • bestemde ligplaats voor woonschepen.

De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van spoorweglawaai bedraagt voor woningen 55 dB en voor andere geluidsgevoelige gebouwen 53 dB.

In het verleden zijn in het plangebied hogere waarden vastgesteld voor weg- en railverkeerslawaai. In tabel 5.1 is een overzicht gegeven van de betreffende beschikkingen. Daarnaast is omschreven wat de inhoud van de beschikking is en of de geprojecteerde objecten zijn gerealiseerd. Voor niet gerealiseerde objecten dienen opnieuw hogere waarden te worden vastgesteld.

Gebied   Weg/rail   Beschikking hogere waarden   Omschrijving/aantal hogere waarden   Realisatie  
Centrum Zuid Almere Stad (2.A)   Weg   7 oktober 1997 (MB/97.071832/c)   - hogere waarden voor geprojecteerde woningen langs wegen in het plangebied van 55, 60 en 65 dB(A) verleend voor respectievelijk 150, 60 en 60 woningen
- hogere waarden voor 48 bestaande woningen ter hoogte van de kruising Hospitaaldreef/Spoordreef: aan de Brouwerstraat, Flevostraat en Blekerstraat
- hogere waarden voor 33 bestaande woningen langs de Spoordreef aan de Delfzijlsingel en Bottelaarpassage
- hogere waarden voor het Flevoziekenhuis  
Niet gerealiseerd:
- Blok 5: 75woningen
- Blok 8: 65 woningen

Overige: gerealiseerd

 
Centrum Zuid Almere Stad (2.A)   Weg   10 mei 2001
(MB/01.090870/C)  
- hogere waarden voor bestaande woningen aan de Oscarlaan en Judy Garlandhof, vanwege de te verleggen Landdrostdreef   Gerealiseerd  
Centrum Zuid Almere Stad (2.A)   Weg   28 januari 2002 (MB/02.090102/C)   - hogere waarden voor geprojecteerde onderwijsinstituten op de Landdrostkavel   Gerealiseerd  
Alnovum (Almere Stad)   Weg en rail   18 juli 2000 (MB/00.091250/C)   - hogere waarden voor onderwijsinstituut:
60 dB(A) vanwege Flevolijn
61 dB(A) vanwege Spoordreef  
Gerealiseerd

 
Almere Centrum Noord   Weg en rail   19 augustus 2003
(MB/03.041117/L)  
- hogere waarden voor 100 kantoorgebonden woningen:
55 dB(A) vanwege Spoordreef en Landdrostdreef
68 dB(A) vanwege Flevolijn  
Niet gerealiseerd
Door tracébesluit OVSAAL zijn hogere waarden vanwege de Flevolijn vervallen.
In dit besluit zijn geen hogere waarden vastgesteld voor kantoorgebonden woningen.  
Almere Centrum   Rail   11 september 2011 (TB OVSAAL)   - hogere waarden voor 10 bestaande woningen aan de Schoutstraat   Gerealiseerd  

Tabel 5.1 Overzicht afgegeven hogere waarden en realisatie

Uit tabel 5.1 blijkt dat de hoogbouw in blok 5 en 8, zoals geprojecteerd in het geldende bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad (inclusief 1e herziening)', niet is gerealiseerd. Daarnaast zijn er in het tracébesluit OVSAAL geen hogere waarden vastgesteld voor railverkeerslawaai voor kantoorgebonden woningen in het gebied Almere Centrum Noord.

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard, maar is daar waar mogelijk globaler en flexibeler. Bestaande (nog niet gerealiseerde) mogelijkheden voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen, die zijn overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen, zijn:

  • Hoogbouw aan het Castellum (blok 5.2);
  • Hoogbouw ten noorden van De Krakeling (blok 8, voormalig gebouw Groenwoud);
  • Hoogbouw ten noorden van de spoorlijn en het mogelijk maken van kantoorappartementen.

Daarnaast worden in het onderhavige plan de volgende geluidgevoelige bestemmingen direct mogelijk gemaakt:

  • in het Weerwater is een zone aangegeven voor ligplaatsen voor woonschepen;
  • een ruimere bestemming voor de Zoetelaarpassage, zodat naast kantoren ook woningen mogelijk zijn.

Met uitzondering van de locatie voor de woonschepen op het Weerwater, liggen de locaties zodanig dat een akoestisch onderzoek is verricht. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 Akoestisch onderzoek.

Hoogbouw aan het Castellum (blok 5.2)

De hoogbouw aan het Castellum (blok 5.2) is nog niet gerealiseerd. In het Masterplan voor het Stadscentrum zijn op deze locatie 305 woningen voorzien. Bij beschikking van 7 oktober 1997 zijn in het verleden door Gedeputeerde Staten van Flevoland hogere waarden vastgesteld voor blok 5, namelijk 70 woningen in de geluidbelastingsklasse 49-53 dB en 5 woningen in de geluidbelastingsklasse 54-58 dB.

Voor blok 5.2 is geen uitwerking beschikbaar. In het Akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting daarom berekend op een fictief ontvangerpunt op de noord-oostzijde van blok 5.2. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op het rekenpunt op alle rekenhoogtes hoger is dan de voorkeurswaarde van 48 dB. De hoogste geluidsbelasting is 54 dB. Vanwege de Hospitaaldreef wordt voor 75 woningen wederom een hogere waarde vastgesteld, onderverdeeld in 70 woningen in de geluidsbelastingsklasse 49–53 dB en 5 woningen in de geluidsbelastingsklasse 54-58 dB.


Hoogbouw ten noorden van de Krakeling (blok 8)

In het Masterplan voor het Stadscentrum is voor blok 8 een woontoren voorzien met een hoogte van 60 meter voor 64 woningen. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad' uit 2001. Bij beschikking van 7 oktober 1997 zijn door Gedeputeerde Staten van Flevoland hogere waarden vastgesteld voor blok 8, namelijk 25 woningen in de geluidsbelastingsklasse 49-53 dB, 25 woningen in de geluidsbelastingsklasse 54-58 dB en 15 woningen in de geluidsbelastingsklasse 59-63 dB. In het bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere-Stad, 1e herziening' uit 2003, is de bouwhoogte verhoogd tot 80 meter. Het aantal woningen met een hogere waarde is toen echter niet verhoogd.

In het Akoestisch onderzoek is op de rooilijn van de toekomstige bebouwing op drie posities per bouwlaag de geluidsbelasting berekend vanwege de Spoordreef en de busbaan. Hierbij is de begane grond uitgezonderd omdat in het bestemmingsplan wonen op de begane grond is uitgesloten. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Spoordreef op alle rekenpunten hoger is dan de voorkeurswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting is vanaf 4,5 m 63 dB en lager. De geluidsbelasting vanwege de busbaan geeft op de zuidgevel een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB op de rekenhoogtes van 4,5 m tot en met 31,5 m.

In het Masterplan voor het stadscentrum van Almere is uitgegaan van 3,25 woningen per etage. Uitgaande van de in het bestemmingsplan aangegeven bouwhoogte van 80 m kunnen er maximaal 25 etages met woningen worden gerealiseerd. Vanwege de Spoordreef worden de volgende hogere waarden vastgesteld:

Geluidsbelastingsklasse   Bouwlagen   Aantal  
49 - 53 dB   9   30  
54- 58 dB   10   33  
59- 63 dB   6   20  
Totaal   83  

Tabel 5.2 Hogere waarden als gevolg van de Spoordreef

Vanwege de busbaan wordt voor 27 woningen een hogere waarde vastgesteld in de geluidsbelastingklasse 49-53 dB.

De gecumuleerde geluidsbelasting vanwege de Spoordreef en de busbaan wordt in het Akoestisch onderzoek als aanvaardbaar beoordeeld.

Hoogbouw ten noorden van de spoorlijn

Binnen de bestemming Kantoor-Kantoorgebied is de vestiging van 100 kantoorappartementen en maatschappelijke functies mogelijk. Een kantoorappartement moet worden gezien als een woning en is een geluidsgevoelige bestemming op grond van de Wet geluidhinder. Onder maatschappelijke functies valt ook een geluidsgevoelige functie als een kinderdagverblijf. Alleen het oostelijk gelegen kantoorgebouw is nog niet gerealiseerd.

Uit het Akoestisch onderzoek blijkt dat voor wegverkeerslawaai de busbaan van belang is voor de twee bestaande kantoorgebouwen. De Landdrostdreef is van belang voor het nog te realiseren kantoorgebouw. Railverkeerslawaai is relevant voor alle drie de kantoorgebouwen.

De geluidsbelasting vanwege de busbaan op de twee bestaande kantoorgebouwen is vanaf een hoogte van 40 meter niet hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting vanwege de Landdrostdreef bedraagt op de westgevel van het nog te realiseren kantoorgebouw vanaf een hoogte van 40 meter 53 dB en lager. De geluidsbelasting vanwege railverkeerslawaai is op alle rekenpunten hoger dan de voorkeurswaarde van 55 dB, met een maximum van 64 dB.

Bij beschikking van 19 augustus 2003 zijn door Gedeputeerde Staten van Flevoland voor 100 kantoorappartementen hogere waarden verleend tot 53 dB vanwege de Landdrostdreef en 66 dB vanwege de Flevolijn. Deze beschikking wordt als uitgangspunt genomen voor het vaststellen van hogere waarden. voor zowel de Landdrostdreef als de Flevolijn. Vanwege de Landdrostdreef wordt voor de 100 kantoorappartementen een hogere waarde verleend van 53 dB. Vanwege de Flevolijn wordt voor de 100 kantoorappartementen een hogere waarde verleend van 66 dB. Om een eenduidige lijn aan te geven wordt in de regels van de bestemming Kantoor-Kantoorgebied opgenomen dat alleen kantoorappartementen zijn toegestaan vanaf een waarneemhoogte van 40 meter.

De gecumuleerde geluidsbelasting vanwege de Flevolijn en de Landdrostdreef wordt in het Akoestisch onderzoek als aanvaardbaar beoordeeld.


Woningen Zoetelaarpassage

In de Zoetelaarpassage wordt de mogelijkheid geboden om woningen te realiseren. Hiervoor dient de geluidsbelasting vanwege de Spoordreef en de busbaan te worden beschouwd. In het Akoestisch onderzoek is op twee locaties op de oostgevels de geluidsbelasting berekend. De geluidsbelasting vanwege de Spoordreef en vanwege de busbaan ligt ruim beneden de voorkeurwaarde van 48 dB.

Hogere waarde

Het ontwerpbesluit hogere waarden heeft vanaf 23 september 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbesluit zijn binnen de termijn van ter inzage legging geen zienswijzen naar voren gebracht. Het besluit hogere grenswaarden is opgenomen in Bijlage 5 Besluit hogere waarden.

Gevoelige functies

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen (geluids)gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Bedrijven

In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, wordt niet gewerkt met de systematiek van richtafstanden en afstandsstappen maar wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging die gebaseerd is op de bovengenoemde VNG-publicatie. In deze staat wordt met een categorie-indeling in drie categorieën (A, B en C) aangegeven in welke mate een bedrijfsactiviteit direct naast woningen toelaatbaar is. In Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging opgenomen.

In het bestemmingsplan is er voor gekozen om binnen de bestemming 'Centrum' en 'Centrum-Centrumgebied' alleen activiteiten toe te staan die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd (categorie A). De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Voor de activiteiten die binnen de overige bestemmingen worden toegestaan, geldt dat deze maximaal categorie B betreffen. Deze categorie omvat activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Binnen de betreffende bestemmingen kunnen deze activiteiten ook alleen afgescheiden van woningen plaatsvinden.

Horeca

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen horeca-activiteiten als milieubelastende functie en (geluids)gevoelige functies mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering voor horeca-activiteiten. In Bijlage 8 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten is een nadere toelichting op deze milieuzonering opgenomen.

Horeca en geluidsoverlast gaan hand in hand. Door middel van stringent vergunningenbeleid en handhaving zal dit probleem beheersbaar blijven. Expliciet is gekozen om de woonfunctie en de functie zware horeca niet met elkaar te combineren. Op die wijze blijft sprake van een handhaafbare en leefbare situatie.

Door in dit bestemmingsplan gebruik te maken van een Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en een Staat van Horeca-activiteiten wordt (voor zover dat in het ruimtelijke spoor mogelijk is) voorkomen dat activiteiten binnen het plangebied zullen leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van zowel bestaande als nieuwe woningen of gevoelige functies.

5.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wijzigingswet Wet milieubeheer). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.

Toetsingsregels

Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):

Stof   Daggemiddelde (µg/m3)   Jaargemiddelde (µg/m3)   Datum in werking (na derogatie EU)   Achtergrondconcentratie 2010 Almere (µg/m3)  
NO2   -   40   1-1-2015   < 25  
PM 10   50
(mag 35 keer/jaar overschreden worden)  
40   1-1-2011   < 25  

Tabel 5.3 Parameters luchtkwaliteit

Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te gebeuren. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. een project leidt -al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • 4. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:

  • Besluit & Regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM);
  • Regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' (RBL), (gewijzigd december 2008, maart 2009);
  • Regeling 'Projectsaldering luchtkwaliteit 2007';
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Naast de Wet milieubeheer geldt ook de Wet ruimtelijke ordening. De koppeling tussen de Wet ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit wordt via het aspect 'goede ruimtelijke ordening' vormgegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:

  • het beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
  • het scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
  • het voorkomen van voorzienbare hinder;
  • het beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.

Beoordeling situatie

De gemeente Almere doet mee aan het NSL. Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan maakt onderdeel uit van een project in het NSL, namelijk projectnummer 106, 'Inbreiding Almere Stad'. Projecten die zijn opgenomen in het NSL hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het programma zoals dit in het plangebied mogelijk wordt gemaakt past binnen het programma van het NSL. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Zij nemen geen deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het gaat dus om mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit.

Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Deze is vervat in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar.

Naast de bescherming van het individu geldt er ook een verantwoordingsplicht voor activiteiten met gevaarlijke stoffen waarbij een groep mensen kan overlijden: het groepsrisico (GR). Deze verantwoordingsplicht houdt in, dat de wijziging van het groepsrisico ten gevolge van een ruimtelijk plan moet worden onderbouwd én verantwoord. Hierbij is de oriëntatiewaarde een soort ijkpunt voor de omvang van het groepsrisico.

Hierna volgt een inventarisatie van de risicobronnen (inrichtingen en transport) in het plangebied.

Inrichtingen

In het plangebied (of in de omgeving) zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Het bestemmingsplan Centrum Almere Stad maakt de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen - of overige inrichtingen waarvoor veiligheidsafstanden gelden - niet mogelijk. Ook worden in het bestemmingsplan geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen of binnen de veiligheidsafstand van overige inrichtingen geprojecteerd.

Met een risicovolle inrichting wordt bedoeld een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Besluit van 27 mei 2004, Staatsblad 2004, nr. 250, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 11 februari 2011, Staatsblad 2011, nr. 104) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico of een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

De veiligheidsafstand is de afstand die in verband met externe veiligheid ten minste moet worden aangehouden tot (geprojecteerde) kwetsbare objecten.

Onder kwetsbare objecten vallen zaken zoals woningen, scholen, kinderdagverblijven, bejaardenhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en kantoren met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 1.500 m² (artikel 1, eerste artikel, aanhef en onder b Besluit externe veiligheid inrichtingen; verder: Bevi).

Onder beperkt kwetsbare objecten vallen zaken zoals bedrijfsgebouwen, kantoren met een bruto vloeroppervlakte van minder dan 1.500 m², (kleine) winkels, sporthallen, zwembaden en speeltuinen (artikel 1, eerste artikel, aanhef en onder l Bevi).

Met het begrip ínvloedsgebied wordt verstaan het gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico (artikel 1, eerste artikel, aanhef en onder k Bevi). Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt als uitgangspunt bij de 1% letaliteitsgrens (uitgezonderd LPG tankstations). In de praktijk wordt voor transportroutes 200 meter en voor LPG tankstations 150 meter gehanteerd. Het 200 meter criterium komt uit de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: circulaire RNVGS): 'Er hoeven in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld in een gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt.'


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0010.jpg" Figuur 5.4 Bron provinciale risicokaart


Transport

Water

In of nabij het plangebied liggen geen vaarwegen waarover qua aard en omvang dermate transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, dat dit zal leiden tot aandachtpunten op het gebied van externe veiligheid.


Weg

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de Hogering/Buitenring en de A6. De Circulaire RNVGS is op deze risicobron niet van toepassing.


Buis

In of nabij het plangebied liggen geen buisleidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (verder: Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (verder: Revb). Dit zijn buisleidingen voor aardgas met de functie van transportleiding met een druk boven 16 bar én een doorsnede van minimaal 5 cm. Aardgasleidingen met een lagere druk en kleinere diameter staan bekend als aardgasdistributieleidingen. Het Bevb is niet van toepassing.


Spoor

Dwars door het plangebied loopt de Flevolijn, die deel uitmaakt van het Basisnet Spoor. Over de Flevolijn zal ook transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden.


Beleid en wet- en regelgeving

De circulaire RNVGS vormt het geldende externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze circulaire, inclusief anticiperende toepassing van de Wet Basisnet, vervalt van rechtswege op de dag nadat de wet tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de totstandkoming van een basisnet (verder: Wet basisnet) en het Besluit transport routes externe veiligheid (verder: Btev) in werking zijn getreden. Het geldende beleid zal dan in wetgeving worden omgezet.

Vooruitlopend hierop zijn de bestuurlijke afspraken (die zijn gemaakt tussen de minister van Infrastructuur en Milieu en de gemeente Almere in 1999) eind 2011 herzien. Ruimtelijk relevant in deze afspraken zijn:

  • de 'oude' veiligheidszone van 30 meter vervalt;
  • er geldt een veiligheidszone van maximaal 6 meter ter weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanuit het midden van de doorgaande spoorbundel;
  • verder geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter, aan weerszijden van het spoor, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf.


Toepassing circulaire RNVGS

Conform de recent gewijzigde circulaire RNVGS wordt hierna de 'risicobeoordeling ruimtelijke ontwikkelingen rondom het Basisnet' toegepast.


Plaatsgebonden risico

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan langs een spoorlijn die deel uitmaakt van het Basisnet Spoor, kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Bij Basisnet Spoor gelden namelijk de afstanden die in Bijlage 4 (kolom 5) bij de circulaire RNVGS zijn opgenomen. Deze afstanden (volgens de toelichting op de tabel betreft dit de zogenaamde veiligheidszone), gemeten vanaf het midden van de infrastructuur, resulteren in plaatsen waar het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedraagt dan 10-6 per jaar.


Groepsrisico

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan langs een spoorlijn, is een beoordeling en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. In dit geval mede op basis van een berekening van het groepsrisico. Het doel van de berekening is om een kwantitatieve indicatie te geven van de mogelijke gevolgen van het nieuwe bestemmingsplan voor het groepsrisico in dit overwegend bestaande gebied. Bij het berekenen van het groepsrisico dient te worden uitgegaan van de voor het baanvak geldende transportgegevens (gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor vervoer over deze transportas) en overige inputgegevens uit Bijlage 4 van de circulaire RNVGS.

Resultaten

In Bijlage 9 Berekening groepsrisico zijn de berekeningen opgenomen van het groepsrisico voor het bestemmingsplan 'Centrum Almere Stad'. Uitgebreide rapportages van de berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 10 Berekeningen autonome situatie, Bijlage 11 Berekeningen autonome situatie met Basisnet maatregelen en Bijlage 12 Berekeningen toekomstige situatie met Basisnet maatregelen. De beoordeling en verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in Bijlage 13 Verantwoording groepsrisico.

De conclusies van de berekeningen zijn:

  • 1. Voor dit spoortraject (40010: Weesp-Hattem) is ter plaatse van baanvak 11 en 13 de veiligheidszone 6 meter en ter plaatse van baanvak 12 is deze zone 1 meter (zie figuur 5.5).
  • 2. Voor dit spoortraject geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter.
  • 3. Ten gevolge van dit bestemmingplan neemt het groepsrisico met ongeveer een factor 2 toe, tot rond de oriëntatiewaarde.
  • 4. Na de kans- en effectreducerende maatregelen die worden getroffen in het kader van het Basis Spoor en het Tracébesluit OV-SAAL, korte termijn, Weesp-Lelystad, resteert een groepsrisico rond de oriëntatiewaarde bij een adequate bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0011.jpg" Figuur 5.5 Basisnet Spoor 2020, met per baanvak de exacte ligging van de veiligheidszones van 6 en 1 meter


Ruimtelijke consequenties voor het bestemmingsplan

veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1

De veiligheidszone is 6 meter en 1 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten uit het hart van de spoorbundel. Volgens artikel 2 van het (concept) Besluit transport routes externe veiligheid, is in deze zone de bouw, vestiging of aanleg van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan en van nieuwe beperkt kwetsbare objecten alleen in uitzonderingsgevallen (gewichtige redenen). Het spoor mag niet worden overbouwd als een veiligheidszone is bepaald. Verder worden in deze zone, via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling, aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijke zone.

Deze veiligheidszone ligt binnen de minimale spoorbundelbreedte van circa 14 meter voor dit plangebied. Binnen deze zone bevinden zich geen bestaande kwetsbare objecten. Ter plaatse van het station Almere Centrum bevinden zich binnen deze zone wel een aantal bestaande beperkt kwetsbare objecten: kiosk, bloemenwinkel, grenswisselkantoor, snackbar etcetera. Deze zijn gevestigd in het station onder het spoor. Volgens het Tracébesluit is in dit geval sprake van 'zwaarwegende belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ordening en economie', omdat de aanwezige objecten vooral gericht zijn op (trein)reizigers en hiermee een onlosmakelijke functionele binding hebben met het station en het spoor. Deze motivering wordt in het kader van dit bestemmingsplan overgenomen.

De veiligheidszone ligt binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' en heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 1'. Het vestigen van een nieuw kwetsbaar object is binnen deze aanduiding verboden. Vanwege 'zwaarwegende belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ordening en economie' is ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' de vestiging van nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk, mits deze objecten vooral gericht zijn op (trein)reizigers en een onlosmakelijke functionele binding hebben met het station en het spoor. Voor deze nieuwe beperkt kwetsbare objecten gelden aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zullen tegelijk in werking treden met de wijziging van de Wet basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Volgens het Basisnet Spoor geldt voor dit spoortraject een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan de stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Voor het PAG geldt volgens artikel 8 van het (concept) Besluit transport routes externe veiligheid een bijzondere verantwoordingsplicht voor nieuwe bouwwerken (aanvullend op de verantwoordingsplicht groepsrisico) speciaal gericht op het effect van een eventuele plasbrand. Verder worden in dit gebied via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijk gebied.

