direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Deventer, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D125a-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Buitengebied Deventer van de gemeente Deventer is door de gemeenteraad op 6 juni 2012 vastgesteld. Op 26 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Naar aanleiding van deze uitspraak en naar aanleiding van enkele geconstateerde omissies in het bestemmingsplan is besloten het bestemmingsplan Buitengebied op onderdelen te herzien. Verder is op 28 januari 2015 nieuw archeologiebeleid vastgesteld. Dit nieuwe archeologische beleid met de daarbij behorende beleidskaart is vertaald in deze herziening van het bestemmingsplan Buitengebied.

Ligging plangebied

De gronden waar deze herziening betrekking op heeft betreffen enkele specifieke locaties in het buitengebied van Deventer. Tevens zal een deel van de regels van het gehele plangebied van het basisplan worden herzien. Voor wat betreft het aspect archeologie wordt het gehele plangebied herzien. De plangrens betreft derhalve de plangrens van het basisplan, uitgezonderd de locaties waar na vaststelling van het basisplan een afzonderlijke procedure voor doorlopen is of wordt. Op deze locaties vigeert het basisplan namelijk niet meer en deze locaties maken derhalve ook geen onderdeel uit van deze herziening. Voor de volgende locaties met bijbehorende zelfstandig bestemmingsplan geldt deze herziening niet:

  • Ikkinksweg 4, P319
  • Ikkinksweg 9, P262
  • Spanjaardsdijk 68, in procedure
  • Butersdijk 21, P316
  • Hoek veldkampsteeg / Steginksweg, P274
  • Biesterveldsweg 5, P294
  • Gasbuisleiding, P314
  • Croddendijk 5a, P307
  • Okkenbroekerveldweg 1, P309
  • Zandbelterbrug, P267
  • Begraafplaats Berkendijk, P313
  • Schooldijk 1, P315
  • Kanaaldijk west 19, in procedure
  • Schapenzandweg 13, P305
  • Looweg ongenummerd, P277
  • Windturbines Kloosterlanden D278
  • Vijfhoek D118

Wijzigingsplannen

Op een aantal locaties is een wijzigingsprocedure doorlopen. Deze wijzigingen worden niet in deze herziening en op de verbeelding van deze herziening in beeld gebracht aangezien voor deze ontwikkelingen reeds een afzonderlijke procedure doorlopen is, en de ontwikkelingen integraal onderdeel uitmaken van het basisplan. Voor de wijzigingen blijft het oude archeologiebeleid gelden, omdat deze set regels per wijzigingsplan is opgenomen. De volgende plannen maken geen onderdeel uit van deze herziening:

  • W007 Natuurgebieden Gooiermars
  • W008 Veldkampsteeg 4
  • W010 Buitengebied Deventer Rodijksweg 7
  • W011 Buitengebied Deventer Nabij Blankenadijk
  • W012 Buitengebied Deventer Koerselmansweg 2
  • W013 Buitengebied Deventer Bronsvoorderdijk 14a - 16
  • W014 Buitengebied Deventer, Butersdijk 2
  • W015 Buitengebied Deventer, Rossemansweg 3

Systematiek herziening

Deze bestemmingsplanwijziging bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van een toelichting. Het betreft een herziening, die in samenhang met het bestemmingsplan Buitengebied moet worden beschouwd, maar zelfstandig moet kunnen worden gelezen. In hoofdstuk 2 zijn alle wijzigingen waarop deze herziening betrekking heeft weergegeven. Het betreft zowel wijzigingen in de regels als op de verbeelding.

Algemeen

Als in de herziening gesproken wordt over het basisplan dan wordt het bestemmingsplan Buitengebied Deventer zoals vastgesteld op 6 juni 2012 bedoeld. Indien verwezen wordt naar bijvoorbeeld artikelnummers of paginanummers dan betreft het een verwijzing naar de nummers zoals opgenomen in het basisplan.

Toelichting

De toelichting van het basisplan maakt geen integraal onderdeel uit van deze herziening. Deze herziening is voorzien van een op de herziening toegespitste toelichting.

Regels

De onderdelen van de regels die betrekking hebben op deze herziening zijn in de planregels geel gearceerd. Hierbij zijn zaken die verwijderd worden ten opzichte van het basisplan voorzien van een doorhaling ('regel'). Toevoegingen ten opzichte van de regels van het basisplan worden geel gearceerd ('regel'). De niet gearceerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het basisplan.

Van belang is dat de niet gearceerde regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze herziening uitmaken.

Verbeelding

De wijzigingen op de verbeelding hebben zowel betrekking op het toevoegen van nieuwe onderdelen als het verwijderen/wijzigen van bestaande onderdelen.

Van de verbeelding maken de plannen waarvoor een wijzigingsplan is opgesteld geen onderdeel uit.

Per wijziging is in hoofdstuk 2 van de toelichting aangegeven welke wijziging is opgenomen in deze herziening en welke zaken ter informatie gelden.

1.2 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk komen de verschillende aanpassingen aan bod, met een motivering waarom de aanpassingen zijn opgenomen. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan bod.

Hoofdstuk 2 Beschrijving onderdelen herziening

2.1 Wijziging naar aanleiding van Uitspraak Raad van State

Op 26 maart 2014 heeft de Raad van State Uitspraak gedaan (kenmerk 201 207856/1/R1) inzake het op 6 juni 2012 door de raad vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Deventer. Ten aanzien van het bestemmingsplan Buitengebied waren een aantal beroepen ingesteld. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State moet bestemmingsplan Buitengebied Deventer op één punt worden aangepast. Het betreft het perceel Oudendijk 5 te Bathmen.

De eigenaar heeft in beroep aangegeven dat het plan onvoldoende mogelijkheden biedt om lage teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak te realiseren. Onder lage teeltondersteunende voorzieningen wordt verstaan: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan zes maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken.

In het bestemmingsplan was opgenomen (artikel 4, lid 4, onder 4) dat ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken om lage permanente voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, mits het oppervlak van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen ten hoogste 2 ha bedraagt.

