Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten
4.7 Archeologie en cultuurhistorie
4.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aanleiding
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de revitalisering van het landgoed De Eversberg te Nijverdal. Dit landgoed aan de Regge ligt in een kleinschalig groen buitengebied, gelegen tussen het bebouwde gebied van Hellendoorn, Nijverdal en de Kruidenwijk, dat functioneert als een stedelijk uitloopgebied. Door de nabijheid van de kernen en de strategische centrale ligging kent het gebied vele functies, ontwikkelingen en ontwikkelingsmogelijkheden.
Landschap Overijssel heeft circa 15,5 ha van het landgoed in eigendom en zal het landgoed revitaliseren. De opknapbeurt, die reeds in gang is gezet, richt zich:
-
op de cultuurhistorische waarden van het landgoed (lanen, paden, waterpartijen, beplantingen, Engelse tuin);
-
op de ecologische waarden en potenties;
-
op de recreatieve ontsluiting en koppeling aan routes in de omgeving
-
(fietssnelweg F35 en wandelstructuur Wierdensestraat);
-
de realisatie van een alternatieve ontsluiting voor de bestaande woningen naar aanleiding van het combiplan;
-
het creëren van een sociaal veilig uitloopgebied en speelaanleidingen t.b.v. van omliggende woonwijken.
Centraal op het landgoed worden door initiatiefnemer in nauwe samenwerkingen met de gemeente en Landschap Overijssel twee locaties ontwikkeld, te weten de Evershoeve en Koetshuis. Vanwege de kwetsbare en waardevolle omgeving wordt de hier te realiseren bebouwing van grote ruimtelijke kwaliteit.
Voor de revitalisering van Landgoed De Eversberg is een extra financiële drager nodig. Naast de ontwikkeling op het landgoed zelf is deze drager gevonden in het mede ontwikkelen van twee bijzondere woningbouwlocaties tussen Hellendoorn, Nijverdal en Hulsen. Deze locaties bieden de mogelijkheid om wonen, natuur en landschap met elkaar te verenigen en in samenhang te ontwikkelen en te versterken. Op de locaties Jipkesbelt en Katenhorst worden respectievelijk één en twee exclusieve woningen gerealiseerd. Voor de ontwikkeling van de drie locaties zijn afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de locatie Jipkesbelt.
Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied is het bestemmingsplan Duivecate-Reggedal (2011) van kracht. Het plangebied heeft de bestemmingen Agrarisch met waarden en Natuur.
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk worden de huidige en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid van het rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Hellendoorn behandeld. In hoofdstuk 4 komen de milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten aan de orde. In de daarna volgende hoofdstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op de juridische vormgeving en de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ten slotte komt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
De locatie Jipkesbelt ligt verscholen tussen de Regge en Hulsen. Het gebied is ontstaan onder invloed van de buitenplaatsen Duivecate en Eversberg. Vanwege de bijna parkachtige uitstraling wordt het gebied niet tot het buitengebied gerekend maar valt het te karakteriseren als binnenstedelijk groengebied. Het gebied bevat verspreide, soms enigszins geclusterde bebouwing met een woon-, agrarische of recreatieve functie. Ten zuiden van het plangebied liggen volkstuinen.
Het gebied wordt gekenmerkt door de afwisseling van bosgebieden en open plekken, in samenhang met het stroomgebied van de Regge. Hierdoor ontstaat in bepaalde delen een besloten beeld.
Belangrijk structuurbepalend element is de Regge met de aanliggende lage riviergronden. Deze gronden zijn onderdeel de herinrichtingsplannen (zie ook hoofdstuk 3.4), waarin ruimte voor de rivier in samenhang met versterking van de ecologische verbindingszone een bepalende rol speelt.
Het plangebied loopt in westelijke richting geleidelijk af richting de Regge en wordt aan alle zijden door dichte houtwallen ingesloten. De Regge is niet zichtbaar vanwege een dichte bosschage. Achter deze bosschage ligt een poel verscholen. Het hoogste deel van het plangebied ligt aan de oostzijde, waar de onverharde Jipkesbeltweg loopt. Deze weg wordt begeleid door grote eiken.
De bebouwing in het gebied is op enkele plekken in de rooilijn geplaatst, maar over het algemeen is hier geen sprake van. De gebouwen staan op ruime afstand van de weg en zijn er vaak niet duidelijk op georiënteerd.
2.2 Toekomstige situatie
Het plangebied bestaat uit een woonkavel met een oppervlakte van circa 3.000 m2 gecombineerd met 7.000 m2 natuurontwikkeling. Op grond van it bestemmingsplan kan een woning worden opgericht met een inhoud van ten hoogste 1.500 m3. De gronden voor natuurontwikkeling zullen onder andere worden begraasd op grond van het beheerplan van het Reggeherstelproject Jipkesbelt.
Voor de ontwikkeling van het plangebied is door Harmonische Architectuur een schetsontwerp opgesteld. Dit ontwerp is gebaseerd op de gebiedskenmerken en welstandscriteria zoals opgenomen de Welstandsnota 2012 maar stelt ook zijn eigen standaard.
Met het begrip “landgoedwoning” als uitgangspunt is gezocht naar markant bouwvolume. In samenhang met de landschapsversterking en natuurontwikkeling wordt met de realisatie van de woning getracht het gebied de Jipkesbelt een eigen gezicht en importantie gegeven.
Gevelbeeld van het schetsontwerp (bron: Harmonische Architectuur)
Aan de westzijde van het plangebied loopt een recreatieve route over het schouwpad langs de Regge. In het noordelijke gedeelte van het plangebied is een voetpad voorzien met als doel natuurbeleving en uitzicht over de aanliggende weidegronden. Dit struinpad biedt extra mogelijkheden voor omwonenden en recreanten om van de Jipkesbeltweg naar het schouwpad langs de Regge te wandelen.
In het kader van de versterking van het natuurontwikkelingsgebied Jipkesbelt, wordt binnen het plangebied circa 70 are natuurinrichting ten behoeve van de EHS meegenomen.
2.3 Beeldkwaliteit
Voor deze ontwikkellocatie gelden de volgende criteria voor beeldkwaliteit van de bebouwing:
Situering:
-
Aansluiten bij de gebiedseigen kenmerken
Hoofdvorm:
-
Eenvoudige hoofdvorm met traditionele kapvorm voor woningen en boerderijen
-
Eenvoudige hoofdvorm bijgebouwen
Aanzichten:
-
Traditionele compositie
-
Baksteen en dakpannen in kleur overeenkomstig de omliggende bebouwing
-
Donkere kleuren voor bijgebouwen
-
Geen glimmende materialen voor grote vlakken toepassen
-
Bescheiden detaillering
2.4 Landschapsplan
Omdat de (her)ontwikkellocaties zulke bijzondere plekken zijn, vraagt de planvorming om een zorgvuldige integratie van plannen en bestaand landschap. Derhalve zijn naast een beeldkwaliteitsplan ook landschappelijke randvoorwaarden van toepassing. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, Landschap Overijssel, november 2015. Voor een uitgebreide beschrijving van de landschapsplannen wordt verwezen naar het bijgevoegde rapport. In het onderstaande zijn de beeldkwaliteitseisen voor het landschap weergegeven:
-
de kavel ligt als een kamer in het landschap. De toegang is deels verscholen achter de bestaande groene wal. Aan de noord- en zuidzijde begrenzen brede struweelsingels het kavel.