Het PAG heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrandaandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zullen tegelijk in werking treden met de wijziging van de Wet basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

5.6 Groen en Natuur

Groen

Het plangebied bestaat op dit moment voor het grootste deel uit stedelijk gebied. Enkele binnentuinen, groenstroken, plantsoenen en watergangen vormen de spaarzame groene elementen met een hoge gebruiksintensiteit of zijn van ornamentele waarde. Bijzonder zijn de twee groene daken in het Stadscentrum.

Maar ook in hoogstedelijke omgeving als in Centrum Almere Stad komen ecologische waarden voor. Daarbij gaat het om aan de mens aangepaste soorten en soms zijn deze soorten zelfs in sterke mate daarvan afhankelijk.

Op basis van de inventarisatie die in 2011 door het Bureau van der Goes en Groot in opdracht van de gemeente is uitgevoerd (aangevuld met losse waarnemingen), kan wel worden gesteld dat het gebied in vergelijking met de omgeving zeer soortenarm is. Desondanks worden enkele onder de Flora- en faunawet beschermde soorten aangetroffen.

Boswet

Voor het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet moet een melding worden gedaan. Bovendien is sprake van een herplantplicht. De Boswet is niet overal en niet voor iedere houtopstand van kracht. Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom (zoals die is vastgesteld in het kader van de Boswet) en voor in de wet genoemde typen houtopstanden geldt de Boswet niet.

Het plangebied ligt vrijwel geheel binnen de bebouwde kom Boswet. Voor het overige deel geldt dat daar geen houtopstanden staan die onder de bescherming van de Boswet vallen. Dit betekent dat de – overigens spaarzaam - in het plangebied aanwezige houtopstanden niet onder de meldings- en herplantplicht vallen van de Boswet.

Natuur

Gebiedsbescherming – Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Dit netwerk van gebieden moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven, waardoor natuurgebieden hun waarde verliezen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van de EHS, welke zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007).

Het plangebied heeft geen overlap met de EHS. Daarnaast hebben de beoogde ontwikkelingen van dit bestemmingsplan ook geen invloed op EHS-gebieden in en rond Almere.

Gebiedsbescherming – Ecologische structuur Almere

In het Ecologisch Masterplan (zie Bijlage 1 Beleidskader, onder 1.3 Gemeentelijk beleid) is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Ruimtelijk bestaat het plan uit ecologische brongebieden die door ecologische verbindingszones worden verbonden. Daarmee vormt het in zekere zin de 'gemeentelijke haarvaten' van de EHS. Een deel van de ecologische verbindingszones is al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden. Binnen het plangebied bevinden zich geen (gerealiseerde of geprojecteerde) ecologische verbindingszones of brongebieden die genoemd worden in het Ecologisch Masterplan.

Gebiedsbescherming – Natuurbeschermingswet 1998

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet).

De Nbwet heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000 gebieden) en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het meest nabije Natura 2000-gebied (Lepelaarplassen) ligt op ruim 3 kilometer afstand en is daarvan afgescheiden door bestaand stedelijk gebied en een recreatiegebied. Gezien de afstand en de beoogde ontwikkelingen kan op voorhand worden uitgesloten dat dit bestemmingsplan een negatief effect heeft op het behalen van de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden.

Soortbescherming – Flora- en faunawet

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor soortbescherming geïmplementeerd in de Flora- en faunawet (Ffwet). De Ffwet heeft betrekking op: alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.

De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ffwet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.

In 2011 is een inventarisatie van beschermde plant– en diersoorten uitgevoerd in het plangebied (Van der Goes en Groot 2011). Daarnaast zijn enkele losse meldingen van broedvogels en zoogdieren bekend (onder andere NDFF). Hieronder wordt per soortgroep beschreven welke beschermde soorten voorkomen in het plangebied. De aanduiding van tabel 1, 2 en 3 verwijst naar het betreffende beschermingsregime (zie Bijlage 14 Implicaties Soortbescherming Flora- en faunawet).

Vaatplanten

In het plangebied zijn in enkele exemplaren van de – overigens in Almere algemeen voorkomende - brede wespenorchis (tabel 1-soort) aangetroffen. Er zijn geen zwaarder beschermde soorten aanwezig in het plangebied.

Vissen

Aan de oevers van het Weerwater zijn rivierdonderpadden aangetroffen. Deze vis van stenig substraat heeft zijn leefgebied op de stortstenen oevers. De soort geniet bescherming van de Flora- en faunawet (tabel 2-soort).

Broedvogels

Omdat het uitgangspunt is om broedvogels en bewoonde nesten niet te storen, is het plangebied door Van der Goes en Groot slechts onderzocht op vogelsoorten waarvan de nesten ook buiten de broedtijd beschermd zijn. Van deze categorie is alleen de boerenzwaluw aangetroffen (onder bruggen). Van andere vogelsoorten is op andere wijze broeden vastgesteld of aannemelijk (onder andere knobbelzwaan, wilde eend, meerkoet, huismus, spreeuw). Bijzonder is de aanwezigheid van twee paar scholeksters die de twee groene daken in het stadshart als broedgebied hebben.

Grondgebonden zoogdieren

Een aanzienlijke populatie van het konijn (tabel 1-soort) is aanwezig in het gebied tussen het politiebureau en het station. In de zomermaanden groeit de populatie tot enkele honderden dieren om in de winter weer fors af te nemen.

Vleermuizen

Bij de inventarisatie in 2011 is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebied in het plangebied. Hierbij zijn foerageergebied en vliegroutes van de gewone dwergvleermuis, meervleermuis en laatvlieger vastgesteld (allen zwaar beschermd – tabel 3). Deze soorten jagen boven open water (meervleermuis) en dicht langs opgaande structuren, zoals bosranden en bomenlanen.

In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen, maar gezien de aanwezigheid van jagende dieren is een verblijfplaats zeer waarschijnlijk. Verblijfplaatsen van deze drie vleermuissoorten komen onder andere voor in spouwmuren en achter betimmering. Een toevallige vondst van een drietal dode ingesloten gewone dwergvleermuizen in de voormalige bibliotheek (maart 2012) doet vermoeden dat een groter aantal in dit gebouw een verblijf heeft gehad.

5.7 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in de bijlagen bij het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Voor de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:

  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).

In het bestemmingsplan Centrum Almere Stad wordt de aanleg van maximaal 40 ligplaatsen mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Water'. Ook de overige ontwikkelingen in het bestemmingsplan blijven ver onder de drempelwaarden van een stedelijk ontwikkelingsproject. Gelet op de omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet in of nabij bijzondere gebieden ligt, kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.8 Waterparagraaf

Huidige situatie


Bodem en grondwater

De bodem in het Stadscentrum kenmerkt zich door 1 meter ophoogzand op een sediment van 3 à 6 meter dikke holocene klei- en veenlagen. Daaronder bevindt zich een pleistoceen zandpakket. De grondwaterstroming in Almere Stad wordt sterk bepaald door de hoge peilen in het oude land en de randmeren aan de ene kant en de lage peilen aan de polderkant. In Almere Stad is hierdoor een kwelstroom aanwezig. De kwelintensiteit is afhankelijk van de kweldruk en de mate van ondoorlatendheid van de holocene deklaag. Deze kwel is in het algemeen fosfaat-, ammonium- en ijzerhoudend en afhankelijk van de plek zoet of brak. In het plangebied zelf is de kwaliteit van de kwel relatief nutriëntarmer en zoet.

Watersysteem

Het plangebied wordt in het oosten en westen begrensd door weteringen. In het zuiden wordt het gebied begrensd door het Weerwater. De weteringen vormen de schakel tussen het Weerwater en de Leeghwaterplas en het overige watersysteem en hebben daarmee een belangrijke afvoerfunctie van het Weerwater naar de Leeghwaterplas en het Leeghwatergemaal. De Stadswetering is toegankelijk voor pleziervaart.

De grachten hebben een streefpeil van -5,50 meter NAP en hebben vanwege de pleziervaart een ontwerpdiepte van 1,50 meter en zijn circa 10 à 15 meter breed.

Het plangebied maakt deel uit van het peilgebied Almere Stad Centrum. Dit peilgebied is door middel van stuwen gescheiden van de omliggende peilgebieden en watert via een vijzelgemaal, het Leeghwatergemaal (met een capaciteit van 3 m³/s) af op de Hoge Vaart (streefpeil van -5,20 meter NAP). De maximale afvoer vanuit het stedelijk gebied is gesteld op 1,5 l/s/ha.


Waterkwaliteit

Het water is, hoewel rijk aan voedingstoffen, van relatief goede kwaliteit en het doorzicht voldoet veelal aan de norm. De watergangen zijn in 2003/2004 gebaggerd, hierdoor is de waterkwaliteit verbeterd. Ook het beheer conform het 'Rietbeheerplan', het niet gebruiken van onkruidbestrijdingsmiddelen en het onderhoud van de uitstroombakken van het hemelwaterriool, hebben een positief effect op de waterkwaliteit.


Riolering

In de huidige situatie ligt er een gescheiden rioolsysteem in het Stadscentrum. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels. Eén stelsel (het DWA) voert het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI op De Vaart) vanwaar geloosd wordt op de Lage Vaart. Het andere stelsel (het HWA) voert neerslag plus drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het hemelwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het regenwaterriool in het oppervlaktewater terecht. Dit geldt dan tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen) die daarmee een bedreiging kan vormen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Toekomstige situatie

Het Waterschap Zuiderzeeland is door middel van het reguliere overleg betrokken bij de planvorming van dit gebied. De adviezen uit dit overleg zijn, conform de watertoets, in deze waterparagraaf verwerkt.

Mede in het licht van de verwachte klimaatverandering en bodemdaling is gestreefd naar de realisatie van een robuust, veerkrachtig en zelfvoorzienend watersysteem, een "Waterbeheer 21e eeuw proof watersysteem'. De waterkwaliteits- en kwantiteitsproblemen worden niet afgewenteld op omliggende gebieden maar worden opgelost binnen het gebied zelf. Water levert hiermee een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en bepaalt mede de identiteit van het Stadscentrum.

Waterkwantiteit

Uit de berekeningen verricht ten behoeve van het Waterplan Almere, bleek dat bij extreme neerslag situaties (Westlandbui) peilstijgingen voorkomen van net boven de 0,50 meter eens per 10 jaar. Voor de toekomst wordt echter verwacht dat de neerslag toeneemt, zowel in hoeveelheid als in intensiteit. Dit betekent dat er vaker hoge peilstijgingen zullen optreden, en dat het langer duurt voordat dit water is weggepompt. Uit berekeningen van een neerslagsituatie met een herhalingstijd van meer dan eens per 100 jaar bleek dat met name in het noordelijk deel van Almere Stad de peilstijgingen aanzienlijk zijn, maar beperkt blijven tot onder het maaiveld en derhalve niet onacceptabel zijn. In het plangebied zal er bij een extreme gebeurtenis van eens per 100 jaar, geen water op maaiveld vanuit het oppervlaktewater komen te staan. In dit plan is er geen sprake van een toename aan verharding. Dientengevolge is er geen opgave om een toename aan verharding te compenseren. Momenteel wordt het watersysteem van Almere Stad met de nu beschikbare gegevens, waaronder ook het nu bekende verhardingspercentage, doorgerekend. Een eventuele hieruit voortkomende wateropgave zal verder met het waterschap worden besproken.

Overigens zal bij een toenemende verharding in het watersysteem van Almere Stad, in het kader van de toekomstige ontwikkelingen rond het Weerwater (verbreding van A6 en de Floriade), de opgave tot compensatie gezamenlijk met het waterschap worden bepaald. Deze opgave zal de basis vormen voor het genereren van compensatiemaatregelen.

Waterkwaliteit


Oppervlaktewater

In de praktijk zijn vanaf 1998 tot heden, in langdurige droge perioden, peildalingen gemeten tot 0,15 meter. In toekomstige drogere perioden kan de uitzakking nog groter worden. Bij de voor de toekomst voorspelde grotere verdampingsoverschotten in de zomer zal het watertekort nog groter worden. Tevens zijn door de grootte van het watersysteem in Almere Stad, de verblijftijden in het oppervlaktewater met name in de zomer hoog. Vanwege deze twee effecten zal in de weteringen weinig doorstroming zijn. Deze doorstroming en de voedselrijkdom van het water in Almere Stad zijn vooral de oorzaak voor het optreden van blauwalggroei en zuurstofloosheid. Dit betekent dat op sommige tijdstippen beheermaatregelen noodzakelijk zullen zijn om een goede waterkwaliteit te realiseren.


Kaderrichtlijn water

Bij uitbreiding van het bebouwde gebied verandert de waterhuishoudkundige situatie. De Kaderrichtlijn Water (KRW) legt de verplichting op om de toestand van waterlichamen, zoals het Weerwater, niet verder te laten verslechteren: het principe van geen achteruitgang. Dit betekent minimaal een stand-still van het kwaliteitsniveau (de chemische en biologische toestand) van het water, ook bij de voorgestelde stedelijke groei en de bevolkingstoename.

Het Weerwater is een waterlichaam in het kader van de KRW. Als knelpunten van de inrichting worden de gedeeltelijk (met steenstort) verharde oevers en het vaste peil genoemd. Voor dit waterlichaam is als doel een Goed Ecologisch Potentieel (GEP) vastgesteld. Dit GEP laat zich het beste omschrijven als: 'Een helder meer met langs de oevers een goed ontwikkelde oevervegetatie en op enkele plaatsen een leeflaag, verondiepingen langs de oever, die begroeibaar is voor ondergedoken vegetatie'. Om een GEP te verkrijgen dienen de oevers van het Weerwater over 30% van de waterlengte natuurvriendelijk/duurzaam te worden ingericht (resultaatverplichting). Daarnaast dient er bij de stranden (het Stedenwijkstrand, het Lumierestrand en het Almere Stad Fantasiestrand) een zwemwaterkwaliteit gewaarborgd te zijn.

Er dient door het toepassen van bouwmaterialen geen verslechtering van de waterkwaliteit te ontstaan. Hiertoe worden er alleen bouwstoffen, die in contact kunnen komen met afstromende neerslag, toegepast die niet uitloogbaar zijn.


Riolering

In het plangebied wordt aansluitend op het bestaande rioleringsstelsel een gescheiden stelsel aangelegd. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels. Eén stelsel (het DWA) voert het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI op De Vaart) vanwaar geloosd wordt op de Lage Vaart. Het andere stelsel voert neerslag plus drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het regenwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het regenwaterriool in het oppervlaktewater terecht. Dit geldt tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen) die daarmee een bedreiging kan vormen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Volgens het Waterbeheerplan van Waterschap Zuiderzeeland wordt afstromend regenwater van parkeerterreinen met meer dan 50 plaatsen en wegen met meer dan 1000 voertuigbewegingen per etmaal, als niet schoon beschouwd. In het plangebied zal daarom het afstromend regenwater van nieuw aan te leggen drukke wegen en grote parkeerplaatsen via een lokale zuivering (zoals een bodempassage onder een waterdoorlatende verharding) worden geleid alvorens dit uitstroomt in het oppervlaktewater.

Woonschepen en steigers

Binnen de bestemming 'Water' wordt de aanleg van woonschepen en steigers mogelijk gemaakt. Door uitbreiding van de Keur is nieuwe regelgeving van het waterschap ook van toepassing voor drijvende woningen, woonschepen en steigers.


5.9 Cultuurhistorische waarden

Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen historisch-geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.

Historisch-Geografische en (Steden)bouwkundige waarden

In het plangebied Centrum Almere Stad zijn geen beschermde monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn bovendien geen waardevolle historisch-geografische of stedenbouwkundige strukturen onderscheiden die in de toekomst een waardevolle rol zouden kunnen spelen als elementen in de bebouwde omgeving. Ook zijn er geen potentiële gebouwde of groene monumenten bekend.

Archeologische waarden

Algemeen

In de bodem van het plangebied Centrum Almere Stad kunnen zich archeologische resten uit de steentijd bevinden, specifiek de periode vanaf het einde van de Oude Steentijd tot en met de Midden Steentijd (10.000 - 4.900 v. Chr.). Aanvankelijk na het einde van de laatste ijstijd was het klimaat nog erg koud. Het grondgebied van Almere bestond uit een open dekzandlandschap waarin vooral rendierjagers actief waren. Met het stijgen van de temperatuur veranderde ook het landschap, en daarmee ook het landschapsgebruik. In de Midden Steentijd (8.800-4.900 v. Chr.) transformeerde het dekzandlandschap eerst in een bos met hoofdzakelijk berken- en dennenbomen (circa 7.000 v. Chr.) en vervolgens in een gemengd loofbos. In dat veranderende landschap leefden mobiele jagers- en verzamelaarsgroepen voor wie seizoensvariaties in het aanbod van voedsel en grondstoffen een belangrijke motor waren achter de dynamiek in hun samenlevingen.

Als gevolg van de zeespiegelstijging begonnen rond 6.000 v. Chr. de lagere delen van het Almeerse landschap te vernatten. De zeespiegelstijging zette zich gestaag door totdat Almere rond 3.800 v. Chr. was veranderd in een uitgestrekt moerasgebied dat onder invloed was komen te staan van de getijden van de zee. Hiermee kwam een einde aan circa 5.000 jaar steentijdbewoning in dit deel van Flevoland.

Rond het jaar nul was ter hoogte van het huidige Almere één groot meer ontstaan, dat in de Romeinse tijd het Mare Flevum of Lacus Flevum werd genoemd. Hieruit vormde zich het latere Aelmere dat vanaf de 14e eeuw de Zuiderzee werd genoemd. De Zuiderzee vormde lange tijd het economisch hart van Nederland. In heel Flevoland zijn 450 scheepswrakken aangetroffen uit de Zuiderzeetijd. Momenteel zijn in Almere 26 locaties met scheepsresten bekend, waarvan 22 scheepswrakken. Hiervan liggen er nog 17 bewaard in de bodem. In het plangebied Centrum Almere Stad zijn geen scheepswrakken bekend.

Archeologische waarden

Het archeologisch vooronderzoek op vijf verschillende locaties in het plangebied is volledig afgerond. Tijdens deze onderzoeken zijn geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aangetroffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0012.jpg"

Figuur 5.6 Uitsnede Archeologische Beleidskaart Almere (ABA)

Op de ABA staan in het plangebied vier onderzoeks- en vergunningplichtige gebieden (Selectiegebieden). Bij grondroering moet hiervoor een omgevingsvergunning worden aangevraagd (behoudens enkele uitzonderingen). Een aantal deelgebieden binnen deze Selectiegebieden zijn reeds jaren overbouwd met onderheide bebouwing. Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn deze overbouwde gebieden niet meer aangeduid als Selectiegebied (bestemming Waarde-Archeologie 1) en zijn vrijgegeven.

Er zijn in het plangebied, zoals gezegd, geen scheepswraklocaties bekend, maar de aanwezigheid van één of meer scheepswrakken en -restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten (hoewel de kans daarop zeer klein is, want dan waren ze bij de bouw van het Stadscentrum wel gevonden).

Omgang met archeologische waarden

De gemeente Almere streeft in navolging van het Rijk en de provincie naar het behoud van archeologische waarden bij voorkeur in de bodem (in situ). Indien het behoud in situ door sterke stedenbouwkundige argumenten niet mogelijk is, zal er rekening gehouden moeten worden met maatregelen voor behoud door middel van een archeologische opgraving. Het behoud van de archeologische waarden wordt gewaarborgd door de vindplaatsen (in overeenstemming met de Archeologieverordening en het archeologiebeleid) in te passen en in te richten op een wijze die recht doet aan de archeologische waarde en betekenis, waarbij de archeologische waarden tevens toegankelijk moeten blijven voor onderzoek. Het gemeentebestuur heeft besloten tot een herkenbare en beleefbare inrichting (dus afwijkend van het andere groen) van steentijdvindplaatsen.


Omgangsregels en verandering in inrichting

De archeologische waarden worden planologisch beschermd in dit bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij zijn de bestemmingsplanregels voor de bestemming Archeologie (zie paragraaf 3.3.1 Waarde-Archeologie 1). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen Waarde-Archeologie 1 (ter plaatse ter verwachten archeologische waarden), Waarde-Archeologie 2 (extra beschermingszône ter bescherming van de archeologische waarden die in Waarde -Archeologie 3 gelegen zijn) en Waarde-Archeologie 3 (ter plaatse aanwezige archeologische waarden). Totdat dit nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld, geldt de archeologieregeling uit het oude bestemmingsplan voor alle bodemverstorende ingrepen op deze terreinen.

Behalve resten uit de steentijd bevinden zich in Almere ook scheeps- en vliegtuigwrakken. Hoewel er geen enkel scheepswrak in het plangebied bekend is, moet in het geval van een toevalsvondst gehandeld worden conform artikel 53 Monumentenwet 1988 en artikel 5:5 en 5:13 Burgerlijk Wetboek. De vondst moet onmiddellijk bij de stadsarcheoloog worden gemeld. De stadsarcheoloog doet dan melding bij de minister van OCW. Hetzelfde geldt voor (nog te ontdekken) resten van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.

5.10 Kabels en leidingen

Nutsvoorzieningen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is. Er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.

Evenwijdig aan de busbaantracés ligt, zoals gebruikelijk in Almere, de hoofdinfrastructuur voor de nutsvoorzieningen voor het plangebied.

Het plangebied is aangesloten op stadsverwarming.

Bijzonder in dit plangebied is de aanwezigheid van Ondergronds Afval Transport.

Kabel- en leidingenkokers

Op twee plaatsen in het Stadscentrum heeft de gemeente kabelkokers gerealiseerd voor het inpassen van kabels en leidingen in het intensief bebouwde Stadscentum. De eerste koker ligt langs de Hospitaaldreef, deze ligt in openbaar terrein. De tweede koker ligt onder de parkeergarage nabij het Weerwater. Voor het beheer van de kokers zijn afspraken gemaakt met de betrokken partijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0013.jpg"

Figuur 5.7 Kabels en leidingen

Hoogspanningslijn

In het plangebied is geen hoogspanningslijn aanwezig.

Straalverbindingen

In het plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.


5.11 Beheer

Almere Centrum heeft een unieke uitstraling als 'huiskamer' van Almere en bedient met de centrumfunctie de inwoners en ondernemers van Almere en de omliggende regio. In het gebied vinden verschillende activiteiten plaats die een bijdrage leveren aan het functioneren en de beleving van de bebouwde én onbebouwde delen van het Stadscentrum. Zo vindt er twee keer per week de markt plaats en biedt het gebied ruimte voor allerlei evenementen en (steeds meer) vernieuwende initiatieven van ondernemers en particulieren. Bereikbaarheid, sociale en externe veiligheid, en een optimale interne ontsluiting zijn daarvoor belangrijke succesfactoren.

