direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wilderinkshoek 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0070-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan Wilderinkshoek is vastgesteld op 10 mei 2005 en onherroepelijk geworden op 4 april 2007. Bestemmingsplannen moeten binnen een periode van 10 jaar worden herzien en opnieuw zijn vastgesteld. Om deze reden wordt het bestemmingsplan Wilderinkshoek in zijn geheel herzien. Bij deze actualisatie vindt tevens het juridisch en beleidsmatig uniformeren van het bestemmingsplaninstrumentarium voor het totale gebied binnen de huidige ruimtelijke structuur plaats.

Het bestemmingsplan is een conserverend plan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt geactualiseerd. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Wilderinkshoek 2014 is in de afbeelding aangegeven. Het plangebied wordt globaal begrensd door de spoorlijn Hengelo-Zutphen, de Krabbenbosweg, 't Onland, de Oelerweg, de Haaksbergerstraat, het Twentekanaal en de A35 (met uitzondering van het retentiegebied Woolderbinnenbeek).

Het plangebied rondom de Elisabethstraat wordt niet meegenomen in onderhavige actualisatie. Het betreft een ontwikkelingsgebied welke niet wordt meegenomen in deze actualisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0001.jpg"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het volgende bestemmingsplannen:

- Bestemmingsplan Wilderinkshoek, vastgesteld op 10 mei 2005 en onherroepelijk op 4 april 2007;

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Geschiedenis van het gebied

In 1802 wordt officieel de gemeente Hengelo opgericht. In de periode tot 1850 bestond Hengelo voornamelijk uit kleine agrarische nederzettingen verspreid over het landelijk gebied. Afwijkend hiervan zijn de verspreide woningen rondom het kruispunt van wegen richting Enschede en Oldenzaal. In 1830 telde Hengelo als dorp ca. 3000 inwoners.

Een belangrijke ontwikkeling in deze periode vormde de aansluitingen van Hengelo op het spoorwegnet (in 1865 Almelo-Hengelo-Salzbergen; in 1866 Zutphen-Hengelo-Enschede). De familie en later firma Stork 1850 vestigde zich mede hierdoor in Hengelo. De bedrijfsactiviteiten breidden zich vanwege de goede vervoersmogelijkheden verder uit en vormden uiteindelijk de basis voor de groeiimpuls van de werkgelegenheid en uiteindelijk de gemeente Hengelo. De ontwikkeling van de woningbouw hield geen gelijke tred met de ontwikkeling van het groeiend aantal arbeiders uit met name de agrarische omgeving. Daarom werd bij de vestiging van een nieuwe machinefabriek van de Gebroeders Stork en Co., tevens de “Hengelose Bouwvereniging” opgericht. Deze stelde zich ten doel het gebrek aan goede burgerwoningen op te lossen door gronden aan te kopen en daarop arbeiderswoningen te bouwen. In de loop van de tijd werd door deze bouwvereniging ook in de Wilderinkshoek en elders in Hengelo woningen gebouwd en verhuurd.

In de periode vanaf 1928 werden binnen de Wilderinkshoek de eerste plandelen van de Nijverheid gerealiseerd. Een duidelijk onderscheid tussen dit gebied en Tuindorp 't Lansink was dat in de Nijverheid met name sprake is van een arbeidersbuurt waarbij geen menging plaatsvindt met woningen van hogere beambten. Aan de rand van de wijk bevond zich op de kruising Magdalenalaan /Venderinksweg een stationshalte.

Direct na de oorlog vonden de eerste opruimactiviteiten en vervolgens herstelwerkzaamheden plaats. Gedeeltelijk werd het puinmateriaal gebruikt bij de herbouw van delen van het verwoeste stedelijk gebied. Voor de opvang van de behoefte aan de eerste voorzieningen werden noodwinkels ingericht op het verwoeste en oorspronkelijke fraaie marktterrein aan de Oldenzaalsestraat. De eerste wederopbouwactiviteiten betroffen de opbouw van de vernielde binnenstad. Naast de verschillende noodvoorzieningen werd ook ruimte gemaakt voor noodwoningen op een aantal locaties binnen de gemeente, waaronder de Wilderinkshoek en de Berflo Es. De eerste aanzet hierin vormde de wijk 't Kotte.

De beginperiode van de jaren 80 stond in het teken van de stadsvernieuwing. Hierbij verdwenen langzaamaan de oude bedrijven ten gevolgde van de oprukkende stad. De eerste aanzet werd gegeven door het oude IJsselmijterrein met de zuiveringsinstallaties aan de Wegtersweg te transformeren naar een nieuw bedrijventerrein. Niet alleen werd gekeken naar de mogelijkheid van ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid op de oude bedrijfsterreinen, ook werd gekeken naar mogelijkheden voor nieuwe woningbouwlocaties. Zo kwam het terrein van de voormalige gasfabriek braak te liggen en werden voorbereidingen getroffen voor een nieuwe woningbouwlocatie op deze plek. Het Veloursterrein heeft in de loop van de jaren 90 zijn voltooiing gekregen. De oude steenfabriek in het noorden van Hengelo werd gedeeltelijk getransformeerd tot sportterrein, begraafplaats en woongebied. Kenmerkend voor de verschillende vernieuwingen in het gebied was dat hierbij weinig behouden bleef van de oorspronkelijke structuren en bouwwerken in het gebied. De vernieuwing betekende in dit geval vaak dat oorspronkelijke structuren verloren gingen.

De toenemende verstedelijking heeft grote gevolgen gehad voor de agrarische sector in Hengelo. Ook in de Wilderinkshoek zijn hierdoor vele agrarische activiteiten gestaakt. De enige locatie waar nog ruimte bleef voor agrarische activiteiten is de omgeving van de Vikkerhoekweg. Er is hier tegenwoordig meer sprake van hobbymatige en kleinschalige agrarische activiteiten en kleinschalige lichte bedrijfsactiviteiten dan van intensieve agrarische bedrijvigheid. Mede door de voltooiing van het retentiegebied Woolderbinnenbeek wordt het landschappelijke karakter van de omgeving van de Vikkerhoekweg gehandhaafd en versterkt.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Lappendeken van buurten

De wijk bestaat uit kleine buurten die voornamelijk los van elkaar zijn ontwikkeld. Iedere buurt heeft zijn eigen karakter en is duidelijk herkenbaar. De oorspronkelijke opzet van de buurten is grotendeels nog intact. De grote diversiteit aan buurten leidt tot een gevarieerd ruimtelijk beeld zonder duidelijke samenhang.

Grote variatie in architectuur

Door de veelheid van de op zichzelf staande buurten en de opbouw in verschillende tijdsperioden is er en grote, weliswaar gedateerde, verscheidenheid in architectuur ontstaan.

Begrenzing bepaald door infrastructuur

Bepalend voor de begrenzing van de wijk zijn de hoofdvervoersassen binnen Hengelo, namelijk het spoor, de Haaksbergerstraat, Twentekanaal en de A35. Zij bepalen voornamelijk het ruimtelijk beeld voor de randen van het gebied en brengen de losse buurten in verbinding met elkaar.

Groen als herkenbare structuur

De wijk heeft een open en zeer groen karakter. Daarnaast zijn er een aantal belangrijke centrale en natte verbindende structuren (groene en blauwe assen) herkenbaar die de wijk met het buitengebied verbinden. Te noemen zijn de groenzones langs de Omloopleiding en de Woolderbinnenbeek in de oost-westelijke richting en de noordzuidelijke verbinding tussen het Laurapark en het Vikkerhoekbos.

Het ontbreken van een duidelijk stedenbouwkundige structuur en samenhang

In de wijk ontbreekt op wijkniveau een samenhangende, duidelijke en herkenbare stedenbouwkundige structuur die de verschillende buurten met elkaar verbindt. De architectuur is gevarieerd, maar beperkt zich in hoge mate tot variatie binnen laagbouw. Slechts zelden is hoogbouw gebruikt ter ondersteuning van de herkenbaarheid en ter verduidelijking van de routing binnen de wijk. De voornaamste herkenbare centrale structuren bestaan uit de infrastructuur en de groenstructuur. Elementen die de oriëntatie binnen de wijk zouden kunnen vergemakkelijken (zoals een centraal gelegen plein, een voorzieningengebied en ontmoetingsruimte) ontbreken.

Wensbeeld voor de Ruimtelijke Kwaliteit

Binnen de Wilderinkshoek vormt de Nijverheid een bijzonder element. Het vormt met zijn ruimtelijke en samenhangende opzet een vrij bijzonder geheel. De vormgeving van de verschillende woningen is minder specifiek is dan bij het nabijgelegen Tuindorp 't Lansink. Toch vormen zij samen met de ruimtelijke opzet een samenhangend geheel. Voor de toekomst is het wenselijk dat deze ruimtelijke samenhang en in het bijzonder de landschappelijke en stedenbouwkundige opzet van het gebied behouden blijft. Daarnaast is het wenselijk om voor het behoud van het karakter van het gebied de kleinschaligheid van de woningbouw te continueren. Slechts daar waar er sprake is van een vermenging van gebruik kan sprake zijn van een afwijkende vormgeving. Voorwaarde is wel dat de duidelijke stedenbouwkundige structuur behouden blijft en dat een nieuwe invulling leidt tot een ruimtelijk structurerende en programmatische meerwaarde voor de wijk.

