direct naar inhoud van Regels
Plan: Beheersverordening Natuurgebieden
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BV2008Natuurgebied-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 de verordening:

de beheersverordening Natuurgebieden, bestaande uit illustraties met bijbehorende regels en bijlagen, van de gemeente Terschelling;

1.2 het verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0093.BV2008Natuurgebieden-VG01 van de gemeente Terschelling, met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:

een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.4 aanduiding:

een in de verordening aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.7 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 (tijdelijk) beheergebouw:

Een gebouw, dat dient als kantoor en/of werkplaats en/of opslag ten behoeve van het beheer, behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels, alsmede als ruimte voor expositie en educatie;

1.12 bestaand:

het vergunde gebruik en/of de vergunde bebouwing aanwezig op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een in de verordening aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):

recreatieve bewoning:

  • de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

permanente bewoning:

  • het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats;

1.16 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.17 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.27 extensief dagrecreatief medegebruik:

een recreatief, cultureel en museaal gebruik van gronden en bunkers dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening:

gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening op een kampeerterrein, zoals een kantoor, een ziekenboeg en een kantine, welke in hoofdzaak ten dienste staan van het kampeerterrein;

1.30 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, maar geen mobile kampeeronderkomens of stacaravans, bestemd voor verblijfsrecreatieve doeleinden;

1.31 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.32 infrastructurele voorzieningen:

Voorzieningen zoals wegen, paden, parkeerplaatsen en bijbehorende kunstwerken en bebording;

1.33 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.34 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.35 kantine:

een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;

1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in bijlage 5 'Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten' behorende bij deze regels, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt;

1.37 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's (waaronder het geven van les, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.38 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.39 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.40 nutsvoorzieningen:

voorzieningen (zoals gas, water, elektriciteit, riolering, internet en telefoon) die door nutsbedrijven of overheden geleverd worden;

1.41 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand, al dan niet permanent;

1.42 paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's, niet zijnde de verhuur van paarden en pony's en huifkarverhuur;

1.43 peil:

de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;

1.44 permanente bewoning:

het gebruik van gronden en bouwwerken als vaste woonplaats;

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.46 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.47 recreatieverblijf:

een vrijstaand gebouw, al dan niet behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.48 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.49 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.51 souterrain:

de geheel of gedeeltelijk onder de grond gelegen ruimten van een gebouw;

1.52 stacaravan:

een caravan, die, ook al is hij niet omgevingsvergunningplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken;

1.53 strandpaviljoen:

een gebouw van demontabele constructie, waarin de bedrijfsuitoefening

hoofdzakelijk gericht is op het verstrekken van dranken en maaltijden voor gebruik ter plaatse ten behoeve van de strandrecreatie;

1.54 tijdelijk strandpaviljoen:

een gebouw van demontabele constructie aanwezig in de periode van 1 maart tot 15 november van ieder jaar, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het verstrekken van dranken en maaltijden voor gebruik ter plaatse ten behoeve van de strandrecreatie;

1.55 vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.56 weekend- en/of verblijfsrecreatie:

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.57 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.58 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw;

1.59 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.60 zelfstandig appartement:

een appartement met:

  • een eigen woon(slaap)kamer; en
  • een eigen keuken met aanrecht, aan- en afvoer voor water en een aansluitpunt voor een kooktoestel; en
  • een eigen badkamer; en
  • een eigen toilet.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels/voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.8 de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.9 de goothoogte van een lessenaarsdak:

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch – Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in de bijlage 1 en de bijlage 2 behorende bij deze regels;
  • b. de uitoefening van het extensief grondgebonden agrarisch medegebruik uitsluitend ten behoeve van het weiden/houden van vee, akkerbouw en het maaien van gronden,

met daaraan ondergeschikt:

  • c. zeewering;
  • d. waterhuishouding, waaronder waterberging;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen, waaronder overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, waaronder overkappingen, worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • i. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • j. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,50 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten;
  • b. het aanleggen van nieuwe wegen en paden;
  • c. het aanbrengen van drainage;
  • d. het dempen van kreken en slenken, het ploegen van gronden en het scheuren en frezen van de zode;
  • e. het aanleggen van paardrijdbakken;
  • f. het nalaten van beheer en onderhoud aan landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle elementen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ten behoeve van het in lid 3.1 sub a toegestaan gebruik, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het planten en/of verwijderen van bomen;
    • 2. het graven en verbreden van watergangen en andere waterpartijen;
    • 3. het dempen van watergangen en andere waterpartijen;
    • 4. het verleggen van bestaande infrastructurele voorzieningen;
    • 5. het aanplanten van bomen en/of houtgewas.