Het bestemmingsplan Centrum Almere Stad wil vanuit het oogpunt van de Wet ruimtelijke ordening zoveel mogelijk ruimte bieden om initiatieven mogelijk te maken. Dit kan leiden tot spanning in het gebruik en het beheer van de publieke ruimte.

Uit oogpunt van gebruik en beheer is het van belang dat het centrumgebied blijvend ruimte biedt aan typische centrumactiviteiten, zoals evenementen en markten. Tevens is het uitgangspunt dat het gehele centrumgebied publiek toegankelijk is en blijft. Voor zowel bewoners, ondernemers en bezoekers. Met behoud van bereikbaarheid, veiligheid en ontsluiting.

5.12 Overig

5.12.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Visie op het stadscentrum  

Almere beschikt door zijn aard en opzet van het 'new town' zijn (planmatige strakke opzet) niet over echte aanloopstraten en zwerfmilieu's waar initiatieven kunnen landen. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad wil daar nu juist wel in voorzien. Het stadscentrum van Almere is ook nog niet af. De basisvoorzieningen en de locatie zelf zijn duidelijk begrensd, maar zoals bij alle nieuwe centra het geval is kost juist het verfijnen en aanvullen van het aanbod aan voorzieningen aan de vraag, de nodige tijd, ruimte en inspanningen. Ook is hier geen sprake van sec een winkelcentrum, maar van een stadscentrum. In tegenstelling tot de oude steden, die in de loop van eeuwen organisch zijn gegroeid, staat Almere aan het begin van die ontwikkeling. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad wil zoveel mogelijk voorzien in het mogelijk maken van een gevarieerd stadscentrum. De toevloeiing van koopkracht met betrekking tot belevenis/funshoppen willen we zoveel mogelijk naar het stadscentrum toe geleiden. Zo is eind 2012 in het bestaande winkelcentrum een Primark gevestigd door herstructurering: bestaande winkelruimte is vervangen en tegelijk verruimd door op de verdieping winkelruimte mogelijk te maken zodat deze formule hier gevestigd kon worden. Door deze vestiging met regionale uitstraling zijn de bezoekersaantallen in Almere sinds oktober 2012 met 14% gestegen. Almere was daarmee de sterkste stijger in het land terwijl er landelijk een daling was in deze periode van 2%.

Het gemeentelijke beleid voor detailhandel is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 (verder: Detailhandelsvisie). De Detailhandelsvisie is op 21 januari 2014 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes in de Detailhandelsvisie. In de Detailhandelsvisie wordt aangegeven dat de gemeente streeft naar een complete stad met aantrekkelijke voorzieningen voor primair de eigen inwoners. Een leefbare stad met bruisende centra waar een mix van winkels, cultuur, horeca, leisure, onderwijs, woningen en kantoren is te vinden. Zo'n aantrekkelijke stad zal op termijn ook een bovenlokale aantrekkende werking kunnen krijgen, waardoor - meer dan nu het geval is - ook koopkrachttoevloeiing naar de stad plaatsvindt. De gemeente wil de bestaande detailhandelsstructuur in stand houden. De belangrijkste uitgangspunten voor die detailhandelsstructuur zijn:

  • 1. de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • 2. de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • 3. ruimte bieden aan ondernemers;
  • 4. e-commerce faciliteren.

Voor wat de positie van het stadscentrum wordt in de Detailhandelsvisie aangegeven dat het stadscentrum een multifunctioneel gebied is met stedelijke en (nu nog beperkte) regionale trekkracht waar ook inwoners uit Buiten, Haven en Poort regelmatig winkelen. Dit betekent niet dat reguliere detailhandel bij voorkeur wordt gevestigd in het stadscentrum en wordt beperkt in de overige stadsdeelcentra. Het stadscentrum onderscheidt zich vooral van de andere stadsdeelcentra door de combinatie van detailhandelsvoorzieningen met andere voorzieningen met een gemeentebrede verzorgingsfunctie, zoals de Schouwburg, het Intercity Station, het Stadhuis, de bibliotheek en de Hogeschool Windesheim. Deze combinatie van voorzieningen, in combinatie met een groot en gedifferentieerd aanbod in het winkelgebied, zorgt er voor dat het stadscentrum een gemeenteverzorgende functie heeft tegenover de stadsdeelverzorgende functie van de stadsdeelcentra.

Ten aanzien van het ruimte bieden aan ondernemers wil de gemeente de mogelijkheden voor zittende en nieuwe detailhandelsondernemers in Almere behouden en vergroten. Een gezond ondernemersklimaat is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. We houden vast aan onze slogan 'Het kan in Almere' en zullen alles in het werk stellen ondernemers de ruimte te geven hun onderneming in Almere te realiseren of uit te breiden. Dit betekent dat we er niet voor kiezen doelbewust schaarste te creëren in Almere als geheel of de stadsdelen. Het betekent echter ook niet dat we ongebreideld nieuwe locaties in ontwikkeling zullen nemen. In dit kader betekent het vooral dat we streven, mede in overleg met marktpartijen en winkeliersverenigingen, naar een adequaat vraaggericht locatieaanbod, afgestemd op de aard en omvang van het (deel)gebied, bestaand dan wel uitleggebied of herontwikkelingsgebied en in overeenstemming met de te bereiken doelgroepen. Omdat voor sommige branches de huurprijzen in het stadscentrum of de stadsdeelcentra moeilijk zijn op te brengen, zijn in de afgelopen jaren detailhandelsvestigingen neergestreken op bedrijventerreinen, met name Markerkant. Door kleinschalige detailhandel in plinten, in woningen en op een beperkt aantal perifere locaties mogelijk te maken (lees: Markerkant) ontstaan hiervoor meer geschikte mogelijkheden.

Verder wordt in de Detailhandelsvisie aangegeven dat de gemeente het tempo van de detailhandelsontwikkelingen meer dan in het verleden wil laten afhangen van hoe de economie en bevolkingsgroei zich ontwikkelen, zodat het stadscentrum met name de tijd krijgt te rijpen tot een belevenisvolle, volwaardige, complete, comfortabele en compacte binnenstad. Zonder een stolp over Almere te leggen zal primair ingezet worden op eventuele her- en doorontwikkelingskansen. Het huidige tijdsgewricht vereist ook een andere taakopvatting van de gemeente. Hierbij zal de rol van de gemeente niet primair initiërend zijn, zoals de afgelopen decennia, maar veel meer regisserend. Ook de markt en de ondernemers hebben een eigen verantwoordelijkheid. Daarbinnen dienen ze de kansen en mogelijkheden die de beleidskaders bieden te benutten om optimaal gestalte te geven aan een economisch goed functionerende detailhandelsstructuur. Daarbij is het vanuit de gemeente van belang dat de beleidsuitgangspunten voor de beleggers, ontwikkelaars en detaillisten zekerheid, duidelijkheid en vertrouwen bieden om de door hun aangegane investeringen te laten renderen. In die zin wenst de gemeente niet alleen te handhaven op korrelgrootte van vestigingen die strijdig zijn met het bestemmingsplan, maar vooral ook de beleidslijnen langdurig en eenduidig te handhaven, zodat voor externe partijen de koers op het gebied van met name de detailhandel transparant is en er perspectief voor de langere termijn wordt geboden. In de Detailhandelsvisie (Bijlage 4) worden de kaders voor detailhandel in Almere gegeven. In het stadscentrum zijn toegestaan: dagelijkse detailhandel, recreatieve detailhandel, doelgerichte detailhandel (PDV)en e-commerce.

Daarnaast komt in het gemeentelijk beleid (waaronder Structuurplan Almere 2010, Programmaplan Almere Stad en Programmaplan Almere Centrum) naar voren dat moet worden gestreefd naar een gevarieerder aanbod in Centrum Almere Stad (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader).

Toename detailhandel en behoefte

De komende decennia zal Almere nog een sterke, maar enigszins vertraagde groei doormaken. Terwijl in veel (krimp)gemeenten sprake zal zijn van een afnemende vraag naar detailhandelsmeters wordt voor Almere als een van de weinige gemeenten in Nederland op termijn bij aantrekkende conjunctuur en bevolkingsaanwas nog een groeiende vraag verwacht. Gelet op de verslechterde economisch conjunctuur sinds 2008 en de structureel veranderde detailhandelsontwikkelingen (internet- en vastgoedontwikkelingen) zal de beperktere detailhandelsgroei mee moeten bewegen met de economische groei en de demografische ontwikkeling, die wel door zal zetten, maar vertraagd zal zijn. Almere als onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam behoort niet tot de krimpgebieden. Wel zal de beperktere detailhandelsgroei, los van specifieke retailcentra, zich vooral moeten concentreren op het kwalitatief en zo nodig kwantitatief versterken van het bestaande stadscentrum. Volgens de prognoses van december 2012 is het aantal inwoners van Almere in 2024 ruim 227.400 (nu circa 195.000), een groei van bijna 17%. De marktruimte voor heel Almere (uitbreidingsruimte) met perspectief op 2020, zoals die berekend is door Bureau Stedelijke Planning, bedraagt circa 30.000 m² w.v.o. (zie Bijlage 15 Rapport ontwikkelingsmogelijkheden detailhandel). Hierin is de bevolkingsgroei en het effect van internet verdisconteerd.

Gelet op het voorgaande is er de komende planperiode een actuele behoefte voor detailhandel binnen Almere. Als gemeente zetten we in om nieuwe initiatieven voor detailhandel zoveel mogelijk in de bestaande stad, met name in het stadscentrum, te accommoderen. Bestaande en potentiële ondernemers wordt hiermee maximale ontplooiingsruimte geboden binnen een afgebakend gebied en binnen duidelijke kaders. In het stadscentrum wordt ingezet op beleving als vorm van funshoppen, waarbij het van belang is dat ook zogenaamde flagshipstores worden gefaciliteerd en ook het hogere, met name modische segment. In de Detailhandelsvisie is een van de belangrijkste uitgangspunten dat het stadscentrum van Almere hèt centrale (winkel)centrum is van heel Almere. Naast detailhandel heeft het stadscentrum een gemeentebrede verzorgingsfunctie. Meer regionale trekkracht genereren in het centrum is het streven door onder meer de mogelijkheid te bieden aan Grootschalige Detailhandelsvestigingen (GDV). In veel (relatief) oude steden is voor dit type winkel in de bestaande centra/winkelstructuur vaak geen fysieke plek en dient uitgeweken te worden naar de periferie. In Centrum Almere Stad zijn die mogelijkheden er juist wel doordat het een nieuw en ruim opgezet centrum is. Hier zijn het vooral de kleine vestigingen van het midden- en kleinbedrijf en startende winkeliers die moeilijker een plek kunnen vinden in tegenstelling tot het Groot Winkel Bedrijf (GWB). Deze kleinere winkeliers zijn in het verleden veelal uitgeweken naar bedrijventerrein Markerkant, waar dat als onwenselijk wordt beschouwd door zowel de gemeente als de vastgoedeigenaren in het stadscentrum. Wij vinden het van belang aan deze ontwikkeling zoveel mogelijk een halt toe te roepen door in een deel van de planologische ruimte die wordt gecreëerd in het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad, mede ruimte te bieden aan de kleinere winkelier in aansluiting op de A-locaties in het centrum.

Het plangebied van Centrum Almere Stad kan worden onderverdeeld in de volgende deelgebieden: het zakencentrum ten noorden van de spoorlijn, het stationsgebied, het kerngebied oud ten zuiden van de spoorlijn, het kerngebied nieuw ten zuiden van het Stadhuisplein, de maatschappelijke voorzieningen in het oosten van het plangebied en het waterfront aan het Weerwater. Voor het plangebied van Centrum Almere Stad gelden op dit moment 10 bestemmingsplannen, 1 uitwerkingsplan en 1 beheersverordening. Dit heeft tot gevolg dat er binnen het plangebied verschillende regelingen gelden ten aanzien van detailhandel en overige functies. Om inzicht te geven in de bestaande mogelijkheden binnen de verschillende gebieden is geïnventariseerd wat de maximale planologische mogelijkheden zijn voor detailhandel en horeca binnen de geldende ruimtelijke plannen.

In Bijlage 16 Overzicht detailhandel en horeca is een overzicht opgenomen van de oppervlaktes detailhandel en horeca (brutovloeroppervlak) binnen de afzonderlijke deelgebieden van Centrum Almere Stad. In dit overzicht zijn de volgende gegevens weergegeven:

  • de detailhandel en horeca die gevestigd kunnen worden op grond van de vigerende bestemmingsplannen (brutovloeroppervlak, berekend op basis van de bouwmogelijkheden);
  • de detailhandel en horeca die gevestigd kunnen worden op grond van het ontwerp bestemmingsplan (brutovloeroppervlak, berekend op basis van de bouwmogelijkheden);
  • de detailhandel en horeca die gevestigd kunnen worden op grond van het vast te stellen bestemmingsplan (brutovloeroppervlak, berekend op basis van de bouwmogelijkheden);
  • het verschil in detailhandel en horeca tussen het ontwerp bestemmingsplan en het vast te stellen bestemmingsplan (brutovloeroppervlak);
  • het verschil in detailhandel en horeca tussen de vigerende bestemmingsplannen en het vast te stellen bestemmingsplan (brutovloeroppervlak);
  • de detailhandel die feitelijk gevestigd is (brutovloeroppervlak, berekend op basis van het winkelvloeroppervlak uit de gegevens van het Locatusbestand);
  • de horeca die feitelijk gevestigd is (brutovloeroppervlak, berekend op basis van de gegevens uit de BAG).

Van belang met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad is dat voor het grootste deel de functie detailhandel mogelijk is op locaties waar al bebouwing staat en waar nu andere functies feitelijk gevestigd zijn. Het overzicht in Bijlage 16 Overzicht detailhandel en horeca betreft dan ook een theoretisch maximale planologische invulling van detailhandel. Slechts zodra er zich een concreet initiatief voor detailhandel voordoet, zal er daadwerkelijk sprake zijn van een omzetting naar de functie detailhandel. Met het nieuwe planologische regime is er echter geen sprake van het vergroten van de winkelleegstand. Het maximale effect van de planologische verruiming en verbreding van functies heeft niet direct een (negatieve) invloed op het winkeloppervlak c.q. winkelleegstand. Door de verruiming en verbreding van functies in het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad kan detailhandel namelijk ook omgezet worden in andere niet-detailhandelfuncties. In die zin leidt de verruiming en verbreding van functies niet tot leegstand van vierkante meters detailhandel, maar vergroot het juist de kansen voor het invullen van leegstaande panden met functies. Omdat de functies bovendien niet zijn beperkt tot alleen de begane grond of een maximum brutovloeroppervlak per pand, zijn ook combinaties van functies binnen één pand toegestaan. Door de functie-intensiteit te vergroten in het stadscentrum wordt verder ook een doelmatiger gebruik gemaakt van de reeds aanwezige parkeergarages en het multimodaal ontsloten stadscentrum.

Uit Bijlage 16 Overzicht detailhandel en horeca blijkt dat er binnen de deelgebieden in Centrum Almere Stad detailhandel, horeca en soms detailhandel of horeca is toegestaan. In totaal kan volgens de vigerende bestemmingsplannen maximaal 884.298 m² detailhandel en horeca worden gerealiseerd. Binnen dit totaal is maximaal 320.639 m² detailhandel en 813.758 m² horeca mogelijk. Feitelijk is er binnen het plangebied 116.712 m² detailhandel en 18.122 m² horeca gevestigd.

Uit Bijlage 16 Overzicht detailhandel en horeca blijkt verder dat op grond van het ontwerp bestemmingsplan in totaal maximaal 711.884 m² detailhandel en horeca kan worden gerealiseerd. Binnen dit totaal is maximaal 548.603 m² detailhandel of 708.884 m² horeca mogelijk. Het betreft hier overigens het maximum brutovloeroppervlak, berekend op basis van de bouwmogelijkheden. In werkelijkheid zal deze planologische ruimte veel kleiner zijn. Zo is in het grootste gedeelte van het stadscentrum alleen lichte horeca toegestaan. Het gaat dan om horecavestigingen met een brutovloeroppervlak van maximaal 250 m². De werkelijke gebruiksruimte is vele malen kleiner dan op basis van de bouwmogelijkheden.

Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen inzake toename detailhandel en behoefte 

Naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerp bestemmingslan en het onderzoek in Bijlage 16 Overzicht detailhandel en horeca is in de nog te ontwikkelen gebieden een maximum gesteld aan de brutovloeroppervlakte voor detailhandel. Dit kan door de detailhandel te beperken tot bepaalde bouwlagen of door een maximum brutovloeroppervlak te noemen. Voor nog te ontwikkelen gebieden is het stellen van een maximum brutovloeroppervlak rechtszeker en handhaafbaar. Zodra er zich een concreet initiatief voordoet voor de te ontwikkelen locatie is het voor de initiatiefnemer immers voldoende duidelijk of een omgevingsvergunning verleend kan worden. De nog te ontwikkelen locaties waar een maximum gesteld is, zijn:

  • Castellum (blok 5.2). Hier is een maximum brutovloeroppervlak voor detailhandel en horeca gesteld van 10.000 m². Hierdoor is de oppervlakte van deze nieuwe ontwikkeling beperkt, maar is het voor deze locatie nog steeds mogelijk om één of twee grote trekkers van detailhandel of horeca in het gebied te realiseren. Met het oog op de flexibiliteit bij de invulling is er voor deze locatie niet voor gekozen om de detailhandel of horeca te beperken tot bouwlagen, maar om een maximum brutovloeroppervlak te stellen. Met een wijzigingsbevoegheid (wetgevingzone-wijzigingsgebied 4) kunnen burgemeester en wethouders het maximum brutovloeroppervlak voor detailhandel en horeca wijzigen van 10.000 m² in maximaal 20.000 m². Hierdoor is het voor burgemeester en wethouders mogelijk om via een nadere afweging binnen de planperiode van het bestemmmingsplan toch medewerking te verlenen aan nieuwe initiatieven die het maximum brutovloeroppervlak van 10.000 m² overstijgen. De totale oppervlakte van 20.000 m² is meegenomen in de berekeningen in Bijlage 16 van de toelichting.
  • Korte Promenade 2-8 (blok 8). Hier is een bestaande bouwmogelijkheid voor een toren van 80 meter hoog. Voor deze locatie is ervoor gekozen om, in aansluiting op het Belfort, de detailhandel en overige functies te beperken tot de begane grond en eerste bouwlaag. Vanaf de tweede bouwlaag is alleen de functie wonen mogelijk. Op de verbeelding is dit weergegeven door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2'.
  • Stadhuisplein 2/Schrijverstraat 1 (De Voetnoot en omgeving). De wijzigingsbevoegdheid (wetgevingzone-wijzigingsgebied 2) laat slechts detailhandel en horeca toe tot maximaal 50% van het vloeroppervlak van de begane grond van het gebouw (circa 4.250 m²). In het ontwerp bestemmingsplan was deze regeling al opgenomen. In het vast te stellen bestemmingsplan is duidelijker aangegeven dat detailhandel en horeca niet mogelijk zijn in kelders en onderbouwen.

Naar aanleiding van de zienswijzen van reclamanten en het onderzoek in Bijlage 16 Overzicht detailhandel en horeca is ook geïnventariseerd voor welke locaties, waar reeds bebouwing aanwezig is, de planologische ruimte voor detailhandel ook nog kan worden beperkt. Met het bestemmingsplan is namelijk niet beoogd om de planologische ruimte voor detailhandel maximaal in te vullen, maar om flexibiliteit te kunnen bieden voor toekomstige ontwikkelingen binnen Centrum Almere Stad. Voor deze reeds bebouwde gebieden is het stellen van een maximum brutovloeroppervlak niet voldoende rechtszeker en handhaafbaar. Het gaat hier immers om een groot gebied, met veel verschillende panden en eigenaren. Voor een initiatiefnemer is het dan niet op voorhand duidelijk of en wanneer het maximum brutovloeroppervlak is bereikt. Voor de reeds bebouwde gebieden vinden wij het opnemen van een maximum brutovloeroppervlak daarom niet wenselijk. Daarom hebben wij ervoor gekozen om voor de betreffende locaties de detailhandel en horeca te beperken tot bouwlagen. Op de verbeelding is dit weergegeven door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' (begane grond) of 'specifieke vorm van detailhandel-2' (begane grond en eerste verdieping). De locaties waar een maximum gesteld wordt, zijn:

  • Esplanade 10-12 (De Kunstlinie). Detailhandel en horeca is hier beperkt tot de eerste bouwlaag (met uitzondering van de bestaande situatie). Op de verbeelding is de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' opgenomen.
  • Brouwerstraat 3 en 11 (MediaMarkt), Koetsierbaan 2 (Apollo Hotel) en Koetsierbaan 10 (Popzaal). Detailhandel is hier beperkt tot de begane grond en eerste verdieping (met uitzondering van de bestaande situatie). Voor de Koetsierbaan 2 is op de begane grond en alle verdiepingen horeca tot en met categorie 2b toegestaan. Voor de Koetsierbaan 10 is op de begane grond en alle verdiepingen horeca tot en met categorie 3 toegestaan.
  • Flevogarage. Detailhandel en horeca is hier beperkt tot de eerste bouwlaag (met uitzondering van de bestaande situatie). Op de verbeelding is de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' opgenomen.
  • Schoutgarage. Detailhandel en horeca is hier beperkt tot de eerste bouwlaag (met uitzondering van de bestaande situatie). Op de verbeelding is de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' opgenomen.
  • Regisseurgarage. Detailhandel en horeca is hier beperkt tot de eerste bouwlaag (met uitzondering van de bestaande situatie). Op de verbeelding is de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' opgenomen.
  • Metropolegarage. Detailhandel en horeca is hier beperkt tot de eerste bouwlaag (met uitzondering van de bestaande situatie). Op de verbeelding is de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' opgenomen.

Uit Bijlage 16 Overzicht detailhandel en horeca blijkt verder dat op grond van het vast te stellen bestemmingsplan in totaal maximaal 552.601 m² detailhandel en horeca kan worden gerealiseerd. Binnen dit totaal is maximaal 389.320 m² detailhandel of 549.601 m² horeca mogelijk. Dit houdt in dat in het vast te stellen bestemmingsplan de maximale planologische ruimte ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan is afgenomen met 159.283 m². Ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen is de maximale planologische ruimte voor detailhandel en horeca in totaal met 331.697 m² afgenomen. De maximale planologische ruimte voor detailhandel is toegenomen met 68.681 m². Voor horeca is de ruimte afgenomen met 264.157 m².