De Wilderinkshoek is in hoofdzaak een woonomgeving met de daarbij behorende voorzieningen. In de loop der jaren is op een aantal plekken binnen de wijk sprake van gebruik dat in vormgeving of gebruik niet past binnen een woonomgeving. Wenselijk is dat dit gebruik op termijn vervalt en in geval van beëindiging van activiteiten deze worden omgezet naar gebruik dat voor wat betreft vormgeving en hinder beter past binnen een woonomgeving.

2.3 Verkeer en infrastructuur

Infrastructuur

De Wilderinkshoek is primair een woonwijk. Daarom is deze wijk aangeduid als 30 km gebied. Binnen de wijk vormt de Breemarsweg een uitzondering. Deze weg is belangrijk voor de ontsluiting van de wijk en is aangewezen en ingericht als een 50 km/h weg. De wijk ontsluit op de wijkring; de Geerdinksweg, Oelerweg en de Haaksbergerstraat. De Haaksbergerstraat is een belangrijke invalsweg richting die aansluit op de A35.

Aan de zuidzijde wordt de wijk begrensd door het Twentekanaal, een belangrijke vaarweg, Aan de noordzijde ligt de spoorlijn Hengelo - Zutphen. Ter hoogte van de Venderinksweg is een nieuw station gerealiseerd.

Verkeer

Gemotoriseerd verkeer.
Gelet op het woonkarakter van de Wilderinkshoek is het totale gebied aangewezen en ingericht als een 30 km gebied. Binnen de wijk vormt de Breemarsweg een uitzondering. Deze weg is belangrijk voor de ontsluiting van de wijk en is aangewezen en ingericht als een 50 km/h weg. De wijk ontsluit op de Geerdinksweg, Oelerweg en de Haaksbergerstraat. De Haaksbergerstraat is een belangrijke invalsweg richting die aansluit op de A35. De Geerdinksweg maakt deel uit van de wijkring.

Fiets

De fiets is in Hengelo het meest gebruikte vervoersmiddel. Om het fietsgebruik verder te stimuleren is een goed en veilig fietsroutenetwerk ontwikkeld. Hierbij zijn een aantal straten aangewezen als belangrijke fietsroute. Rondom het plangebied zijn de volgende fietsroutes aanwezig:

- De Oelerweg (route van het centrum naar Tuindorp 't Lansink en verder richting Oele en Beckum)
- De Geerdinksweg (route richting Woolde en verder richting Borne).

Het is van belang dat fietsers op goede, snelle en veilige wijze deze belangrijke fietsroutes kunnen bereiken.

Openbaar vervoer

De wijk wordt door het openbaar vervoer goed ontsloten. De bus rijdt per richting 2 keer per uur naar het centrum. Ook het ziekenhuis is gemakkelijk met het Ov te bereiken. Over de Oelerweg rijdt de streekbus richting Haaksbergen. Ter hoogte van de Venderinksweg is in december 2012 een nieuw station in gebruik genomen.

2.4 Wonen

Meer dan de helft van de woningen in het plangebied is vooroorlogs. Met name de woningen in het gebied tussen het spoor, de Elisabethstraat en de Geerdinksweg zijn gebouwd in deze periode. In het kader van een omvangrijk stadsvernieuwingsproject zijn deze woningen in de jaren 80 van de vorige eeuw grondig gerenoveerd. In het plangebied bevindt zich veel sociale woningbouw in de lagere huurklasse. De koopwoningen in het plangebied zijn te vinden in het Genseler, omgeving Breemarsweg, omgeving Oelerweg, omgeving Krabbenbosweg en de omgeving Vikkerhoek.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn de noodwoningen in het gebied gelegen tussen de Paulinastraat, Magdalenalaan en Theresiastraat (het zogenaamde "Engels dorp") gerealiseerd. Deze woningen zijn nog steeds in gebruik. Daarnaast zijn in de periode na 1950 flats en etagewoningen gebouwd aan de Theresiastraat en deels aan de Breemarsweg.

Elisabethstraat

Het plangebied aan de Elisabethstraat maakt geen onderdeel uit van deze actualisatie. Voor het betreffende plangebied is in het verleden een aparte procedure opgestart. Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie waarbij geen ontwikkelingsgebieden, zoals de Elisabethstraat, worden meegenomen.

2.5 Werken / bedrijven

In het plangebied bevindt zich een groot aantal bestaande kleinschalige bedrijven. In de milieuaspectenstudie uit bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de in het plangebied voorkomende bedrijvigheid. De bedrijven bevinden zich met name op de percelen gelegen tussen de woningen aan de Krabbenbosweg en de spoorlijn Hengelo-Zutphen. Ook verspreid in het plangebied en aan de Vikkerhoekweg bevinden zich enkele bedrijfsvestigingen.

2.6 Winkels en horeca

In de Wilderinkshoek bevinden zich een aantal buurtgerichte winkels. Deze zijn met name geconcentreerd langs de Oelerweg, maar komen ook verspreid in het plangebied voor. Op de hoek van de Oelerweg en de Geerdinksweg bevindt zich een buurtwinkelcentrum met o.a. een supermarkt.

Verder is er binnen het plangebied één horecagelegenheid te vinden, te weten café de Tronk aan de Oelerweg. Daarnaast zijn er enkele Snackbars en afhaalcentra gespreid in het plangebied gevestigd.

2.7 Sport en recreatie

Sport

In het zuidelijk gedeelte van het plangebied Wilderinkshoek bevindt zich het sportpark Vikkerhoek. Het bestaat uit een viertal voetbalvelden en één oefenveld van voetbalvereniging Wilhelminaschool. Tevens bevinden zich op de kade van het Twentekanaal, nabij de Hengelose jachthaven, de gebouwen van verschillende watersportverenigingen.

Recreatie

Binnen het plangebied Wilderinkshoek is een aantal culturele voorzieningen aanwezig, zoals bijvoorbeeld het gebouw van muziekvereniging excelsior. Een belangrijk recreatief uitloopgebied voor de Wilderinkshoek is het zogenaamde Vikkerhoekpark/Vikkerhoekbos. Het karakter van dit park is zeer waardevol en kan worden beschouwd als een groene uitloper van de landgoederen rond Twickel en Delden. Naast het park zelf maakt de vijver ten noorden van dit park onderdeel uit van de totale groenstructuur. De visvereniging Ons Genoegen heeft een vissteiger aan de zuidrand van de vijver.

2.8 Water en Groen

Het plangebied Wilderinkshoek wordt geheel ontsloten door de gemeentelijke hoofdgroenstructuur, in april 2013 vastgesteld door de gemeenteraad.

'De hoofdgroenstructuur bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones in de stad, en groenstructuren die de ruimtelijke opbouw in stad, wijk en buurt versterken. De hoofdgroenstructuur is de drager van het groen in de stad. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer. Een goed beheer kijkt over grenzen heen. Over de grenzen van afzonderlijke soorten, van afzonderlijke plekken, en over de gemeentegrenzen naar de omgeving.

De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De hoofdgroenstructuur is zichtbaar gemaakt op de bij het Groenplan behorende kaart . De kaart is niet statisch, omdat groen een levende component is in de stad, die groeit en verandert in de tijd.

Versterken van de hoofdgroenstructuur betekent dat recht wordt gedaan aan de ecologische en/of ruimtelijke invulling, bijvoorbeeld door de aanplant van meer soorten of de keuze voor meer inheemse soorten, afhankelijk van de situatie en mogelijkheden ter plaatse.

Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang, dat het particulier belang overstijgt. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarom zetten wij erop in dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor wijk en stad als geheel.

Sommige delen van de hoofdgroenstructuur liggen op particuliere grond. De gemeente heeft geen zeggenschap over deze gronden. De invulling van de hoofdgroenstructuur is op deze plaatsen afhankelijk van de bereidheid van eigenaren tot een samenhangend beheer.' (Groenplan Hengelo, 2013)

De hoofdgroenstructuur in de Wilderinkshoek is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0002.jpg"

Aan de westkant wordt de Wilderinkshoek begrensd door het water- en overstromingspark 't Genseler. Deze afwisselende stadsrandzone is landschappelijk, ecologisch en waterhuishoudkundig van belang en vormt tevens een recreatief uitloopgebied voor de stadsbewoner van Hengelo in het algemeen en de wijkbewoner van Wilderinkshoek in het bijzonder.