-
noordelijke singel brede zoom en mantel (minimaal 8 m)
-
zoveel mogelijk - behoudens mogelijk enkele doorzichten - de bestaande singels handhaven
-
bebouwing centraal op het kavel
-
bebouwing minimaal 20 meter uit de oostelijke kavelgrens (bij Jipkesbelt-weg) en minimaal 10 meter uit de noordelijke en zuidelijke kavelgrens
-
opslag rondom poelen verwijderen
-
flauwe gradiënt maken van poel naar maaiveld
-
recreatief voetpad over het aangrenzende kavel, aansluitend op het schouwpad langs de Regge
-
gebruik van inheemse en bij de plek passende beplanting
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
-
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
-
de bereikbaarheid verbeteren;
-
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen om het beleid uit de SVIR te verwezenlijken. Voor onderhavig project zijn de onderstaande beleidsregels relevant.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren hanteert het rijk een ladder voor
duurzame verstedelijking:
-
beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale vraag;
-
beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
-
en een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.
De Ladder voor duurzame verstedelijking, ook bekend als SER-ladder, is verankerd in het provinciaal beleid. Voor de afweging wordt verwezen naar hoofdstuk 3.2.
Toetsing rijksbeleid
Er zijn geen rijksbelangen gemoeid met onderhavig bestemmingsplan.
3.2 Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel
In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (geactualiseerde versie van 3 juli 2013) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is "om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken."
Het plangebied ligt op een locatie die in de omgevingsvisie behoort tot de zogenaamde “groene omgeving”. Voor de groene omgeving worden in de omgevingsvisie de volgende drie ontwikkelingsperspectieven aangegeven:
-
Zone Ondernemen met natuur en water
Het samenhangend netwerk van gebieden met natuurkwaliteit, water en landschappelijke kwaliteit. Deze zone bestaat uit de EHS, de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) en (landbouw)gebieden waar ruimte is voor ontwikkeling van economische dragers. De toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving richt zich in het gebied buiten de EHS op beheer en versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.
-
Buitengebied accent productie
Gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plek is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden).
-
Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte
Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.
Kwaliteitsimpuls Groene omgeving
De provincie Overijssel heeft in haar omgevingsvisie vastgelegd dat elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen, et cetera. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar. Er is daarbij een werkwijze ontwikkeld om de principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de groene omgeving van Overijssel. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.
Ontwikkelingen in de groene omgeving worden dan ook als volgt benaderd. Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd. Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven, dan wel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen dan wel in voldoende mate gecompenseerd.
Uitvoeringsmodel
De hiervoor geschetste stappen zijn in de Omgevingsvisie in een uitvoeringsmodel gevat. Dit model is gebaseerd op drie niveaus:
-
generieke beleidskeuzes;
-
ontwikkelperspectieven;
-
gebiedskenmerken.
In het navolgende worden deze drie stappen besproken voor het voorliggend planvoornemen.
-
Generieke beleidskeuzes
De generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of de ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Hieraan ten grondslag ligt de ladder voor duurzame verstedelijking (zie hoofdstuk 3.1). Deze ladder kent drie treden, waarbij op elke trede het initiatief wordt gewogen. De eerste trede stelt de vraag of er een regionale behoefte is aan de verstedelijkingsopgave. De tweede trede gaat in op de vraag of aan deze behoefte niet kan worden voldaan binnen bestaand bebouwd gebied en de laatste trede vraagt, als er buiten bestaand stedelijk gebied wordt gebouwd, of de locatie multimodaal ontsloten kan worden.
Actuele jurisprudentie maakt duidelijk dat de realisatie van een beperkt aantal woningen (circa 8) niet is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 1 woning en behoefte aldus geen motivering op grond van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omdat de ontwikkelingslocatie Jipkesbelt onderdeel is van een grotere ontwikkeling is de uitspraak 201405299/1/R3 Gemeente Hilvarenbeek, bestemmingsplan "Landgoed De Utrecht" van belang. In deze uitspraak oordeelt de Raad van State dat de realisatie van in totaal 14 woningen op vier locaties, die tezamen voorzien in nieuwe economische dragers voor het duurzaam exploiteren en in stand houden van een landgoed, vanwege de onderlinge afstand niet kunnen worden aangemerkt als één woningbouwlocatie als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omdat een bestemmingsplan wel in overeenstemming dient te zijn met een goede ruimtelijke ordening, is in het navolgende een motivering opgenomen voor de behoefte en inpassing van het plan.
De woningen maken onderdeel uit van een grotere opgave op het gebied van water, natuur en recreatie. De woningbouw vormt daarvoor een belangrijke financiële drager. Door te kiezen voor zeer bijzondere woonlocaties, waarop exclusieve woningen worden ontwikkeld, verwacht de gemeente dat ook geïnteresseerden van buiten de regio zich aangetrokken zullen voelen.
Afgewogen is of het initiatief niet binnen de bestaande bebouwde kom een plek kan krijgen. Voor de herontwikkeling van het landgoed De Eversberg is een financiële drager nodig. Deze drager is gevonden in het mede ontwikkelen van twee bijzondere woningbouwlocaties tussen Hellendoorn, Nijverdal en Hulsen (naast de ontwikkelingsmogelijkheden op het landgoed zelf).
De woningbouw maakt deel uit van een grotere gebiedsopgave waarbij noodzakelijke opgaven ten aanzien van waterberging, ecologisch herstel en verbetering en recreatieve verbindingen in en rond het Reggedal (deels) worden bekostigd. Om voldoende verdienkapitaal te kunnen genereren en om een directe (ruimtelijke) relatie te kunnen houden tussen de gebiedsopgave en de woningbouw, zijn de locaties Jipkesbelt, Katenhorst en Eversberg aangewezen, waarbij Katenhorst en Eversberg in een (recent) verleden ook bebouwd zijn geweest. Binnen de bebouwde kom zijn vergelijkbare locaties met dezelfde potentie en opgave niet te vinden.
De locaties bieden de mogelijkheid om wonen, natuur en landschap nog beter met elkaar te verenigen en in samenhang te ontwikkelen en te versterken. Op de locaties Jipkesbelt en Katenhorst worden maximaal drie exclusieve wonin-gen gerealiseerd, waarbij de bijbehorende erfinrichting een bijdrage zal leve-ren aan de verdere versterking van de omliggende (recent uitgevoerde) Reg-gedalherstelprojecten.
De ontwikkelingen op landgoed De Eversberg vormen de vervanging van be-staande bebouwing. Het tot voor kort bebouwde terrein (het hart van het vroegere landgoed) wordt opnieuw ontwikkeld met woningen, op de locatie Koetshuis gecombineerd met lichte aanverwante bedrijvigheid waarvoor binnen het bestaande gebied vrijwel geen ruimte is.
Vanuit de herontwikkeling van de bebouwing wordt ook het landgoed opgewaardeerd. De landschappelijke structuur, die nu deels is verwaarloosd, biedt voldoende mogelijkheden voor herstel en vernieuwing in combinatie en relatie met de nieuw te realiseren bebouwing. Met het herstel en de aanleg van nieuwe routes is al een begin gemaakt bij de reconstructie van het landgoed. Hierdoor kan het landgoed, dat inmiddels ingeklemd ligt tussen woningen, bedrijventerrein en combiplan een fraaie landelijke enclave blijven en een uitloopgebied vormen voor de inwoners van Hulsen/Kruidenwijk en Nijverdal.