Onder het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Bathmen 1994" was aan het perceel de bestemming "Agrarisch met landschapswaarden" toegekend en mochten onbeperkte containervelden buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.

De eigenaar heeft ongeveer 1,5 ha aan containervelden, waarvan 1 ha is gelegen binnen het bouwvlak en 0,5 ha daarvan buiten het bouwvlak. Het bestemmingsplan voorziet niet bij recht in lage teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak.

Op alle gronden in eigendom van de eigenaar van Oudendijk 5, wordt de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen, zodat de teeltondersteunende voorzieningen die reeds aanwezig zijn, bij recht zijn toegestaan.

Juridische vertaling:

Regels:

Artikel 4.2

In de tabel met de bouwregels is een extra regel opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' lage teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte van 1,5 meter zonder oppervlakte beperking.

Verbeelding

Op het perceel Oudendijk 5 is een aanduiding 'lage teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen op het gehele kadastrale perceel van de eigenaar van de gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0001.jpg"

afbeelding: uitsnede verbeelding Oudendijk 5 Bathmen

2.2 Wijziging nieuw archeologisch beleid

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied Deventer is in 2012 gebruik gemaakt van de archeologische verwachtingskaart uit 2006. Omdat de kaart op een aantal aspecten was gedateerd is een nieuwe verwachtingskaart opgesteld, die is vertaald in een archeologische beleidskaart die op 28 januari 2015 door de gemeenteraad van Deventer is vastgesteld. Er zijn substantiële verschillen tussen de in het bestemmingsplan opgenomen archeologische waarden en de waarden zoals die zijn vastgesteld in het nieuwe beleid. Door het verwerken van het nieuwe beleid is sprake van een eenduidig archeologiebeleid en zijn er geen grote verschillen meer tussen de beleidskaart archeologie en het bestemmingsplan buitengebied Deventer.

In deze toelichting wordt aangegeven op welke wijze het archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. Voor een beschrijving van de totstandkoming van het beleid en achtergronden wordt verwezen naar het op 28 januari 2015 vastgestelde beleid en bijlage 1 van deze toelichting.

De basis voor het nieuwe archeologiebeleid wordt gevormd door de verwachtingskaart en de beleidskaart.

2.2.1 Aanleiding aanpassing beleid

In 2006 is voor de gemeente Deventer een eerste archeologische verwachtingskaart opgesteld. De basis werd gevormd door beschikbare archeologische en historische data en een relatief hoogtemodel. Dit model hield in, dat alle hoge, droge en best bewoonbare delen van het landschap een hogere archeologische verwachtingswaarde kregen, en alle lage en moeilijk bruikbare delen een lagere verwachting. Het hoogtemodel werd gebaseerd op het door archeologisch onderzoek bewezen gegeven, dat hoge en droge delen in het dekzandlandschap favoriete locaties waren voor bewoning en ander historisch landgebruik.

Hoewel de kaart op hoofdlijnen voldeed, was hierin een aantal zwakke punten aanwijsbaar. Vooral vanuit fysisch geografisch oogpunt (zie ook bijlage 1) was de kaart aan een verbeterslag toe. In 2013 is daarom in opdracht van de gemeente een nieuwe archeologische verwachtingskaart ontwikkeld. Hierin zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens meegenomen. Ook is nieuw onderzoek verricht naar geomorfologie en de locatie van historische erven. Parallel aan het ontwikkelingstraject van de nieuwe kaart zijn nieuwe verwachtingskaarten ontwikkeld voor respectievelijk landweren en sporen uit de Tweede Wereldoorlog. De resultaten van deze deelstudies zijn verwerkt in de nieuwe verwachtingskaart. De nieuwe kaart kent hierdoor meer detail op het gebied van geomorfologie en historische informatie, waardoor de archeologische verwachtingswaarden nauwkeuriger zijn. De nieuwe archeologische verwachtingskaart vormt het uitgangspunt voor de archeologische beleidskaart.

De kern van het nieuwe archeologiebeleid is helderheid vooraf. Het beleid is strikt waar nodig, maar biedt ruimte waar dit mogelijk is. Alle beschikbare informatie is verwerkt op de verwachtingskaart waardoor meer locaties vooraf kunnen worden vrijgegeven zonder dat dit tot informatieverlies leidt. Uiteindelijk leidt de nieuwe opzet tot minder kosten voor de burger bij nieuw- en verbouwplannen.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Op detailniveau leiden de gewijzigde uitgangspunten en basisgegevens tot aanzienlijke verschillen op de verbeelding. De aanvrager / initiatiefnemer merkt echter vooral dat de vrijstellingsgrenzen zijn aangepast. De vrijstellingsgrens is de maximale oppervlakte die een aanvrager zonder archeologische voorwaarden mag verstoren. In de vorige versie van het bestemmingsplan Buitengebied Deventer bedroeg deze oppervlakte vrijwel overal 100 m2. Alleen bij hele bijzondere locaties werden striktere grenzen gehanteerd. In dit bestemmingsplan is meer variatie aangebracht. Uitgangspunt is hierbij dat de oppervlakte van de vrijstellingsgrens is gekoppeld aan de verwachting. Hoe hoger de verwachting, hoe groter de kans dat bij een relatief kleine ingreep toch archeologische resten worden aangetroffen. In de meeste gevallen mogen meer werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd.

Verder is er een oplossing gezocht voor die ingrepen waar de kans op archeologische sporen redelijk groot is maar waar de oppervlakte van de ingreep vaak te klein is om daaruit bruikbare conclusies te trekken. Voor deze groep is de meldingsplicht opgenomen. Dit betekent dat aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat gelegenheid moet worden geboden tot het doen van een kosteloze waarneming. Deze waarneming dient om eventuele aanwezige resten op hoofdlijnen te documenteren. Hiermee wordt minder vaak om een volledig archeologisch onderzoek gevraagd.