De noordgrens wordt gevormd door de spoorlijn Hengelo-Zutphen, en ten noorden daarvan, het Gezondheidspark. Dit parkgebied is van belang als recreatief uitloopgebied voor buurt- en ziekenhuisbewoners. Op twee plaatsen ligt er over de spoorlijn een verbinding tussen het Gezondheidspark en de Wilderinkshoek. De spoorlijn (i.c.m. sloot) vormt van spoorlijn vormt een waardevolle groenzone, o.a. voor vlinders, amfibieën, kleine zoogdieren, zaden en kruiden.

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door het Twentekanaal en een groene zone die gevormd wordt door het Vikkerhoekbos, het Koningskleigat en het sportpark Vikkerhoek. Het bos is deels gemeentelijk eigendom, deels particulier. In het bos kan gewandeld worden over de verharde paden. Het bosgebied kan, na een veldbezoek in mei 2013, worden omschreven als een ecologisch waardevol en gevarieerd bos met soorten als wilg, populier, eik, els en kers. De weelderige struiklaag bestaat voornamelijk uit soorten als meidoorn, vlier en hazelaar. De kruidlaag bestaat uit soorten als hop, klimop, braam, look zonder look, reigersbek, veldzuring, gewone klit en grasmuur. Verder komen er diverse nattere plekken in het bos voor (met elzen, wilgen, gele lis en dotterbloem) die mogelijk geschikt zijn voor amfibieën. Tijdens het veldbezoek zijn diverse vogelsoorten waargenomen: grote bonte specht, tjiftjaf, zwartkop, roodborst, merel, vink, boomkruiper, boomklever, houtduif, winterkoning, vink, zanglijster. Tot slot was er nog een waarneming van een eekhoorn, en zijn er op en langs de paden diverse molshopen waargenomen.

In het Vikkerhoekpark is een bodemverontreiniging aanwezig (door stortactiviteiten in het verleden. Tijdens het veldbezoek in mei 2013 zijn geen zichtbare sporen van de verontreiniging aangetroffen. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de aanwezigheid van de verontreiniging van invloed is op de aanwezige planten- of diersoorten. Richting jachthaven bevindt zich het enige heideveld binnen de komgrens van Hengelo.

De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Oelerweg, Haaksbergerstraat en de Geerdinksweg. Het groen langs deze wegen maakt deel uit van de hoofdgroenstructuur. De hoofdgroenstructuur is niet alleen belangrijk voor het voortbestaan en de uitwisseling van soorten. Groen versterkt ook de ruimtelijke opbouw van de stad in relatie tot de omgeving. Groen begeleidt de historisch ontstane structuren. Ook het verloop van stedelijke invalswegen en spoorlijnen, en de opbouw van de later aangelegde wijken wordt zichtbaar gemaakt met behulp van begeleidende beplanting. Met name bomenrijen spelen hierbij een belangrijke rol, maar ook houtwallen of heestervakken vervullen deze functie. De groene begeleiding zorgt voor oriëntatie en herkenbaarheid in de stad. Als zodanig maken de groenstructuren langs de Oelerweg en de Geerdinksweg deel uit van de hoofdgroenstructuur. Ook het groen langs de Breemarsweg is hierom aangewezen als hoofdgroenstructuur. Langs de Oelerweg worden eind 2013 nieuwe lindes aangeplant. Na een reconstructie van de weg wordt aansluitend ook de hoofdgroenstructuur versterkt. De groene structuur van lindes met onderbeplanting versterkt de radiaal Haaksbergerstraat - Oelerweg - Julianalaan. In 2014 en 2015 gaat de Geerdinksweg op de schop. Het riool wordt vervangen, het wegprofiel aangepast en ook het groen wordt opnieuw aangeplant. Dit deel van de buitenste ring van Hengelo krijgt een nieuwe duurzame groenstructuur van bomen van de 1e grootte.

De twee beken (Omloopleiding en Woolderbinnenbeek) en het begeleidende groen vormen belangrijke oost-west verbindingen in het plangebied. Na het begin van de Woolderbinnenbeek bij het Tuindorpbad, waar ze begeleid wordt door monumentale kastanjes, gaat de Woolderbinnenbeek ondergronds om aan het begin van de Elisabethstraat weer op te duiken. Vanaf hier loopt de beek door een groene omgeving met veel bomen richting Waterpark 't Genseler. Vanaf de Krabbenbosweg wordt de beek door wandelpaden begeleid. In de zone van de Woolderbinnenbeek zijn een behoorlijk aantal oorspronkelijk aanwezige eiken gehandhaafd. De beek heeft zowel een recreatieve, ecologische als structurerende functie binnen de wijk.

De omloopleiding komt bij de IJsselstraat de wijk binnen en loopt vervolgens door een groene omgeving met veel eerste grootte bomen richting waterpark 't Genseler. Vanaf de Berkellaan wordt ze begeleidt door wandelpaden. Ook deze waterstructuur heeft zowel een recreatieve, ecologische als structurerende functie binnen de wijk. In 2014 wordt de Omloopleiding opgeknapt. De watergang wordt natuurlijker ingericht, de oevers waar mogelijk verflauwd, de wandelpadenstructuur versterkt en beplanting opgeknapt.

Het Laurapark vormt de groene noord-zuid verbinding tussen deze twee waterlijnen. De noord-zuid gerichte vijver in het park versterkt deze verbinding nog meer. De Woolderbinnenbeek, het Laurapark, de omloopleiding, het Vikkerhoekbos en waterpark 't Genseler bieden de wijkbewoners de gelegenheid om een groene rondwandeling door de wijk te maken.

Belangrijke zones, kenmerken

De belangrijke zones worden gevormd door:

  • 1. De beeklopen, blauwe assen in de oost-west richting
    De omloopleiding en de Woolderbeek vormen tezamen belangrijke blauwe aders dwars door de Wilderinkshoek. Tezamen met de aanliggende groenstructuur vormen zij belangrijke blauw-groen zones in oost-westelijke richting. Zij hebben een structurerend en herkenbaar karakter
  • 2. Oude landwegen en dijklichamen, toegangszones in oost-west richting
    De oude landwegen (zoals de Breemarsweg) vormen nog steeds de voornaamste ontsluiting van het gebied. Het profiel van deze wegen is aanzienlijk verbreed en deze wegen vormen als zodanig belangrijke verbindingszones binnen de Wilderinkshoek. De oude dijklichamen deden dienst als spoortalud voor het goederenspoor van de voormalige steenfabriek.

Randzones

Belangrijke randzones met een groen karakter bestaan uit het spoortalud en de retentievijvers. Daarnaast zijn de Oelerweg en Haaksbergerstraat belangrijke randzones

Bijzonder bomen

In het plangebied komen 23 bomen voor die op de gemeentelijke lijst met bijzondere bomen staan. Het betreft bomen die door hun verschijning en/of symboliek, nu of in de toekomst, als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Bijzondere bomen hebben een speciale beschermingsstatus en kunnen alleen om zeer zwaarwegende redenen gekapt worden. De bijzondere bomen komen voor aan de Idastraat, Krabbenbosweg, Geerdinksweg, Waalstraat en Rijnstraat.

2.9 Speelplekken

Speelvoorzieningen

Binnen de bestemmingen in het plangebied wordt de gelegenheid tot spelen geboden. Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte als formele speelruimte met speeltoestellen. De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2008. Deze wordt geactualiseerd in 2015.

Speelbeleid

De gemeente stelt in de Kadernota Spelen dat kinderen recht hebben op vrij spel in de openbare ruimte. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. In het spel leren kinderen grenzen verkennen en het reactievermogen trainen. Tegelijk ontwikkelen ze hun motoriek en gevoel voor evenwicht. Letterlijk met vallen en opstaan. Daarnaast biedt het spel de mogelijkheid tot contact met andere kinderen om zo de sociale vaardigheden te ontwikkelen.

Speelplekken zijn ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa's en oma's ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

Formele speelruimte

De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een zogenoemde spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen, en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogenoemde verzorgingsgebied markeert. De schoolpleinen van de basisscholen doen mee in het openbare speelaanbod. De inrichting met speeltoestellen wordt getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. de Reikwijdtenotitie WAS. Formele speelruimte kan worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Groen' alsmede binnen de bestemming 'Verkeer - verblijf'.

Informele speelruimte

In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat dan om zowel formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden). Parken, grasvelden, woonerven, stoepen, voet- en fietspaden of pleintjes zijn vaak geschikt als informele speelruimte.

Het plangebied heeft een redelijke oppervlakte informele speelruimte. Deze wordt, evenals de formele speelruimte, gevonden binnen de bestemming 'Groen' en binnen de bestemming 'Verkeer - verblijf'.

Speelplekken in het plangebied

In het plangebied is behoefte aan spel en ontmoeting, zowel voor de doelgroep 12- als voor de jeugd boven de 12.