Elk van de locaties ligt aan of maakt onderdeel uit van de weginfrastructuur in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn. Voor de locaties Eversberg en Jipkesbelt gaat het daarbij om binnenstedelijk buitengebied. De recente upgrading van de openbare infrastructuur op Landgoed De Eversberg is overigens bekostigd vanuit het onderhavige revitalisatie-project. Daarmee zijn de locaties, net als alle andere erven in het buitengebied goed bereikbaar met auto en fiets. Landgoed De Eversberg is bovendien een knooppunt van wandel-fietsstructuren, zowel recreatief als woon-werkgerelateerd.
Gelet op de beperkt te realiseren bebouwing is de bereikbaarheid van de woningen voldoende gewaarborgd.
-
Ontwikkelperspectieven
De provincie Overijssel heeft in de omgevingsvisie vastgelegd welke ontwikkelperspectieven zij ziet voor haar grondgebied. In het navolgende wordt daarop ingegaan.
Jipkesbelt ligt in het buitengebied waar wordt ingezet op functiemenging van landbouw, landschap, natuur, cultuurhistorie, recreatie, wonen en vormen van bedrijvigheid. Hier is de inzet om ontwikkelingsmogelijkheden te gebruiken voor een verdere verbinding en versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke elementen.
Op de woonlocatie is ook een aanduiding gegeven voor ondernemen met natuur en water (buiten de EHS). De realisatie van een woning in combinatie met natuurontwikkeling past op deze plek binnen de provinciale ambities. Zeker omdat in samenhang met de woningbouwlocatie het noordelijke deel (ca. 3.000 m2) en het westelijke deel (circa 3.000 m2) van het plangebied zal worden ingericht als natuur, inclusief een struinroute. Dit gebied dat als half natuurlijk grasland wordt ingericht, zal worden meegenomen in het (graas)beheer dat nu al door Landschap Overijssel wordt uitgevoerd voor het Reggedal ter hoogte van Jipkesbelt.
Gecombineerde kaart ontwikkelingsperspectieven omgevingsvisie & begrenzing EHS : de woonlocatie Jipkesbelt ligt in de zone Ondernemen met Natuur en Water (buiten de EHS) (licht groen met arcering). Het noordelijk deel behoort tot de EHS en is aangeduid ‘nieuw te realiseren natuur’ (groen)
-
Gebiedskenmerken
De provincie Overijssel vindt het van groot belang dat nieuwe ontwikkelingen ook een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Deze ruimtelijke kwaliteit wil de provincie realiseren door nieuwe ontwikkelingen te laten anticiperen op en voortbouwen aan de ruimtelijke kenmerken van het landschap. Deze ruimtelijke kenmerken zijn uiteengelegd in vier lagen:
-
Laag van de natuurlijke ondergrond: de bodem, de ondergrond die uit abiotische processen is ontstaan en de basis heeft gelegd voor het menselijk handelen.
-
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: het gebruikerslandschap met alle sporen van ingrijpen van de mens in de natuurlijke ondergrond en het (voor de landbouw) in cultuur brengen daarvan.
-
Stedelijke laag: laag waarin de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies en het ordenende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen zichtbaar wordt
-
Lust- en leisurelaag: de laag die zorgt voor beleving, betekenis en identiteit van Overijssel, door voort te bouwen op de onderliggende lagen, maar ook eigen kenmerken toevoegt als landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes.
Voor Jipkesbelt gelden de volgende ruimtelijke kenmerken:
-
Laag van de natuurlijke ondergrond: beekdal en natte laagtes;
-
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: oude hoevenlandschap;
-
Stedelijke laag: niet van toepassing;
-
Lust- en leisurelaag: recreatieve route langs Regge en lijn dorpsfront aan overzijde Jipkesbeltweg.
Jipkesbelt ligt aan de rand van de Regge, op de overgang naar de dekzandruggen. Op de gebiedskenmerken maakt het plangebied dan ook deel uit van de beekdalen en natte laagtes en het bij de dekzandruggen horende oude hoevenlandschap.
In de gebiedskenmerken is vastgelegd dat als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, deze dienen bij te dragen aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.
Kenmerkend voor het gebied zijn de verspreid liggende erven (al dan niet met eenmansessen) met hun fraaie erfbeplantingen en duidelijke verweving met het omliggende landschap. Nieuwe ontwikkelingen moeten op dit beeld verder bouwen. In de ontwikkeling van de locatie wordt ingezet op versterking van dit beeld door bebouwing, hoogteaccenten, routes en beplanting in onderlinge samenhang te ontwikkelen en een logische verankering in de landschappelijke omgeving te bewerkstelligen. De recreatieve struinroute langs de Regge blijft in stand en wordt even noordelijk van de locatie versterkt met een bypass naar de Jipkesbeltweg en wordt voorzien van pluksgewijs struweel.
De ambitie is om dergelijke plekken te behouden, benadrukken en verder te ontwikkelen, door het creëren van belvedères, landmarks en hoogwaardige architectuur. Met de inrichting van Jipkesbelt wordt hier op ingespeeld. De woning krijgt een hoogwaardige vormgeving en in de erfopzet wordt ingespeeld op de ligging aan de rand van de Regge. Het erf kent een overgang van voortuin naar achtertuin en een natuurtuin als overgang naar het natuurontwikkelingsgebied. De natuurtuin draagt in de groei- en bloeiperiode bij aan het functioneren van de nabij gelegen bijenstal. De bestaande houtsingels rond het erf worden gehandhaafd en versterkt, waarbij op enkele plekken een doorzicht wordt gemaakt van huis naar Regge (en omgekeerd) en noordwestelijk naar het beekdal (omgeving van Kostee- en Reggeweg), waardoor ook de contouren van de bebouwing vanaf de Regge beleefbaar worden. De grote bomen bij de toegang van het erf en het vitale deel van de onderbeplanting blijven gehandhaafd en krijgen de bestemming Groen - Landschapswaarden.
Voorstel opzet Jipkesbelt met ten noorden het als natuur te ontwikkelen perceel inclusief struinroute (bron: Beeldkwaliteitsplannen Landschap (Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst), Landschap Overijssel)
Toetsing provinciaal beleid
In het voorstaande is onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de groene omgeving. In deze onderbouwing is het uitvoeringsmodel, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie, toegepast.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk beleid
Omgevingsvisie
De gemeente Hellendoorn heeft op 20 februari 2014 de Omgevingsvisie Hellendoorn Natuurlijk Avontuurlijk vastgesteld. Deze omgevingsvisie bevat een brede visie op de toekomst en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen.
In 2012 is integraal een inventarisatiedocument voorbereid: "Hoofdlijnen van beleid in Hellendoorn”. In de eerste helft van 2013 zijn op interactieve wijze workshops gehouden met onder andere organisatie, ondernemers, instanties, dorpsbelangen en tot slot met de gemeenteraad. Hierin hebben de deelnemers de prioriteiten, belangen, gezamenlijke doelen en kansen proberen te destilleren. Vervolgens is de output vertaald naar de nieuwe omgevingsvisie. De visie is opgebouwd in 3 lagen, namelijk identiteit, context en kernvisie.