  • b. Het verbod genoemd in lid 3.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud en beheer wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het onderhoud en beheer van (elzen)singels en (elzen)hakhout;
    • 2. het onderhoud en beheer van watergangen en andere waterpartijen;
    • 3. het onderhoud en beheer van bestaande infrastructurele voorzieningen;
    • 4. de vervanging, het herstel en het onderhoud van bestaande transport-, energie- en communicatieleidingen;
    • 5. het herstel, onderhoud en beheer van landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen.

  • c. De in lid 3.4 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in de bijlage 1 en de bijlage 2 behorende bij deze regels.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch – Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een paardenhouderij, al dan niet in combinatie een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • d. een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een recreatieverblijf,

alsmede in beperkte mate voor:

  • e. wegen en paden;
  • f. water,

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a t/m d genoemde bouwwerken, gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 paardenhouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. er zijn ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen toegestaan;
    • 4. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte
in m²  
Goothoogte
in m  
Dakhelling
in °  
Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en
overkapping  
-   -   3,00   0   60   8,00  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   8,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40   3,00   0   60   6,00  
recreatieverblijf     55   3,00   0   60   6,00  

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten, zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbij behorende horecadoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning, met inachtneming van de bestaande situatie;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans, anders dan in gebouwen.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beheer, behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in de bijlage 1 en de bijlage 3 behorende bij deze regels;
  • b. zeewering;
  • c. waterhuishouding, waaronder waterberging;
  • d. waterwinning;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. cranberryteelt;
  • i. strandpaviljoens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “strandpaviljoen”;
  • j. tijdelijke strandpaviljoens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “tijdelijk strandpaviljoen”;
  • k. eendenkooien, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “eendenkooi”;
  • l. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
  • m. extensief agrarisch medegebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “duinland”;
  • n. ijsbanen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;
  • o. een drenkelingenhuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “drenkelingenhuisje”;
  • p. beheergebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “beheergebouw”;
  • q. tijdelijke beheergebouwen, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding “tijdelijk beheergebouw”,

met de daarbij behorende:

  • r. gebouwen en overkappingen;
  • s. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Strandpaviljoens

Voor het bouwen van strandpaviljoens gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “strandpaviljoen” zal ten hoogste 1 strandpaviljoen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande goothoogte bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste de bestaande dakhelling bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte bedragen;
  • f. de oppervlakte van het terras zal ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.

5.2.2 Tijdelijke strandpaviljoens

Voor het bouwen van tijdelijke strandpaviljoens gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “tijdelijk strandpaviljoen” zal ten hoogste 1 tijdelijk strandpaviljoen worden gebouwd;
  • b. de maatvoering van het gebouw en het terras is gelijk aan de maatvoering zoals opgenomen in de verleende standplaatsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening.

5.2.3 Eendenkooien

Voor het bouwen van kooihuisjes in of bij eendenkooien gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “eendenkooi”, mag 1 kooihuisje worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande goothoogte bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste de bestaande dakhelling bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte bedragen.

5.2.4 Volkstuinen

Voor het bouwen van tuinhuisjes op volkstuinen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”, mag ten hoogste het aantal tuinhuisjes worden gebouwd dat op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de oppervlakte van een tuinhuisje zal ten hoogste 10,00 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een tuinhuisje zal ten hoogste 2,50 m bedragen.

5.2.5 IJsbanen

Voor het bouwen van tijdelijke beheergebouwen bij ijsbanen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan” mag, in de periode van 1 november tot 1 maart, maximaal 1 tijdelijk beheergebouw worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een tijdelijk beheergebouw zal ten hoogste 25,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een tijdelijk beheergebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

5.2.6 Drenkelingenhuisje

Voor het bouwen van een drenkelingenhuisje gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “drenkelingenhuisje”, mag 1 drenkelingenhuisje worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande goothoogte bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste de bestaande dakhelling bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte bedragen.

5.2.7 Beheergebouwen

Voor het bouwen van een beheergebouw gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “beheergebouw”, mag maximaal 1 beheergebouw worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande goothoogte bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste de bestaande dakhelling bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte bedragen.