2.2.2 De verwachtingswaarden

De beleidskaart van de gemeente Deventer kent acht verschillende waarden en hanteert per waarde bepaalde vrijstellingsgrenzen.

Vrijstellingen
De dieptevrijstelling is de diepte tot waarop werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. Over het algemeen geldt een vrijstellingsdiepte van 0,5 meter. Alleen voor die locaties waar sporen zich naar alle waarschijnlijkheid direct onder maaiveld bevinden, wordt een diepte vrijstelling van slechts 0,3 m gehanteerd. Dit geldt voor de binnenstad en voor hele kwetsbare gebieden in het overige gebied van de gemeente.

De oppervlaktevrijstellingsgrens is in de Monumentenwet op 100 m² gesteld. Hiervan kan echter onderbouwd naar boven en beneden worden afgeweken. Voor bijvoorbeeld de binnenstad is deze grens aantoonbaar te ruim. Daarom worden voor de binnenstad verschillende, veelal striktere grenzen gehanteerd. In het buitengebied worden in veel gevallen juist ruimere vrijstellingsgrenzen toegepast. De onderbouwing van de gehanteerde vrijstellingsgrenzen is beschreven in het rapport 'Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid'.

De beleidskaart van de gemeente Deventer kent acht verschillende waarden die lopen van waarde 0 tot 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0002.jpg"


Gebieden met Waarde 0 zijn gebieden waar geen rekening (meer) hoeft te worden gehouden met archeologische resten, omdat de bodem volledig is verstoord. De overige waarden zijn gebaseerd op de kans dat archeologische resten worden gevonden. Bij waarde 1 is de kans op archeologische resten het kleinst. Bij waarde 7 is die kans het grootst. Bij een kleine kans kunnen meer werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd dan bij een grote kans.

In de tabel van de beleidskaart komen 3 soorten archeologische voorwaarden voor:

  • Onderzoek; als de tabel 'Onderzoek' voorschrijft, wordt eerst een bureaustudie uitgevoerd. Deze bureaustudie bepaalt of en in welke vorm verder onderzoek nodig is.
  • Melding: als de tabel 'Melding' voorschrijft betekent dit dat aan de werkzaamheden een meldingsplicht wordt verbonden.
  • Geen; als de tabel 'Geen' aangeeft worden geen voorwaarden gesteld aan werkzaamheden in de grond.


De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan. De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in dit bestemmingsplan zijn gehanteerd.

2.2.3 Toelichting nieuwe regels archeologie

De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regelgeving van dit bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen Waarde Archeologie opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen. De onderscheiden dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie kennen veelal dezelfde opbouw maar variëren in de gehanteerde vrijstellingsgrenzen:

Waarde-archeologie 0
Deze gebieden kennen in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming omdat de bodem hier naar verwachting diep verstoord is. Daarom mag worden aangenomen dat er geen belangrijke archeologische sporen meer aanwezig zijn.

Waarde-archeologie 1
Voor de gebieden met een lage verwachtingswaarde (beleidswaarde '1') is de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen en de veelal relatief kleine oppervlakte van die vindplaatsen, zeer klein. Het betreft veelal lagere en natte delen van het landschap. Deze gebieden werden zeer extensief gebruikt maar dit betekent niet dat geen archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Er worden in dit soort gebieden juist goed geconserveerde organische resten en rituele deposities aangetroffen. Het is echter nauwelijks mogelijk de locatie van dit type resten te voorspellen op basis van prospectief onderzoek. Eigenlijk komt dit type resten vooral aan het licht bij archeologische begeleiding van grootschalige werkzaamheden. Daarom is voor deze beleidswaarde een vrijstellingsoppervlakte van 10.000 m² gehanteerd. Boven de 10.000 m2 geldt een meldingsplicht. Dit betekent dat slechts wordt ingezet op het bieden van de gelegenheid tot een waarneming.

Er is voor gekozen om aan gebieden met beleidswaarde 'Archeologie 1' geen dubbelbestemming toe te kennen. Dit type omvangrijke werkzaamheden is over het algemeen op ruim op tijd bekend bij de gemeente. Een dubbelbestemming is daarmee een relatief zwaar middel dat voor deze groep leidt tot een onnodige administratieve last. Er wordt daarom voor deze ingrepen actief contact gezocht met de initiatiefnemer met het verzoek om medewerking te verlenen aan een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Op deze manier kan de archeologische verwachting steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

Waarde - Archeologie 2
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 1.000 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 1000 m² en 2.500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 3
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 4
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 5
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 5' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 10 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 10 m² en 40 m² dieper dan 0,3 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 40 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 6
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 6' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 5 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 5 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.


Waarde - Archeologie 7
Bij werkzaamheden op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 7' die leiden tot een verstoring van de bodem dieper dan 0,3 meter dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

2.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Bij de zes opgenomen dubbelbestemmingen gelden verschillende regimes en ondergrenzen. Soms worden voorwaarden of een meldingsplicht opgelegd bij de aanvraag om omgevingsvergunning bij bouwen en (grond)werkzaamheden. In andere gevallen moet een archeologisch onderzoek worden aangeleverd. Hieronder wordt een toelichting gegeven op de verschillende voorwaarden bij een omgevingsvergunning.

Geen voorwaarden
Wanneer uit de aanvraag blijkt, dat het terrein of delen daarvan al eerder verstoord zijn en de nieuw te verstoren oppervlakte daarmee kleiner wordt dan de aangegeven ondergrens, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. In deze gevallen zullen geen archeologische voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Voorwaarden (behouden) in omgevingsvergunning
Wanneer eventuele archeologische resten bedreigd worden door verstoring, dienen eerst de mogelijkheden voor behoud van de archeologische resten in de bodem (in situ) te worden onderzocht. Hierbij kan worden gedacht aan het treffen van beschermende maatregelen, zoals een verschuiving van de nieuwbouwlocatie naar een gebied met een lagere verwachting of een minder verstorende manier van funderen.