De omgevingsvisie kent tot slot een uitvoeringsschema waarin de kernacties en projecten voor de komende twee à drie jaar in beeld worden gebracht.
Het plangebied is gelegen in het identiteitsgebied ”Beleef de Regge”. De rivier de Regge scheidt twee werelden: het gebied ten westen van de rivier waar de natuur domineert tegenover het gebied ten oosten van de rivier waar de agra-rische functie domineert. Het gebied langs de Regge is een overgangsgebied, waar ontwikkelingen worden gestimuleerd als daarbij de identiteit wordt geïn-tegreerd. De Regge is in de loop der jaren voor een groot deel genormaliseerd (rechtgetrokken) en gekanaliseerd (rechthoekig profiel). Hierdoor had het Reggedal een groot deel van zijn natuurlijke veerkracht verloren. Samen met het waterschap, Landschap Overijssel en de provincie werkt de gemeente aan projecten waarin voor delen van het Reggedal op basis van een blauw-groene (water- en natuurontwikkeling) inrichtingsvisie het oude meanderen wordt teruggebracht. Ook bij nieuwe ontwikkelingen kan deze meandering nog meer worden versterkt of beleefbaar worden gemaakt.
Menselijke activiteiten vonden lang geleden al langs de rivier de Regge plaats. De Schuilenburg (uit 1339) was een machtige havezate direct aan de Regge bij de verbindingsweg van Zwolle naar Almelo (de Twentsche Weg). Dit terrein is hersteld en heeft nu een aan de cultuurhistorisch gekoppelde recreatieve bestemming. En uiteraard is de textielindustrie op de kruising van de Regge en de Rijksweg 35 ontstaan. De aanwezigheid van de textielindustrie in Nijverdal heeft een belangrijke stempel gedrukt op het dorp en de omgeving ervan. (Spoor)wegen zijn mede vanwege de textielindustrie aangelegd. Op het Ten Cate-terrein in Nijverdal staan nog gebouwen waarvan een aantal als cultuurhistorisch erfgoed is aangewezen.
Ontwikkelingen worden in het identiteitsgebied ”Beleef de Regge”, waar van oorsprong al tal van activiteiten plaatsvonden, gestimuleerd. Beleefbaarheid van de Regge kan op verschillende manieren tot stand komen (denk aan avon-tuurlijke waterrecreatie, avontuurlijke verblijven langs de Regge). Daarbij zal naast de beleefbaarheid van de Regge, ook oog moeten zijn voor het cultuur-historisch erfgoed. Het cultuurhistorisch erfgoed kan worden benut voor ver-sterking van het imago en de identiteit.
Woonvisie gemeente Hellendoorn 2012
In de woonvisie 2012 (vastgesteld op 3 juli 2012) schetst de gemeente een beeld van de actuele woningmarktsituatie de gemeente en haar visie op het wonen tot 2020. Tegen de achtergrond van de woningmarktontwikkelingen in de afgelopen jaren constateert de gemeente dat de hoofdlijnen van het in 2003 uitgestippelde beleid gericht op kwaliteitstoevoeging en wijkgerichte aanpak nog steeds actueel zijn. Wel noopt de actuele financiële crisis en de demografische ontwikkeling tot bijstelling van woningbouwambities. Anderzijds vraagt de vergrijzing om extra inzet op het terrein van wonen, welzijn en zorg.
Het woningbouwprogramma is dynamisch en bestaat uit initiatieven vanuit de gemeente, woningstichting, particulieren en ontwikkelaars/bouwers. De gemeente kan besluiten om in specifieke gevallen en onder voorwaarden af te wijken van het woningbouwprogramma en nieuwe initiatieven toe te staan. Voorwaarde vanuit de provincie Overijssel is echter dat wanneer nieuwe initiatieven worden toegestaan andere plannen uit het woningbouwprogramma moeten worden geschrapt.
Het woningbouwprogramma wordt voortdurend gemonitord en waar mogelijk afgestemd op actuele inzichten in de woningbehoefte en de uitgangspunten van deze woonvisie. De potentiële plancapaciteit voor uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 is teruggebracht tot 825 woningen. Er wordt voor deze periode uitgegaan van een uitbreidingsbehoefte van circa 660 woningen en de met de provincie overeengekomen 30% extra plancapaciteit om voldoende flexibiliteit te hebben in de planontwikkeling.
Een toevoeging van in totaal 5 woningen past binnen de netto plancapaciteit tot 2020 zoals opgenomen in de “Woonvisie gemeente Hellendoorn 2012”. Eén woning is in de planvorming toegevoegd, omdat er mede op aandringen van omwonenden is afgestapt van het oorspronkelijke idee van bedrijfsmatige bebouwing op locatie de Evershoeve. De ontwikkeling is in de loop van de tijd afgeschaald naar de bouw van twee reguliere woningen in plaats van het aanvankelijk beoogde gebouw van ca. 2.000 m², dit mede in relatie tot de eerder genoemde economische ontwikkelingen van de afgelopen 5 jaar en het gewenste landschapsbeeld.
Landschapsbeleidsplan 2000
De gemeente Hellendoorn streeft in haar landschapsbeleidsplan naar behoud, herstel, waar mogelijk versterking en waar nodig vernieuwing van de land-schappelijke kwaliteiten van het buitengebied. Dit dient te worden afgestemd op de bestaande en te verwachten functies in het buitengebied. De volgende algemene uitgangspunten zijn hierbij geformuleerd:
-
zorgen voor een aantrekkelijk en toegankelijk landschap;
-
verbeteren van de structuur en de verzorging van het landschap door het opheffen van achterstallig beheer;
-
versterken van de natuurwaarden en de samenhang van grote natuurge-bieden;
-
afstemmen van andere (bestaande en te verwachten) functies in het buitengebied op de kwaliteiten van het landschap.
Het plangebied ligt in/bij het beekdal van de Regge. Voor het beekdal van de Regge zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
-
ontwikkeling beekbegeleidende, bloemrijke graslanden;
-
handhaving bestaande afwisselende vegetatie, reliëf en vochtigheid langs de Regge;
-
stimulering van de aanleg van poelen en herstel van oude Reggearmen;
-
ontwikkeling recreatieve routes aansluitend op de stuwwal;
-
masterplan/nevengeul Groene Mal;
-
behoud en herstel van karakteristieke overgangen van het beekdal naar de omliggende overgangsgebieden.
Waterplan Hellendoorn
Het ‘Waterplan Hellendoorn’ is een toekomstvisie met het jaar 2030 als horizon en beslaat de gehele gemeente. In de visie is vastgelegd hoe de gemeente Hellendoorn en de waterschappen met het water willen omgaan. Deze visie vormt de basis voor de maatregelen voor de korte, middellange (tot 2015) en lange termijn (2030). Deze maatregelen zijn concreet uitgewerkt voor de stedelijke kernen Hellendoorn, Nijverdal, Kruidenwijk en het Reggedal en voor zover aan de orde ook de kleine kernen Daarle, Daarlerveen en Haarle.
Het ‘Waterplan Hellendoorn’ benoemt de volgende ambitie voor 2030 ten aanzien van het Reggedal:
“De Regge is conform het stroomgebiedsactieplan Midden Regge een meer natuurlijke beek die meandert en een hoger peil heeft. De meanderende Regge en het beekdal zijn vanuit een recreatieve zonering op diverse aantrekkelijke punten voor fietsers en wandelaars benader- en beleefbaar.”