De spreiding van de formele speelplekken in het bestaande gebied biedt op dit moment over het algemeen voldoende aanbod. Bij veranderende bevolkingssamenstelling wordt dit opnieuw beoordeeld. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plan Elisabethstraat moet ook de behoefte aan formele speelruimte worden meegenomen. De (verwachte) bevolkingsopbouw is daarbij richtinggevend voor het te realiseren aanbod.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
3.1.2 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

3.1.3 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 vastgesteld. Het vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de diverse daarop gebaseerde beleidsdocumenten. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en het veiligstellen van strategische watervoorraden. Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1)

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie (2009)

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.

3.2.1.1 Sturingsfilosofie

Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0003.png"


Afbeelding 3: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

3.2.1.2 Omgevingsvisie met betrekking tot Wilderinkshoek 2014

In de Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes genoemd die voortzetting van het huidige gebruik van de gronden in de Wilderinkshoek belemmeren of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vereisen.

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor de Wilderinkshoek is in kaart en tekst weergegeven. Het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als woonwijk. Het betreft een bestaand woongebied, waar ruimte is voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-, werk- en gemengde stadsmilieus.Het zuidelijke gedeelte van het plangebied heeft Mixlandschap als ontwikkelingsperspectief Mixlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0004.jpg"

Afbeelding 4: uitsnede kaart omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Aangezien het een bestemmingsplan betreft dat niet voorziet in nieuwe grootschalige ontwikkelingen, past het binnen het provinciaal beleid.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:

  • alleen bouwen voor de lokale behoefte;
  • alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
  • de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0005.jpg"
Afbeelding 5: uitsnede kaart omgevingsverordening

Uit de omgevingsverordening blijkt alleen dat er door het plangebied een hoofdgastransportleiding loopt. Als gevolg hiervan schrijft de omgevingsverordening voor dat deze leiding een specifieke bestemming dient te krijgen in bestemmingsplannen en dat daarbij tevens een belemmeringenstrook wordt opgenomen in het plan. Ontwikkelingen binnen die strook zijn alleen mogelijk als eerst de leidingbeheerder wordt gehoord. Als laatste dient er ter bescherming van de leiding een vergunningenstelsel in het bestemmingsplan opgenomen te worden voor werken en werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de leiding.

In onderhavig bestemmingsplan is de dubbelbestemming "leiding-gas" opgenomen, waarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.18.2 van de Omgevingsverordening. Verder voorziet het bestemmingsplan niet in nieuwe ontwikkelingen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Beleid in het kort:

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

Doelgericht winkelen

Winkel voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

Detailhandels beleid in relatie tot het plangebied

In het jaar 2006 is het buurtsteunpunt aan het Agathaplein geopend. Onder andere door de verplaatsing van de supermarkt van de Oelerweg naar het Agathaplein is er leegstand ontstaan aan de Oelerweg. De panden aan de Oelerweg blijken in de praktijk lastig verhuurbaar. Samen met vastgoedeigenaren en partners als het ROZ kan worden onderzocht welke ontwikkeling, anders dan detailhandel, aan de Oelerweg mogelijk is.

3.3.2 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

3.3.2.1 Aanbod vrijetijdsvoorzieningen in Hengelo

Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo. Omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.

3.3.2.2 Visie vrijetijdseconomie Hengelo


Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.

Hengelo heeft de volgende missie:

Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.

Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:

De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.

Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.

3.3.3 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2013 (GGP)

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

3.3.4 verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) (2013-2017)

Op 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad het vGRP 2013-2017 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het vGRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht, vanwege de meestentijds hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen,
    vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie,
    omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen;
  • Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's voorkeur;
    • 1. afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
    • 2. bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
    • 3. bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn:

· regenwaterhergebruik op individuele schaal;

· directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen.

· Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is:

· een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers.

· De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers.

· Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf.
De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.

· Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.

· Per project moet in overleg met de afdeling wegen, groen en water van de gemeente en met het waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.

3.3.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee in ontwikkeling zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo: opstellen Nota van Uitgangspunten;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal):concreet project voor realisatie.
3.3.6 Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 (2005)

In de nota "Horecavisie en beleid Hengelo 2005-2015" van november 2005 is het horecabeleid van de gemeente Hengelo geformuleerd. Ten behoeve van de juridische regeling in bestemmingsplannen wordt ten aanzien van horeca onderscheid gemaakt in twee categorieën; horeca I en horeca II. Horeca I is lichte horeca met een dienstverlenend karakter waar muziek niet centraal staat. Horeca II is zware horeca waar (versterkte) muziek een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Horeca I bestaat uit restaurants, eetcafés en hotels. De activiteiten vinden veelal in de dagperiode plaats en er ontstaat geen overlast door muzieklawaai. In horeca II vindt de aantrekkende werking met name plaats in de avond- en nachturen. De overlast van deze bedrijven bestaat uit muzieklawaai en arriverende en vertrekkende bezoekers. Er zijn ook horecabedrijven die gelieerd zijn aan de nachthoreca die dezelfde overlast kunnen veroorzaken.

In relatie tot het plangebied wordt gestreefd het horeca-aanbod zoveel mogelijk te laten aansluiten op de verzorgingsfunctie binnen de wijk. Bij herstructurering of nieuwbouw van wijkwinkelcentra krijgt ook de horeca een belangrijke positie.
Gelet op het bestaande aanbod (gesitueerd aan de Oelerweg 32) en de huidige stedenbouwkundig samenhang van de wijk, is uitbreiding van horeca in de wijk niet of slechts beperkt mogelijk. Bij substantiële uitbreiding van de wijk of herstructurering kan een toevoeging van nieuwe horeca een optie zijn.

3.3.7 Erfgoedverordening (2010)

Op 21 september 2010 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2010 Gemeente Hengelo' vastgesteld. Met de erfgoedverordening 2010 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening (Monumentenwet art. 38) regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

3.3.8 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.

De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.9 Nota kunst en cultuur, "Vrij spel voor verbeelding" (2007)

De missie voor de komende jaren is:

  • 1. de culturele identiteit van Hengelo verder versterken;
  • 2. zorgdragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur;
  • 3. het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren;
  • 4. kansen geven aan kunstenaars om in Hengelo te werken of hun werk te presenteren.

De strategie verloopt via investeringen in de culturele basisinfrastructuur, in de deelname aan kunst en cultuur en in de productie en presentatie van kunst. Uitgangspunt daarbij is dat Hengelo zich cultureel profileert op drie dimensies: beeldende kunst, theater en amateurkunst en cultuureducatie. Belangrijke beleidsvoornemens zijn onder meer:

  • 1. transformatie van het Kunstcentrum tot Centrum Beeldende Kunst binnen de ontwikkeling van De Creatieve Fabriek op het voormalig Holec-Hazemeyerterrein;
  • 2. planvorming voor een nieuw centrum voor kunsteducatie in Hart van Zuid;
  • 3. ontwikkeling van integraal beleid op het gebied van cultuur, diversiteit, onderwijs en welzijn.

Het college van B&W verwacht dat de kunst- en cultuurvisie een goed ijkpunt is bij het maken van creatieve keuzes, maar ook voldoende ruimte geeft aan spontane ontwikkelingen voor de verdere versterking van de culturele identiteit van Hengelo.

3.3.10 Woonvisie 2012-2022

Het college heeft in de woonvisie 2012-2022 "verandering brengt kans" haar woonbeleid voor de komende 10 jaar opgenomen. De hoofdpunten uit het woonbeleid zijn hierna kort weergegeven.

  • Uitbreidingsbehoefte van minimaal 2.250 woningen in de komende 10 jaar. 70% van deze woningen moet in de stad komen op zogenoemde inbreidingslocaties of herstructureringslocaties. De overige 30% wordt gerealiseerd op uitbreidingsgebieden aan de rand van de stad waarvan de locatie Bornsche Maten ook gedeeltelijk voorziet in de Hengelose behoefte.
  • Voldoende plancapaciteit beschikbaar bij aantrekkende markt: De gemeente moet aan voldoende bouwplannen werken om te voorzien in de vraag naar woningen als de economie aantrekt.
  • Lokale instrumenten inzetten voor het bevorderen van doorstroming in de woningmarkt. Zoals de starterslening en verschillende subsidies.
  • Vraaggericht ontwikkelen en bouwen: De gemeente moet meer rekening houden met de consument, zowel in de te bouwen woningen als in de keuze van de locatie. Het mogelijk maken van particulier en collectief particulier opdrachtgeverschap is ook belangrijk. Zowel aan de rand van de stad als op binnenstedelijke locaties voor meer binding in de wijk.
  • Kwaliteitsverbetering van de sociale huurvoorraad: Dat kan door huurwoningen met slechte isolatiewaarde op te knappen of te vervangen. In de woonvisie staat de wens om gedifferentieerde wijken te krijgen met minimaal 20% sociale huur voor de sociale doelgroep.
  • Kwaliteitsverbetering particuliere voorraad: De kwaliteit kan verbeterd worden door bewustwording te creëren bij de particulier over het energieverbruik in de woning of de veiligheid in huis; investeren in je eigen woning draagt bij aan het woongenot, wooncomfort en betaalbare woonlasten op lange termijn. Dat kan onder meer door: voorlichting geven over subsidieregelingen, een subsidieloket, de website www.langzultuwonen.nl.
  • Langer zelfstandig willen wonen: Hengelo streeft ernaar dat ouderen en mensen met een beperking langer zelfstandig kunnen wonen. Het liefst in hun eigen vertrouwde woonomgeving.
  • Samenwerken in nieuwe coalitiesMet bijvoorbeeld corporaties, marktpartijen, zorginstellingen en andere partijen veel beter samenwerken. De gemeente kan het niet allemaal zelf.
  • Kwalitatief woningbouwprogramma dat gericht is op binding met de stad. Starters en mensen met middeninkomens in de bestaande wijken binden door te zorgen voor voldoende beschikbare en betaalbare koop- en huurwoningen op voor hen aantrekkelijke plekken. In de binnenstad bijvoorbeeld, door nieuwbouw op aantrekkelijke plekken en door wonen boven winkels. Bevorderen van doorstroming van medioren en senioren voor meer luxe of wooncomfort in de uitbreidingsgebieden 't Broek en Dalmeden.