Meldingsplicht
In die gevallen waar de aanwezigheid van archeologische resten niet kan worden uitgesloten maar de informatiedichtheid en –waarde ten opzichte van de inspanning van een volledig archeologisch onderzoek echter te klein uitvallen, kan aan de omgevingsvergunning een meldingsplicht worden gekoppeld. Bij de start van de grondwerkzaamheden moet dan worden gemeld bij de gemeentelijk archeoloog. Er kan op deze manier een afspraak gemaakt worden voor een bezoek tijdens de werkzaamheden, een archeologische waarneming. Tijdens de archeologische waarneming zullen de resten in grote lijnen worden gedocumenteerd. Aan de waarneming zijn voor de aanvrager geen kosten verbonden. Wel dient hiervoor in overleg met de gemeentelijk archeoloog enige tijd te worden ingepland.

Archeologisch Onderzoek
Indien uit de aanvraag blijkt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is, hangt het vervolgtraject af van de oppervlakte van de geplande nieuwbouw of werkzaamheden. De vorm van archeologisch onderzoek wordt bepaald wanneer de verstoringsdiepte en de begrenzing van geplande bodemingrepen bekend zijn. Deze gegevens worden in de bureaustudie gekoppeld aan de inhoudelijke gegevens over de locatie. Op basis daarvan kunnen aan de omgevingsvergunning al dan niet voorwaarden worden verbonden.

Wanneer de oppervlakte kleiner is dan 2.500 m² worden zo nodig ter plaatse controleboringen uitgevoerd om de intactheid van de bodem te controleren en eventueel de archeologische verwachting bij te stellen. Bij oppervlaktes tot 2.500 m2 zijn deze boringen voor rekening van de Gemeente Deventer.

Bij grotere oppervlaktes dient een archeologisch booronderzoek uitgevoerd te worden ter controle van de intactheid van de bodem en de archeologische verwachting. Dit onderzoek is voor rekening van de aanvrager. Indien uit de boringen blijkt dat de bodemopbouw intact is en de archeologische verwachting door resultaten van het booronderzoek wordt bevestigd, dient archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

Bij kleinere oppervlaktes kan in overleg met de (gemeentelijk) archeoloog worden gekozen voor het archeologisch begeleiden van het ontgraven van de bouwkuip. Bij grotere oppervlaktes zal het vervolgonderzoek worden uitgevoerd in de vorm van proefsleuven. De kosten voor dit onderzoek zijn in beide gevallen voor rekening van de aanvrager. Wanneer proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd wordt op basis van de resultaten bepaald of en welke van de eventuele archeologische resten definitief dienen te worden opgegraven. Ook dit onderzoek is voor rekening van de aanvrager. Wanneer alle geselecteerde resten zijn onderzocht, kan worden gestart met de bouw.

2.3 Wijzigingen in regels

2.3.1 Begrippen

Kampeerterrein

Aan het begrip 1.67 is omwille van de leesbaarheid en eenduidigheid van het bestemmingsplan de geel gearceerde tekst toegevoegd.

1.67 kampeerterrein, specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein a
Standplaatsen bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of ander recreatief onderkomen dat gedurende korte perioden per jaar (voor seizoenplaatsen maximaal 8 maanden) daar aanwezig mag zijn, (behoudens de met een omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde onderkomens, tenthuisjes en trekkershutten) ten behoeve van recreatief nachtverblijf, gedurende het gehele jaar.

Het begrip 'Plattelandswoning' is toegevoegd aan het bestemmingsplan, omdat voor deze woningen een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in de agrarische bestemmingen.

Plattelandswoning

Omdat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor Plattelandswoning is dit begrip toegevoegd aan de regels.

1.100 Plattelandswoning
Een bedrijfswoning, behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

2.3.2 Wijze van meten

Omwille van eenduidige toetsing van het bestemmingsplan die goed aansluit op andere (bouw)regelgeving wordt op twee bouwwerken de wijze van meten aangepast:

Artikel 2, lid 7 inhoud van een recreatiewoning
In het basisplan is de wijze van meten voor de inhoud van een bouwwerk en de inhoud van een recreatiewoning gebaseerd op de destijds geldende wettelijke standaarden. Als gevolg van deze standaarden gaan er door dikker wordende begane grondvloeren (isolatie) en bijvoorbeeld rieten daken delen van de inhoud van de woning verloren. Een rieten dak en een dikke vloer telt namelijk mee voor de inhoudsbepaling. Omdat de standaarden inmiddels niet meer wettelijke zijn voorgeschreven, is het gewenst de wijze van meten voor deze twee onderdelen aan te passen. We vinden het wenselijk uit duurzaamheidsoogpunt (isolatie) en ruimtelijke kwaliteit (rieten daken) om de wijze van meten aan te passen.

In artikel 2 lid 2.7 wordt de wijze van meten aangepast. De nieuwe wijze van meten luidt als volgt:

'tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat wanneer er sprake is van een kelder gemeten dient te worden tussen de bovenkant van de vloer van de kelder, de binnenzijde van de buitenmuren (en/of het hart van de scheidsmuren) en de binnenzijde van daken en dakkapellen'.

Artikel 2, lid 6 Inhoud van een bouwwerk, niet zijnde een recreatiewoning:
De nieuwe wijze van meten luidt als volgt: 'tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen'.

2.3.3 Milieuvoorwaarde regeling neven- en vervolgfuncties

Omschrijving wijziging

In de regeling voor neven- en vervolgfuncties is de voorwaarde gesteld dat bedrijven uit milieucategorie 3 of hoger van de Staat van bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan. De praktijk laat zien dat in sommige gevallen door middel van onderzoek eventueel in combinatie met het nemen van maatregelen kan worden aangetoond dat een activiteit in een lagere categorie valt. Geluidsonderzoek kan bijvoorbeeld uitwijzen dat de betreffende geluidsbelasting vanwege geluidsarme machines en aangebrachte isolatie vergelijkbaar is met een categorie 2 functie. Indien ook de overige milieubelastingen vergelijkbaar zijn met categorie 2 functies ziet de gemeente geen aanleiding om deze functie niet toe te staan. Om deze reden is het gewenst dit onderdeel van de regeling te nuanceren, zodat ook medewerking kan worden verleend indien door middel van onderzoek en eventueel het nemen van maatregelen wordt aangetoond dat de bedrijfsactiviteit in milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten valt. Ten behoeve van de flexibiliteit wordt deze mogelijkheid niet alleen opgenomen voor neven- en vervolgfuncties maar ook voor bedrijven met de bestemming Bedrijf. Dit onderdeel wordt in deze herziening aangepast.