5.2.8 Tijdelijke beheergebouwen

Voor het bouwen van een tijdelijk beheergebouw gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “tijdelijk beheergebouw” mag, in de periode van 1 maart tot 1 november, maximaal 1 beheergebouw worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 25,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

5.2.9 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de zeewering, het reddingswezen, de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer en de telecommunicatie, zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • d. er mogen geen overkappingen worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestaande oppervlakte van de beschreven cultuurhistorische waarden in de vorm van bestaande bunkers zoals bedoeld in bijlage 3 behorende bij deze regels wordt vergroot, met dien verstande dat:
    • 1. de toename van de bestaande oppervlakte van een beschreven bestaande bunker ten gevolge van een al dan niet inpandige verbouw ten hoogste 10% zal bedragen;
    • 2. het karakteristieke, cultuurhistorische uiterlijk van de bestaande bunker zoals bedoeld in bijlage 3 behorende bij deze regels niet onevenredig mag worden aangetast;
  • a. de situering van bestaande bouwwerken zoals bepaald in lid 5.2 zodat bestaande bouwwerken verplaatst kunnen worden ten gevolge van het dynamische kustbeheer.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest, hooi, kuil en andere landbouwproducten;
  • b. het aanleggen van nieuwe wegen en paden;
  • c. het ploegen, egaliseren en frezen van gronden;
  • d. het nalaten van beheer en onderhoud aan landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ten behoeve van het in lid 5.1 sub a toegestaan gebruik de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het afgraven, vergraven en ophogen van gronden;
    • 2. de opslag van organisch materiaal dat vrijkomt bij het maaien, plaggen of chopperen van gronden;
    • 3. het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen;
    • 4. het planten en/of verwijderen van bomen;
    • 5. het graven en verbreden van watergangen en andere waterpartijen;
    • 6. het de dempen van watergangen en andere waterpartijen;
    • 7. het verleggen van bestaande infrastructurele voorzieningen;
    • 8. het omzetten van duinland naar grond voor cranberryteelt.

  • b. Voor het overige is het ten behoeve van het in lid 5.1 sub b t/m q toegestaan gebruik verboden werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.

  • c. Het verbod genoemd in lid 5.5 onder a en b is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud en beheer wordt in ieder geval verstaan:
  • a. het onderhoud en beheer van bestaande strandovergangen;
  • b. het onderhoud en beheer van de zeewering, waaronder stuifdijken;
  • c. het maaien, plaggen of chopperen van gronden in het kader van natuurbeheer;
  • d. de tijdelijke opslag van maaisel, plagsel en dergelijke ten behoeve van het natuur- en recreatiebeheer;
  • e. het planten en/of verwijderen van bomen in het kader van bosbeheer;
  • f. het onderhoud en beheer van (elzen)singels en (elzen)hakhout;
  • g. het onderhoud en beheer van watergangen en andere waterpartijen;
  • h. het onderhoud en beheer van bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • i. de vervanging, het herstel en het onderhoud van bestaande oppervlakteverharding;
  • j. de vervanging, het herstel en onderhoud van bestaande openbare nutsvoorzieningen;
  • k. het herstel, onderhoud en beheer van landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen.

  • a. De in lid 5.5 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels.

Artikel 6 Cultuur en ontspanning - Museum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Museum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebouw voor de verwerking van cranberry's, alsmede educatieve en museale voorzieningen en in ondergeschikte mate lichte horeca in de vorm van de verstrekking van koffie en gebak en naar aard daarmee gelijk te stellen versnaperingen;
  • b. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geleden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw zal maximaal de bestaande oppervlakte bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw zal maximaal de bestaande goothoogte bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw zal maximaal de bestaande dakhelling bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw zal maximaal de bestaande bouwhoogte bedragen.

6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. er mogen geen overkappingen worden gebouwd.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • d. bedrijfsgebouwen, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven in categorie 4, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 4”, zoals bedoeld in bijlage 4 behorende bij deze regels 'Indeling horecabedrijven',

alsmede in beperkte mate voor:

  • e. bestaande wegen en paden;
  • f. water,

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken voor één horecabedrijf worden gebouwd;
  • b. de bedrijfsgebouwen, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • c. de bedrijfswoning en personeelsverblijven maken onderdeel uit van de bedrijfsgebouwen;
  • d. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 150 m²;
  • e. de oppervlakte van het woongedeelte voor het (tijdelijk) personeel bedraagt maximaal 3% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel;
  • f. de goothoogte van een bedrijfsgebouw, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en/of overkappingen zal ten hoogste 4,00 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. de dakhelling van een bedrijfsgebouw, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en/of overkappingen zal ten hoogste 60 graden bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en/of overkappingen zal ten hoogste 12,50 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.