De gemeente heeft deze negen uitgangspunten uitgewerkt in 5 speerpunten en een globaal uitvoeringsprogramma. De speerpunten:

  • Versterking stedelijk karakter, onder andere: sterke woonregio Twente en binnenstedelijk bouwen;
  • Bouwen en wonen naar behoefte, onder andere specifieke doelgroepen waarvoor corporatie/zorginstellingen verantwoordelijk zijn en nieuw particulier initiatief;
  • Vitaliteit van wijken, o.a. gedifferentieerde wijken, woonservicegebieden, woonruimteverdeling;
  • Toekomstbestendige woningvoorraad, onder andere energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, renoveren en wonen;
  • Samenwerking en nieuwe coalities, onder andere woningbouwregie en instrumenten.

Een belangrijk vervolgtraject van de woonvisie is het maken van prestatieafspraken met Welbions, zorginstellingen en evt. marktpartijen o.a. over de uitvoering van de woonvisie waaronder het te realiseren woningbouwprogramma.

Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is, worden er verder geen nieuwe ontwikkelingen in mogelijk gemaakt. Indien er nieuwe ontwikkelingen op het gebied van woningbouw zouden gaan spelen, zal hiervoor een zelfstandige procedure worden doorlopen waarbij de ontwikkeling ook getoetst wordt aan de beleidsregels inzake wonen.

3.3.11 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.11.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze nu is vastgesteld geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven. De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.11.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 – 2012, zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones worden de ontheffingen gratis verstrekt. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones zullen ontheffingen worden verstrekt tegen betaling. Gekozen wordt voor vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft. Ook hiervoor was nagenoeg geen draagvlak.

3.3.12 Prostitutiebeleid (2004)

Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.

De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied Wilderinkshoek 2014 is geen seksinrichting aanwezig.

3.3.13 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.13.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel)
3.3.13.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

3.3.14 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;

Om deze opgaven uit te voeren is een viertal kernprojecten geformuleerd. Eén ervan is stadsranden, waarin niet het plangebied valt, maar wel het direct aangrenzende buitengebied. Voor dit gebied wordt ingezet op recreatie, ecologie, waterretentie, natuur, cultureel erfgoed en het landgoed Twickel. Voor het plangebied zelf stelt de structuurvisie geen expliciet beleid.

3.3.15 Beleid kamerbewoning

Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.

De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoets aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (gebruiksbesluit).

3.3.16 Welstandsnota

Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).

3.3.17 Ruimtelijke visie Vikkerhoekweg

Op 11 december 2012 heeft de gemeenteraad de ruimtelijke visie Vikkerhoekweg vastgesteld. Op basis van de ruimtelijke visie kan een afweging worden gemaakt ten aanzien van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van (woning)bouw initiatieven in dit gebied. Onderhavig bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 betreft een actualisatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Mocht aan de Vikkerhoekweg een intitiatief komen dan zal, mits medewerking wenselijk is, hier een separate procedure voor worden gevoerd.

3.3.18 Kadernota Spelen (2007)

De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen werden sinds 1979 bepaald met behulp van de Nota Speelgelegenheden. Het speelbeleid is echter in 2007 vernieuwd en vastgelegd in de Kadernota Spelen, onder het motto "Samen spelen is leren samen leven".

Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte met speelaanleidingen als formele speelruimte met speeltoestellen. Het plangebied krijgt een redelijk tot goed aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen.

3.3.18.1 Informele speelruimte


Informele speelruimte is bereikbaar, toegankelijk en uitdagend. Educatief ligt voor het spelen de nadruk op het openbaar groen. Spelen in de natuur en het aanleggen van speelaanleidingen in groenvoorzieningen is essentieel (bv. speelbossen met 'scharrelkinderen') en is gekoppeld aan de hoofdgroenstructuur, zoals verwoord in het Gemeentelijk Groen Plan.

  • 1. Parken
    Parken zijn grote recreatieve plekken in het openbaar groen. Hadden parken, plantsoenen en perken vroeger voornamelijk een ruimtelijke (visueel-esthetische) functie, tegenwoordig is de gebruiksfunctie voornaam als belevingsvorm. Parken zijn ontmoetingsplekken (o.a. groenvoorzieningen waar ruimte is om gebruikfuncties te realiseren, bv. hondenrenveld). Het Broekpark is als Jungle Park een dergelijk park.
  • 2. Plantsoenen
    Naast visueel-esthetisch, functioneren zij ook in geleding, geleiding en afscherming. In de nota Groenuitgifte wordt deze functie rondom speelvoorzieningen beschermd. Door de tijdsgeest
    worden aan plantsoenen meer natuurlijke en recreatieve functies toegekend zoals; biotoop,
    habitat of leef-/vertoefplek. Hieraan zijn taken gekoppeld als leefbaarheid, slaap-/rustplek en / of eet-/foerageerplek. Dit gebruik is voor plantsoenen een minder wenselijke ontwikkeling.
  • 3. Water

Gronden bestemd tot 'Water' zijn vaak gekoppeld aan de hoofdgroenstructuur uit het Gemeentelijk Groen Plan. Water heeft een grote speelwaarde, maar kent ook een speelrisico. Het is ideaal als informele speelruimte, maar vraagt als formele speelruimte een erg goede inrichting.

  • 4. Pleintjes

Naast gronden met de bestemming 'Groen' zijn gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijf' onontbeerlijk om de intensiteit van het speelgebruik op te vangen, zoals straatvoetbal. Tevens geeft het een andere speelfunctie. Woonstraten (30-km zone), hoven, voetpaden en pleintjes
zijn zeer geschikt als informele speelruimte (hinkelen / touwtjespringen). Ook zijn deze gronden geschikt te maken voor formele speelruimte.

  • 5. Schoolpleinen

Gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn als wijkwelzijnsvoorziening bij uitstek
geschikt als formele speelruimte. Soms zijn ze openbaar toegankelijk, soms semi-openbaar en soms ook niet openbaar. Zij vormen een sociale ontmoetingsplek in de wijk waar vele activiteiten worden georganiseerd. In het plangebied ligt overigens geen school die openbaar
toegankelijk is.

3.3.18.2 Formele speelruimte

De formele speelruimte moet uitdagen, bereikbaar, toegankelijk en veilig zijn. De huidige verdeling van deze speelruimte c.q. speelplekken is per wijk bepaald. De aandacht zal de komende jaren vooral uitgaan naar deze formele speelruimte zoals speelvoorzieningen c.q. speelplekken. Daarnaast zal er voor de jongeren van 12 jaar en ouder meer aandacht komen voor voorzieningen op daarvoor geschikte plekken. Te denken valt aan terreinelementen c.q. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals
een schuilhut, basketbalpaal, ballenvanger, pannakooi of voetbalkooi.

Ook sport- en spelvoorzieningen voor de oudere bewoners van de wijk kunnen worden opgenomen (jeu de boules banen, dam- en/of schaakpleintjes, zit- en ontmoetingsplekken en fitness- / beweegpleinen), evenals aangepaste speeltoestellen voor minder-validen. Een en ander kan sociaal als ontmoetingsplek voor de buurt gaan functioneren. Dit kan de leefbaarheid van de wijk verbeteren.

3.3.19 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo.
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en
    APV-afwijkingen.
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden.
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

In onderhavig plan is rekening gehouden met de Nota Geluid.

3.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is op 5 augustus 2014 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.

Op de omloopleiding en de Woolderbinnenbeek is de keur van het waterschap Vechtstromen van toepassing. Die keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen met daarbij opgenomen een aantal voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur.