Het ‘Waterplan Hellendoorn’ benoemt hierbij een aantal maatregelen om de gewenste visie te bereiken:
-
Herstel oude Regge-meanders en verruiming van het Reggedal in combinatie met natuurontwikkeling en recreatie;
-
Afstemmen stedelijke vernieuwing in Reggedal;
-
Betrekken van het herstel van de Molenbeek en bij het Reggeherstel- en Reconstructie natuurontwikkelingsproject de Marsdijk;
-
Herinrichting van de Schaddenbeltsleiding en ecologische inrichting. Combineren van natuurherstel met recreatieve wandelroutes;
-
Planvorming / studie voor relatie Regge-stad en beleving van de Regge;
-
Ontwikkeling van een recreatief knooppunt bij Nijverdal, aanleg van fiets- en wandelpaden en van oversteekplaatsen;
-
Planvorming/studie naar vasthouden neerslag en van opvang van overtollige neerslag bestaande en nieuwe woonwijken in bufferzone in natuurrandgebied rondom het Wierdense Veld.
Parkeerbeleid
In artikel 8.17 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening (artikel 8.5 Woningwet) komen te vervallen. Toen de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 in werking trad, is dit artikel vooralsnog niet in werking getreden omdat het overgangsrecht van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening niet voorzag in een situatie dat in een gebied helemaal geen bestemmingsplan geldt. Per 19 november 2014, is met de inwerkingtreding van de Reparatieweg BZK artikel 8.17 van de Invoeringswet ruimtelijke ordening in werking getreden. De raad heeft al eerder besloten om de "Nota Parkeernormen" vast te stellen (d.d. 11 december 2012). Daarin wordt voorzien in parkeernormen voor:
-
het stedelijk gebied;
-
voor het overige gebied.
Deze parkeernormen worden rechtstreeks in (de regels van) het bestemmingsplan opgenomen.
Toetsing gemeentelijk beleid
De ontwikkeling van de locatie Jipkesbelt en achterliggende natuurlijke en landschappelijke waarden past in de gemeentelijke omgevingsvisie en haakt aan bij het gemeentelijke beleid voor het beekdal van Regge zoals vastgelegd in het landschapsbeleidsplan en het waterplan.
3.4 Waterschap Vechtstromen
Het beleid van het waterschap is relevant gezien de ligging van het plangebied nabij de Regge. Tot 1848 was de Regge een vrij kronkelende, breed stromende rivier tussen de Schipbeek bij Diepenheim en de Vecht bij Ommen. In de 19e eeuw is de Regge gekanaliseerd.
Het waterschap Vechtstromen zet zich nu, samen met de provincie Overijssel, gemeenten, grondeigenaren en diverse belangenorganisaties, in om 50 km Regge stapsgewijs om te vormen tot een natuurlijk ingerichte rivier. Ruimte voor water speelt daarbij een centrale rol.
Met diverse Reggeherstelprojecten wordt de gekanaliseerde Regge op verschillende plaatsen omgevormd tot een dynamisch en veerkrachtig watersysteem. Het doel is ongewenste verdroging of wateroverlast tot een minimum te beperken. Bovendien geeft de natuurlijke inrichting van de Regge een impuls aan recreatie en toerisme in de omgeving van de rivier.
De natuurlijke inrichting van de Regge gaat vaak gepaard met het creëren van nieuwe natuur. Door een ecologische verbindingszone aan te leggen wordt het mogelijk om de onderlinge samenhang van natuurgebieden te realiseren. Hierdoor kunnen planten en dieren zich verspreiden. Daarnaast wordt ook ruimte gecreëerd voor een levensvatbare en rendabele landbouw rond het Reggedal. De natuurlijke inrichting van de Regge geeft tevens een impuls aan recreatie en toerisme in de gemeenten waar de Regge stroomt. Ook worden plannen gemaakt voor wonen aan het water en de beleving van water in stedelijk gebied.
In de navolgende paragrafen wordt ingegaan op de Reggevisie en de relevante herstelprojecten. Overig beleid van het waterschap komt in paragraaf 4.3 aan bod.
Reggevisie
Waterbeheer in Twente is complex. Er is sprake van een nauwe verweving tussen de verschillende gebiedsfuncties en er is sprake van een groot aantal ontwikkelingen. Elke functie en elke ontwikkeling stelt specifieke eisen aan het element “water”. Het gaat hierbij om eisen die door de tijd heen variëren en strijdig met elkaar kunnen zijn. In de “Reggevisie” is voor de Regge een visie opgesteld voor het jaar 2020. De nadruk ligt op het watersysteem van de Regge.
De Reggevisie heeft een drietal concrete doelstellingen:
-
het vormgeven van een duurzame omgang met het water, zowel op momenten dat dit schaars is, als op momenten dat er teveel water is;
-
het bieden van een lange-termijn instrument voor het waterschap om eigen ontwikkelingen in de gewenste richting te sturen;
-
het vormen van een instrument om de overige gebiedsactoren (gemeentes, landbouw, natuur, recreatie et cetera) gevolgen van keuzes te laten zien.
De Reggevisie heeft als basis gediend voor het ontwikkelen van de Reggeherstelprojecten.
Reggeherstelprojecten
Groene Mal en Jipkesbelt
De projectgebieden Groene Mal (huidige naam De Kollen) en Jipkesbelt liggen tussen de bebouwde kommen van Nijverdal, de Kruidenwijk, Hulsen en Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn. Door het realiseren van dit project is de bestaande Regge over een lengte van 2400 meter natuurlijk ingericht.
Groene Mal fase 1 betrof het meest noordelijke deel van de Groene Mal waarvan de werkzaamheden in 2007 zijn afgerond. De werkzaamheden betroffen hoofdzakelijk het graven van 400 meter nieuwe Regge (nieuwe hoofdstroom) en de aanleg van 6 ha retentiegebied, het bouwen van een brug en het realiseren van een ecopassage onder de toekomstige Noord-Zuidverbindingsweg.
Fase 2 betrof de inrichting van het zuidelijke gedeelte van de Groene Mal rondom de Wierdensestraat. In deze fase is in 2009 een nieuwe brug met ecopassage, een hoogwatergeul (300 m) en retentie (4 ha) gerealiseerd.
De derde fase is recent (2013) uitgevoerd en richtte zich met name op de inrichting van het tussenliggende gebied. De werkzaamheden betroffen het voltooien van de extra hoofdstroom (ecologische streng) tussen fase 1 en fase 2 om de rioolwaterzuivering en de aanleg van een debietverdelende voorziening bij de zuidelijke aansluiting van de hoofdgeul op de bestaande Regge. Met deze laatste fase is het project de Groene Mal afgerond.
Naast de derde fase van de Groene Mal is er gelijktijdig, in het kader van Reggeherstel, nog een deel van de Midden Regge heringericht. Het betreft het deel tussen de Groene Mal en het project Visschebelt, genoemd Jipkesbelt. Deze werkzaamheden betroffen het laten meanderen van de bestaande loop binnen de ruimte die er is.