Per saldo zal in het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad de maximale planologische ruimte voor horeca ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan afnemen. Voor detailhandel zal deze toenemen. Dat geldt ook voor de andere functies die binnen het stadscentrum worden toegestaan. De reden hiervoor is dat in het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad is gekozen voor ruime bestemmingen en uitwisselbaarheid van functies. Hierdoor neemt de maximale planologische ruimte voor de functies weliswaar toe, maar leidt dit naar onze mening juist niet tot winkelleegstand, aantasting van het woon- en leefklimaat of een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad maakt namelijk juist meer functies mogelijk ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen, biedt meer mogelijkheden om functies te combineren en biedt ook flexibiliteit ten aanzien van de verdeling van functies binnen één pand of binnen de verdieping van één pand. Daarnaast wordt met het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad het stadscentrum afgebakend en wordt één regeling geboden voor het hele stadscentrum. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk binnen het bestaande stadscentrum. Met de opzet van het bestemmingsplan wordt hiermee een duurzame, ruimtelijke en economische ontwikkeling van het stadscentrum nagestreefd, die recht doet aan de primaire positie van dit stadscentrum binnen Almere.

Wijziging naar aanleiding van amendementen

In het bestemmingsplan is via amendementen (RG-114/2014 en RG-115/2014; zie Bijlage 19 Nota zienswijzen, onderdeel Bijlagen) een nadere regeling voor grote detailhandelsvestigingen opgenomen. Een detailhandelsvestiging van 1.000 m² of meer is alleen mogelijk met een afwijkingsbevoegdheid. Om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat dit past in de detailhandelstructuur van Centrum Almere Stad. Meerdere aaneengesloten panden gebruiken voor detailhandel is ook toegestaan, maar indien het gezamenlijke oppervlak 1.000 m² of meer is, dan is dit alleen toegestaan met de afwijkingsbevoegdheid. Deze regel is bedoeld om het opknippen in kleine vestigingen te voorkomen. De bestaande detailhandelsvestigingen groter dan 1.000 m² zijn toegestaan. Ook het samenvoegen van meerdere panden, waar in de bestaande situatie al detailhandel zit, is toegestaan.

Bestemming Centrum

In het plangebied van Centrum Almere Stad komen binnen de afzonderlijke deelgebieden verschillende tijdslijnen samen. Er zijn gebieden waar sprake is van bestaand gebruik en bebouwing, gebieden in de fase van herstructurering of in de aanloop daartoe en nog te ontwikkelen gebieden. Met het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad wordt ruimte geboden aan de wensen en eisen die bij de verschillende delen van Centrum Almere Stad horen en wordt er tevens voor dit gebied één planologische regeling vastgesteld. Zo ontstaat er ook een duidelijk afgebakend stadscentrum. Om tegemoet te komen aan de verschillende opgaven en om een multifunctionele verdichting van het stadscentrum en een organische doorgroei te kunnen faciliteren, is binnen het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad niet gekozen voor specifieke maatbestemmingen, maar voor ruime bestemmingen, waarbinnen meerdere functies een plek kunnen krijgen. Het gaat immers niet alleen om de ontwikkeling van detailhandel, maar ook om de ontwikkeling van het hele aanbod van voorzieningen in het stadscentrum. Dit komt tot uiting in de bestemming 'Centrum' van het grootste gedeelte van het plangebied. Ten behoeve van een doelmatig gebruik van de beschikbare ruimte is gekozen voor maximale flexibiliteit en dynamiek binnen deze bestemming en onderlinge uitwisselbaarheid van verschillende stedelijke functies. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid en zorgt ervoor dat niet telkens een afwijking of wijziging nodig is indien zich een concreet initiatief voordoet. Ook op pandniveau is hiermee maximale flexibiliteit mogelijk geworden. Ten opzichte van de functies in de geldende bestemmingsplannen zijn er binnen de bestemming 'Centrum' veel meer functies toegestaan. Naast detailhandel zijn dit onder andere: dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven, cultuur- en ontspanning, vergader- en congresfaciliteiten, sportvoorzieningen, wonen, werkplaatsen, ateliers, expositieruimtes en opslagruimtes. Deze functies zijn overigens ook mogelijk binnen de bestemming 'Centrum-Centrumgebied'. Door deze flexibele regeling binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Centrum-Centrumgebeid' zijn de voorwaarden voor een dynamische en levendige stad gewaarborgd in het bestemmingsplan. Partners in het centrum worden uitgenodigd hier nader invulling aan te geven binnen de gestelde kaders.

De Ladder voor duurzame verstedelijking toegelicht

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro). Op grond van dit artikel moet de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Een stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 onder i Bro omschreven als een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Bestaand stedelijk gebied is in artikel 1.1.1 onder h Bro omschreven als een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Uit de Nota van Toelichting van de Wijziging Besluit ruimtelijke ordening blijkt dat de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Met artikel 3.1.6 lid 2 Bro dienen overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling. In de toelichting bij het ruimtelijke besluit wordt het bieden van ruimte voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard met de volgende drie opeenvolgende stappen gemotiveerd:

Trede 1

Op grond van trede 1 zijn provinciale en gemeentelijke overheden verplicht om nieuwe stedelijke ontwikkelingen af te stemmen op de geconstateerde actuele behoefte, en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Op deze wijze wordt over- en ondercapaciteit zoveel mogelijk voorkomen. De behoefte kan zowel kwantitatief als kwalitatief van aard zijn. Deze verplichting moet leiden tot een regionale afstemming bij de invulling van een kwantitatieve of kwalitatieve woningbehoefte (in verschillende segmenten en woonmilieus) of bij een behoefte aan bedrijventerreinen (in verschillende milieucategorieën), kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen. Deze trede bewerkstelligt dat, wanneer wordt overwogen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen ruimtelijk mogelijk te maken, overheden beoordelen of er concreet behoefte bestaat aan de betreffende vorm van verstedelijking van de betreffende kwaliteit. Of de behoefte actueel is, wordt onder meer bepaald aan de hand van de vraag of reeds elders in de regio een stedelijke ontwikkeling is gepland of plaatsvindt die in die behoefte kan voorzien. Het passende regionale schaalniveau wordt in het algemeen voornamelijk bepaald door het woon-werkverkeer. Naast de kwantitatieve behoefte (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve behoefte (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal. Bij deze beoordeling dient de behoefte te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod. In dat aanbod zitten ook de leegstaande woningen, kantoren, winkelpanden en bedrijventerreinen. Voor detailhandel betekent deze stap dat gemotiveerd wordt dat rekening is gehouden met het voorkomen van winkelleegstand. Ook een lokale behoefte aan een stedelijke ontwikkeling kan door de regio onderdeel worden gemaakt van de regionale behoefte. Zo kan er vanuit het oogpunt van leefbaarheid een lokale behoefte zijn aan kleinschalige voorzieningen en detailhandel met primair een functie op buurt- of wijkniveau, zoals de bakker op de hoek, of een wijkcentrum. Het kan ook gaan om kleinschalige woningbouw die vanwege leefbaarheid en vitaliteit van een kern noodzakelijk is, bijvoorbeeld om woonruimte in de eigen kern te kunnen bieden voor natuurlijke bevolkingsgroei.

Trede 2

Trede 2 vraagt van overheden om, indien er een regionale behoefte aan een stedelijke ontwikkeling is, te beoordelen of de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kan worden gerealiseerd. Dit betekent dat wordt bezien of binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien door middel van herstructurering, transformatie of anderszins. Onderdeel hiervan is dat wordt gekeken of leegstaande verstedelijkingsruimte door het treffen van kwalitatieve maatregelen in de behoefte kan voorzien. Voor wat betreft detailhandel houdt deze trede in dat wordt gemotiveerd in hoeverre de voorkeur is gegeven aan herstructurering of transformatie van bestaande winkelpanden. Met stedelijk gebied is bedoeld een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. In de praktijk zal moeten worden beoordeeld in hoeverre lineaire bebouwing (lintbebouwing) langs wegen, waterwegen of dijken als bestaand stedelijk gebied moet worden aangemerkt.

Trede 3

Trede 3 bepaalt dat, wanneer inpassing van de beoogde stedelijke ontwikkeling binnen het bestaande stedelijk gebied van de betreffende regio niet mogelijk is, beoordeeld moet worden in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties die al ontsloten zijn of ontsloten worden door verschillende modaliteiten (zogenaamd multimodaal ontsloten) op een schaal die passend is bij de beoogde ontwikkeling. Bij grootschalige locatieontwikkelingen gaat het dan bijvoorbeeld om ontsluiting via weg én spoor/openbaar vervoer. Bij kleinschalige locatieontwikkelingen kan naast ontsluiting via de weg gedacht worden aan goede fietsverbindingen of openbaar vervoer. Wat woningbouw betreft betekent dit dat indien in een regio een specifieke behoefte bestaat aan bijvoorbeeld een dorps woonmilieu, kleinschalige locaties of landgoederen, en dit niet in het bestaand stedelijk gebied kan worden gecreëerd, hier elders ruimte voor kan worden gezocht. Daarbij gelden de genoemde eisen voor ontsluiting.

Inmiddels heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu bij brief d.d. 9 januari 2014 de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van een voorgenomen wijziging van artikel 3.1.6 Bro. De voorgenomen wijziging van artikel 3.1.6 van het Bro ziet op een nieuw vierde lid. In artikel 3.1.6 lid 4 zal duidelijk worden gemaakt dat het onderzoek naar de actuele regionale behoefte, in het geval dat het bestemmingsplan ziet op de vestiging van een dienstenactiviteit, geen betrekking mag hebben op: de economische behoefte, de marktvraag, de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van een met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwe stedelijke ontwikkeling of de beoordeling van de geschiktheid van die nieuwe stedelijke ontwikkeling in relatie tot door de gemeenteraad vastgestelde doelen van economische planning. Met deze wijziging wil de Minister bereiken dat gemeenten en provincies niet langer eisen stellen aan de vestiging van detailhandel die in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn. Artikel 3.1.6 Bro is nog niet gewijzigd. De voorgenomen wijziging maakt echter wel duidelijk hoe ten aanzien van detailhandel de ladder van duurzame verstedelijking dient te worden toegepast. De economische behoefte en markvraag spelen hier duidelijk geen rol in.

De Ladder voor duurzame verstedelijking en het stadscentrum van Almere

Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Met het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad is een optimale benutting van de ruimte in het stadscentrum beoogd. Eventuele behoeften worden dan ook opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied, in het bijzonder in het stadscentrum van Almere.

Hiervoor (onder Toename detailhandel en behoefte) is gemotiveerd dat er ook de komende planperiode een behoefte aan nieuwe detailhandel is. Deze ruimtebehoefte aan (ook nieuwe vormen van) detailhandel willen wij juist accommoderen in het stadscentrum. Dit geldt ook voor de overige functies die in het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad mogelijk worden gemaakt. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad voldoet hiermee aan trede 1 van de ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van trede 2 van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden bezien of binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien door middel van herstructurering, transformatie of anderszins. Onderdeel hiervan is dat wordt gekeken of leegstaande verstedelijkingsruimte door het treffen van kwalitatieve maatregelen in de behoefte kan voorzien. Door de globale opzet van het bestemmingsplan en de uitwisselbaarheid van functies wordt de komende planperiode ruimte geboden aan het bestaande gebruik, aan herstructurering van gebieden, transformatie van gebouwen en in beperkte mate de ontwikkeling van nieuwe gebieden binnen het stadscentrum. Op deze wijze wordt een duurzame winkelstructuur met een beperkt aantal sterke winkellocaties nagestreefd, wordt winkelleegstand juist tegengegaan en wordt door de concentratie van functies binnen het bestaande stadscentrum zuinig omgegaan met de schaarse ruimte. De ladder voor duurzame verstedelijking vraagt van gemeenten om bij nieuwe winkelontwikkelingen eerst naar herstructurering binnen of aan de rand van bestaande winkelgebieden te kijken, voordat een nieuwe perifere locatie wordt overwogen. In combinatie met de eerder genoemde economische crisis en de gevolgen van de internetontwikkelingen, wil ook Almere meer nadruk leggen op en prioriteit geven aan versterking en herontwikkeling van de huidige winkelvoorzieningen en winkelgebieden in plaats van op ontwikkeling van uitleggebieden (behalve dan het retailpark in Poort). Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad voldoet hiermee aan trede 2 van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Trede 3 van de ladder voor duurzame verstedelijking is in dit geval niet aan de orde, omdat de inpassing van de beoogde stedelijke ontwikkelingen binnen het bestaande stedelijk gebied plaatsvinden.

Het stadscentrum in relatie tot geplande grootschalige ontwikkeling in Poort

In de Detailhandelsvisie wordt naast de inzet op het stadscentrum ook gestreefd naar enkele clusterlocaties van specifieke PDV of GDV. De geplande grootschalige ontwikkeling in stadsdeel Poort, namelijk het retailpark in Poort, naast het nog te ontwikkelen stadsdeelcentrum in Poort, heeft een dusdanige omvang en beoogt een specifieke doelgroep te bereiken, dat dit retailpark als integraal concept voor sport en leisure niet als zodanig inpasbaar is in het stadscentrum van Almere. Deze ontwikkeling zal een dusdanige branchering kennen dat deze niet tot weinig concurrerend zal zijn met het stadscentrum. Bovendien krijgt dit retailpark een bovenstedelijk karakter. De toevloeiing hier zal vooral betrekking hebben op meer doelgerichte aankopen.

Leegstand

Ondanks dat in het stadscentrum in januari 2014 de leegstand 10,3% bedroeg (in maart 2013 was dit 8,9%; bron: Locatus/O&S), is het wenselijk de nodige flexibliteit te bieden in het vastgoedgebruik binnen dit afgebakende centrum. De leegstand in januari 2014 bedroeg in heel Almere 6,1%. In maart 2013 was de leegstand 6,3%. Landelijk was in januari 2014 de leegstand 7,3% en in maart 2013 was dit 6,9%. Volgens een andere recente bron bedroeg de leegstand in Citymall Almere, het winkelgedeelte in het stadscentrum dat overeenkomt met het kerngebied nieuw, in december 2013 circa 5% (bron: Unibail-Rodamco in Almere Vandaag, 4 december 2013). Vastgesteld kan worden dat leegstand en winkelvastgoed in het algemeen een zekere dynamiek vertoont en met name in het stadscentrum sterk meebeweegt met de conjuncturele schommelingen van de economie en het consumentenvertrouwen.

Omgevingsplan Flevoland

Centrum Almere Stad valt in het Omgevingsplan Flevoland 2006-2015 binnen de gebiedsaanduiding 'stedelijk gebied (tot 2015)'. Ook in de Ontwikkelingsvisie 2030 in het Omgevingsplan is het gebied aangeduid als stedelijk gebied. Het stedelijk gebied omvat zowel huidig en toekomstig bebouwd als onbebouwd gebied en biedt voldoende ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen en is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied. Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten, waaronder:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

De uitgangspunten zijn vertaald in stedelijke profielen. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. De gemeenten dienen bij de uitwerking van het bundelingsbeleid een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken, waarbij tijdig voldoende ruimte voor wonen, bedrijven, voorzieningen en overige stedelijke functies wordt geboden. Daarbij dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande bebouwd gebied. Volgens het stedelijk profiel van Almere is de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere.

In het bestemmingsplan Centrum Almere Stad is in paragraaf 1.2 Provinciaal en regionaal beleid geconcludeerd dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het Omgevingsplan. Het voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan van dit bestemmingsplan zijn aan de provincie Flevoland voorgelegd. De provincie ziet toe op het provinciaal belang in gemeentelijke ruimtelijke plannen en op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking door gemeenten. De provincie bepaalt zelf op welke wijze zij dit toezicht uitoefent. Dit is conform bestuurlijke afspraken over interbestuurlijk toezicht en conform de Wet Revitalisering generiek toezicht. De provincie Flevoland heeft geen opmerkingen gemaakt over het voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan Centrum Almere Stad. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad is in overeenstemming met het provinciaal beleid en met de ladder voor duurzame verstedelijking.

Rapport De Krom Advies

De Krom Advies heeft in augustus 2013 een rapportage uitgebracht over het detailhandelsbeleid in Almere. Voor het stadscentrum worden in het advies de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Geef het stadscentrum van Almere voldoende tijd zich tot een volwaardig centrum te ontwikkelen. Concurrerende ontwikkelingen dienen in de tijd te worden gefaseerd. Daarnaast zou een minimum oppervlak concurrerende vierkante meters per winkelvestiging kunnen worden vastgesteld. Duidelijkheid over de fasering in de tijd is zeer gewenst.
  • De keuze voor stadscentrum Almere als centrum voor héél Almere impliceert dat concurrerende ontwikkelingen, zolang er geen ruimte is in de markt, moeten worden beperkt. Slechte, overtollige meters buiten het stadscentrum dienen uit te markt te worden genomen.

Deze aanbevelingen voor het stadscentrum zijn gedaan in de context van de voorgenomen ontwikkelingen in de thema/retailcentra: om Almere Centrum de tijd te geven te groeien naar functie van stadshart voor heel Almere wordt in het onderzoek van De Krom Advies door verschillende gesprekspartners bepleit dat concurrerende ontwikkelingen elders in Almere juist gefaseerd worden in de tijd en afhankelijk worden gemaakt van de beschikbare marktruimte. Daarnaast werd gesuggereerd om in de themacentra een minimum oppervlaktemaat per winkelvestiging te hanteren als specifiek element van een themacentrum, juist om in de periferie te komen tot onderscheiden grootschaliger winkelvestigingen dan in het centrum. Het nieuwe bestemmingsplan Centrum Almere Stad is in overeenstemming met deze aanbevelingen.

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Centrum Almere Stad in overeenstemming zijn met de ladder voor duurzame verstedelijking, het (rijks-, provinciaal en gemeentelijke) beleid en een goede ruimtelijke ordening.

5.12.2 Radarverstoringsgebied

Voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militair- en burgerluchtverkeer staan verspreid over Nederland militaire radarstations en burgerradarstations en bakens. Objecten in een gebied rond een radarstation of bakens kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld of baken dat de gezamenlijke radarstations en bakens opbouwen. Obstakelbeheergebieden of radarverstoringsgebieden van militaire luchtvaartterreinen en obstakel/toetsingsvlakken van de communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur voor de burgerluchtvaart zijn daarbij van toepassing.

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader, 1.1 Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines. Voor het plangebied geldt geen toetsingsvlak voor bouwwerken. Voor het plangebied geldt wel een toetsingsvlak voor windturbines. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0014.png"

Figuur 5.8 Hoogteradialen luchtvaartverkeer

5.12.3 Bodem

Zoals eerder aangegeven in 5.8 bestaat de bodem van het stadscentrum uit 1 meter ophoogzand op een sediment van 3 à 6 meter dikke holocene klei- en veenlagen. Daaronder bevindt zich een pleistoceen zandpakket.

Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem te worden gerealiseerd. In het kader van de geldende bestemmingsplannen zijn onderzoeken verricht naar de gesteldheid van de bodem. Voor zover bekend zijn er geen (gevallen van) ernstige bodemverontreiniging aanwezig in het plangebied. Over het algemeen zijn er geen sterke verontreinigingen in het plangebied te verwachten. Daarnaast geldt dat, voordat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend, een bodemonderzoek verricht moet worden om aan te tonen dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0015.png"

Figuur 5.9 Bodemkaart

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning.

In artikel 6.2.1 Bro is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1.000 m² brutovloeroppervlakte of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² brutovloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte.


Op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • 2. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13 lid 1 onder c 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en;
  • 3. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13 lid 2, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Daarnaast kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan in de volgende (in artikel 6.2.1a Bro) aangewezen gevallen:

  • 4. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 Wro kan worden verhaald, bedraagt minder dan €10.000,-;
  • 5. er zijn geen verhaalbare kosten als bedoeld in artikel 6.2.4 onderdelen b tot en met f Bro;
  • 6. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b, betreffen uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen.


Het begrip bouwplan moet zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete aanvraag omgevingsvergunning. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot de verplichting voor de gemeente om een exploitatieplan op te stellen. Indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.

Voor dit bestemmingsplan is uitgegaan van de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen of verleende vrijstellingen. Deze mogelijkheden zijn waar mogelijk globaler en flexibeler bestemd. Voor de bestaande mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. Voor de ontwikkelingen op gronden in eigendom van de gemeente is het kostenverhaal via de privaatrechterlijke weg van uitgifte van de grond verzekerd. Voor de ontwikkelingen op gronden in eigendom bij derden geldt dat hier geen sprake is van kosten voor de gemeente (behalve de kosten voor het maken van het onderhavige bestemmingsplan). Het risico op planschade voor deze ontwikkelingen wordt nihil geacht, omdat voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden is aangesloten bij de bestaande bestemmingsplannen of vrijstellingen en het beleid. Ontwikkelingen waarbij er mogelijk wel een risico voor planschade geldt, zijn niet direct mogelijk gemaakt, maar via een wijzigingsbevoegdheid. Het verhaal van kosten voor deze ontwikkelingen zal plaatsvinden indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Gelet op het voorgaande is er voor dit bestemmingsplan geen sprake van verhaalbare kosten (als bedoeld in artikel 6.2.4 onderdelen b tot en met f Bro). Daarnaast hoeven er geen locatie-eisen of eisen aan de fasering te worden gesteld. Er is geen aanleiding voor het vaststellen van een exploitatieplan.

 

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voordat met het opstellen van een voorontwerp bestemmingsplan is begonnen, is eerst een Startdocument voor het nieuwe bestemmingsplan opgesteld (zie Bijlage 17 Startdocument bestemmingsplan). In dit Startdocument zijn aan de hand van thema's uitgangspunten gegeven voor het nieuwe bestemmingsplan. De raad heeft op 13 oktober 2011 ingestemd met deze uitgangspunten.

Inspraak en overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (voorontwerp bestemmingsplan) kan het gemeentebestuur de bevolking en andere belanghebbenden betrekken. Deze inspraak is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 18 februari 2013 tot en met 2 april 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden inspraakreacties worden ingediend. Op 26 februari 2013 heeft er een informatiebijeenkomst plaatsgevonden waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld om zich nader te informeren over het voorontwerp bestemmingsplan. In Bijlage 18 Reactienota zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Daarnaast overlegt het gemeentebestuur bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (voorontwerp bestemmingsplan) met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Een samenvatting van de vooroverlegreacties en de resultaten daarvan zijn ook opgenomen in Bijlage 18 Reactienota.