Juridische vertaling

Aanpassing regels:
In de regeling voor nevenfuncties zoals deze op diverse plaatsen in de regels is opgenomen wordt de voorwaarde 'bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan' aangevuld met een nieuwe zinsnede, luidende: 'tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

In artikel 6 lid 6.5.1 wordt een nieuw sub toegevoegd, luidende: 'het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub a om bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe te laten mits uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.'

2.3.4 Hobbyboer-regeling

In het basisplan is een regeling opgenomen dat hobby-boeren die 1 ha grond in beheer hebben extra bouwmogelijkheden ten aanzien van bijgebouwen kunnen krijgen. De regeling voor extra bijgebouwen leidt in de praktijk tot de vraag wat er tot de 1 ha grond moet worden gerekend die in beheer moet zijn. De bedoeling van de regeling is om alleen extra bijgebouwen toe te staan indien dit ook bijdraagt aan instandhouding van het landschap. Om te voorkomen dat de extra bouwmogelijkheden worden geëffectueerd op percelen waarbij eigenlijk sprake is van een grote tuin/erf is het wenselijk de regeling aan te passen. Door op te nemen dat de 1 ha gronden buiten het bouwvlak moeten liggen worden de tuinen en erven binnen het bouwvlak niet meegerekend en kan de regeling toegepast worden op situaties waarvoor deze regeling bedoeld is. Deze aanpassing wordt in deze herziening opgenomen.

Juridische vertaling

Aanpassing regels:

  • a. De voorwaarde 'er ten minste 1 ha grond in beheer is' wordt gewijzigd in 'er ten minste 1 ha grond, gelegen buiten het bouwvlak, in beheer is;
  • b. De voorwaarde 'er dient ten minste 1 ha grond in beheer ten zijn' wordt gewijzigd in 'er dient ten minste 1 ha grond, gelegen buiten het bouwvlak, in beheer te zijn;
2.3.5 Plattelandswoningen

De Wet plattelandswoningen is op 1 januari 2013 in werking getreden. Deze wet wijzigt onder andere de bescherming voor (voormalig) agrarische bedrijfswoningen. Door schaalvergroting in de landbouw komt het nogal eens voor dat het agrarische bedrijf wordt gesplitst van de agrarische bedrijfswoning. Indien deze 'plattelandswoning' vervolgens door een burger (een niet-agrariër) wordt bewoond, dan leidt dit feitelijk gebruik in de huidige situatie tot een hoger beschermingsniveau tegen nadelige milieueffecten. Dit is voor het nabijgelegen (oorspronkelijke) bedrijf ongunstig, nu haar bedrijfsvoering hierdoor kan worden beperkt.

Wat houdt de wet in voor gemeenten?

Voor gemeenten is het mogelijk om een voormalige agrarische bedrijfswoning aan te duiden als plattelandswoning in het bestemmingsplan of via omgevingsvergunning. Dit houdt in dat de voormalige agrarische bedrijfswoning gebruikt mag worden als burgerbewoning, maar dat de woning niet langer beschermd wordt tegen negatieve milieueffecten van het bijbehorende agrarische bedrijf inzake geur, fijn stof en geluid.

De Wet plattelandswoning zorgt ervoor dat bestaande agrarische bedrijfswoningen, ook als deze woningen door derden worden bewoond, worden beschouwd als een onderdeel van het betreffende (agrarische) bedrijf waarvoor milieuvergunning wordt gevraagd. Met de wet wordt dus het planologisch regime (de agrarische bestemming) bepalend voor de bescherming van de woning en niet langer het feitelijk gebruik als burgerwoning.

Voor omliggende bedrijven verandert er door de aanduiding 'plattelandswoning niets. De als plattelandswoning aangeduide woning blijft vanuit de omgeving bezien een bedrijfswoning. Ook voor het in werking zijnde agrarische bedrijf verandert er niets. De woning is en blijft in juridisch planologische zin beschouwd als bedrijfswoning.

De wet gaat in op een 3-tal milieuaspecten:

  • a. geurhinder
  • b. geluidhinder
  • c. fijn stof (luchtkwaliteit).

Deze aspecten zijn geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. De wet plattelandswoningen past dan ook de Wet geluidhinder, Wet geurhinder en veehouderij, de Wabo en de Wet milieubeheer aan.

Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Een plattelandswoning wordt ten aanzien van de milieuaspecten op eenzelfde manier beschermd als de bedrijfswoning van het agrarische bedrijf. Doordat op het gebied van milieu geen beperkingen meer worden gesteld aan het bijbehorende agrarische bedrijf is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor deze woning niet meer meetbaar in de vorm van milieunormen. In het wetsvoorstel is expliciet geregeld dat de plattelandswoning, voor wat betreft de vergunningverlening bij dat bijbehorende agrarische bedrijf, beschouwd wordt. De wet beoogd een verruiming van de bewoningsmogelijkheden zonder dat dit automatisch leidt tot beperkingen voor de bedrijfsvoering van het bijbehorende agrarische bedrijf. Aan deze woning komt dus niet het (hogere) beschermingsniveau van een burgerwoning toe. Uitgaande dat de bewoner van de plattelandswoning bewust de locatie dicht bij de agrarische bedrijfsgebouwen kiest, is er geen reden om hier specifieke ruimtelijke randvoorwaarden voor op te nemen. Het is wenselijk dat er een aanvaardbare hergebruiksfunctie wordt gevonden voor dergelijke woningen. Het wetsvoorstel neemt alleen de “juridische” hinder weg, niet de feitelijke hinder. Indien de verstandhouding tussen bedrijfsvoerder en bewoner van een plattelandswoning verslechtert, kan niet worden voorkomen dat er weerstand ontstaat tegen de bedrijfsvoering of verdere bedrijfsontwikkeling van zowel het achterblijvende bedrijf als omliggende bedrijven. De koper van een plattelandswoning moet zich realiseren dat de woning niet is beschermd tegen hinder vanuit het eigen bedrijf. Dat is naast de aanduiding in het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning nog een extra attentie voor toekomstige kopers. Hinder van andere bedrijven Zowel de bedrijfswoning behorende bij het agrarische bedrijf alsmede de plattelandswoning worden, zoals alle bedrijfswoningen in het buitengebied, wel beschermd ten aanzien van activiteiten van andere omliggende bedrijven. Bij een onderbouwing voor een procedure voor het aanduiden van een plattelandswoning moet om die reden rekening gehouden worden met de milieuaspecten van andere omliggende agrarische bedrijven.