7.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van terrasschermen op terrassen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als terras met een oppervlakte groter 50% van de oppervlakte van het bouwvlak en anders dan aansluitend aan het hotel;
  • b. het gebruik van de bouwwerken als zelfstandige appartementen;
  • c. het onttrekken van de logiesruimten aan de bedrijfsmatige verhuur.

Artikel 8 Recreatie - 1 (kampeerterrein)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – 1 (kampeerterrein)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, uitgezonderd stacaravans;
  • b. gebouwen en overkappingen voor het beheer en de dienstverlening en sanitaire voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • c. terreinen;
  • d. sport- en speelterreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en randbeplanting;
  • g. bestaande wegen en paden;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen (bedrijfs)woningen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste 3% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste
    3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste
    7,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60 graden bedragen.

8.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gebouwen en overkapping voor recreatieve en/of permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen in de periode van 1 november tot 1 maart van ieder jaar;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden en/of fietsenverhuur;
  • e. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.

Artikel 9 Recreatie - 3 (groepsaccommodaties)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – 3 (groepsaccommodaties)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen voor een groepsaccommodatie,

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen voor 1 groepsaccommodatie worden gebouwd;
  • b. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal maximaal de bestaande goothoogte bedragen;
  • d. de dakhelling van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal maximaal de bestaande dakhelling bedragen;
  • e. de bouwhoogte zal maximaal de bestaande bouwhoogte bedragen;
  • f. er mag geen bedrijfswoning worden gebouwd.

9.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 10 Recreatie - Recreatiewoningen - 1 (duinen)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Recreatiewoningen - 1 (duinen)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    • 1. een recreatiewoning en aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen;
    • 2. een recreatiewoning ondergebracht in een bunker, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bunkers”,

met daarbij behorende:

    • 1. tuinen en erven;
    • 2. terrassen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning, aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen, zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning inclusief aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 90 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 60 graden bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 7,00 m bedragen.

10.2.2 Recreatiewoningen in bunker

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per aanduiding “bunkers” is ten hoogste 1 recreatiewoning toegestaan;
  • b. per bestemmingsvlak mogen de afmetingen en het karakteristieke uiterlijk op basis van de cultuurhistorisch waarde van de bestaande bunker niet worden gewijzigd;
  • c. er zullen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het gebruik van de bunker worden gebouwd.

10.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van terrasschermen op terrassen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.1 onder a in die zin dat een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, als gevolg van een uitbreiding en/of een te wijzigen situering, deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen niet meer bedraagt dan 90 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels;

  • b. het bepaalde in lid 10.2.1 onder c in die zin dat een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m voor de bouw en bereikbaarheid van een souterrain en/of kelder, mits:
    • 1. het souterrain en/of de kelder in zijn geheel onder de recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen wordt gesitueerd;
    • 2. de vergroting van de goothoogte maximaal aan één zijde van de recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen over een lengte van ten hoogste 3,00 m wordt toegepast;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels;

  • c. het bepaalde in lid 10.2.2 in die zin dat de bestaande oppervlakte van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding “bunkers” wordt vergroot, met dien verstande dat:
    • 1. de toename van de bestaande oppervlakte van een bestaande bunker ten gevolge van een al dan niet inpandige verbouw ten hoogste 10% zal bedragen;
    • 2. het karakteristieke, cultuurhistorische uiterlijk van de bestaande bunker zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels niet onevenredig mag worden aangetast.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden behorende bij een recreatiewoning ten behoeve van een terras met een oppervlakte groter dan 30 m2 en anders dan aansluitend aan de recreatiewoning;
  • c. het egaliseren van gronden voor de realisatie en het gebruik van gronden voor een terras bij een recreatiewoning met de aanduiding “bunkers”.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen eventueel in combinatie met een vrij beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in bijlage 5 'Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten' behorende bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. paden.

11.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. als hoofdgebouw zullen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
    • 2. per bestemmingsvlak zal ten hoogste 1 woonhuis worden gebouwd;
    • 3. een hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een hoofdgebouw zal de bestaande goothoogte bedragen;
    • 5. de dakhelling van een hoofdgebouw zal de bestaande dakhelling bedragen;
    • 6. de bouwhoogte zal de bestaande bouwhoogte bedragen.