Naast aanpassingen in het bestemmingsplan als gevolg van inspraak en overleg zijn in het ontwerp bestemmingsplan ook een aantal ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Ook deze zijn beschreven in Bijlage 18 Reactienota.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 23 september 2013 tot en met 4 november 2013 (6 weken) voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze bij de gemeenteraad indienen. Er zijn 13 zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan ontvangen. De samenvatting en beantwoording van deze zienswijzen is opgenomen in Bijlage 19 Nota zienswijzen. In deze Nota zienswijzen staat ook welke wijzigingen zijn aangebracht in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Deze wijzigingen zijn doorgevoerd naar aanleiding van zienswijzen, ambtshalve wijzigingen en amendementen. In Bijlage 19 Nota zienswijzen zijn ook de amendementen en motie opgenomen die de raad heeft aanvaard.

Crisis- en herstelwet

Met het onderhavige bestemmingsplan wordt de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk gemaakt. In de Crisis- en herstelwet (bijlage I, categorie 3.1) is de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied aangemerkt als één van de categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten waarop de bestuursprocesrechtelijke voorzieningen van de Crisis- en herstelwet (hoofdstuk 1, Afdeling 2) van toepassing zijn. Kort samengevat houdt dat voor dit bestemmingsplan in dat:

  • de rechter binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak moet doen;
  • alle beroepsgronden binnen de beroepstermijn moeten worden aangevoerd (geen pro forma beroepen);
  • na een eventuele rechterlijke vernietiging kan het nemen van een nieuw besluit worden gebaseerd op de feiten (onderzoeken) waarop het vernietigde besluit berustte (er hoeft dan geen nieuw onderzoek te worden gedaan), tenzij de onjuistheid van de feiten de grond voor de vernietiging van het besluit was.

Dat de bestuursprocesrechtelijke voorzieningen van de Crisis- en herstelwet op dit bestemmingsplan van toepassing zijn, wordt zowel bij het vaststellingsbesluit als bij de bekendmaking van dit besluit vermeld (artikel 11 lid 1 Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet).

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies.

Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
  • 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de lader vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is verplicht voor bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen, gebaseerd op een regionale behoefte, mogelijk moeten maken. Daarnaast kan de ladder een handig hulpmiddel zijn voor alle vragen waar een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van stedelijke ontwikkelingen aan de orde is of waar zorgvuldig ruimtegebruik nagestreefd wordt.

Het Stadscentrum is het centrale winkelcentrum van heel Almere. Deze positionering is ook zo verwoord in de Detailhandelsvisie Almere 2014 (zie onder 1.3 Gemeentelijk beleid). Het Stadscentrum dient een bredere functie te hebben dan de stadsdeelcentra. Ook stedelijke en regionale trekkracht dient bij voorkeur gegenereerd te (kunnen) worden vanuit dit centrum. Reguliere detailhandel dient dan ook bij voorkeur hier gevestigd te worden. Het Stadscentrum vervult een gemeentebrede (verzorgende) functie in combinatie met een detailhandelsfunctie. Het kernwinkelgebied van Almere valt binnen het onderhavige bestemmingsplan. Binnen dit gebied wordt gestreefd naar multifunctionele verdichting, hetgeen de leefbaarheid en economische en sociale vitaliteit (beleveniseconomie) versterkt. Om deze doorontwikkeling van het Stadscentrum gestalte te kunnen geven, zijn geen specifieke maatbestemmingen opgenomen maar ruime bestemmingen, waarbinnen meerdere functies een plek kunnen krijgen. De locaties in Centrum Almere Stad waar nog gebouwd zou kunnen worden, zijn al mogelijk op grond van de geldende bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van deze bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. In paragraaf 5.12.1 wordt nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het plangebied grenst aan het plangebied van Almere Centrum Weerwater. Dit project maakt onderdeel uit van de Schaalsprong Almere. Het project Almere Centrum Weerwater is in het kader van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eerste tranche) aangewezen als ontwikkelingsgebied. Ook is het project in het kader van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zevende tranche) aangemeld om vooruit te kunnen lopen op de mogelijkheden van de Omgevingswet. Voor het gebied is een gebiedsontwikkelingsplan opgesteld. De ontwikkelingen in het voorliggende bestemmingsplan zijn niet in strijd met het project Almere Centrum Weerwater.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort is de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Deze is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro en Rarro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Toekomstige verruiming van de Maastakken
  • Verstedelijking in het IJsselmeer

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximum hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximum hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximum bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximum bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.12.2 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad, maatregelen korte termijn Traject Weesp – Lelystad (2011)

Met het project OV SAAL wordt bijgedragen aan een goede bereikbaarheid van de regio. Dat is nodig omdat het steeds drukker wordt op het spoor. Eind 2012 wordt de Hanzelijn in gebruik genomen. Deze verbindt Lelystad en Zwolle rechtstreeks met Schiphol en Amsterdam. Hierdoor neemt het aantal treinreizigers in het gebied Schiphol – Amsterdam – Almere – Lelystad fors toe. Bovendien groeit Almere. Tussen 2010 en 2030 komen er 60.000 woningen bij. Ook de ontwikkeling van de Amsterdamse regio, de Zuidas, Schiphol en Lelystad zorgen voor groei. Daarom gaan er tussen Flevoland en Amsterdam meer treinen rijden. Dat kan alleen als het spoor wordt uitgebreid en aangepast. De realisatie van het project OV SAAL maatregelen korte termijn vindt plaats tussen 2011 en 2015.

Voor de korte termijn tot 2016 zijn de volgende voorzieningen opgenomen in het Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad, maatregelen korte termijn Traject Weesp-Lelystad (verder: tracébesluit):

  • het aanpassen van een wisselcomplex aan de westzijde van station Almere Centrum;
  • het verlengen van de perrons van station Almere Centrum;
  • het aanleggen van twee keersporen aan de oostzijde van station Almere Centrum;
  • het aanpassen van het wisselcomplex aan de westzijde van station Almere Oostvaarders;
  • het aanleggen van twee keersporen aan de oostzijde van station Almere Oostvaarders;
  • het nemen van maatregelen om kortere opvolgtijden tussen treinen mogelijk te maken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 oktober 2012 de (2) beroepen tegen het Tracébesluit ongegrond verklaard. Het tracébesluit is onherroepelijk.

In het bestemmingsplan is de bestemming 'Verkeer-Railverkeer' opgenomen conform het plangebied van het tracébesluit. De bestemming is uitgebreid voor de bestaande luifels van het station Almere Centrum en voor een toekomstige uitbreiding van het station en het realiseren van een aantrekkelijke stationsomgeving. Binnen de bestemming 'Verkeer-Railverkeer' kunnen de volgende maatregelen uit het tracébesluit worden gerealiseerd:

  • het aanpassen van een wisselcomplex aan de westzijde van station Almere Centrum (km 14.71 - 14.92);
  • het verlengen van de perrons van station Almere Centrum met circa 70 meter;
  • de aanleg van twee keersporen aan de oostzijde van station Almere Centrum (km 15.24 - km 16.22).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het tracébesluit.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 in de Ministerraad vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Kaderrichtlijn Water.

Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De combinatie van water en groen biedt volop kansen om het stedelijk watersysteem robuuster en klimaatbestendiger te maken. Het beleid van de bovenstaande nota is doorvertaald naar het beleid van het waterschap, de waterbeheerder van het gebied.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

1.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland (2006)

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.

Centrum Almere Stad valt in het Omgevingsplan binnen de gebiedsaanduiding 'stedelijk gebied (tot 2015)'. Ook in de Ontwikkelingsvisie 2030 in het Omgevingsplan is het gebied aangeduid als stedelijk gebied. Het stedelijk gebied omvat zowel huidig en toekomstig bebouwd als onbebouwd gebied en biedt voldoende ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen en gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied.

Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten, waaronder:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

De uitgangspunten zijn vertaald in stedelijke profielen. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. De gemeenten dienen bij de uitwerking van het bundelingsbeleid een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken, waarbij tijdig voldoende ruimte voor wonen, bedrijven, voorzieningen en overige stedelijke functies wordt geboden. Daarbij dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande bebouwd gebied.

Volgens het stedelijk profiel van Almere is de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere.

Daarnaast past in het integrale stedelijke concept op langere termijn een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding (Stichtselijn) tussen Flevoland en Het Gooi/Utrecht. Door Centrum Almere Stad loopt daarom een ruimtelijke reservering voor een hoogwaardige ov-verbinding. De realisatie van het integrale stedelijke concept voor Almere en van de genoemde infrastructuur wordt echter niet voorzien voor het jaar 2030. Verder moet op termijn rekening worden gehouden met een gedeeltelijke viersporigheid van de Flevolijn tussen Almere-Oostvaarders en Weesp. Hiervoor moet voldoende ruimte worden gereserveerd. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van de genoemde infrastructuur in de toekomst niet onmogelijk.

Ook wil de provincie actief bijdragen aan de ontwikkeling van hoger onderwijs. De activiteiten zijn gericht op de uitbreiding van het aantal studierichtingen en opleidingen hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs met ten minste acht, naast de huidige vier. Naast vernieuwende opleidingen moet er ook een lokaal verzorgend aanbod ontstaan. Bovendien is de ontwikkeling van de culturele infrastructuur belangrijk voor de bevordering van een stedelijk klimaat in Almere, met een bovenregionale uitstraling. Gemeente en provincie trekken samen op richting het rijk om ook landelijke ondersteuning hiervoor te krijgen. De provincie streeft ernaar om aan het eind van de planperiode vier culturele instellingen binnen de provincie te hebben die recht hebben op rijksondersteuning. Momenteel zijn dat er twee. Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met deze doelstellingen.

De provincie acht gemeenten verantwoordelijk voor de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Wel heeft de provincie locatiebeleid vastgesteld. Het locatiebeleid voor het stedelijk gebied is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland, zodat er voor ieder bedrijf en instelling een geschikte locatie gevonden kan worden. Met het locatiebeleid streeft de provincie naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Er is een indeling gemaakt in zeven provinciale locatietypen, onderverdeeld in drie categorieën, namelijk centrummilieus, gemengde woonwerkmilieus en specifieke werkmilieus. Het locatiebeleid is nader uitgewerkt in de beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied. Daarin wordt ingegaan op de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven, kantoren en voorzieningen (kantorenomvang, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid).

De provincie wil bij de ontwikkeling van bedrijvigheid rekening houden met de karakteristieken van de individuele gemeenten en tot maatwerk komen. Daarom is met de gemeenten afgesproken dat ze een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) opstellen. Een GVV is een strategische visie op werklocaties, waarin voor bestaande en toekomstige werklocaties het beoogde locatietype is opgenomen. Per werklocatie wordt een profiel geschetst van de typen bedrijvigheid die er gevestigd kunnen worden en hoe de toetsingscriteria per locatietype zijn uitgewerkt. Een GVV, waarvan Gedeputeerde Staten hebben geconstateerd dat deze voldoet aan het provinciale beleid, is in beginsel bepalend voor het onderdeel locatiebeleid bij de beoordeling van gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Centrum Almere Stad ligt in een 'archeologisch aandachtsgebied'. Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. De inzet in deze gebieden beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen, dan wel – indien niet anders mogelijk – opgraven van individuele archeologische waarden. Terreinen die op de landelijke Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan vallen onder de aandachtsgebieden, met dien verstande dat ze in principe altijd planologische bescherming moeten krijgen. De uitwerking van archeologische aandachtsgebieden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008)

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan.  

Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Op grond van de beleidsregel kan Centrum Almere Stad worden aangemerkt als een 'grootstedelijk centrummilieu'. Een grootstedelijk centrummilieu ligt in de directe nabijheid van een sneltreinstation en is zeer geschikt voor grote kantoren, baliefuncties en (boven)regionale voorzieningen. Er is sprake van een intensieve functiemenging van kantoren, voorzieningen en wonen en een hoge bebouwingsdichtheid. De criteria voor een grootstedelijk centrummilieu zijn:

  • dat het parkeren ruimtelijk efficiënt wordt opgelost door bij voorkeur het parkeren op maaiveld zoveel mogelijk tegen te gaan;
  • dat arbeids- en bezoekersintensieve functies in de directe nabijheid van een sneltreinstation zijn gelegen (indicatieve maximale afstand 1.000 meter tot het station);
  • dat er een goede ontsluiting per trein is, waarbij er sprake is van minimaal 4 treinverbindingen per uur en een frequente ontsluiting met het stads- en streekvervoer;
  • dat voor een adequate auto-ontsluiting er een goede verbinding met het hoofdwegennet is;
  • dat er een goede fietsontsluiting is, die de woongebieden en de werkgebieden rechtstreeks met elkaar verbindt;
  • dat er een maximum parkeernorm op eigen terrein wordt gehanteerd (indicatief 1:60 m² bedrijfsvloeroppervlak);
  • dat inzichtelijk gemaakt wordt dat op gebiedsniveau de parkeercapaciteit voldoende is;
  • dat een mobiliteitstoets wordt uitgevoerd;
  • dat er sprake is van een zodanige kwalitatieve inrichting en architectonische vormgeving waardoor zowel gevoelsmatig als daadwerkelijk een veilige omgeving bereikt wordt.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het locatiebeleid voor een grootstedelijk centrummilieu.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die GS hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria:

  • Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn.
  • Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.
  • In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannnen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

In het bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan niet in strijd met de provinciale (ruimtelijke) belangen.

Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar drie belangrijke doelen en vijf thema's. De drie doelen zijn veiligheid, voldoende water en schoon water. De vijf thema's zijn stedelijk water, calamiteitenbestrijding, vergunningverlening en handhaving, communicatie en de belevingswaarde van water.

Veiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Schoon water

Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader 2013

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is,
heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast
voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan Centrum Almere Stad is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast.

1.3 Gemeentelijk beleid

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld:

  • 1. Koester diversiteit
  • 2. Verbind plaats en context
  • 3. Combineer stad en natuur
  • 4. Anticipeer op verandering
  • 5. Blijf innoveren
  • 6. Ontwerp gezonde systemen
  • 7. Mensen maken de stad

De principles zijn op 8 april 2008 gepresenteerd aan de gemeenteraad en dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad.

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheidsprincipes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners. De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. Kwaliteitsverbetering van de groenstructuur
  • 2. Betere benutting van het water
  • 3. Inhaalslag externe bereikbaarheid
  • 4. Verbetering van de interne bereikbaarheid

Verder zijn er vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. Verdere uitbreiding en verdieping van het voorzieningenaanbod
  • 6. Meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus
  • 7. Een actief beheer van de bestaande stad
  • 8. Een kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls
  • 9. Ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

In het Structuurplan maakt Centrum Almere Stad onderdeel uit van de stedelijke milieus. Uitgangspunten voor deze milieus zijn het vergroten van de differentiatie in woon- en werkmilieus, het stimuleren van intensief grondgebruik, het uitbreiden van het werken in de wijk, functiemenging en het ontwikkelen van bijzondere voorzieningen- en werkmilieus. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in verschillende milieus.

Het zakencentrum ten noorden van de spoorlijn is aangeduid als 'kantorengebied'. De kantorengebieden zijn kennis- en arbeidsintensief en liggen bij NS-stations. Er is veel aandacht voor architectuur, functiemenging met voorzieningen en intensief ruimtegebruik. Voor 2010 zal het kantorengebied in het stadscentrum verder ontwikkeld worden.

Het stationsgebied heeft de aanduiding 'intercitystation'. Station Almere Centrum zal moeten uitgroeien tot een intercitystation (Almere Centraal). In het kader van de inhaalslag externe bereikbaarheid wordt de capaciteitsuitbreiding van de Flevospoorlijn tussen Almere Buiten en Weesp genoemd.

Het kerngebied ten zuiden van de spoorlijn is aangeduid als 'stadscentrum'. Het stadscentrum vormt op voorzieningengebied het hoofdcentrum van de stad. Hier zijn hoger onderwijs, theaters, uitgaansgebieden, hoofdkantoren, hotels en dergelijk aanwezig; de top van de voorzieningenhiërarchie. De klok rond is er leven in het centrum, met verschillende activiteiten. Er is differentiatie in aanbod van winkel en horeca en er zijn veel contrasten; high-culture en low-culture, autochtone en allochtone culturen, grootschaligheid en kleinschaligheid. Functiemenging en drukte zijn sleutelbegrippen. Naast commerciële functies en stedelijke bedrijvigheid is er een veelheid aan stedelijke woonvormen met een woningdichtheid van minimaal 60 woningen per hectare, geënt op tweeverdieners, één- en tweepersoonshuishoudens en jongeren, waaronder studenten. De openbare ruimte is het visitekaartje. Via snelle verbindingen met het openbaar vervoer is het stadscentrum te bereiken uit alle stadsdelen en de regio. Het centrumgebied van Almere Stad moet het bruisende stadscentrum van Almere worden. Om het centrumgebied van Almere Stad uit te laten groeien tot het bruisende stadscentrum van Almere is een Masterplan I opgesteld dat wordt uitgevoerd. Uitbreiding van het voorzieningenniveau speelt hierbij een belangrijke rol. Voor 2010 zal tevens een begin worden gemaakt met de uitvoering van Masterplan Ia. Hierbij zal extra aandacht uitgaan naar de mogelijkheden van startende ondernemers, de low-culture, stedelijke woonvormen en de fysieke relatie met de omliggende stadswijken (centrumrandmilieus). Met de uitvoering van Masterplan I en Ia krijgt Almere een stadshart dat rekening houdt met de eisen van circa 200.000 inwoners. Bij de schaalsprong van Almere zal ook het stadscentrum verder ontwikkeld worden (Masterplan II).

Voor het stadscentrum en voor de noordoever van het Weerwater is een aanduiding 'toeristisch-recreatief concentratiepunt' opgenomen. De toeristisch recreatieve concentratiepunten liggen binnen het groenblauwe raamwerk of in de centra en zijn publiekstrekkende groenblauwe attractiepunten.

Het Weerwater heeft de aanduiding 'stedelijk water'. Het stedelijk water ligt binnendijks en heeft een belangrijke recreatieve functie. De plassen, waaronder het Weerwater, hebben hierbij een functie van recreatief verblijfsgebied.

Verder is een aanduiding 'stadsweg' opgenomen vanaf het stadscentrum richting de Stedendreef (westen) en richting de Paralleldreef (zuiden). Stadswegen zijn gebiedsontsluitingswegen en ontsluiten de stadsdelen vanaf de stroomwegen en kennen een maximum snelheid van 50 km/uur. In het Structuurplan is opgenomen dat de komende jaren de bestaande ontsluitingsstructuur van het centrumgebied in Almere Stad volstaat. Na 2010 zal er door verdere ontwikkeling echter behoefte zijn aan uitbreiding/verbetering van de auto-ontsluiting van het stadscentrum. Hierbij kan het gaan om capaciteitsuitbreiding van de huidige verbindingen (onder meer opwaardering van de Stedendreef tot 2x2 rijbanen), een nieuwe verbinding langs het Weerwater en/of een nieuwe verbinding langs het J. Den Uylpark. Hierover is nog geen keuze gemaakt; de tracés liggen nog niet vast.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de opgaves van het Structuurplan en levert vooral een bijdrage aan de opgaves 5 tot en met 9.

Concept Structuurvisie Almere 2.0 (2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  • 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere
  • 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen
  • 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving
  • 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie
  • 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming
  • 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)
  • 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

De structuurvisie concentreert zich voornamelijk op de westelijke en oostelijke ontwikkeling van de stad, zoals Almere Pampus, Almere IJland en Almere Oosterwold. De bestaande stad moet versterkt worden door kwaliteiten toe te voegen en de diversiteit te vergroten. Het Structuurplan Almere 2010 wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijk ordeningskader.


In de Concept Structuurvisie is voor het stadshart de volgende ontwikkelstap gericht op het verbreden van het aanbod. Het aanbod wordt uitgebreid met hoger onderwijs, cultuur, zorg en grootstedelijke publieke functies. Almere Centrum is de vestigingsplaats voor (kennis)instituten op gebied van architectuur, new towns en duurzaamheid. Bij het uitbreiden van het winkelapparaat gaat het niet om meer van het zelfde, maar om de toevoeging van onderscheidende formules en speciaalzaken.

Station Almere Centrum groeit uit tot een intercity-knooppunt. Dit betekent een impuls voor het gebied in de ruime omtrek van het station. Het aantal treinreizigers van en naar Almere groeit van circa 40.000 per etmaal in 2009 tot 100.000 in 2030. Het stationsgebied moet ruimte bieden aan uitbreiding van het station en de groei van het ‘voor- en natransport’. Dit geeft aanleiding tot de herstructurering van het gehele stationsgebied zodat een multifunctioneel gebied met ‘16-uurlevendigheid’ ontstaat. Deze ontwikkeling vindt in een aantal fasen plaats. In de eerste fase wordt de doorkoppeling ter plaatse van het station tussen het zakencentrum en het winkelgebied verbeterd: de stationspassage. In een later stadium wordt dit mogelijk uitgebreid naar een stationsplaza. Om de bereikbaarheid van Almere Centrum te verbeteren worden de twee poten van de Centrumring met elkaar verbonden. Hiernaast wordt rekening gehouden met het doortrekken van de Amsterdamweg naar de Centrumring en de herstructurering van de Krakeling.

Het ontbreekt het huidige station Almere Centrum en zijn omgeving aan de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten die passen bij dé hoofdentree en hét transferstation van de toekomstige vierde of vijfde stad van Nederland. Het station groeit mee met de ontwikkeling van de stad, zowel in capaciteit als kwaliteit. De opgave voor Almere Centrum bestaat zowel uit de doorontwikkeling tot een multimodaal knooppunt als het realiseren van een aantrekkelijke stationsomgeving dat is afgestemd op de verdere ontwikkeling van het Almere Centrum. Gezien de onzekerheden en de lange doorlooptijd wordt een flexibele ontwikkelingsstrategie opgezet. Het station wordt ontwikkeld als een schakel in de stad. De looproutes van en naar het station sluiten aan op de stedelijke routes van de omgeving. De herontwikkeling van het station kan samen opgaan met een intensivering van stedelijke functies in de directe omgeving.