Het ‘Groene Mal’-concept is onder andere een uitvloeisel van de reconstructie van het landelijke gebied. Getracht wordt diverse afzonderlijke ontwikkelingen die in het betreffende gebied spelen, in samenhang te bekijken om vervolgens optimale keuzes voor het Reggedal te maken. De volgende ontwikkelingen zijn gaande en deels al uitgevoerd in het plangebied:
-
Combiplan: nieuw tracé rijksweg 35 en spoorlijn Zwolle – Almelo;
-
Noord-Zuid verbinding ter hoogte van de Kruidenwijk – Hulsen;
-
Ruimte voor water in het rivierdal;
-
Realisering natte natuur en landschapsontwikkeling;
-
Versterken recreatief medegebruik (alsmede het bevorderen van herstel en revitalisering van landgoed “de Eversberg”);
-
Structuurvisie en stedelijke wateropgave gemeente Hellendoorn.
Op navolgende afbeelding is de inrichtingstekening weergegeven.
Inrichtingskaart Groene Mal en Jipkesbelt (plangebied ligt in rode cirkel)
Toetsing beleid waterschap
De ontwikkeling van de locatie Jipkesbelt en achterliggende natuurlijke en landschappelijke waarden is in overeenstemming met het reggeherstelproject Groene Mal en Jipkesbelt.
Hoofdstuk 4 Milieutechnische en ruimtelijke aandachtspunten
4.1 Milieuzonering
Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, is de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geraadpleegd. In deze brochure staan richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de onderdelen geluid, geur, stof en gevaar. In de handreiking geeft de VNG aan dat de gegeven afstanden in het algemeen richtafstanden zijn en geen harde afstandseisen. Dit betekent dat afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is echter wel aan te raden deze afwijkingen te benoemen en te motiveren.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven welke in verband met milieuzonering een belemmering kunnen vormen voor het plan.
4.2 Bodemkwaliteit
Verkennend bodemonderzoek
De bodemkwaliteit in het plangebied is onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport: Verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN-5740, Jipkesbeltweg perceel G nr. 2338 (ged.) te Nijverdal, Sigma Bouw & Milieu, rapport 14-M7005, 31 juli 2014.
Hieronder zijn de bevindingen kort weergegeven. Het rapport is als bijlage opgenomen.
Op basis van de chemische onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien van de geplande nieuwbouw van een woning op de onderzoekslocatie.
Opgemerkt wordt dat de conclusies betrekking hebben op de chemische gesteldheid van de bodem (excl. asbest). Een asbestonderzoek conform de NEN 5707 / NEN 5897 maakt geen onderdeel uit van de scope van onderhavig onderzoek.
Asbestonderzoek puinpad
Op basis van het verkennend bodemonderzoek is aan de zuidzijde van het plangebied een met halfverhardingmateriaal verhard terreindeel (puinpad) waargenomen. Om vast te stellen of de bodem al dan niet asbesthoudend is, is de locatie onderzocht op de aanwezigheid van hecht gebonden en niet hechtgebonden asbest puin. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport: Verkennend bodemonderzoek asbest in puin volgens NEN-5897 Jipkesbeltweg sectie G nr. 2338 ged. Te Nijverdal, rapport 15-M7385, 6 augustus 2015.
Hieronder zijn de bevindingen kort weergegeven. Het rapport is als bijlage opgenomen.
Uit het onderzoek is gebleken dat aanwezige halfverhardingslaag en/of halfverhardingshoudende bovengrond t.p.v. het onderzochte deel van de locatie licht verontreinigd is met asbest. Het gemiddeld gewogen gehalte asbest voldoet in dit geval aan de restconcentratienorm (100 mg/kg d.s) voor asbest.
4.3 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt onder het Waterschap Vechtstromen. Bij dit waterschap kan de watertoets digitaal worden uitgevoerd (via: www.dewatertoets.nl).
Een aantal relevante beleidsdocumenten wordt in het navolgende kort besproken.
Rijksbeleid
De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt de regeringsbeslissing. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen:
-
waterbesparende maatregelen in de woning;
-
het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
-
het vasthouden van regenwater in vijvers en in de bodem;
-
herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
-
vasthouden, bergen en afvoeren;
-
schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en daarna wordt het water afgevoerd.
Bij de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie 2009 wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van de wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Beleid waterschap
Het Waterschap Regge en Dinkel (inmiddels gefuseerd met waterschap Velt en Vecht met als nieuwe naam Waterschap Vechtstromen) heeft in oktober 2002 de nota Afkoppelen vastgesteld. Afkoppelen of het niet aankoppelen van verharde oppervlakken wordt gezien als een maatregel met milieuhygiënische en hydrologische voordelen. Door af te koppelen reduceert de vuiluitworp via rioolstelsels en verbetert het zuiveringsrendement. Daarnaast draagt afkoppelen bij aan het bereiken van een veerkrachtig watersysteem en het realiseren van het gewenste grond- en oppervlaktewaterregiem.
Onder afkoppelen verstaat het waterschap het treffen van fysieke maatregelen om het tot afstroming komende hemelwater niet meer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie te leiden, maar hydrologisch optimaal te benutten op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze.
Om de voordelen van afkoppelen tot hun recht te laten komen, heeft het Waterschap Regge en Dinkel een in de nota Afkoppelen beleid geformuleerd. Hiermee wordt richting gegeven aan het afkoppelen van verharde oppervlakken door algemene doelstellingen uit te werken tot beleidslijnen.
Navolgende uitgangspunten (niet uitputtend) vormen het kader waarbinnen afkoppelen mag plaatsvinden:
-
afkoppelen dient plaats te vinden in combinatie met een voorziening passend in de trits vasthouden, bergen en afvoeren en die bijdraagt aan compensatie van de verdrogende werking van het bebouwde gebied;
-
bronmaatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van het afstromende hemelwater hebben prioriteit;
-
hemelwater wordt bovengronds afgevoerd naar een voorziening;
-
bij uitbreiding en inbreiding dient 100% van het schone verharde oppervlak te worden afgekoppeld;
-
bij vernieuwing van bestaand bebouwd gebied wordt gestreefd naar het afkoppelen van zoveel mogelijk vierkante meters schoon verhard oppervlak.
Zowel in nieuw bebouwd gebied als in bestaand bebouwd gebied kan alleen op grond van zwaarwegende hydrologische bezwaren worden afgezien van afkoppelen. In de planopzet wordt uiteraard ingespeeld op de bovenstaande uitgagnspunten.
Gemeentelijk beleid
Vanuit het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2015 geldt dat bij alle woninguitbreidingen en herinchtingsgebieden in principe een systeem voor riolering en waterhuishouding gekozen dat duurzaam wordt opgezet, waarbij de voorkeursvolgorde zoals vastgelegd in het landelijke beleid als richtsnoer dient. Dit zijn de inrichtingseisen riolering en waterhuishouding:
-
Het afvalwater wordt via het gemeentelijk riool afgevoerd naar de RWZI onder vrij verval of via een gemaal en persleiding.
-
Het hemelwater komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem waarbij dit geen verontreiniging van water, bodem en lucht veroorzaakt.
-
Hierbij vindt geen afwenteling plaats en wordt afstromend hemelwater geborgen (en geïnfiltreerd) in een voorziening.
-
Deze voorzieningen liggen op voldoende afstand van perceelsgrenzen en bebouwing.
-
Afstromend hemelwater van licht vervuilde oppervlakken mag niet direct worden geloosd op het oppervlaktewater (dus via bodempassage).
-
Infiltratie van hemelwater via graspassage is de beste optie. Hiermee wordt gezuiverd, wordt retentie gerealiseerd en wordt het grondwater aangevuld.