Uitwerking regels Wet plattelandswoningen

De Wet Plattelandswoning voorziet niet van rechtswege in de omzetting van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning in een 'plattelandswoning'. De gemeente Deventer heeft met het besluit van Burgemeester en wethouders d.d. 24 september 2013 een op uitwerking gemaakt op de Wet plattelandswoningen. Voor het aanwijzen van een plattelandswoning gelden de volgende criteria:

  • 1. Het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf dat in werking is. De bestemming van de gronden van de bedrijfswoning is 'Agrarisch' (al dan niet met waarden).
  • 2. Overeenstemming; alle betrokken partijen, de agrariër op het betreffende agrarisch bouwperceel en de toekomstige bewoner van de plattelandswoning, moeten een schriftelijke verklaring hebben ondertekend dat men de voormalige agrarische bedrijfswoning van de status “plattelandswoning” wenst te voorzien. Het college kan in afwijking hiervan besluiten om medewerking te verlenen aan een procedure voor het aanduiden van een plattelandswoning.
  • 3. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat, In de onderbouwing moet worden aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten opzichte van bedrijven van derden. Het woon- en leefklimaat van de bestaande bedrijfswoning behorende bij het agrarische bedrijf vormt daarvoor de basis.

Overwegingen

Bij het toekennen van de aanduiding plattelandswoning moet met de volgende overwegingen rekening gehouden worden:

  • Het toegelaten oppervlak voor bijgebouwen is gelijk aan de hoeveelheid bij 'normale' bedrijfswoningen zoals verwoord in bestemmingsplan buitengebied Deventer.
  • De met de wetswijziging bedoelde aanwijzing als plattelandswoning wijzigt niet de planologische status van een bedrijfswoning. Met de aanwijzing wordt bewoning door derden toegestaan. Uit de onderbouwing en regels moet blijken dat het een agrarische bedrijfswoning betreft. Als er op termijn (weer) behoefte is aan een bedrijfswoning, of een tweede bedrijfswoning, kan niet zonder meer een 2e of 3e bedrijfswoning gebouwd worden, maar dient de plattelandswoning als bedrijfswoning gebruikt worden. In die gevallen waar dat niet mogelijk is zal moeten worden aangetoond dat de extra bedrijfswoning op grond van de bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij de plattelandswoning ook als bedrijfswoning wordt beschouwd.
  • De bouw van nieuwe plattelandswoningen is niet toegestaan. Dit in overeenstemming met het (provinciale- en gemeentelijke) beleid om geen nieuwe woningen in het buitengebied toe te staan. De aanduiding van plattelandswoning in de zin van de wet is niet mogelijk in geval van de beëindiging van het agrarisch bedrijf. Toepassing van de rood-voor-rood-regeling of in geval van vestiging van een ander bedrijf dan een agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld bij omzetting naar een loonwerkbedrijf met de bestemming 'bedrijf', kan de aanduiding niet worden gebruikt. De wet ziet immers alleen op woningen die bij een agrarisch bedrijf hebben behoord. (Er is bewust voor gekozen om dit onderdeel van het wetsvoorstel – in lijn met de initiatiefnota – te beperken tot de agrarische bedrijfswoningen en deze niet ruimer van toepassing te verklaren, bijvoorbeeld ten aanzien van door derden bewoonde bedrijfswoningen op industrieterreinen) Er geldt geen peildatum voor het aanwijzen van de bedrijfswoningen als plattelandswoning. Dat wil zeggen dat ook (2e bedrijfs)woningen die na 1 januari 2013 aan het bedrijf worden toegevoegd uiteindelijk kunnen worden omgezet naar 'plattelandswoning'.
  • Nieuwe woningen, niet behorende bij het agrarische bedrijf, in het agrarische bouwblok met aanwijzing als plattelandswoning is niet aan de orde. Het is immers niet toegestaan nieuwe woningen in het buitengebied toe te voegen.
  • Indien de agrarische bestemming wordt omgezet naar een andere bestemming zal aan de plattelandswoning een woonbestemming toegekend worden. Het is dan niet mogelijk de aanduiding plattelandswoning te handhaven. De nieuwe bestemming voor de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing zal rekening moeten houden met de ligging ten opzichte van deze woning

Juridische vertaling

In de artikelen 3.7.9 van de bestemming Agrarisch, 4.8.9 van de bestemming Agrarisch met waarden landschapswaarden en artikel 5.8.8 van de bestemming Agrarisch met waarden - natuur en landschapswaarden is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

Ten behoeve van plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen om ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met in achtneming van het volgende:

  • a. Het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf dat in werking is.
  • b. Alle betrokken partijen, de agrariër op het betreffende agrarisch bouwperceel en de toekomstige bewoner van de plattelandswoning, hebben schriftelijk verklaard dat men de voormalige agrarische bedrijfswoning van de status "plattelandswoning" wenst te voorzien.
  • c. Het college kan in afwijking van lid b besluiten om medewerking te verlenen aan deze wijzigingsbevoegdheid voor het aanduiden van een plattelandswoning indien sprake is van een situatie die meer dan 10 jaar feitelijk in gebruik is als burgerwoning.
  • d. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat1 ;
  • e. op het agrarisch bouwvlak vervalt de mogelijkheid van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7.6 / 4.8.6./ 5.8.5 voor een tweede agrarische bedrijfswoning;
  • f. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 / 4.2 / 5.2 zijn overeenkomstig van toepassing;
2.3.6 Waterbergingsgebieden

In de dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied zijn in de drie gemeenten Olst-Wijhe, Raalte en Deventer per abuis geen regels opgenomen voor aanlegactiviteiten waardoor bijvoorbeeld het ophogen van gronden en dempen van sloten op basis van de dubbelbestemming mogelijk is. Dergelijke werkzaamheden zijn vanwege de waterbergende functie van deze gronden (in extreme omstandigheden) niet gewenst, of pas na een toets door het Waterschap mogelijk. Dit wordt hersteld in deze herziening.

Juridische vertaling

In artikel 41 wordt een nieuw lid opgenomen die de volgende werken of werkzaamheden vergunningsplichtig maakt:

  • a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage.
2.3.7 Overige kleine aanpassingen

Omschrijving wijziging ijsbanen

Omdat bij ijsbanen de lichtmasten er gedurende het gehele jaar staan moet de periode 'oktober tot en met april' in de regels worden verwijderd.

Juridische vertaling:

artikel 4.1 onder l.

Ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': Gedurende de periode oktober tot april  tevens een onoverdekte natuurijsbaan met bijbehorende voorzieningen

Omschrijving wijziging bouwregels voor woningen en bedrijfswoningen

De bouwregels voor woningen en bedrijfswoningen in alle bestemming zijn aangepast. De geel gemarkeerde aanvullingen maken het bestemmingsplan beter leesbaar en sluiten aan op de definities in het bestemmingsplan. Er ontstond in de praktijk vaak onduidelijkheid over de interpretatie van de toegelaten hoeveelheid bijgebouwen per woning.

Juridische vertaling

  • Woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen).
  • Vrijstaande Bijgebouwen en overkappingen; 100 m2 per woning


Omschrijving wijziging bouwverbod bij regels voor wonen

In artikel 21 lid 2 in het schema met de bouwregels is aan de regels voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' m.u.v. de woning toegevoegd. Dit is gedaan om uitbreidingen aan woningen binnen de gestelde regels van maximaal 750 kubieke meter toch mogelijk te maken.

Juridische vertaling

'gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' m.u.v. de woning.

Omschrijving wijziging verbod nieuwbouw

In artikel 21 lid 2 sub g is opgenomen dat nieuwbouw in geen geval is toegestaan. Deze regeling geldt echter niet voor de voormalige bedrijfswoning, maar is gericht op bijgebouwen. In deze herziening wordt deze omissie hersteld.

Juridische vertaling

2. nieuwbouw van gebouwen, uitgezonderd de voormalige bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan;

Omschrijving wijziging herbouw fundering

De regeling voor het niet toestaan van herbouw buiten bestaande funderingen is te star omdat geringe afwijkingen van de bestaande fundering (zoals voor aan- of uitbouwen) nu niet zijn toegestaan. De regeling is opgenomen vanuit het oogpunt van de Wet geluidshinder om nieuwe hindersituaties te kort aan de weg te voorkomen.

Juridische vertaling

Aan artikel 44, lid 3 wordt het volgende lid toegevoegd

In afwijking van bovenstaande lid, is bouwen met een geringe afwijking van de bestaande fundering ten behoeve van aan- en uitbouwen toegestaan, mits de afstand tot de weg niet minder dan 15 meter bedraagt.

Saneringsregel geldt ook voor overkappingen

Op grond van de bestemming Wonen is per woning 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan. De saneringsregeling is van toepassing is voor overige (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen. De regel in artikel 21, onder f wordt aangevuld met 'overkappingen'. Door deze aanpassing wordt voorkomen dat er interpretatieverschillen ontstaan over de regel.

Juridische vertaling

De regel in artikel 21, onder f wordt aangevuld met 'overkappingen'.

Wijzigingsbevoegdheid archeologie aangepast aan nieuwe regels

Doordat er nieuwe archeologische waarden zijn opgenomen (waarden 4 t/m 7) moeten deze ook worden toegevoegd aan de wijzigingsbevoegheid voor de waarden in artikel 49.3.

Juridische vertaling

artikel 49.3 is als volgt aangepast:

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2 of Waarde - Archeologie - 3, Waarde - Archeologie - 4 Waarde - Archeologie - 5 Waarde - Archeologie - 6 Waarde - Archeologie - 7 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

2.4 Aanpassingen op verbeelding

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Deventer (hierna; Basisplan) zijn enkele omissies geconstateerd. In onderstaande paragraaf zijn de aanpassingen weergegeven zoals deze zijn verwerkt op de verbeelding. Het betreft kleine omissies die gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zijn geconstateerd. De meeste wijzigingen betreft het in overeenstemming brengen met de vergunde situatie. Op uitsnedes van de verbeeldingen worden de gewijzigde situaties weergegeven.