Met de groei van de stad maakt het centrum zelf ook een Schaalsprong. Het Weerwater ontwikkelt zich tot het fysieke en mentale centrum van de stad, met aan de ene zijde het bestaande levendige stadshart en aan de andere kant een nieuwe ontwikkellocatie: Almere Weerwater. Daartussen ligt het Weerwater als het centrale stadspark van Almere. Met de ligging van Almere Weerwater en het Stadshart aan beide zijden van het Weerwater ontstaat een bipolair stadscentrum. Beide delen van dit centrum hebben hun eigen karakter en zijn complementair aan elkaar. Het Stadshart met haar centrum- en winkelfunctie. Almere Weerwater met functiecombinaties van wonen, werken en bijzondere bovenregionale voorzieningen, zoals leisure, sport, zorg en wetenschappelijke instituten. In termen van winkelbestand concurreren het Stadshart en Almere Weerwater niet met elkaar. Het Weerwater wordt hét centrale stadspark van Almere. Hiervoor worden investeringen gedaan. De oevers, stranden en delen van de omliggende parken en bossen worden heringericht en er komen meer recreatieve voorzieningen. Het gebied wordt ontsloten door een hoogwaardige openbaarvervoersverbinding (trein, tram of bus) langs de oostelijke oever van het Weerwater. Voor het project Almere Centrum Weerwater wordt in het kader van de Schaalsprong Almere een gebiedsontwikkelingsplan vastgesteld.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstellingen van de Concept Structuurvisie en draagt bij aan de versterking van het stadshart, de stationsomgeving en het Weerwater.

Almere Centrum ‘Kloppend hart door vernieuwende beleving’ (2012)

De doelstelling van deze visie is om vanuit een gemeenschappelijke visie initiatieven/concepten te ontwikkelen die het centrum van Almere echt ‘kloppend’ gaan krijgen: een plek met beleving, toegevoegde waarde en magneetwerking (vanuit een eigen missie/bezieling). De vernieuwende beleving wordt gerealiseerd aan de hand van:

  • Belevingsthema's:
    • 1. thema's die in het gehele centrum van Almere terugkomen (Avontuur & beweging, Ontmoeten & spelen, Onverwacht & Anders en Ruimte & ontspanning)
    • 2. de thema's omvatten bezienswaardigheden, winkels, horeca en leuke dingen om te doen
  • Belevingsvolle programmering:
    • 1. een veelheid aan actviteiten en vernieuwende initiatieven
    • 2. retail en horeca zijn onderdeel van of sluiten aan op de programmering
    • 3. uitgangspunt vormen de 4 belevingsthema's
    • 4. de programmering is in handen van een redactie
  • Belevingsplekken:
    • 1. pleisterplaatsen en pleinen op een beperkt aantal plekken (Stadhuisplein, Esplanade, Forum, Belfort, Passages, Grote Markt, Stationsplein)
    • 2. iconen en hotspots op meerdere plekken
    • 3. verbinding tussen de belevingsplekken

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de visie Almere Centrum 'Kloppend hart door vernieuwende beleving' en biedt ruimte aan de belevingsthema's, belevingsvolle programmering en belevingsplekken.

Het plan, Almere aan het water (1997)

Dit Masterplan is een resultaat van een haalbaarheidsbesluit die door de dienst Stadscentrum met MAB en Blauwhoed is uitgevoerd. In het plan worden drie delen onderscheiden:

  • het gebied ten noorden van de Flevolijn met het zakencentrum en kantoren;
  • midden: het gebied tussen het spoor en de noordwand van het stadhuis (jaren 80 gebied);
  • het gebied vanaf het Stadhuisplein tot in het Weerwater (winkels, woningen, culturele en uitgaansvoorzieningen).

In het Masterplan is een programma opgenomen voor kantoren, detailhandel, horeca, cultuur, wonen en leisure. Het plan maakt onderdeel uit van het gedetailleerde bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere Stad'. Dit bestemmingsplan is voor bepaalde delen van het Stadscentrum vervangen door het flexibeler bestemmingsplan 'Centrum-Zuid, Almere Stad, 1e herziening'.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van het Masterplan.

Plan O.M.A. : stedenbouwkundige studie blok 5 Almere (2004)

Deze studie is een verdere uitwerking van 'Het plan, Almere stad aan het water' voor blok 5. De uitwerking van de hoeksteen van het Masterplan (blok 5) is geen eenvoudige opgave gebleken. Vele varianten zijn getest en soms ook tot in detail uitgewerkt. Geen van de modellen bleek haalbaar. De menging van programma’s en de enorme schaal van het blok lijken hiervoor verantwoordelijk. De grootschalige identiteit is daarbij met name voor het woningbouwprogramma problematisch. Daarnaast zijn gedurende het lange proces programmatische uitgangspunten ingrijpend aangepast waardoor de opzet van het oorspronkelijke Masterplan niet langer voldoet. Voor blok 5 nam sinds 1997 het gevraagde winkelprogramma toe van 1.850 m² naar ruim 10.000 m², het aantal gevraagde woningen nam af van 324 tot 275 en het gevraagde aantal parkeerplaatsen in de zuidgarage steeg van 980 naar 2.000. Een dergelijke drastische bijstelling van de opgave brengt de noodzaak tot een radicale aanpassing in het stedenbouwkundig ontwerp met zich mee. Deze studie onderzoekt de mogelijkheden daartoe.

De belangrijkste conclusie van de studie is dat door een drastische wijziging in de opzet van het blok de gewenste verdichting goed opgenomen kan worden, waarbij het hele centrumplan bovendien profiteert van de toegenomen concentratie van programma en activiteiten. De belangrijkste ingreep wordt daarbij gevormd door het opknippen van het grote blok in een aantal deelblokken. Hierbij is onderzocht op welke manier nieuwe winkelroutes het gevraagde winkelprogramma kunnen structureren. Daarna is gekeken op welke manier het grote aantal extra parkeerplaatsen ondergebracht kan worden. Ten slotte zijn er een aantal mogelijke configuraties voor de woningblokken onderzocht. De eerste fase is er op gericht de diagonaal in zijn geheel te bouwen. Achter de diagonaal wordt alleen een openluchtgarage op maaiveld aangelegd. Hierdoor worden de investeringen en bouwtijd van de eerste fase beperkt en blijft de flexibiliteit voor de tweede fase maximaal.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de stedenbouwkundige studie voor blok 5.

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Dit geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie en levert vooral een bijdrage aan ambitie 2.

Kaderplan Bestaande Stad (2004)

De gemeente geeft met dit plan haar visie op de gewenste ontwikkeling van de bestaande stad. De eerste wijken zijn al weer 30 jaar oud en vragen om meer aandacht dan alleen het onderhoud. Woonwijken, groengebieden en werkgebieden vragen om aanpassing aan de eisen van de tijd maar ook neemt de bestaande stad nog steeds in omvang toe. Dit kaderplan is een integraal plan en geeft de prioriteiten voor beheer en vernieuwing tot 2015 en beschrijft daarin de bijdrage van de gemeente in samenwerking met andere partijen. Het kaderplan is daarbij geen blauwdruk maar een leidraad.

Met het vaststellen van het kaderplan geeft de gemeente haar visie weer onder andere voor een verbindende koers, voor de differentiatie van woonmilieus, voor de verlevendiging van een aantal wijken, voor de ruimtelijke doorontwikkeling en voor de slag van ambities naar uitvoering.

Met het bestemmingsplan wordt met name een bijdrage geleverd aan de differentiatie van woonmilieus en de ruimtelijke doorontwikkeling. In de stadsdeelvisie voor Almere Stad en de programmaplannen voor Almere Stad en Almere Centrum zijn de doelen van het Kaderplan nader geconcretiseerd.

Programmaplan Almere Stad (2007)

In 2004 heeft de raad het kaderplan Bestaande Stad en de stadsdeelvisies voor Almere Haven, Almere Buiten en Almere Stad vastgesteld. De gemeente heeft deze stadsdeelvisies vertaald naar gebiedsgerichte programmaplannen. Met de externe partners en gemeentelijke diensten zijn hoofddoelen en opgaven voor de stadsdelen mede op basis van sociale, economische en ruimtelijke analyses geformuleerd en uitgewerkt in projecten en acties. Daarbij heeft een integratie plaatsgevonden van de werkplannen van de partners en gemeentelijke diensten.

  • 1. Een populair en bruisend stadscentrum
    Focus: voorzieningen, functionaliteit en veiligheid
  • 2. Vergroten stedelijke dynamiek van Almere Stad
    Focus: samenhang en identiteit
  • 3. Verbeteren leefbaarheid aandachtswijk: Stedenwijk
    Focus: Integrale wijkaanpak 2006 – 2009
  • 4. Potentie van groen en blauw benutten
    Focus: Weerwater en stadsparken
  • 5. Versterken vitaliteit woonwijken en bedrijfsterreinen
    Focus: leefbaarheid en voorzieningenstructuur

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Programmaplan en levert vooral een bijdrage aan de punten 1 en 4.

Programmaplan Almere Centrum: Stadscentrum van nu, morgen en de toekomst (2009)  

In het programmaplan zijn drie ambities beschreven voor het Stadscentrum. De ambities zijn uitgewerkt in een aantal richtinggevende lange termijn doelen. Elke doelstelling kent vervolgens weer focuspunten.

De drie ambities voor het Stadscentrum zijn:

  • 1. Comfortabel, compleet en sfeervol voor haar inwoners. 
  • 2. Een sterke, eigenzinnige speler in het regionaal netwerk.
  • 3. Almere Centrum: Stadscentrum van nu, morgen en de toekomst.

Voor de korte termijn ligt het accent vooral op ambitie 1. Voor de middellange termijn zal ambitie 2 steeds sterker worden. Ambitie 3 zal vooral op de middellange en lange termijn worden gerealiseerd.

Hierna zijn per ambitie de doelen en focuspunten weergegeven.

Comfortabel, compleet en sfeervol voor haar inwoners

  • Basis beter op orde.
    • 1. Ruimte voor ondernemerschap
    • 2. Een schoon, heel en veilig Stadscentrum
    • 3. Goede bereikbaarheid met auto, fiets, te voet, met openbaar vervoer en via het water; goed verbonden met de overige stadsdelen
  • Meer levendigheid en gevarieerder vermaak om de verblijfsduur van bezoekers te verlengen.
    • 1. Het Stadscentrum biedt een aantrekkelijk en gevarieerd programma op het gebied van cultuur, evenementen, shopping en uitgaan
    • 2. Het Stadscentrum beschikt over aantrekkelijke pleinen, gezellige ontmoetingsruimten en een mooie openbare ruimte; het is een aantrekkelijke ontmoetings- en verblijfplaats
    • 3. Het Stadscentrum is ook 's avonds een levendig centrum (16 uurs economie)
    • 4. Het Weerwater wordt betrokken bij het Stadscentrum
  • Meer diversiteit in bedrijvigheid en voorzieningen in het Stadscentrum.
    • 1. Voldoende en gevarieerd aanbod van horecavoorzieningen
    • 2. Groot aanbod van verschillende branches in zowel het exclusieve als het goekopere segment
    • 3. Het eigen karakter en charme van verschillende locaties versterkt de aantrekkelijkheid van het Stadscentrum en trekt nieuwe doelgroepen aan
  • Een aantrekkelijker Stadscentrum als woon- en leefomgeving voor stedelijke doelgroepen.
    • 1. Aantrekkelijke woningen van een hoge kwaliteit in de sfeer van ontspannen stedelijkheid voor stedelijke doelgroepen
    • 2. Aantrekkelijke huisvesting voor studenten

Sterke, eigenzinnige speler in regionaal netwerk

  • Een beter en gevarieerder aanbod van grootstedelijke voorzieningen met een regionale uitstraling.
    • 1. Ontwikkeling van een breed aanbod van hoger onderwijs
    • 2. Ontwikkeling van een breed aanbod van cultuur en culturele voorzieningen
    • 3. Het Stadscentrum ontwikkelt zich tot een betekenisvol Zakencentrum in de regio
    • 4. De vestiging van grootstedelijke publieke functies
    • 5. De gemeente biedt ruimte en kansen voor de ontwikkeling van innovatieve of onderscheidende retailconcepten
    • 6. Sterke synergie tussen voorzieningen voor hoger onderwijs, zorg, cultuur en commerciële en publieke functies
  • Meer bezoekers uit het land en de regio komen naar het Stadscentrum.
    • 1. Het Stadscentrum is een merk en heeft een duidelijk profiel: aantrekkelijk kloppend hart in de regio
    • 2. Het Stadscentrum is een dagje uit
  • Betere infrastructurele aansluiting op landelijk en regionaal netwerk.
    • 1. Transformatie van station Almere Centrum => Almere Centraal
    • 2. Alzijdige ontsluiting van het Centrum; realisatie SAAL, nieuwe OV lijnen, verdubbeling van de A6, ontsluiting via Havendreef

Almere Centrum: Stadscentrum van nu, morgen en de toekomst

  • Het Weerwater centraal.
    • 1. Het Weerwater is omringd door een kralenketting van verschillende aantrekkelijke functies en voorzieningen (Zuidoever, Stedenwijk, Stadscentrum, Oostkavels, Lumierepark, Filmwijk) en vormt daarmee het overkoepelend Centrum van Almere
    • 2. Het Weerwater is door middel van goede binnenstedelijke vaarroutes prima verbonden met het Gooimeer en het Markermeer
  • Beter benutten van het Stadscentrum als internationaal Research & Developement centrum voor thema's als New Towns en duurzaamheid
    • 1. Het Stadscentrum is een vestigingsplaats voor kennisinstituten op het gebied van New Townontwikkeling en duurzaamheid
    • 2. Duurzaamheid komt op verschillende manieren in het Stadscentrum tot uiting
    • 3. Innovatieve architectuur is het visitekaartje voor het Stadscentrum

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ambities, doelen en focuspunten van het Programmaplan.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota.

Welstandsnota Almere (2012) 

De Woningwet (artikel 12a) schrijft voor dat de raad een welstandsnota vaststelt, met beleidsregels waarin in ieder geval criteria zijn opgenomen die worden toegepast bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Bouwplannen worden getoetst aan deze criteria en dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Door middel van de welstandsnota krijgen planindieners, burgers, ondernemers, professionele opdrachtgevers en ontwerpers per gebied vooraf inzicht in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt.

In de Welstandsnota worden voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandsniveaus onderscheiden:

  • 1. Welstandsvrij.
  • 2. Basistoets: geldt voor circa 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden.
  • 3. Basis plus toets: een specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie.
  • 4. Uitgebreide welstandstoets: geldt voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt: het Stadscentrum en de stadsdeelcentra.

Ook zijn er typen welstandscriteria opgesteld in het kader van de welstandsbeoordeling:

  • 1. Genrecriteria: toets door de welstandscommissie aan de hand van een onderverdeling in genres. Deze genrecriteria zijn gebaseerd op de typering van de gebouwen of gebouwenreeksen en ze bevatten criteria voor de relatie tussen gebouw en omgeving en aanduidingen voor vormgeving, kleur, en/of materiaal.
  • 2. Gebiedsspecifieke criteria: voor gebieden die op de welstandsniveaukaart zijn aangewezen, zoals de centra van Almere, de zones langs de hoofdinfrastructuur en de bijzondere elementen. Toets door de welstandscommissie en alleen van toepassing op een specifiek gebied.
  • 3. Algemene criteria: gericht op het vakmanschap van het architectonisch ontwerp. Toets door welstandscommissie bij reguliere vergunningsplichtige bouwplannen.

Daarnaast zijn er reclamecriteria opgenomen voor de welstandstoetsing van reclame-uitingen die vallen onder enige bouwvergunningsprocedure.

Voor het Stadscentrum geldt de uitgebreide welstandstoets. Uitzondering hierop vormt het stuk van de Stedenwijk dat in dit plan wordt meegnomen; daar geldt de basistoets. Voor het Stadscentrum zijn van toepassing de genrecriteria, de gebiedsspecifieke criteria en de algemene criteria. Daarnaast gelden voor het Stadscentrum specifieke uitgangspunten voor reclameobjecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is.

Beleidsregel terrassen Almere Centrum (2013) en Beleidsregel terrassen Grote Markt en aangrenzende straten (2014)

In deze beleidsregels zijn regels opgesteld voor de locatie, afmetingen en begrenzing van een terras. Het juridisch kader voor deze regels wordt gevormd door de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor de Grote Markt heeft de gemeente aparte regels opgesteld. Onderscheid wordt gemaakt tussen gebouwde en reguliere terrassen.

Voor het bestemmingsplan betekent dit dat reguliere terrassen worden toegestaan. Gebouwde terrassen zijn alleen toegestaan bij de Grote Markt. Terrasafscheidingen mogen maximaal 1,70 meter bedragen. Voor het overige worden er geen regels in het bestemmingsplan opgenomen. Regulering vindt plaats op basis van de APV en de beleidsregels.

Aanwijzing uitstallingen, reclameobjecten en speeltoestellen Almere Centrum (2013) en Beleidsregel uitstallingen, reclameobjecten, speeltoestellen en commerciële vlaggen etc. Almere Centrum (2013)

In het aanwijzingsbesluit zijn voorwaarden opgenomen waaronder uitstallingen, reclameobjecten en speeltoestellen zonder vergunning geplaatst mogen worden. Het juridisch kader voor deze regels wordt gevormd door de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Vergunningen voor het structureel plaatsen van meer uitstallingen, reclameobjecten en speeltoestellen dan aangewezen in het aanwijzingsbesluit worden uitsluitend verleend op basis van de beleidsregel. Vergunningen voor het plaatsen van commerciële vlaggen, wimpels, spandoeken, vlaggenstokken en vergelijkbare objecten worden uitsluitend verleend op basis van de beleidsregel.

Voor het bestemmingsplan betekent dit dat uitstallingen, reclameobjecten, speelvoorzieningen en vlaggenmasten worden toegestaan. Regulering vindt plaats op basis van de aanwijzing en de beleidsregel.

Handboek ruimtelijke kwaliteit (2010)

In het Handboek zijn richtlijnen opgesteld voor standplaatsen, uitstallingen, stoepborden, speeltoestellen, vlaggen en terrassen. Het juridisch kader voor deze richtlijnen wordt gevormd door de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Voor het bestemmingsplan betekent dit dat de volgende functies worden toegestaan: standplaatsen, uitstallingen, reclameobjecten, speelvoorzieningen en reguliere terrassen. Gebouwde terrassen zijn alleen toegestaan bij de Grote Markt. Terrasafscheidingen mogen maximaal 1,70 meter bedragen. In het plangebied bevinden zich al vlaggenmasten, met name bij maatschappelijke voorzieningen en kantoren. In het bestemingsplan worden daarom vlaggenmasten toegestaan tot maximaal 10 meter. Voor het overige worden er geen regels in het bestemmingsplan opgenomen. Regulering vindt plaats op basis van de APV.

Beleidsnota kleine bouw (2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor onder andere de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, het oprichten van bouwwerken nabij woningen en bedrijven en de oprichting van antennemasten. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een aanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • de uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • de uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • het realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • het realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • het oprichten van antenne-installaties.

De bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de nota zijn verwerkt in de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Masten dienen zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur te worden gesitueerd. Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. Plaatsing van masten gebeurd zo min mogelijk in natuurgebieden, in parken en aan de rand van woongebieden. Bij de plaatsing van antennes dienen de aanvragers zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten, tenzij dit technisch niet mogelijk is. Plaatsing van antennes gebeurd bij voorkeur op bestaande verticale elementen: gebouwen, torens, bestaande masten en hoogspanningsmasten.

Voor Centrum Almere Stad betekent dit dat de plaatsing van masten en antennes mogelijk is.

Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)


Het is de uitdrukkelijke wens van de gemeenteraad om kleine, zelfstandige en goedkope woningen voor jongeren te bouwen. De aanpak hiervan is beschreven in het meerjarenplan startershuisvesting. In 2004 zijn de eerste 200 (tijdelijke) starterswoningen in Almere Buiten, Stad en Haven opgeleverd. Met het meerjarenplan wil het college ervoor zorgen dat ook in de komende jaren starterswoningen worden gebouwd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemmming met het Meerjarenplan Startershuisvesting.

Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011)

Een voldoende en kwalitatief goed aanbod aan huisvesting is samen met een goed aanbod aan Hoger Onderwijs belangrijk voor de ontwikkeling van Almere. Het trekt nieuwe studenten aan en is ook van belang bij het binden van toekomstig hoogopgeleiden aan de stad en het creëren van nieuwe werkgelegenheid. Het draagvlak van voorzieningen wordt groter en studenten dragen bij aan de levendigheid van de stad. Het Plan van aanpak studentenhuisvesting geeft concreet aan wat de opgave is, hoe de organisatie eruit moet zien, welke activiteiten, hoe, met wie en wanneer ontwikkeld moeten gaan worden, met als eindresultaat een divers en flexibel aanbod aan studentenhuisvesting.

De toenemende behoefte aan studentenhuisvesting zal de eerstkomende jaren worden opgevangen binnen de bestaande woningvoorraad. Dit in samenspraak met de woningcorporaties die bezit hebben in Almere en particuliere aanbieders. Op langere termijn, vanaf 2014/2015, zullen, naar verwachting, extra studentenwoningen, hetzij in nieuwbouw, dan wel door transformatie van bestaand vastgoed (of een combinatie van beide) ontwikkeld moeten worden.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Plan van aanpak studentenhuisvesting.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

In dit aanwijzingsbesluit zijn de locaties van ligplaatsen voor woonschepen opgenomen die zich bevinden op plaatsen waar het innemen van een ligplaats is toegestaan op grond van een goedgekeurd bestemmingsplan. Daarnaast zijn locaties voor vaste ligplaatsen aangewezen. De regels zijn opgenomen om uit het oogpunt van het gebruik van het water regelend en ordenend op te kunnen treden.

In het zuidoosten van het plangebied is een nieuwe mogelijkheid voor woonschepenligplaatsen opgenomen in het Weerwater. Deze locatie vormt geen belemmering ten aanzien van het gebruik van het water (waaronder de bestaande vaarroutes). De dichtstbijzijnde woningen liggen op een afstand van meer dan 180 meter. De ligplaatsen vormen geen belemmering voor overige functies in de directe omgeving (zie onder andere Bijlage 19 Nota zienswijzen, hoofdstuk 4).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het doel van de aanwijzing en nadere regels.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn met betrekking tot sluitingstijden). In de nota wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van: maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden (sekswinkel, erotheek, seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater) en maximaal drie parenclubs. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden. Aan het aantal en de locatie van escortbureaus worden geen eisen gesteld. Thuisprostitutie is toegestaan mits de regeling voor beroepsuitoefening aan huis in het bestemmingsplan in acht wordt genomen.