Uitgangspunten waterschap Vechtstromen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Het beleid van het waterschap Vechtstromen is vastgelegd in het vigerend waterbeheerplan.

Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan.
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
  • De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten.
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandverlaging in of buiten het plangebied.
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Regge en Dinkel leidend.
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

Binnen het plangebied Wilderinkshoek is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Waar mogelijk wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen het hemelwater en het afvalwater gescheiden afgevoerd. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd en komt zo ten goede aan het grondwater. Waar mogelijk wordt het hemelwater afgevoerd naar de beken. Afvalwater wordt middels ondergrondse buizen getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het plangebied is sprake van hoge grondwaterstanden. Bij rioolvervanging wordt drainage mee gelegd. Het grondwater wordt in de natte winterperiode via drainage afgevoerd naar oppervlaktewater, maar leidt niet tot een permanente grondwaterstandverlaging binnen of buiten het plangebied. Het oppervlaktewater zal daar waar dat mogelijk is weer zichtbaar worden gemaakt en natuurvriendelijker worden ingericht.

4.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om afwijking aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een afwijking (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

Aangezien het bestemmingsplan een beheersmatig karakter kent, zullen er naar verwachting geen consequenties zijn voor de actuele natuurwaarden van het gebied.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie en Cultuurhistorie

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologie; beleid

De in 2007 aangepaste Monumentenwet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. De gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied.

Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is in paragraaf 4.3.3 weergegeven. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.

4.3.3 Archeologische verwachtingswaarden

Van nature lag het plangebied in een landschap met lage dekzanden en beekvlaktes waarin de Woolderbeek en de deels gegraven Waterleiding bijeenstroomden. Een aanzienlijk deel van het plangebied bestaat dan ook uit beek-afzettingen in de vlakke beekdalen. Deze gronden waren voor bewoning en landbouw ongeschikt zodat geen bewoningsplaatsen en nederzettingen worden verwacht. Wel kunne in deze gebieden beekdalgebonden vondsten voorkomen zoals voordes, bruggen en dumplocaties. Derhalve hebben deze gebieden toch een middelhoge archeologische verwachting. Het overige gebied bestaat vooral uit dekzandwelvingen en dekzandkoppen. In deze gebieden is er middelmatige kans op de aanwezigheid van archeologische resten en sporen uit alle archeologische perioden. Tot slot kan nog vermeld worden dat er een dekzandkop aanwezig is waarop een plaggendek is ontstaan. Vermoedelijk vanwege de wat hogere ligging en de kennelijk betere grond voor landbouw is de kans op het aantreffen van nederzettingssporen en huisplaatsen hier aanzienlijk. Deze heeft daarom een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Helemaal in de noordoostelijke punt van het plangebied lag het boerenerf Segger dat in de late middeleeuwen al werd vermeld. Verder liggen er net noordelijk buiten het plangebied nog enkele in de middeleeuwen vermelde erven. Oudere voorgangers van deze erven , uit de volle middeleeuwen of de vroege middeleeuwen lagen doorgaans binnen een straal van 200 meter rond de vermelde erven. Daarvan kunnen nog de archeologische resten en sporen aanwezig zijn. Daarom is er een bufferzone opgenomen die een hoge archeologische verwachting heeft.


afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0006.jpg"

uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart

Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen gemeld in het landelijk datasysteem ARCHIS.

4.3.4 Onderzoeken in het plangebied

Binnen het centrumgebied is een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd.

  • ARCHIS-onderzoeksmelding 34842: Elisabethstraat. Het betreft een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. De resultaten van het onderzoek gaven geen aanleiding voor het vermoeden van een archeologische vindplaats.
4.3.5 Archeologiebeleid in het bestemmingsplan Wilderinkshoek

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2010 geldt een onderzoeksverplichtingen met vrijstellingsgrenzen voor de historische kern van Hengelo, zones met een hoge verwachtingswaarde en zones met een middelhoge verwachtingswaarde.

Bij het opstellen van de archeologische verwachtingswaardenkaart is rekening gehouden met gebieden en locaties waar de bodem, als gevolg van graafwerkzaamheden in recente tijden, zodanig is vergraven dat er geen archeologische resten en sporen meer aanwezig kunnen zijn. Dit kon echter niet voor het gehele centrum tot in detail en op perceelsniveau worden geïnventariseerd. Voor maar een beperkt aantal locaties is op de kaart aangeduid waar dit het geval is.

Hoewel er per verwachtingszone onderzoeksverplichtingen gelden indien bij initiatieven waarvoor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure nodig is en waarbij de omvang van de te voorziene bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen ligt, is het niet altijd zinvol om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Er zal aan de hand van historische gegevens gekeken moeten worden naar de recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse en op basis daarvan kan blijken dat onderzoek niet nodig is.

In een quick-scan zal de regio-archeoloog namens het bevoegd gezag beoordelen of er archeologisch onderzoek nodig is. De initiatiefnemer wordt gevraagd om relevante gegevens aan te leveren. Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen:

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde

In zones met een hoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uit gevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 2500 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is. Ook de bufferzone rond erven valt hieronder.

  • Zones met een middelhoge verwachtingswaarde

In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uit gevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

In sommige gevallen kunnen er ook in sloopvergunningen voorwaarden voor archeologisch en bouwhistorisch onderzoek worden opgenomen. Dat kan het geval zijn indien het om de sloop van een bouwwerk gaat waarvan vermoed wordt dat dit is gefundeerd op oudere funderingen of indien oudere sporen onder het gebouw worden verwacht. Verder kunnen in ogenschijnlijk jongere gebouwen nog aanzienlijk oudere bouwdelen aanwezig zijn, zowel boven- als ondergronds. Ook hierbij dit van geval tot geval beoordeeld moeten worden door de regio-archeoloog.

4.3.6 Cultuurhistorie;beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.


Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.6.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Tot in de 20e eeuw lag het gebied in de Marke Woolde, direct ten zuiden van de buurschap Woolde. Het bestond uit een stuk oud hoevenlandschap en in het middendeel uit broek- en maten landen. De naam Wilderinkhoek komt van het voormalige erve Wilderink dat net ten noorden van het plangebied lag. Het zuidoostelijke deel van het plangebied lag in de Vikkerhoek. Vanaf de dertiger jaren van de vorige eeuw is het plangebied van een landelijk gebied geleidelijk aan vanuit de oostelijke richting bebouwd geraakt met hoofdzakelijk woonwijken. Het zuidelijke deel van het plangebied is weliswaar nog open maar bestaat uit sportpark en groengebied. De grote waterplas, het Koninksgat, is een voormalig kleigat van een verdwenen steenfabriek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0007.jpg"

Situatie aan het einde van de 19e eeuw (globale aanduiding van plangrens in rood)

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0070-0301_0008.jpg"

Historisch wegenpatroon dat teruggaat tot in de 19e eeuw.

4.3.6.2 Historische geografische kenmerken

In de 20e eeuw is het gebied sterk veranderd en is van het oorspronkelijke karakter weinig meer resterend. Een deel van het oude wegenpatroon is nog aanwezig zoals is te zien in afbeelding ##. Deze wegen zijn in de late 19e eeuw aangelegd in de voormalige heidegebieden die voorheen tot de woeste gronden van de marke Woolde behoorden. ze kunnen als ontginningswegen in heide ontginningen worden aangemerkt. De Woolderbeek is grotendeels omgeleid en als zodanig niet meer aanwezig. De Waterleiding is nog wel als een waterloop aanwezig, zij het in aangepaste vorm.

- Waardevolle structuren en objecten

De nog aanwezig wegenlopen zoals in afbeelding ## zijn gemarkeerd gaan terug tot in de 19e eeuw. Het huidige beeld van deze wegen is kenmerkend voor de ontwikkelingsperioden van woonwijken gedurende de dertiger, vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw maar zijn algemeen voorkomend. Overige historische structuren en objecten zijn in het plangebied niet te traceren.

-Stedenbouwkundige schets en bijzondere structuren

4.3.6.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM) (waarvan 10 met de status voorgedragen), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.

Binnen het plangebied Wilderinkshoek 2014 bevinden zich de volgende monumenten:

- Gemeentelijk monument: Woning aan de Horstweg 32

- Rijksmonument: Idastraat 14A

4.3.7 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelde geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, lucht en geluid. De samenvattende conclusie is in het bestemmingsplan opgenomen.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

In en nabij het plangebied Wilderinkshoek 2014 bevinden zich enkele bedrijven die zwaarder zijn dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Géén van deze bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Wilderinkshoek specifiek rekening gehouden moet worden.

In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de bedrijven van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG- zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat het bedrijf inpasbaar is en de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven.

4.4.2 Bodem

Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.4.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld. Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

Wegverkeerslawaai

Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.

Het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 is een conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zones van wegen mogelijk gemaakt.

Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Railverkeerslawaai

Het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 grenst aan de spoorlijn Hengelo – Zutphen. Binnen de geluidzone van het spoor worden geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich het geluidgezoneerde industrieterrein Twentekanaal. Rond dit industrieterrein is op grond van de Wet geluidhinder een wettelijke geluidzone vastgesteld. Op de zonegrens mag de totale geluidbelasting afkomstig van alle op het industrieterrein gelegen inrichtingen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Deze zonegrens valt gedeeltelijk over het plangebied. Als binnen de zone nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 is een conserverend plan. Binnen de geluidzone van het industrieterrein worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

Luchtvaartlawaai

Het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 is niet gelegen binnen de geluidzone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.4 Externe veiligheid

Risicovolle bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Bevi. Het plangebied grenst aan het spoorwegemplacement, vanwege het rangeren met gevaarlijke stoffen aangewezen als Bevi-inrichting. Het emplacement beschikt over een omgevingsvergunning uit april 2012. Ten behoeve van deze vergunning is een risico-analyse (QRA) uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit de QRA blijkt dat de risicovolle activiteiten (opstellen rangeren) plaatsvinden op ruime afstand van het plangebied. Het dichtstbijgelegen mogelijke interactiepunt ligt op ruim 600 meter. Er is geen sprake van plaatsgebonden risico 10-6 per jaar buiten de inrichting. Vanwege de afstand tot de mogelijke interactiepunten zal het plangebied niet relevant bijdragen aan het groepsrisico ten gevolge van de vergunde activiteiten.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Hengelo - Zutphen, een spoorweg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Naar alle waarschijnlijkheid treedt in 2014 de Wet basisnet in werking. Met deze wet wordt het externe veiligheidsrisico van het vervoer van gevaarlijke stoffen aan een wettelijk maximum verbonden. In een bij de wet behorende regeling is per spoortraject vastgesteld met welk risico bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet zijn de vervoersaantallen waarmee rekening moeten worden gehouden vastgelegd in de Circulaire.

risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Langs het traject Hengelo - Zutphen gaat geen veiligheidszone (= PR 10-6 -contour bij een volledig benutte risicoruimte) gelden. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico gelden dan ook geen wettelijke beperkingen.

Met gebruikmaking van de vervoersaantallen uit de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de bevolkingsgegevens uit het nationale populatiebestand wordt een groeprisico berekend van ca. 3% van orientatiewaarde. Bovendien betreft het een conserverend plan en worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op grond van de Circulaire kan een verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven.

Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied liggen twee hogedruk aardgastransportleidingen. Daarnaast liggen buiten het plangebied aardgasleidingen met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied. Voorliggend plan bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de leidingen, er vindt geen toename plaats van het aantal personen binnen het invloedsgebied van de leidingen. Wel is onderzocht of er in de huidige situatie een veilige situatie bestaat. Hiertoe is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bepaald.

De PR 10-6 contour ligt binnen de belemmerde strook. Er zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig binnen de PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen knelpunt.

Het groepsrisico is berekend en bedraagt maximaal 0,023X orïentatiewaarde. Omdat het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt en het groepsrisico daardoor niet toeneemt is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. De brandweer Twente is om advies gevraagd. Het advies geeft geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.

Hoogspanningsleidingen

Aan de westkant van het plangebied lopen twee hoogspanningsleidingen. Binnen de zakelijk rechtstrook en de indicatieve zone worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

De hoogspanningsleidingen vormen geen knelpunt voor het plan.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

Het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.

4.4.6 MER

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 worden geen nieuwe projecten gerealiseerd een verplicht MER of een beoordelings-MER is daarom niet noodzakelijk.

4.4.7 (Radar) Obstakel-en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. Omdat er binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de ongestoorde werking van de radar, vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

4.5 Beheer

Aangezien het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 een conserverend karakter kent, heeft het geen consequenties voor het te beheren en te onderhouden openbaar gebied.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 is conserverend van karakter. Daardoor biedt het plan geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen. Derhalve is het plan financieel haalbaar.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

De geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Wilderinkshoek 2014 zijn allen niet ouder dan 10 jaar. Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Wilderinkshoek uit 2005. Voor een aantal locaties waar sinds 2005 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

5.2.1 Algemeen

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 worden in de volgende paragrafen kort toegelicht. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden, met uitzondering van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten. Dit omdat die standaard vrij nieuw is en nog niet volledig is doorontwikkeld.

5.2.2 Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO2012)

Het IMRO2012 heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het IMRO2012 is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van de ruimtelijke visies, plannen, besluiten en verordeningen op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor het uitwisselen tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden.

5.2.3 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012)

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.

5.2.4 Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten 2012 (STRI2012)

STRI2012 staat voor Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten. Doel van deze standaard is het waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van het Wro-instrumentarium door het vaststellen van technische vormvereisten, het waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid door het stellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en het waarborgen van de rechtszekerheid door het stellen van eisen rondom authenticiteit, integriteit en volledigheid.

5.2.5 Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012)

IMROPT staat voor Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten (IMROPT). IMROPT is een facultatieve standaard die het mogelijk maakt om de teksten van ruimtelijk instrumenten objectgericht op te bouwen, zodat men in het digitale plan per object de bijpassende tekst kan oproepen. Objectgerichte teksten zijn gewone teksten die op een slimme manier in stukken zijn opgeknipt, zoals hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen of artikelen, leden en subleden, waarbij ieder stuk zelfstandig leesbaar is, een titel heeft, met een hoofdletter begint en met een punt eindigt. Wanneer een bronhouder ervoor kiest om de planteksten bij een ruimtelijk instrument objectgericht te maken, dan is het gebruik van IMROPT verplicht. Ten opzichte van de voormalige Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 is IMROPT een nieuwe standaard.

5.2.6 Praktijkrichtlijnen

Aanvullend op de normen zoals deze zijn opgenomen in de Regeling, zijn er ook nog zogeheten praktijkrichtlijnen opgesteld. Een praktijkrichtlijn is te beschouwen als een toelichting op en nadere uitwerking van de RO standaarden.

De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2012) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2012. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2012 en de SVBP2012 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.

De Praktijkrichtlijn Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (PRTRI2012) vormt een uitgebreide toelichting op de STRI2012.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Agrarisch

Aan de Vikkerhoekweg zijn enkele percelen die bestemd zijn tot 'Argarisch'. De bestemming maakt (hobbymatig) agrarisch gebruik mogelijk. Daarnaast is extensief recreatief medegebuik ook toegestaan. Het oprichten van kleine bouwwerken ten dienste van de bestemming is mogelijk.

5.3.2.2 Bedrijf

Op de gronden met de bestemming Bedrijf zijn bedrijven toegestaan die in de bij de regels gevoegde Staat van Inrichtingen zijn toegestaan. Dit zijn bedrijven van categorie 1 en 2.

De bedrijven gelegen tussen de Krabbenbosweg en de spoorlijn zijn als zodanig bestemd. Ook de in het plangebied verspreide bedrijven zijn als zodanig bestemd.

Één bedrijf die niet op de Staat van Inrichtingen staat is specifiek bestemd. Het gaat om het bedrijf Unica gevestigd aan de Krabbenbosweg. Dit bedrijf heeft een hogere categorie dan 1 en 2 en is om deze reden specifiek bestemd.

5.3.2.3 Bos

Op de gronden met de bestemming Bos is het niet toegestaan om gebouwen op te richten. Wel zijn bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan.

5.3.2.4 Detailhandel

Op de gronden met de bestemming Detailhandel zijn bedrijven toegestaan die zijn gericht op het verkopen van goederen aan particuliere consumenten. Groothandel is dus niet toegestaan. Een deel van de bebouwing mag worden gebruikt voor de opslag van goederen (magazijn) mits die opslag deel uitmaakt van de detailhandelsfunctie. Binnen de bestemming Detailhandel zijn ook woonhuizen en dienstverlenende instellingen toegestaan.

5.3.2.5 Gemengd

Binnen de bestemming Gemengd is een verzameling van stedelijke bestemmingen toegestaan, zoals bijvoorbeeld winkels, dienstverlenende instellingen, kantoren ect. Wonen is slechts toegestaan waar dit gebruik al was toegestaan en op percelen waar dit gebruik reeds bestaand is. Op de percelen waar dit niet is toegestaan wordt dit door middel van de aanduiding 'wonen uitgesloten' aangegeven.

Aan de Oelerweg heeft café de Tronk een aanduiding 'horeca' gekregen zodat hier horeca is toegestaan. Daarnaast is op enkele percelen de aanduiding 'horeca van categorie 1' toegevoegd zodat hier horeca van categorie 1 is toegestaan. Dit zijn percelen waarbij de panden al als zodanig in gebruik zijn (snackbar, eetcafe's).