-
Grondwaterneutraal bouwen.
-
Voor ontwatering op de bouwlocaties wordt het perceel opgehoogd. Het grondwater wordt niet permanent verlaagd.
-
Te hoge grondwaterstand in natte perioden beteugelen met drainage. De drainage dient boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand aangelegd te worden.
-
Drainage voert af naar een wadi of oppervlaktewater, niet naar een RWZI.
-
Op bouwplaatsen kan vochtoverlast (door grondwater) worden gemeden door te bouwen zonder kruipruimten en/of kelders en vloerplaten waterdicht te maken.
Het gemeentelijke Waterplan is besproken in hoofdstuk 3.3.
Watertoets
Conform het voornoemde gemeentelijk waterbeleid geldt voor de locatie Jipkesbelt dat het schone hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewa-ter.
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen toegepast.
Het Waterschap Vechtstromen is geïnformeerd middels de online watertoets.
4.4 Geluid
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een nieuwe woning. Gezien de ligging van deze woning is hoofdstuk 6 (Zones langs wegen) van de Wet geluidhinder van belang. In dit kader kennen alle wegen buiten de bebouwde kom met één of twee rijstroken op grond van artikel 74, lid 1 van de Wet geluidhinder een zone van 250 m ter weerszijden van de weg, gerekend vanuit de as van de weg. Voor wegen met vier rijstroken geldt een zone van 400 m ter weerszijden van de betreffende weg.
Artikel 74, lid 1 is niet van toepassing indien wordt voldaan aan de criteria genoemd in lid 2 van artikel 74 van de Wet geluidhinder. Dit betreft wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied.
De nieuwe woning is gelegen aan de Jipkesbelt. De Jipkesbelt ontsluit enkele woningen en heeft geen functie voor het doorgaande verkeer en kent geen gesloten verharding. De verkeersintensiteit bedraagt enkele tientallen motorvoertuigen per etmaal. Akoestisch onderzoek kan achterwege blijven.
4.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
NSL/nibm
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking ge-treden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ont-wikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de nor-men (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toena-me van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Bestemmingsplan
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van één woning. Op grond van CROW-publicatie 317 – Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie mag er van worden uitgegaan dat een woning ongeveer 7 ritten per etmaal genereert. De verwachting is derhalve dat de ontwikkeling van de locatie Jispkesbelt leidt tot een toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen met 7 ritten per etmaal.
Nibm-tool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet der-halve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege wegverkeer kan derhalve achterwege blijven.
4.6 Externe veiligheid
Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) richt zich, zoals uit de naam reeds blijkt, primair op inrichtingen die risico's met zich meebrengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvat-tingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens, zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen van invloed zijn op het plangebied.
Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) met de bijbehorende Rege-ling externe veiligheid buisleidingen (Revb) omvat de regelgeving op het ge-bied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In deze regelgeving is bepaald dat de belemmeringenstrook (4 m bij buisleidingen met een druk tot en met 40 Bar en 5 m bij overige buisleidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht dienen te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle buisleidingen nabij het plangebied gelegen zijn.
Transportroutes van gevaarlijke stoffen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De circulaire wordt vervangen door het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:
-
vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
-
vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
-
aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden (PAG).
In of nabij het plangebied liggen geen wegen, waarmee in verband met het aspect externe veiligheid rekening moet worden gehouden.
4.7 Archeologie en cultuurhistorie
4.7.1 Archeologie
De archeologische waarden in het plangebied zijn onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport: Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek, De Steekproef, rapport 2014-07/01ZB, 19 augustus 2014.
Hierna zijn de bevindingen kort weergegeven. Het rapport is als bijlage opgenomen.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied bij de rand van het dal van de Regge ligt. Binnen vijfhonderd meter rondom het plangebied zijn vondsten bekend van een vuursteenafslag uit de steentijd, een scherf aardewerk uit de late middeleeuwen en een waterput uit de late middeleeuwen waarin een kan gevonden is.
Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als akker. Uit het veldonderzoek blijkt dat een relatief dikke geroerde bovenlaag aanwezig is, waarschijnlijk door ploegen en ander grondwerk zoals voor egalisatie. Daardoor kunnen van eventueel aanwezige archeologische grondsporen alleen diepe delen bewaard gebleven zijn.
Aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten heeft het onderzoek niet opgeleverd aangezien er geen vondsten gedaan zijn zoals van bewerkt vuursteen of scherven aardewerk. Het advies luidt om geen nader archeologische onderzoek te ondernemen.
4.7.2 Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek. Hiernavolgend wordt daar aandacht aan besteed.
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig die van invloed zijn op de planvorming.
4.8 Ecologie
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet (Ffw), een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Het plangebied is daartoe op 15 juli 2014 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
Plangebied vanuit het oosten gezien (15 juli 2014)
Terreinomstandigheden
Het plangebied betreft een door bomen en struiken omsloten paardenweide.
4.8.1 Soortenbescherming
Flora- en faunawet
Achter de Ffw staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende
beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, hierna te noemen: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime.
Inventarisatie
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 16-07-2014 16:21:19) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende middelzwaar en streng beschermde soorten zijn waargenomen. Het betreft voornamelijk waarnemingen van vaatplanten, vogel en reptielen. Daarnaast betreft het waarnemingen van heideblauwtje, kleine modderkruiper, eekhoorn en poelkikker.
Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied een beperkte natuur-waarde kent. De beplanting bestaat uit een verruigde grasvegetatie met soor-ten als akkerdistel, grote brandnetel en ridderzuring. Het is in de huidige situatie in gebruik als paardenweide. Langs de zuid- en westzijde staat een houtsingel met voornamelijk zomereik. De westelijke grens bestaat uit een door hop overgroeide afrastering. In de houtsingel langs de noordzijde domineert eenstijlige meidoorn. Tevens staat hier zomereik, vlier en in de ondergroei grote brandnetel. In het westelijk deel ligt een poel. Deze is van lage ecologische waarde doordat omringende zwarte elzen het licht wegvangen en er veel bladafval in ligt. Ten tijde van het veldbezoek stond er zeer weinig water in de poel. Voor de kritische poelkikker biedt het plangebied dan ook geen geschikte biotoop.
De bomen en struiken in en rond het plangebied zijn geschikt broed- en foera-geergelegenheid voor diverse vogelsoorten. Tijdens het veldbezoek zijn merel, tjiftjaf en vink waargenomen. Alle inheemse vogels, als mede hun nestplaatsen, zijn streng beschermd. De nesten van de te verwachten vogelsoorten zijn alleen beschermd indien het nest in gebruik is ten behoeve van het groot brengen van het broedsel (broedseizoen). Nesten van vogels met een jaarrond beschermde nestplaats zijn in en direct rond het plangebied niet aangetroffen.
Gezien de inrichting en het gebruik van het plangebied worden verder alleen enkele algemene, licht beschermde soorten zoals (spits)muizen, egel, konijn en gewone pad in en rond het projectgebied verwacht.
Toetsing
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen (artikel 11 en 12 van de Ffw). Om verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden daarom voldoende rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Ffw kent geen stan-daardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verder verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden verstoord en/of vernietigd (artikel 9 Ffw). Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood (artikel 11 Ffw). Licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorg-plicht van de Ffw.
