Plan: | Beheersverordening Natuurgebieden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0093.BV2008Natuurgebied-VG01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 de verordening:
de beheersverordening Natuurgebieden, bestaande uit illustraties met bijbehorende regels en bijlagen, van de gemeente Terschelling;
1.2 het verordeningsgebied:
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0093.BV2008Natuurgebieden-VG01 van de gemeente Terschelling, met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:
een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;
1.4 aanduiding:
een in de verordening aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.7 appartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.11 (tijdelijk) beheergebouw:
Een gebouw, dat dient als kantoor en/of werkplaats en/of opslag ten behoeve van het beheer, behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 3 behorende bij deze regels, alsmede als ruimte voor expositie en educatie;
1.12 bestaand:
het vergunde gebruik en/of de vergunde bebouwing aanwezig op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een in de verordening aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bewoning:
de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):
recreatieve bewoning:
permanente bewoning:
1.16 bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
1.17 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.24 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.27 extensief dagrecreatief medegebruik:
een recreatief, cultureel en museaal gebruik van gronden en bunkers dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening:
gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening op een kampeerterrein, zoals een kantoor, een ziekenboeg en een kantine, welke in hoofdzaak ten dienste staan van het kampeerterrein;
1.30 groepsaccommodatie:
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, maar geen mobile kampeeronderkomens of stacaravans, bestemd voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
1.31 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
1.32 infrastructurele voorzieningen:
Voorzieningen zoals wegen, paden, parkeerplaatsen en bijbehorende kunstwerken en bebording;
1.33 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.34 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.35 kantine:
een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in bijlage 5 'Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten' behorende bij deze regels, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt;
1.37 manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's (waaronder het geven van les, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.38 normaal agrarisch gebruik:
het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;
1.39 normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.40 nutsvoorzieningen:
voorzieningen (zoals gas, water, elektriciteit, riolering, internet en telefoon) die door nutsbedrijven of overheden geleverd worden;
1.41 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand, al dan niet permanent;
1.42 paardenhouderij:
een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's, niet zijnde de verhuur van paarden en pony's en huifkarverhuur;
1.43 peil:
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.44 permanente bewoning:
het gebruik van gronden en bouwwerken als vaste woonplaats;
1.45 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 recreatieappartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;
1.47 recreatieverblijf:
een vrijstaand gebouw, al dan niet behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.48 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.49 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.51 souterrain:
de geheel of gedeeltelijk onder de grond gelegen ruimten van een gebouw;
1.52 stacaravan:
een caravan, die, ook al is hij niet omgevingsvergunningplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken;
1.53 strandpaviljoen:
een gebouw van demontabele constructie, waarin de bedrijfsuitoefening
hoofdzakelijk gericht is op het verstrekken van dranken en maaltijden voor gebruik ter plaatse ten behoeve van de strandrecreatie;
1.54 tijdelijk strandpaviljoen:
een gebouw van demontabele constructie aanwezig in de periode van 1 maart tot 15 november van ieder jaar, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het verstrekken van dranken en maaltijden voor gebruik ter plaatse ten behoeve van de strandrecreatie;
1.55 vrijstaand bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
1.56 weekend- en/of verblijfsrecreatie:
het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;
1.57 vaste woonplaats:
het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;
1.58 woning:
een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw;
1.59 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.60 zelfstandig appartement:
een appartement met:
Bij de toepassing van deze regels/voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;
2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:
de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;
2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:
de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;
2.8 de oppervlakte van personeelsruimten:
de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;
2.9 de goothoogte van een lessenaarsdak:
de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak.
De voor 'Agrarisch – Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
3.2.1 Gebouwen, waaronder overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, waaronder overkappingen, worden gebouwd.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Agrarisch – Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede in beperkte mate voor:
met de daarbij behorende:
Functie van een gebouw | Maximale oppervlakte in m² |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Bouwhoogte in m | ||
per gebouw | gezamenlijk | max. | min. | max. | max. | |
Bedrijfsgebouw en overkapping |
- | - | 3,00 | 0 | 60 | 8,00 |
Bedrijfswoning | 150 | - | 3,50 | 30 | 60 | 8,00 |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | - | 40 | 3,00 | 0 | 60 | 6,00 |
recreatieverblijf | 55 | 3,00 | 0 | 60 | 6,00 |
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
5.2.1 Strandpaviljoens
Voor het bouwen van strandpaviljoens gelden de volgende regels:
5.2.2 Tijdelijke strandpaviljoens
Voor het bouwen van tijdelijke strandpaviljoens gelden de volgende regels:
5.2.3 Eendenkooien
Voor het bouwen van kooihuisjes in of bij eendenkooien gelden de volgende regels:
5.2.4 Volkstuinen
Voor het bouwen van tuinhuisjes op volkstuinen gelden de volgende regels:
5.2.5 IJsbanen
Voor het bouwen van tijdelijke beheergebouwen bij ijsbanen gelden de volgende regels:
5.2.6 Drenkelingenhuisje
Voor het bouwen van een drenkelingenhuisje gelden de volgende regels:
5.2.7 Beheergebouwen
Voor het bouwen van een beheergebouw gelden de volgende regels:
5.2.8 Tijdelijke beheergebouwen
Voor het bouwen van een tijdelijk beheergebouw gelden de volgende regels:
5.2.9 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Cultuur en ontspanning - Museum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van een gebouw geleden de volgende regels:
6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede in beperkte mate voor:
met de daarbij behorende:
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
7.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Recreatie – 1 (kampeerterrein)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
8.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Recreatie – 3 (groepsaccommodaties)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
9.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
9.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor 'Recreatie – Recreatiewoningen - 1 (duinen)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
10.2.1 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
10.2.2 Recreatiewoningen in bunker
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
10.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleidingstrook, met een belemmerde strook ter breedte van 5,00 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – gas”.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 12.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd, mits:
De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding, met een belemmerde strook ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – water”.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 13.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd, mits:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
17.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor:
17.1.2 Bouwregels
17.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – dijk” zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering met de daar bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2.2 Bouwregels
17.2.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
17.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – duin” zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor de bescherming van de primaire waterkering.
17.3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 2 dan wel bijlage 3 behorende bij deze regels, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van de beheersverordening Natuurgebieden”.
Behorend bij het besluit van 23 september 2014.