  • 1. Grondhuisweg 6, Schalkhaar

Het gerealiseerde scoutinggebouw past niet in het bouwvlak zoals is opgenomen in het basisplan. Het bouwvlak wordt aangepast aan de werkelijk situatie zoals is vergund. Daartoe is het bouwvlakje iets verschoven ten opzichte van het bouwvlak in het basisplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0003.png"

2. Bronsvoorderdijk 14a te Bathmen

De met vergunning d.d. 15 juni 1931 legaal tot stand gekomen kippenschuur aan overkant van het perceel Bronsvoorderdijk 14 wordt bestemd met een agrarisch vlak, waardoor de schuur overeenkomstig de vergunning wordt bestemd. In het bouwvlakje wordt de aanduiding 'geen bedrijfswoning' opgenomen zodat hier geen zelfstandige woning gerealiseerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0004.jpg"

3. De Ganzeboom 165a, Schalkhaar

De woningen aan Ganzeboom 165, 165a en 163 worden overeenkomstig het feitelijke en vergunde situatie bestemd. Op de woonbestemming wordt daartoe de aanduiding '3 woningen' opgenomen, in plaats van '2 woningen' op grond van het basisplan. Op de twee - onder - een-kap-woning wordt de aanduiding 'aaneengebouwd' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0005.jpg"

4. Lettelervoetpad 2 – Lettele

Er wordt, overeenkomstig de inventarisatie van de karakteristieke panden in bijlage 6 van het bestemmingsplan, een aanduiding 'karakteristiek' op verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0006.jpg"

5. Oerdijk 131, Okkenbroek

Er wordt, overeenkomstig de inventarisatie van de karakteristieke panden in bijlage 6 van het bestemmingsplan, een aanduiding 'karakteristiek' op verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0007.jpg"

6. Veldkampsteeg 8 en 8a Bathmen

De woningen worden overeenkomstig de feitelijke en vergunde situatie bestemd. Daartoe wordt het bestemmingsvlak voor wonen opgeschoven in westelijke richting. De ondergrond die zichtbaar is op de (analoge) verbeelding betreft voormalige bebouwing die niet meer aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0008.jpg"

7. Oerdijk 121a Lettele

Er is in het basisplan abusievelijk een extra agrarisch bouwvlak opgenomen in het bestemmingsplan. Dit extra bouwvlak is, in tegenspraak met hetgeen is vermeld in de zienswijzennota behorende bij dat basisplan, niet verwijderd. Met deze herziening wordt het bestemmingsvlak alsnog verwijderd overeenkomstig de feitelijke en vergunde situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0009.png"

8. Essenhuizerweg 2 Lettele

Er wordt, overeenkomstig een aanvullende beoordeling van de boerderij aan de Essenhuizerweg 2 een aanduiding 'karakteristiek' op verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0010.jpg"

9. Aanvangsweg 1 te Lettele

De bestaande woonbestemming wordt aan de oostzijde van het perceel vergroot ten behoeve van legaal tot stand gekomen schuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0011.jpg"

10. Ganzekooisweg Diepenveen

In het basisplan zijn niet alle verleende vergunningen overgenomen, waardoor slechts drie woningen zijn toegestaan. Op basis van de verleende vergunningen voor de vier woningen is de juiste aanduiding opgenomen. Het betreft de woningen Ganzekooisweg 12, 14, 14a en 14b te Diepenveen.

De woning Ganzekooisweg 12 is verder aangewezen als karakteristiek overeenkomstig de inventarisatie van de karakteristieke panden zoals opgenomen in bijlage 6 van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0012.jpg"

11. Gorsselseweg 41

Op 6 juni 2006 is door de gemeente Deventer een intrekkingsbesluit met kenmerk 06-2033 genomen ter beëindiging van de LPG opslag en verkoop bij garage Groenouwe, Gorsselseweg 41 te Bathmen. Dit in het kader van de saneringsregeling LPG tankstations van het toenmalige ministerie van VROM. Hiertoe is de omgevingsvergunning milieu van 23 juni 1998 met kenmerk 701 van de voormalige gemeente Bathmen gedeeltelijk ingetrokken. Er kon niet worden voldaan aan de destijds nieuwe risicoafstanden voor de LPG installatie tot woningen gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer.  In de intrekkingsbeschikking is reeds vermeld dat het bestemmingsplan op dit onderwerp zou worden aangepast. Dat was tot op heden nog niet gebeurd. De verbeelding is aangepast aan de feitelijke (bedrijfs)situatie. De aanduidingen 'bevi', 'vulpunt lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' zijn verwijderd. De aanduidingen 'autobedrijf, autoverkoop en autogarage' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg en lng' zijn toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0013.jpg"

11. Ikkinksweg 1a

  • Naar aanleiding van een zienswijze is het agrarische bouwvlak is ter plaatse van gerealiseerde stal verruimd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0014.jpg"

12. Raalterweg 31-33

  • Naar aanleiding van een zienswijze is het bestemmingsvlak en bouwvlak conform zienswijze verruimd

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D125a-VG01_0015.jpg"

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van de Grondexploitatiewet is de gemeente verplicht kosten die ten behoeve van het bestemmingsplan worden gemaakt, te verhalen. In de vorige paragraaf is beschreven dat de gemeente geen kosten maakt voor plannen die op grond van dit bestemmingsplan worden uitgevoerd. De initiatiefnemers zijn hiervoor verantwoordelijk.

Wel maakt de gemeente plankosten, namelijk de kosten die zijn gemoeid bij het opstellen van het bestemmingsplan. Deze kosten zijn niet toe te schrijven aan een specifieke groep gebruikers. De gemeente neemt deze plankosten daarom voor haar rekening. Indien er aanvullende plankosten gemaakt worden voor het uitvoeren van het bestemmingsplan, bijvoorbeeld in de vorm van kosten voor het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, worden dergelijke plankosten verhaald op de initiatiefnemer.

De inhoud van deze herziening noodzaakt niet tot onderzoek inzake de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan.

3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

3.2.1 Inspraak en vooroverleg

Gezien de beperkte impact van de wijzigingen die in deze herziening voorgesteld worden is besloten geen voorontwerpbestemmingsplan beschikbaar te stellen voor inspraak.

De regelingen voor plattelandswoningen zijn voorgelegd in het kader van het vooroverleg. De provincie heeft op 10 oktober laten weten in te kunnen stemmen met het ontwerp-bestemmingsplan. Naar aanleiding van het ontwerp-bestemmingsplan zijn geen opmerkingen meer ontvangen.

Het bestemmingsplan heeft als ontwerp ter inzage gelegen van 15 oktober tot en met 25 november 2015. Het bestemmingsplan heeft tevens ter inzage gelegen bij alle aan het plangebied grenzende gemeenten. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn twee zienswijzen ontvangen.

Bijlagen bij toelichting