4.8.2 Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Nbw 1998 en de provinciale structuurvisie en de Verordening Ruimte.
Natuurbeschermingswet 1998
In de Nbw 1998 is de bescherming van specifieke (natuur)gebieden geregeld. In de Nbw 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw 1998 zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands.
Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van be-staande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale EHS is voor Overijssel uitgewerkt in de Omgevingsvisie 2009 en de Omgevingsverordening 2009.
Bos- en natuurgebieden buiten de EHS
Naast de EHS heeft de provincie Overijssel gebieden aangewezen als Bos- en natuurgebieden buiten de EHS. Het betreft bestaande bos- en natuurgebieden die op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingsverordening 2009 in geldende bestemmingsplannen als zodanig zijn bestemd.
Tevens heeft de provincie Overijssel enkele gebieden aangeduid als zone on-dernemen met natuur en water buiten de EHS (artikel 2.1.6. Omgevingsveror-dening). Voor deze gebieden geldt dat verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate dienen te worden gecompenseerd door investeringen ter versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.
Inventarisatie
Beschermde gebieden in het kader van de Nbw 1998 liggen op geruime afstand van het plangebied. Het meest nabij gelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Wierdense Veld dat gelegen is op een afstand van ongeveer 2 km ten oosten van het plangebied. Het plangebied vormt geen onderdeel van beschermd gebied in het kader van de EHS. De eikenlaan ten zuiden en oosten van het plangebied is aangeduid als EHS evenals het gebied ten westen van het plangebied, allen als bestaande natuur. Het gebied grenzend aan de noordzijde is aangeduid als EHS, nog te realiseren natuur.
Het plangebied ligt geheel in een zone aangeduid als “ondernemen met natuur en water buiten de EHS”. Het plangebied vormt geen onderdeel van overige bos- en natuurgebieden buiten de EHS.
Toetsing
Gezien de aard van de ontwikkeling en de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied, worden met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in het kader van de Nbw 1998.
In Overijssel geldt geen externe werking met betrekking tot de EHS. De ligging nabij de EHS heeft derhalve geen beperkend effect, ervan uitgaande dat de betreffende houtsingels intact blijven. De ligging in een zone “ondernemen met natuur en water buiten de EHS” heeft tot gevolg dat aantasting van de ecologische waarden gecompenseerd dient te worden. Compensatie dient plaats te vinden door investering ter versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.
Deze compensatie is vastgelegd in het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, Landschap Overijssel, november 2015.
Ten noorden en ten westen van het plangebied wordt een gebied van circa 7.000 m2 ingericht ten behoeve van natuurontwikkeling in samenhang met de ten westen van het plangebied gelegen Reggepoel.
4.8.3 Conclusie
Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied en de aard van de plannen, is op basis van de ecologische inventarisatie een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Ffw en een voortoets in het kader van de Nbw 1998 niet noodzakelijk is. In het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap (Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst) wordt aangetoond dat in voldoende mate wordt gecompenseerd voor het verlies aan ecologische waarden ten gevolge van de ontwikkelingen.
Met in acht name van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Ffw op voorhand niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Nbw 1998 nodig en het plan is op het punt van natuur niet in strijd met de Omgevingsverordening 2009.
Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.
4.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden.
Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit.
Het voorliggend planvoornemen voorziet in de realisatie van een woning. In de lijst van onderdeel D 11.2 wordt gesproken over verplichting van een m.e.r.-beoordeling voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen in de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
een oppervlakte van 100 hectare of meer;
-
een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of;
-
een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het plan komt daarmee niet in aanmerking voor de beoordelingsplicht van de m.e.r. Desondanks moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Alle milieuaspecten zijn reeds onderzocht. In navolgende tabel is een overzicht gegeven van de resultaten.
Aspect |
Invloed functieverandering |
Milieuzonering |
Zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Bodemkwaliteit |
Zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Water |
Zijn geen belemmeringen geconstateerd. Overleg met waterschap tijdens procedure |
Geluid |
Zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Luchtkwaliteit |
Zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Externe veiligheid |
Zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Archeologie |
Zijn geen belemmeringen geconstateerd |
Ecologie |
Compensatie afdoende aangetoond |
|
|
Op basis van het vorenstaande hoeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voor dit project geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Voor zover sprake kan zijn van negatieve effecten op het milieu, worden voldoende waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om dit te voorkomen.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch binden-de deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de regels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
De opbouw van het bestemmingsplan is conform SVBP 2012. De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
5.2 Bestemmingen
In de regels en op de verbeelding zijn drie bestemmingen opgenomen.
Groen-Landschapswaarden
Deze gronden zijn bestemd voor plantsoen, gazon en groenstroken, alsmede voor voetpaden, nutsvoorzieningen, water, extensieve openluchtrecreatie en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden.
Natuur
Deze gronden zijn bestemd voor bosbouw, instandhouding en ontwikkeling van bos, natuurgebieden en watergangen, extensieve openluchtrecreatie en agrarisch medegebruik.
Wonen
De woonbebouwing wordt geregeld door middel van een bouwvlak waarbinnen zowel het hoofdgebouw als bijgebouwen moeten worden gebouwd.
De toegestane bouw- en goothoogte en inhoud zijn in de regels opgenomen. De regels kennen een aantal algemene bouwregels, waaronder bouwhoogte van andere bouwwerken.
Aan-, uit- en bijgebouwen op het gehele achtererf binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, gerekend vanaf een afstand van 1 m achter de voorgevel.
De landschapsmaatregelen uit het rapport Beeldkwaliteitsplannen Landschap Voor (her)ontwikkellocaties Evershoeve, Koetshuis, Jipkesbelt en Katenhorst, (Landschap Overijssel, november 2015) zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels.
In de bestemming zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan. Het betreft hier met name dienstverlenende beroepen, waarbij veel denkwerk moet worden verricht en die over het algemeen in Nederland vanuit huis worden uitgeoefend. Duidelijk is dat het om het beroep gaat van degene die daar ook woont. Een praktijk met meerdere werknemers is alleen in zeer beperkte mate mogelijk. Het gaat dan om ondersteuning ter uitoefening van het beroep, zoals de assistente bij een tandarts. Een praktijk met meerdere advocaten of artsen is dus geen aan huis verbonden beroep. Wil men dit wel en zijn er geen ruimtelijke argumenten tegen een kleinschalige praktijk, dan kan hiervoor middels een omgevingsvergunning (afwijken van de gebruiksregels) toestemming worden verleend. Er wordt dan gesproken van een bedrijf. Ook andere soorten bedrijven kunnen naast de woonfunctie met vrijstelling worden toegestaan, mits de woonfunctie blijft gehandhaafd en een gedegen afweging is gemaakt, waaruit blijkt dat de bedrijfsuitoefening geen nadelige gevolgen heeft voor de omgeving.
5.3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelregel, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.
In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen.
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Hellendoorn. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en de kosten voor de ontwikkeling van de locatie Jipkesbelt worden gedragen door de initiatiefnemer. Ten behoeve van de overdracht van gronden en inzet van beschikbare middelen voor revitalisering en beheer van het landgoed De Eversberg is een overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer, de gemeente Hellendoorn en Landschap Overijssel. Op grond van deze overeenkomst stelt de gemeente dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De resultaten van inspraak en overleg worden te zijner tijd aan dit hoofdstuk toegevoegd.