Op grond van het 'Paraplubestemmingsplan Prostitutiebeleid' (vastgesteld door de raad op 18 december 2003) geldt er voor Centrum Almere Stad een verbod om de gronden en bouwwerken te gebruiken voor een sekinrichting en de daaraan verwante detailhandel. Voor Centrum Almere Stad geldt een wijzigingsbevoegdheid om voor de gronden met de bestemming 'Centrumdoeleinden' en 'Horecadoeleinden' van het verbod af te wijken voor de vestiging van seksinrichtingen die vallen onder de categorie seksbioscopen, seksautomatenhallen, sekstheaters en de daaraan verwante detailhandel. Voor de wijzigingsbevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:

  • dat niet vaststaat of niet met reden te vrezen is dat door handelingen door, voor of samenhangend met de seksinrichting of de daaraan verwante detailhandel de woon- en werkomstandigheden in, dan wel het uiterlijk aanzien van het gebied in meer dan ondergeschikte mate achteruit zullen gaan;
  • dat het geen raamprostitutie betreft;
  • dat in het centrumgebied van de stadskern van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten tezamen niet meer dan 5 seksclubs en 5 bedrijven uit de categorie seksbioscopen, seksautomatenhallen, sekstheaters en de daaraan verwante detailhandel zijn toegestaan;
  • dat geen onevenredige parkeerdruk of andere verkeersoverlast ontstaat in de directe omgeving van de seksinrichting;
  • dat de omvang van de seksinrichting niet meer is dan 500 m² bruto vloeroppervlak (bvo) en de omvang van de detailhandel die verwant is aan de seksinrichting niet meer dan 200 m² bvo bedraagt;
  • dat de seksclub niet meer dan acht werkruimtes omvat en een prive-huis en een erotische massagesalon niet meer dan vier werkruimtes omvat.

Voor het plangebied betekent dit dat het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting en de daaraan verwante detailhandel wordt verboden. Detailhandel in seksartikelen is wel toegestaan (mits niet gekoppeld aan een seksinrichting). In het bestemmingsplan is binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Centrum-Centrumgebied' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de vestiging mogelijk te maken van een seksclub, een seksbioscoop, een seksautomatenhal of een sekstheater met de daaraan verwante detailhandel.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor )vestiging van coffeeshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt, worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder categorie 1 'lichte horeca'. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient voor gevestigde coffeeshops minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop gerekend van deur tot deur, tenzij de burgemeester hier gemotiveerd van afwijkt;
  • dermate gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Er zijn in Centrum Almere Stad twee gedoogbeschikkingen afgegeven voor coffeeshops op de locaties Festivalplein 19 (Koffie en Dromen BV) en Grote Markt 23 (Loungeshop Domino NV). Voor de coffeeshop aan het Festivalplein 19 is gemotiveerd afgeweken van het afstandscriterium van 350 meter. De coffeeshop aan het Festivalplein 19 heeft de bestemming 'Horeca' gekregen. Hier is horeca tot en met categorie 1c van Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Ten aanzien van het gebruik of bezit van drugs is in het bestemmingsplan niets geregeld omdat bezit, handel, verkoop en productie van drugs strafbaar is op grond van de Opiumwet.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000) 

Het uitgiftebeleid benzineverkooppunten gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Op grond van het uitgiftebeleid is in Centrum Almere Stad de vestiging van een benzineverkooppunt niet mogelijk.

Nota Archeologische Monumentenzorg (2009)

De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 is het vervolg op de nota 'De Schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001-2005'. De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 bestaat uit twee delen: deel 1 over het Selectiebeleid archeologie 2008-2012 en deel 2 over het Programma Publiekbereik Archeologie. Bij de nota hoort de Archeologische Beleidskaart Almere 2009. Samenvattend is de strekking van de nota dat in de periode 2009-2012 het selectiebeleid zich zal richten op minder archeologische vindplaatsen dan vroeger selecteren voor behoud en het verrichten van minder onderzoek, maar wel van betere kwaliteit.

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan:

  • Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m² of groter, en;
  • het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd/overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen, en;
  • het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm.

De inzet van beschikbare middelen zal gerichter geschieden door te focussen op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen. Door deze stringentere selectie wordt in een kleiner oppervlak van de gemeente archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dan in de afgelopen jaren het geval is geweest. Projecten buiten de geselecteerde gebieden zijn wat archeologie betreft vergunningsvrij, behalve scheepswrakken. De selectiegebieden staan aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).

Voor Centrum Almere Stad zijn op de ABA vier selectiegebieden aangegeven. In de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor deze gebieden.


Archeologieverordening (2009)

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college van burgemeester en wethouders omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Deze terreinen worden 'selectiegebieden' genoemd.

Beide typen terreinen zijn aangeduid op de digitaal te raadplegen Archeologische Beleidskaart Almere (ABA). Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden/projecten archeologievergunningplichtig. De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) verleend worden. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en Selectiegebieden (zoals vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

In de bestemmingsplanregels wordt dit uitgewerkt in de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 1, Waarde-Archeologie 2 en Waarde-Archeologie 3. De bestemming Waarde-Archeologie 1 wordt toegekend aan terreinen waar mogelijk archeologische waarden verwacht kunnen worden. Terreinen waar behoudenswaardige archeologische vindplaatsen voorkomen, worden bestemd als Waarde-Archeologie 3. Rondom deze terreinen wordt een extra beschermingszone gelegd van minimaal van 10 meter. Deze zone wordt bestemd als Waarde-Archeologie 2.

De vier selectiegebieden hebben de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 gekregen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Archeologieverordening.

Beleidsplan verkeersveiligheid 1998-2003 (1997)

Het beleid inzake verkeersveiligheid is opgenomen in het 'Verkeersveiligheidsplan Gemeente Almere, Technische rapportage' en in het 'Beleidsplan Verkeersveiligheid 1998-2003'. In het beleidsplan wordt aangegeven vanuit welke visie en met welke doeleinden aan de verbetering van de verkeersveiligheid gewerkt gaat worden. De technische rapportage geldt als basis voor het Beleidsplan. Het bevat een inventarisatie van doel- en taakstellingen op zowel landelijk als provinciaal niveau en een inventarisatie en analyse van ongevalgegevens. Verder is er een toetsing van de huidige wegenstructuur opgenomen aan de uitgangspunten van het Duurzaam Veilig beleid. Tot slot worden maatregelen en activiteiten voor het terugdringen van de verkeersonveiligheid aangegeven op het gebied van infrastructuur, educatie, voorlichting, handhaving en organisatie.

De hoofdlijnen van beleid bestaan uit:

  • het continueren van de gescheiden verkeersstelsels, scheiding van langzaam en autoverkeer en het vrije busbaanstelstel met zijn eigen beveiliging;
  • aanwijzen van de woon-/verblijfsgebieden tot 30 km/u-zones;
  • de snelheidslimiet op de lokale dreven vasthouden op 50 km/u;
  • uitvoeren van een pakket aan maatregelen met name op de dreven, busbaankruisingen en fietsroutes teneinde de veiligheid te verbeteren;
  • intensiveren van verkeerseducatie, -voorlichting en -handhaving.

De bestemmingen in Hoofdstuk 3 voor de verkeers- en verblijfsgebieden zijn in overeenstemming met de hoofdlijnen van het Beleidsplan verkeersveiligheid.

Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten.
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei.
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt.
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren.
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk.
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen.
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie.
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.


Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging.
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie.
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (met name stations).
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur c.q. langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen.
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen.
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto.
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven.
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden.
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving.
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto).
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere.
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het Mobiliteitsplan.

Economisch Actieplan Almere (2007)

In het Economisch Actieplan zijn vier pijlers van het economisch beleid geformuleerd:

  • Ontwikkeling van kansrijke marktsegmenten: actiever de markt benaderen, gericht op bedrijven die de structuur van Almere versterken.
  • Beter benutten van bestaande bedrijvigheid: actief relatiemanagement gericht op branches en belangrijke individuele bedrijven en gericht op een ondernemersvriendelijk vestigingsklimaat.
  • Kwaliteit van dienstverlening: doelgericht omgaan met bepalingen bij nieuwe gebiedsontwikkeling en bij herziening van bestemmingsplannen en in ondernemerscontacten transparant en facilitair zijn.
  • Verbeteren van het vestigingsklimaat: voldoende aanbod van aantrekkelijke vestigingslocaties voor de verschillende doelgroepen van bedrijvigheid in voorraad hebben. Hiertoe zal een ruimtelijke structuurvisie en een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld voor bedrijfslocaties in Almere tot 2020/2030.

In het Economisch Actieplan wordt nader omschreven wat en op welke wijze er in dit kader zal worden uitgevoerd. Voor de selectie van kansrijke marktsegmenten en de marktbenadering worden marktsegmentplannen opgesteld, als eerste voor de segmenten Zorg, Onderwijs, Vrijetijdssector, Starters en doorstarters, Retail/funshoppen, Fashion & Design, Zakelijke Dienstverlening, Back office kantoren, Callcenters, ICT en Logistiek.

Bij de ontwikkeling en herziening van bestemmingsplannen wordt nagestreefd nieuwe ontwikkelingen te faciliteren, waar mogelijk regels minder gedetailleerd op te nemen en terughoudend te zijn bij het bepalen van bouwhoogtes, dakhellingen, functiemenging, rooilijnen en beperkingen in gebruik.

Het verbeteren van het vestigingsklimaat is in eerste instantie gericht op het ontwikkelen van voldoende uitgeefbaar aanbod van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Ook het versterken van het emotionele vestigingsklimaat krijgt aandacht via een actieve marketingbenadering op basis van de marktsegmentplannen. Verder blijven flankerende beleidsvelden van belang, zoals het woonklimaat, voorzieningen, infrastructuur, arbeidsmarkt en startersbeleid.

Voor Centrum Almere Stad betekent dit dat ingespeeld moet kunnen worden op het accomoderen van kansrijke marktinitiatieven. Het bestemmingsplan moet hiervoor voldoende flexibliteit bieden. De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met het Economisch Actieplan Almere.

Horecanota Almere (2000) 

De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt. Omwille van een eenduidig overzicht en toegankelijk beleid is een nota opgesteld die dit in een meer integraal kader plaatst. De horecanota bevat in hoofdzaak een 'foto' van het bestaande gemeentelijke horecabeleid anno 2000. Deze 'foto' is in overleg met diverse in- en externe betrokkenen gemaakt. Wat betreft ruimtelijk beleid is aangegeven dat voor de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca (lichte, middelzware en zware horeca) zal worden gehanteerd. Deze is opgesteld en wordt als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in de bestemmingsplannen.

Verder is er een indeling gemaakt van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd:

  • Consolidatiegebied: geen uitbreiding van horeca mogelijk.
  • Ontwikkelingsgebied: nieuwe horeca is mogelijk.
  • Concentratiegebied: sterke concentratie van horeca is mogelijk.
  • Deconcentratiegebied: horeca zal worden verminderd.

Deze indeling van gebieden is vertaald naar woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen en kantoorgebieden en buitengebied, stadscorridors en parken.

Solitaire horeca in (mono-functionele) woongebieden wordt in beginsel niet toegestaan, tenzij er sprake is van een specifieke geschikte locatie. Voor een dergelijke locatie is lichte horeca mogelijk.

De centra van Stad, Haven en Buiten vormen de hoogste voorzieningenniveaus en zijn concentratiegebieden. Hier zijn lichte, middelzware en zware horeca mogelijk. Straten met een overwegende winkelfunctie of woonfunctie verdragen zich slecht met zware horecagelegenheden.

Het Stadscentrum is het uitgaanscentrum bij uitstek. De Grote Markt wordt het uitgaangs- en horecaplein van Almere. Daartoe wordt het plein ingrijpend aangepast. De functies rondom het plein zullen de komende jaren geleidelijk veranderen in de richting van horeca. Voor het zuidelijk gedeelte van het nieuwe stadscentrum wordt rekening gehouden met 15 tot 20 nieuwe horecavestigingen (exclusief Deventerpad). Met name de herontwikkeling van de Brouwerstraat en omgeving biedt mogelijkheden (lichte horeca aan de Brouwerstraat, ten zuiden hiervan lichte en middelzware horeca). Het Deventerpad zal van karakter veranderen (alleen lichte horeca). De gewenste karakterverandering zal naar verwachting geleidelijk gebeuren. Volgens het overgangsrecht kan het bestaande gebruik onder zekere voorwaarden worden voortgezet. Het Stationsplein wordt niet als concentratiegebied gezien; het bestemmingsplan biedt nog wel mogelijkheden tot een paar extra vestigingen. Zodra het Zakencentrum ten noorden van het station is gerealiseerd, wordt karakterverandering niet uitgesloten (horeca gericht op bedrijfsleven en onderwijsinstellingen, lunchgelegenheden en dergelijke). Het Stadhuisplein wordt niet als specifiek horecaplein aangemerkt. Verdringing van een aantal winkelfuncties ten gunste van horeca wordt op termijn niet uitgesloten. In de overige winkelgebieden van het stadscentrum worden nieuwe horecavestigingen niet gestimuleerd. Het bestemmmingsplan zal de horecafunctie wel blijvend toelaten.

Voor kantoorlocaties geldt het draagvlak (aantal werknemers op betreffende locatie) als uitgangspunt. De aanwezigheid van horeca kan een belangrijke voorziening zijn en als zodanig de kwaliteit en aantrekkelijkheid van een kantorenlocatie verhogen. Vestiging van middelzware horeca is op kantoorlocaties mogelijk. Dit gezien de veronderstelde behoefte aan face-to-face contacten, vergaderfacaciliteiten en dergelijke. Bij kantoorlocaties gelegen in en nabij grote centra kan ook worden gedacht aan congressen en beurzen. De vestiging van een horecagelegenheid kan worden gekoppeld aan andere voorzieningen die op een werklocatie aanwezig zijn (facilty point, dienstencentrum). Over het algemeen geldt dat vestiging van horeca gericht dient te zijn op het aldaar gevestigde bedrijfsleven.

De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met de Horecanota.

Nota Hotelmarkt Almere (2002)

Met de Nota Hotelmarkt is beoogd een productbeleidsstrategie te ontwikkelen gericht op het verkrijgen van een adequaat hotelproduct in Almere, dat voldoet aan de toekomstige vraag vanuit toeristische, zakelijke, beurs/congres en vergadersector. De nota bevat een overzicht van de marktverhoudingen in Almere en omgeving (in 2002), toekomstige marktpotenties, randvoorwaarden in verband met vestiging en een ontwikkelingsstrategie (onder meer locatieonderzoek geschikte locaties, en planning/fasering vestiging). In de nota is beschreven waar in Almere bepaalde typen hotels met welke omvang kunnen worden gevestigd.

De bestaande hotels in het plangebied zijn toegestaan binnen de bestemming 'Centrum'. Nieuwe hotels zijn mogelijk op de locaties waar de horecacategorieën 1b t/m 3 zijn toegestaan.

Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)

Op grond van deze verordening is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. De raad heeft het maximum aantal toe te laten speelautomatenhallen per deel van de gemeente vastgesteld en deze aangegeven op de bij de verordening behorende kaarten.

Voor Centrum Almere Stad zijn twee gebieden aangegeven waar respectievelijk maximaal 1 en maximaal 2 speelautomatenhallen mogen worden gerealiseerd. Het maximum aantal van 3 speelautomatenhallen is opgenomen in de functie 'cultuur en ontspanning' binnen de bestemming 'Centrum'.

Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010)

In de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) heeft de raad het beleidskader neergelegd voor de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van de vestigingslocaties in Almere. Om Almere te ontwikkelen tot een complete stad met een eigen economische identiteit en daarmee de concurrentiepositie van de Randstad te versterken, is meer werkgelegenheid nodig voor een evenwichtige woonwerkbalans. De GVV beoogt de economische ontwikkeling te versterken, de mobiliteit te beheersen, de infrastructuur efficiënt te gebruiken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Hiermee kan Almere een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en haar inwoners voldoende, gevarieerde werkgelegenheid bieden. Hoofdpunten van de GVV zijn:

  • 1. De Almere Principles zijn het vertrekpunt voor de ontwikkeling van toekomstige vestigingslocaties.
  • 2. De programmering van vestigingslocaties is gericht op voldoende (direct beschikbare, geplande en gereserveerde) voorraad.
  • 3. Het formuleren van uitgangspunten voor duurzame gebiedsontwikkeling.
  • 4. Het faciliteren en stimuleren van functiemenging op vestigingslocaties.
  • 5. Het behoud van werkgelegenheid op bedrijventerreinen als uitgangspunt voor herstructurering en het uitwerken van het beheer en de herstructureringsopgave.

De GVV is vertaald in een overzicht van typen vestigingslocaties, waarin is aangegeven of, en zo ja onder welke voorwaarden, functies als detailhandel (regulier, pdv en gdv), kantoor, voorzieningen, wonen en dergelijke mogelijk zijn. Er wordt onderscheid gemaakt in centrummilieus (grootstedelijk en overig), gemengde woon-werkmilieus (gemengd wonen-werken en binnenstedelijk) en specifieke werkmilieus (kantoren, voorzieningen, regulier bedrijventerrein en industrieterrein).

Het Zuidelijk Stadscentrum en het Zakencentrum vallen in de GVV onder de categorie 'Centrummilieu' en zijn aangewezen als locatietype 'Grootstedelijk centrummilieu'.

Binnen het locatietype 'Grootstedelijk centrummilieu':

  • worden bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan;
  • worden bedrijfswoningen toegestaan;
  • wordt reguliere detailhandel toegestaan;
  • mag 100% van het bedrijfsvloeroppervlak worden benut voor kantoordoeleinden;
  • wordt perifere detailhandel in volumineuze artikelen toegestaan (in de branches: auto's, boten, caravans, motoren, fietsen, keukens, caravans, tenten, sanitair, grove bouwmaterialen, bouwmarkten, tuincentra en woninginrichting) conform de uitgangspunten van de Detailhandelsnota (2004);
  • wordt grootschalige detailhandel (> 1.000 m² winkelvloeroppervlak) toegestaan;
  • worden maatschappelijke voorzieningen toegestaan;
  • worden overige voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie toegestaan (categorie A en B van de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging);
  • geldt voor parkeren een richtlijn van 1:60 m².

De bestemmingen in Hoofdstuk 3 voor het Zuidelijk Stadscentrum en het Zakencentrum zijn in overeenstemming met het locatietype 'Grootstedelijk centrummilieu'.

Detailhandelsvisie Almere (2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

Het stadscentrum is een multifunctioneel gebied met stedelijke en (nu nog beperkte) regionale
trekkracht waar ook inwoners uit Buiten, Haven en Poort regelmatig winkelen. Dit betekent niet
dat reguliere detailhandel bij voorkeur wordt gevestigd in het stadscentrum en wordt beperkt in de overige stadsdeelcentra. Het stadscentrum onderscheidt zich vooral van de andere stadsdeelcentra door de combinatie van detailhandelsvoorzieningen met andere voorzieningen met een gemeentebrede verzorgingsfunctie, zoals de
Schouwburg, het Intercity Station, het Stadhuis, de bibliotheek en de Hogeschool Windesheim. Deze combinatie van voorzieningen, in combinatie met een groot en gedifferentieerd aanbod in het winkelgebied, zorgt er voor dat het stadscentrum een gemeenteverzorgende functie heeft tegenover de stadsdeelverzorgende functie van de stadsdeelcentra.

De gemeente wil de mogelijkheden voor zittende en nieuwe detailhandelsondernemers in Almere behouden en vergroten. Een gezond ondernemersklimaat is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. De gemeente houdt vast aan de slogan ‘Het kan in Almere’ en zal alles in het werk stellen ondernemers de ruimte te geven hun onderneming in Almere te realiseren of uit te breiden. Dit betekent dat de gemeente er niet voor kiest doelbewust schaarste te creëren in Almere als geheel of de stadsdelen. Het betekent echter ook niet dat de gemeente ongebreideld nieuwe locaties in ontwikkeling zal nemen. In dit kader betekent het vooral dat de gemenete streeft, mede in overleg met marktpartijen en winkeliersverenigingen, naar een adequaat vraaggericht locatieaanbod,
afgestemd op de aard en omvang van het (deel)gebied, bestaand dan wel uitleggebied of herontwikkelingsgebied en in overeenstemming met de te bereiken doelgroepen. Omdat voor sommige branches de huurprijzen in het
stadscentrum of de stadsdeelcentra moeilijk zijn op te brengen zijn in de afgelopen jaren detailhandelsvestigingen neergestreken op bedrijventerreinen, met name Markerkant. Door kleinschalige detailhandel in plinten, in woningen en op een beperkt aantal perifere locaties mogelijk te maken ontstaan hiervoor meer geschikte mogelijkheden.

E-commerce en ook deels daarmee verwante afhaalpunten (ook pick-up-points genoemd) zijn nieuwe vormen van handel die passen bij een moderne stad als Almere. De gemeente wil e-commerce in Almere blijven faciliteren. De trend naar meer online winkelen is niet te keren en zal zich ook in Almere manifesteren in
verschillende ruimtelijke vormen, in woningen, op bedrijventerreinen (magazijn en verzending), maar ook in bestaande winkelvestigingen. Bestaande winkels in bepaalde sectoren zullen naar verwachting niet overleven zonder ook de mogelijkheden voor online winkelen aan te bieden. Er zullen steeds meer dwarsverbanden tussen niet alleen verschillende vormen van aankoopkanalen voordoen, dus binnen de detailhandel, maar ook in combinatie met andere functies, bijvoorbeeld detailhandel met groothandel of met productie.

Voor supermarkten in of aansluitend aan het stadscentrum en de stadsdeelcentra gelden geen omvangbeperkingen.

Het beleid van de gemeente is er op gericht niet-dagelijkse detailhandel te concentreren in of aan het
stadscentrum en de stadsdeelcentra. Dat betekent dat deze vorm van detailhandel daarbuiten zo veel
mogelijk wordt beperkt. Uitzonderingen zijn beperkt mogelijk voor detailhandelsvoorzieningen die naar hun aard en omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en daardoor lastig ruimtelijk in bestaande centra zijn in te passen; de zogenaamde perifere detailhandelsvoorzieningen (PDV). De gemeente kiest ervoor PDV primair in de retailcentra toe te staan en daar waar het nu conform de vigerende bestemmingsplannen mogelijk is op de huidige bedrijventerreinen. In alle gevallen gelden de ruimtelijk relevante randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieueisen.

Vooral ten behoeve van kleinschalige detailhandel wil de gemeente meer prijsdifferentiatie mogelijk maken. De gemeente streeft daarom naar vergroting van het aanbod aan locaties tegen relatief lagere huurprijzen. Bij voorkeur worden dergelijke locaties aangeboden in zogenaamde aanloopstraten naar het stadscentrum en de stadsdeelcentra.