5.3.2.6 Groen

Alle groenstroken zijn opgenomen in de bestemming Groen. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voetpaden en fietspaden is eveneens toegestaan. Gelet op het toenemende belang van waterberging is ook de afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater toegestaan binnen de bestemming. Wegen voor doorgaand autoverkeer zijn niet toegestaan. Het aanleggen van parkeerplaatsen is evenmin toegestaan. Als laatste zijn eveneens nutsvoorzieningen toegestaan binnen de bestemming Groen.

5.3.2.7 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. In het plangebied hebben de aanwezige scholen, buurt- en speelverenigingen, muziek vereniging en scoutingvereniging deze bestemming gekregen.

Onderwijs en educatieve doeleinden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' op de verbeelding.

Aan de Idastraat is een voormalige school getransformeerd tot een zorginstelling voor dementerende mensen. De verleende vergunning is ingepast, het perceel heeft de aanduiding 'zorginstelling' gekregen.

Gelet op het toenemende belang van waterberging is ook de afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater toegestaan binnen de bestemming. Nutsvoorzieningen zijn eveneens toegestaan binnen de bestemming.

5.3.2.8 Recreatie

Het recreatiegebied rondom de jachthaven is bestemd als Recreatie. Hier is de jachthaven gelegen, met de bijbehorende gebouwen van de roei-en kanovereniging. Ook zijn binnen de bestemming Recreatie twee bedrijfswoningen aanwezig. Deze hebben de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen.

5.3.2.9 Sport

De sportvelden van voetbalvereniging Wilhelminaschool zijn bestemd tot Sport. De bestemming laat sportterreinen ten behoeve van balsport toe. Op de gronden met deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van de bestemming binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen buiten het bouwvlak, maar binnen het bestemmingsvlak worden opgericht. Te denken valt hierbij aan hekken rondom tennisvelden, netten, stoelen voor jurering etc. Ondergeschikte horeca, zoals een kantine is hier toegestaan.

Gelet op het toenemende belang van waterberging is ook de afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater toegestaan binnen de bestemming. Nutsvoorzieningen zijn eveneens toegestaan binnen de bestemming.

5.3.2.10 Verkeer

De bestemming Verkeer is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk binnen deze bestemming.

5.3.2.11 Verkeer-Verblijfsgebied

Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied worden veelal woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied.

Complexen van garageboxen (niet zijnde garages die op een perceel bij een woning staan) krijgen op de verbeelding de functieaanduiding "garagebox". Voor deze bestemming geldt een maximale bouwhoogte. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.

5.3.2.12 Water

Belangrijke waterlopen en waterpartijen hebben de bestemming Water gekregen in het bestemmingsplan. Gebouwen, anders dan nutsvoorzieningen, mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

5.3.2.13 Water-Vaarweg

Op gronden met de bestemming Water - Vaarweg zijn waterstaatsdoeleinden, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, drinkwatervoorziening, voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater en het behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden toegestaan.

De bestemming Water-Vaarweg is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.

Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd - onder voorwaarden - bij een omgevingsvergunning toe te staan dat wordt afgeweken van het de hoogte en de oppervlakte van een nutsgebouw.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmeting van gebouwen.

In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven voor welk gebruik het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken en opslag van goederen toe te staan.

5.3.2.14 Wonen

De bestemming Wonen is opgenomen om de bestaande woningbouw als zodanig in het plan te bestemmen. Binnen de bestemming Wonen zijn verschillende woonvormen toegestaan, zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen, bejaardenhuizen, kamerbewoning, serviceflats, etcetera. Verder is het toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen. Op de verbeelding zijn de bouwgrenzen en nokhoogten opgenomen. In de regels staan de overige bebouwingsvoorschriften.

Binnen de bestemming Wonen zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 40 m2 in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale goot- en nokhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen. De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.

Ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' hoeven de woningen niet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

Het complex de Klokstee heeft enkele aanduidingen gekregen om het gebruik op de begane grond mogelijk te maken. De bestaande winkels hebben de aanduiding 'detailhandel' gekregen. Om de verloskundigepraktijk mogelijk te maken is op dit gedeelte de aanduiding 'praktijk' gelegd. De dagvoorziening van de Klokstee en het alzeimercafé hebben de aanduiding 'maatschappelijk' gekregen.

5.3.2.15 Leiding - Gas (dubbelbestemming)

Op gronden met de bestemming 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een gasleiding toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

5.3.2.16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Op gronden met de bestemming 'Leiding-Hoogspanningdsverbinding (dubbelbestemming)' is, naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan, een hoogspanningsverbinding toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

5.3.2.17 Leiding - Water

De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Water zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de transportleidingen.

5.3.2.18 Waarde - Archeologie Hoog (binnen kom)

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Hoog (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.19 Waarde - Archeologie Middel (binnen kom)

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Middel (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.20 Waterstaat - Keur

Gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn, naast voor de overige aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan. Binnen het plangebied is de keur van toepassing op de bergingsvijver aan de Woolderesweg.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop en vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de watergang.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt de aanvullende werking van de bouwverordening voor zover betrekking hebbend op de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening buiten werking gesteld. Zou dit niet het geval zijn dan zouden deze stedenbouwkundige bepalingen automatisch de in de, in het bovenstaande beschreven, bestemmingen geboden ruimte inperken. Voor een aantal stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is echter een uitzondering opgenomen: deze blijven wel gelden. Deze bepalingen hebben voornamelijk betrekking op de toegankelijkheid van bouwwerken en de ruimte tussen bouwwerken.

5.3.3.3 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.4 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de aanduidingen 'geluidzone - industrie', 'vrijwaringszone - vaarweg' en 'vrijwaringszone - weg'.

5.3.3.5 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.6 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

5.3.3.7 Overige regels

Dit artikel regelt de afstand van bebouwing tot de Rijksweg.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

5.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.4.2 Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit"

In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.

Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.

Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

5.5 Retrospectieve toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt.

In die gevallen waarin het huidige gebruik is strijdig is met het vigerende bestemmingsplan is het huidige gebruik ingepast als er hiervoor in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend. In sommige gevallen is in het vorige bestemmingsplan het destijds bestaande gebruik niet goed ingepast. Dit betreft veelal het ingebruik nemen van de bovenverdieping ten behoeve van de onderliggende winkel, bijvoorbeeld ten behoeve van opslag.

De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat er ofwel in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend dan wel de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen.

  • Vikkerhoekweg 71 en 73: Gronden rondom de woning gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen" zonder bouwvlak;
  • Kanaaldijk, nabij de jachthaven: De aanduiding 'verblijfsrecreatie' is toegevoegd;
  • Kanaaldijk 10, nabij: Strook is gewijzigd van de bestemming "Sportdoeleinden"naar "Verkeer en Verblijf";
  • Breemarsweg 548: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Haaksbergerstraat 50: Bestemmingspvlak van de bestemming "Maatschappelijk" en het bijbehorende bouwvlak is vergroot;
  • Krabbenbosweg 267: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Krabbenbosplein 7 en 12: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Venderinksweg 46,49 en 51: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Idastraat 14A: Aan de bestemming Maatschappelijk is de aanduiding 'zorginstelling' toegevoegd;
  • Marthastraat 20: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Maatschappelijk";
  • Wilderinksplein 10, 15 en 20:Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Laurastraat (tegenover de Don Boscoschool): Gewijzigd van de bestemming "Groen" naar de bestemming "Verkeer en Verblijf";
  • Agathaplein: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Wonen" met de aanduiding 'detailhandel';
  • Wilderinksstraat 2: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd" met de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • Wilderinksstraat 5-7 en 5-9: De aanduidingen 'maatschappelijk' en 'praktijkruimte' zijn toegevoegd;
  • Geerdinksweg 1: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Geerdinksweg 67 t/m 73: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Krabbenbosweg 112: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd" met de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • Krabbenbosweg 47A: Gewijzigd van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" naar de bestemming "Maatschappelijk";
  • Oelerweg 28,30,37A en 50:De aanduiding 'wonen uitgesloten' is toegevoegd;
  • Oelerweg 20: Gewijzigd van de bestemming "Gemengde doeleinden" naar de bestemming "Wonen";
  • Oelerweg 32: De aanduiding 'horeca' is toegevoegd;
  • Krabbenbosweg 25 en 29: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • 't Onland 2: Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Gemengd";
  • Complex Geerdinksweg (42) / Krabbenbosweg (102): Gewijzigd van de bestemming "Detailhandel" naar de bestemming "Wonen" met de aanduiding 'dienstverlening';

5.6 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.6.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Met toepassing van deze verordening zal, via het plaatsen van een advertentie in het plaatselijke dag- en/of weekblad bekend worden gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In deze advertentie zal worden vermeld op welke wijze men nadere informatie kan verkrijgen en hoe men op het plan kan reageren. Daarnaast zal tevens een inloopavond worden georganiseerd waar inwoners van het plangebied en andere belangstellenden informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan.

5.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.

5.6.3 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. de reacties uit inspraak en eventueel vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan;
  • 2. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  • 3. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  • 4. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 5. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.