  • b. Voor het bouwen van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal per hoofdgebouw ten hoogste 40 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 3. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 4. de dakhelling van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten minste 0,50 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

  • c. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 3 in die zin dat een hoofdgebouw als gevolg van een uitbreiding en/of een te wijzigen situering deels buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 150 m² zal bedragen;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan d
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 4 en toestaan dat de goothoogte van hoofdgebouwen voor ten hoogste 50% van de gootlengte van het hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 11.2, sub b, onder 1 en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vóór een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend in hoeksituaties, waarbij in ieder geval de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 1,00 m achter één van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, gesitueerd worden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 11.2, sub b, onder 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde in lid 11.2, sub c, onder 3 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van gedeelten van de gebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het woonhuis;
    • 3. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, minder bedraagt dan 75 m²;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. horeca en/of detailhandel plaatsvinden;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor recreatieve bewoning;
  • e. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.4, sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 11.4, sub d en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden;
    • 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleidingstrook, met een belemmerde strook ter breedte van 5,00 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – gas”.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. anders dan in de basisbestemming is bepaald, zullen op de in lid 12.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming 'Leiding – Gas';
  • b. er zullen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m zijn.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 12.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd, mits:

  • a. er geen schade wordt toegebracht aan de gasleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
  • b. hierover advies is gevraagd van de gasleidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 12.1, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  • a. het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het diepploegen;
  • e. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
  • h. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.

  • i. Lid 12.2, sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de gasleiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

  • j. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.2, sub a kan alleen worden verleend als:
    • 1. geen schade ontstaat aan de gasleiding en/of het doelmatige functioneren van de gasleiding niet in gevaar wordt gebracht;
    • 2. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
    • 3. hierover advies is gevraagd van de gasleidingbeheerder.

Artikel 13 Leiding - Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding, met een belemmerde strook ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – water”.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. anders dan in de basisbestemming is bepaald, zullen op de in lid 13.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming 'Leiding – Water';
  • b. er zullen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m zijn.

13.3 Afwijekn van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 13.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd, mits:

  • a. er geen schade wordt toegebracht aan de waterleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
  • b. hierover advies is gevraagd van de waterleidingbeheerder.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 13.1, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het diepploegen;
    • 5. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 7. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
    • 8. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.

  • b. Lid 13.4, sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de waterleiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4, sub a kan alleen worden verleend als:
    • 1. geen schade ontstaat aan de waterleiding en/of het doelmatige functioneren van de waterleiding niet in gevaar wordt gebracht;
    • 2. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
    • 3. hierover advies is gevraagd van de waterleidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingsbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan
    1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, stacaravans en andere onderkomens, tenzij de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie – 1';
  • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • 3. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • 4. het storten van puin en afvalstoffen;
  • 5. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.

16.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.1, sub f en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per jaar;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de (verkeers)veiligheid en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

17.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor:

  • a. de drinkwaterwinning;
  • b. de drinkwaterproductie;
  • c. de drinkwaterdistributie;
  • d. de bescherming van de grondwaterkwaliteit;
  • e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie en de drinkwaterdistributie.

17.1.2 Bouwregels

  • 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen zullen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied”.

  • 2. Ten behoeve van de “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” zullen geen gebouwen worden gebouwd.

  • 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” geldt de volgende regel:
    • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

17.2 vrijwaringszone - dijk

17.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – dijk” zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering met de daar bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2.2 Bouwregels

  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen zullen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de “vrijwaringszone – dijk”.

  • b. Ten behoeve van de “vrijwaringszone – dijk” zullen geen gebouwen worden gebouwd.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de “vrijwaringszone – dijk” geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

17.2.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • 1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
  • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

17.3 vrijwaringszone - duin

17.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – duin” zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor de bescherming van de primaire waterkering.

17.3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • uitsluitend herbouw of verbouw van een bestaand bouwwerk is toegestaan, waarbij het grondoppervlak eenmalig met ten hoogste tien procent mag worden uitgebreid, mits dit past binnen de regels van de op die gronden geldende andere bestemming, met dien verstande dat onder bestaand ook bouwwerken worden verstaan die bij recht in het bestemmingsplan Natuurgebieden, vastgesteld 22 december 1980 en goedgekeurd 29 juli 1982 waren toegestaan.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:

  • de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.

Artikel 19 Overige regels

19.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 2 dan wel bijlage 3 behorende bij deze regels, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

19.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de aanleg van ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • c. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het van kracht worden van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van de beheersverordening Natuurgebieden”.

Behorend bij het besluit van 23 september 2014.