De komende decennia zal Almere nog een sterke, maar enigszins vertraagde groei doormaken. Terwijl in veel (krimp)gemeenten sprake zal zijn van een afnemende vraag naar detailhandelsmeters, wordt voor Almere als een van de weinige gemeenten in Nederland op termijn bij aantrekkende conjunctuur en bevolkingsaanwas nog een groeiende vraag verwacht. Uitbreidingen in het detailhandelsaanbod die voorzien zijn, worden geprogammeerd via de Bestuurlijke Voortgangsrapportage (BVR) stedelijke programmering. Belangrijke uitgangspunten voor de programmering van detailhandelsvoorzieningen zijn de huidige en toekomstige afspraken met onder meer het Rijk over de verdere groei van Almere. De vraagprognoses voor detailhandel zullen onder meer worden afgeleid van op deze afspraken gebaseerde prognoses van de woningbouw en in het verlengde daarvan de bevolkingsontwikkeling. Naast de vraag van consumenten houdt de gemeente echter ook uitdrukkelijk rekening met de vraag van ondernemers. De gemeente streeft er naar locatieaanbod te hebben voor alle detailhandelssegmenten (dagelijks, recreatief en doelgericht). Dit aanbod biedt de gemeente bij voorkeur in of aan de bestaande winkelcentra in Almere. Pas wanneer de wens van de ondernemer in deze gebieden niet te realiseren is, komen andere locaties in beeld. Dat natuurlijk uitdrukkelijk binnen de in deze visie aangegeven beleidskaders.

Op basis van het (toetsings)kader detailhandel wordt in Centrum Almere Stad het volgende toegestaan: dagelijkse detailhandel, recreatieve detailhandel, doelgerichte detailhandel (perifere detailhandel), webwinkel, internetwinkel en afhaalpunten.

Dagelijkse detailhandel betreft alle winkels gericht op verkoop van voeding- en genotsmiddelen en drogisterijen.

Recreatieve detailhandel is de niet- dagelijkse detailhandel, inclusief grootschalige detailhandel (minimum winkelvloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging, met uitzondering van de branches food en warenhuizen en perifere detailhandel).

Perifere detailhandel is de detailhandel in volumineuze goederen, meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering, tuincentra en bouwmarkten. Perifere detailhandel is toegestaan mist voldaan wordt aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden en lossen en milieu-eisen. In Centrum Almere Stad wordt voldaan aan deze randvoorwaarden, waardoor de vestiging van perifere detailhandel mogelijk is.

Onder e-commerce wordt verstaan: een webwinkel, een internetwinkel of een afhaalpunt. Een webwinkel is een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact, en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Een afhaalpunt is een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten. Een internetwinkel betreft een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met de Detailhandelsvisie.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijk beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd. Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig) de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte. Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat 50% van een woning mag worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Nota 'Evenementen in Almere' (2011)

Deze nota heeft betrekking op het vergunningenbeleid voor evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 15 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. De locaties zijn als evenementenlocatie benoemd in het bestemmingsplan, maar het gebruik van deze locaties wordt geregeld via het evenementenbeleid.

Bewoners ervaren de meeste overlast van geluiddragende evenementen. Daarom is in deze nota gekozen voor een systematiek die valt te kenmerken als: spreiding, normering en handhaving. De geluiddragende evenementen worden in tijd en plaats evenwichtig gespreid over de stad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen evenementenlocaties en overige locaties. Het beleid voor evenementenlocaties is beschreven in een bijlage van de nota. Voor de overige locaties geldt: maximaal twee geluiddragende eendaagse evenementen per locatie per jaar.

Voor Centrum Almere Stad zijn in de nota de Esplanade, de Grote Markt, het Forum en het Stadhuisplein/Stadhuispromenade aangewezen als evenementenlocaties. In het bestemmingsplan hebben deze locaties een aanduiding 'evenementenlocatie' gekregen. Geluiddragende evenementen zijn alleen toegestaan op deze locaties en conform het aantal evenementen, het aantal dagen en het maximum geluidsniveau zoals genoemd in Bijlage 3 Lijst van evenementenlocaties. In het bestemmingsplan worden als geluiddragend evenement beschouwd evenementen waarbij de geluidsproductie van het gehele evenement hoger is dan 120 dB(A) bronvermogen. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om geluiddragende evenementen toe te staan in afwijking van Bijlage 3 Lijst van evenementenlocaties. Evenementen zijn verder toegestaan binnen het hele plangebied.

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.

De gemeente en het waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

In het Waterplan heeft het water in Centrum Almere Stad een recreatiefunctie. Het Weerwater heeft een natuurlijke en een recreatieve functie. Op het Weerwater wordt gerecreëerd (varen, zwemmen, waterskiën) en er vinden evenementen plaats. Om recreatie en natuur beter te laten samengaan wordt gedifferentieerd in functie en gebruik van het Weerwater; de noordoever voor (intensieve) recreatie, de zuidoosthoek voor rust en natuur. De noordoever van het Weerwater maakt onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan en krijgt in overeenstemming met het Waterplan vooral een recreatieve functie.

Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016

Per 1 januari 2008 is er veel veranderd voor alle gemeenten, met de Wet Gemeentelijke Watertaken. De nieuwe wetgeving stelt gemeenten beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. Gemeenten krijgen zorgplichten voor de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en grondwater. De gemeente moet hiermee rekening houden bij het opstellen van haar Gemeentelijk Riolering Plan (GRP).

De gemeente heeft nu drie zorgplichten:

  • 1. de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer);
  • 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (Waterwet);
  • 3. het treffen van maatregelen in het openbaar gebied teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken (Waterwet).

De noodzaak tot actualisatie en verbreding van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is aangegrepen om de bestaande beleidsdocumenten op het gebied van water te integreren en de samenhang in de waterhuishouding te verstevigen:

  • 4. Waterplan Almere (visie)
  • 5. Regionale bestuursovereenkomst stedelijk water Flevoland
  • 6. Maatwerkovereenkomst (hier is het B&O plan stedelijk water onderdeel van)
  • 7. Beleidskader onderhoud kapitaalgoederen
  • 8. Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
  • 9. Nationaal Bestuursakkoord Water
  • 10. Bestuursakkoord Waterketen

Het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan Almere 2011-2016 bundelt de hoofdlijnen van deze beleidsdocumenten en geeft daarmee structuur en samenhang aan de gemeentelijke waterhuishouding. Met dit Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt nogmaals de visie uit het waterplan bevestigd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan.

Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)

Het doel van het Toeristisch recreatief beleidsplan is het stimuleren van toeristisch recreatieve (bedrijfs)vestigingen en gebruik(smogelijkheden) in Almere. Het aanbod van toeristisch recreatieve voorzieningen dient minimaal evenredig te zijn aan het aantal inwoners van Almere.

Voor Centrum Almere Stad zijn de volgende beleidsuitgangspunten van belang:

  • Nieuwe hotelvestigingen zullen onder andere gestimuleerd worden in Centrum Almere Stad.
  • (Bovenlokale) evenementen in Almere zullen gestimuleerd worden en bij voorkeur plaatsvinden in/bij het centrum van Almere Stad.
  • Het aanbod van culturele voorzieningen zal, onder andere door realisatie van een cultuurstraat in het centrum van Almere Stad, uitgebreid worden.
  • De vestiging van restaurants en cafés wordt gestimuleerd op plaatsen waar winkel- en uitgaansvoorzieningen geclusterd zijn.
  • Het centrumgebied zal attractiever gemaakt worden en het aantrekken van andere dan standaardwinkels zal bevorderd worden.
  • Vestiging van voorzieningen met vergader- en congresfaciliteiten zal aktief gestimuleerd worden.

Centrum Almere Stad is één van de zes speerpuntgebieden in het beleidsplan. Met het begrip 'Leisure Business District' (LBD) wordt aangegeven dat binnen het totale centrumgebied van Almere Stad een concentratie van een breed scala van op vrijetijdsactiviteiten gerichte bedrijven en voorzieningen ontwikkeld kan worden, variërend van amusement tot cultuur.

Aandachtspunten voor een succesvolle toeristisch recreatieve ontwikkeling van het centrum zijn:

  • een geconcentreerde ontwikkeling van een schouwburg, museum, horeca, bioscoop, bowling, bibliotheek, discotheken, casino, kinderplein en nadere vestigingen in de amusementssfeer, avondwinkel(s) en kiosken;
  • een dusdanige situering van de voorzieningen dat van ochtend tot en met avond een continue levendigheid ontstaat in de openbare ruimte;
  • realiseren van intimiteit bij het ontwerpen en inrichten van straatprofielen en pleinen;
  • deels kleinschalige projectontwikkeling toepassen;
  • grote diversificatie van gespecialiseerde winkels;
  • ontwikkeling van een 'boulevard' met horeca en aanlegvoorzieningen voor de watersport en terras aan of in het water;
  • het gebied dient geschikt te zijn voor evenementen;
  • verlevendiging van de openbare ruimte mogelijk maken;
  • aanpassing en verdere ontwikkeling van de passantenhaven van het Weerwaterplein.

De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met het Toeristisch recreatief beleidsplan.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken.


De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2ABZ01-vg02_0017.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers.

Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk.Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota Kleur aan Groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op het Weerwater, de Stadswetering en de Olstgracht.

Het Weerwater is op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'water'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik van de plassen, vaarten en hun oevers wordt gevormd door natuurbeleving, varen, zwemmen, recreatie en sport. In de oevers bevinden zich prachtige plekken voor eten en drinken en cultuur (incl. bijbehorende bebouwing).

Het Rondje Weerwater en de Olstgracht (onderdeel van de verbinding Stadshart-Noorderplassen West) zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'recreatieve verbindingen'. Ook de Stadswetering maakt onderdeel uit van de waterverbindingen. Als kenmerkend gebruik is aangegeven dat de recreatieve functie van de fiets-, wandel-, en vaarroutes kan worden ondersteund met functies zoals eten en drinken, kunst of cultuur.

Het Weerwater, de Olstgracht en de Stadswetering hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Water' gekregen. Binnen de bestemming zijn naast water(berging) ook toegestaan: waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeer en vervoer over water, kunstwerken, natuurlijke oevers en groenvoorzieningen. Ook worden binnen de bestemming zaken toegestaan die in aangrenzende bestemmingen ook worden toegestaan, zoals kunstobjecten, straatmeubilair, speelvoorzieningen, voet-en fietspaden en bermen.

Op grond van het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 4 Beleidskader, onder andere Concept Structuurvisie Almere 2.0, Waterplan Almere en Waterstad Almere Toeristisch recreatief beleidsplan) en de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid) wordt binnen de bestemming 'Water' ook ruimte geboden voor aanleggelegenheid, steigers, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en evenementen. Voor het Weerwater zijn op grond van het gemeentelijke beleid ook locaties aangewezen waar ruimte wordt geboden aan centrumvoorzieningen, lichte horeca en woonschepen. Deze functies zijn in overeenstemming met de essentie van het groenblauwe raamwerk, met name onderdeel 2: het groenblauwe raamwerk is voor de stad en haar bewoners. Het is er om gebruikt te worden. Het doorgaande netwerk van watergangen, openbare paden en routes blijft bij realisatie van deze functies behouden. De functies voorzien in (recreatieve) bestemmingen en stedelijke momenten.

Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Water' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naastgelegen gebieden bevolken; de Lepelaarplassen zijn bijvoorbeeld brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad.
  • Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.


Voor Centrum Almere Stad zijn geen specifieke maatregelen genoemd in het Masterplan. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Masterplan.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)

In dit beleidsplan staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden.

Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreëerd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten en informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden.

Voor Centrum Almere Stad zijn geen specifieke maatregelen genoemd in het Beleidsplan wandelen en hardlopen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Beleidsplan wandelen en hardlopen.

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)

In het Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.

De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op ontheffingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland.

De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor Centrum Almere Stad zijn de veiligheidsaandachtspunten voor centrum-stedelijk winkelgebied, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid van belang bij nieuwe ontwikkelingen. Bij de concrete invulling van deze nieuwe ontwikkelingen dient toepassing te worden gegeven aan de veiligheidschecklist.

Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.

De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd en in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Voor Centrum Almere Stad betekent dit dat verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is toegestaan mits aan de veiligheidseisen wordt voldaan.

Sociale Structuurschets 'Almere mensenwerk' (2004)

De kern van de Sociale Structuurschets vormen de begrippen sociale dynamiek, sociale diversiteit en sociale samenhang. Centraal staat in de ambitie de ontwikkeling naar meer stedelijkheid en het bieden van ruimte aan sociale diversiteit en sociale dynamiek. Dat betekent een trendbreuk met de eenzijdige suburbane ontwikkeling, die tot op heden plaatsvond. Almere wil ruimte bieden aan en aantrekkelijk zijn voor mensen met verschillende leefstijlen en leeftijden, inkomens van hoog tot laag en voor mensen vanuit verschillende herkomstlanden. Sociale binding van de huidige inwoners aan de stad is cruciaal voor een duurzame, evenwichtige ontwikkeling van de toekomstige stad. Op basis van de sociale analyse van Almere zijn de volgende zes sociale ambities geformuleerd:

  • meer jongeren in het straatbeeld;
  • oog voor ouderen;
  • meer stedelijkheid;
  • kleur in de stad;
  • aanpak 'onvermijdelijke' stadsproblemen;
  • groeimarkt vrije tijd voor stad en regio.


In de Sociale Structuurschets wordt voor het Stadshart ingezet op een concentratie en menging van functies. Daarnaast moet voor functies flexibiliteit worden ingebouwd om op de veranderende behoefte van gebruikers in te kunnen spelen. Om een optimale leefbaarheid in buurten en wijken te bewerkstelligen, zal bij de (her)ontwikkeling van gebieden aandacht moeten worden besteed aan het realiseren van voorzieningen die de sociale cohesie ('het elkaar kunnen ontmoeten') bevorderen. De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met de Sociale Structuurschets.

Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)

Deze notitie geeft in de vorm van twee programma's ('jeugdvoorzieningen' en 'zorg voor jeugd') aan wat de doelstellingen zijn voor het samenhangend jeugdbeleid op het gebied van de maatschappelijke voorzieningen in de periode 2005-2009.

Een van de ruimtelijk relevante doelstellingen is het voldoende en tijdig opleveren van onderwijshuisvesting in multifunctionele accommodaties. Kern van de gedachte is dat een samenhangend voorzieningenniveau op buurtniveau rond de school moet worden georganiseerd. Sociaal cultureel werk, peuteropvang, buitenschoolse opvang kunnen in een gebouw of samengestelde complexen verzorgd worden. Verder moet in de ruimtelijke planontwikkeling rekening gehouden worden met voldoende ruimte voor kinderopvang.

In dit bestemmingsplan zijn 'maatschappelijke voorzieningen' omschreven als: (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren. Binnen deze begripsomschrijving is een flexibele invulling met verschillende voorzieningen mogelijk.

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)

Deze visie geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • Het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • Het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • Het huis uit, de wijk in;
  • Verbinden en versterken;
  • Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met de Toekomstvisie vrije tijd.

Cultuurnota 2009-2012 (2008)

Deze cultuurnota vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn. De Cultuurnota gaat uit van het versterken van cultuur in de stad op drie niveau's: de eigen woonomgeving, het niveau van de stad en het (boven)regionale niveau.

  • Eigen woonomgeving: Het is wenselijk dat zoveel mogelijk Almeerders dichtbij huis aan culturele activiteiten kunnen deelnemen. Dit betekent dat er op wijkniveau – waar mogelijk gekoppeld aan (brede) scholen – laagdrempelige activiteiten moeten zijn die aansluiten bij de interesses en wensen van de bewoners ter plekke. Afhankelijk van de locatie en de bevolkingssamenstelling kan het voorzieningenpakket per wijk overigens variëren.
  • Stedelijk niveau: Naast het laagdrempelige aanbod op wijkniveau zal de stedelijke culturele infrastructuur verder versterkt worden. Het gaat hier in de eerste plaats om versterking van de bestaande stedelijke instellingen op bestuurlijk gebied, maar ook op het vlak van marketing en publieksbereik. In de tweede plaats gaat het over de uitbreiding van de culturele infrastructuur om zo een complete stad te worden.
  • (Boven)regionaal niveau: Bij de volwaardige stad die Almere wil worden, hoort een duidelijke identiteit. Een identiteit die aansluit bij de sterke kanten en wervend is naar huidige – maar vooral ook toekomstige – bewoners en bezoekers. De nabijheid van Amsterdam is een sterk punt dat benut kan worden, maar Almere kan niet zonder eigen iconen. Die iconen creëer je echter niet bewust, maar die ontstaan in de loop der tijd. Almere heeft als nieuwe stad de kans anders en innovatief te zijn. Dit betekent dat het vrijetijdsaanbod voor iedereen duidelijk maakt: dáárvoor moet je in Almere zijn. Dat betekent in de eerste plaats dat we meer instellingen van landelijke bekendheid in de stad willen hebben, die publiek van buiten Almere trekken.

Deze visie leidt tot de volgende hoofddoelstelling van het Almeerse cultuurbeleid 2009-2012:

Het realiseren van een zo volledig mogelijk cultuuraanbod dat past bij de omvang van de stad. Met dit aanbod dragen wij bij aan de hechte, leefbare samenleving en versterken we de identiteit van de stad.

Voor het plangebied betekent dit dat ruimte wordt geboden aan cultuur en ontspanning binnen de bestemmingen 'Centrum', 'Centrum'-Centrumgebied' en 'Maatschappelijk'. De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met de Cultuurnota.

Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)

In de Cultuurbrief schetsen burgemeester en wethouders de gewenste ontwikkelrichtingen van het culturele klimaat in Almere, om de komende periode verder te bouwen aan een stad met een levendig en inspirerend cultureel leven. Het cultuurbeleid moet aansluiten op wat Almere is. Modern, zelfbewust, toegankelijk.

Essentieel onderdeel van de Cultuurbrief is het gebouw De Kunstlinie (van SANAA) op het perceel Esplanade 10-12. Hier komt het hart en middelpunt van diverse cultuurfuncties. Het omvat een hectare, 100 x 100 meter, aan cultuur: HaC Almere. Hier krijgen verschillende cultuurfuncties op bijzondere wijze een plek. Museum De Paviljoens, De Schouwburg, ze bewegen mee in een doorontwikkeling in het cultuuraanbod. Het Centrum voor Architectuur, Stedenbouw en Landschap (CASla), maar ook het International New Town Institute (INTI) kunnen hier eveneens een plaats in krijgen. Ze kunnen gebruik maken van de vele vierkante meters in het enorme gebouw, maar ook van de ruimte eromheen, Weerwater en Esplanade.

Het gebouw De Voetnoot zal tot 2014 beschikbaar worden gesteld aan kleine culturele ondernemers die vooral een educatief aanbod hebben. Het gaat dan om dansscholen en kunstenaars met een lespraktijk.

In het bestemmingsplan heeft het gebouw De Kunstlinie de bestemming 'Centrum'. De Voetnoot heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemmingen bieden ruimte aan cultuur en ontspanning. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurbrief.

Cultuur 2.0 (2012)

Dit document geeft een visie op cultuur in Almere in 2030. De ontwikkeling van de culturele infrastructuur vindt plaats langs vier programmalijnen:

  • 1. nationale voorzieningen koppelen aan Almeerse kwaliteiten;
  • 2. versterking van het cultureel middenveld;
  • 3. ik maak mijn eigen cultuur in Almere;
  • 4. cultuureducatie en talentontwikkeling.

Voor het plangebied betekent dit dat ruimte wordt geboden aan cultuur en ontspanning binnen de bestemmingen 'Centrum', 'Centrum'-Centrumgebied' en 'Maatschappelijk'. De bestemmingen in Hoofdstuk 3 zijn in overeenstemming met de visie Cultuur 2.0.

Sportnota 2013-2016 (2013)

Deze nota geeft de speerpunten en doelstellingen voor het sportbeleid voor 2013-2016 weer. "Almere: sportieve stad!” is de hoofddoelstelling of missie van het Almeerse sportbeleid voor 2013-2016. Via zeven speerpunten en bijbehorende doelstellingen streeft Almere er naar om de hoofddoelstelling te realiseren. Deze speerpunten zijn:

  • 1. Laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis.

Iedereen kan dichtbij huis in een veilige en plezierige omgeving sporten.

2. Integrale samenwerking sport en andere terreinen.

Een aantoonbare groeiende sport- en beweegdeelname in alle gebieden van Almere en onder alle bevolkingsgroepen van Almere.

3. Kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties.

Er is een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties dat voldoet aan de behoefte en omvang van de Almeerse bevolking.

4. Vitale sportverenigingen.

Versterking van de sportverenigingen in Almere zodat iedereen in Almere de mogelijkheid heeft om bij een vitale sportvereniging te sporten.

5. Talent.

Iedreen de mogelijheid bieden om het maximale uit zichzelf te halen.

6. Topsportaccommodaties.

Optimaal benutten van het Topsportcentrum Almere en de overige Almeerse topsportaccommodaties en kansrijke uitbreidingen van het aanbod faciliteren.

7. (Top)sportevenementen.

In Almere worden bij de stad passende aansprekende top- en breedtesportevenementen gehouden.

Voor het plangebied betekent dit dat ruimte wordt geboden aan sportvoorzieningen binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Centrum'-Centrumgebied'. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sportnota.

Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

7.1 Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging (zie Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging van de regels). Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen. De functies horeca en detailhandel zijn niet opgenomen in de lijst.

7.2 Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

 

Bijlage 8 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm), het Activiteitenbesluit en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de hiervoor genoemde regelingen op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten (zie Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten) de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categegorie 1: "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor geen of slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van detailhandel kan worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen.

1b. Overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg- of afhaalservice). Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van overlast voor omwonenden en de aanwezigheid van parkeergelegenheid.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice. Bij deze categorie dient, behalve de afweging onder 1b ook een afweging plaats te vinden ten aanzien van de vekeersontsluiting in verband met de verkeersaantrekkende werking.

Categorie 2: "middelzware horeca"

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking.


In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een brutovloeroppervlak van meer dan 250 m². Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met de relatief grote verkeersaantrekkende werking.

2b. Bedrijven die ook 's nachts geopend kunnen zijn en aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra en zalenverhuur. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals (centrum)gebieden met primair een functie voor detailhandel, horeca en voorzieningen.

Categorie 3: "zware horeca"
Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden, zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze hinder kan onder andere ontstaan door een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2a, maar ook van categorie 1c naar 1b. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, brutovloeroppervlakte en openingstijden. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom ook bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.