direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991224-VB02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In december 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de regionale woonvisie vastgesteld. De verschillende colleges van B&W hebben met het stuk ingestemd. Met het opstellen van een regionale visie is begonnen met het gezamenlijk afstemmen en verantwoordelijkheid nemen voor het Wonen in West-Overijssel. De visie beschrijft naast tal van andere thema's de zoektocht naar een balans op de woningmarkt, waarbij het teveel aan plancapaciteit weg bestemd zou moeten worden. In januari van 2015 is gestart met het opstellen van regionale woonafspraken, wat in januari 2016 tot een definitief stuk heeft geleid. Uitgangspunt voor het opstellen van de woonafspraken is de motie Renkema-2014. Deze motie gaat in op het wijzigen van de Omgevingsverordening om het terugdringen van overcapaciteit van woningbouw te realiseren:

 “Het voorkomen en het aanpakken van overcapaciteit op de woningmarkt waarbij kwantitatieve afspraken worden gemaakt om de geplande woningvoorraad in overeenstemming te brengen met de demografische ontwikkelingen en marktontwikkelingen”. 

De gemeente Kampen heeft de woonafspraken ondertekend en heeft zich daarmee gecommiteerd om de harde plancapaciteit aan woningbouwmogelijkheden in bestemmingsplannen op minimaal 100% te brengen.

Omdat er sprake was van een overcapaciteit aan woningbouwmogelijkheden ten opzichte van de behoefte, heeft het college de beleidsnotitie De woningmarkt van Kampen in balans vastgesteld. In deze beleidsnotitie wordt de werkwijze geschetst om via een aantal stappen tot een goede balans te komen op de Kamper woningmarkt. De eerste stap bestaat uit het afwaarderen van plancapaciteit op gemeentegrond en in de Hanzewijk. De tweede stap bestaat uit het in verschillende fases afwaarderen van de overige onbenutte plancapaciteit.

Stap 1 is met het vaststellen van het bestemmingsplan Deprogrammeren Woningbouw (parapluplan) op 7 juli 2016 afgerond.

Voordat stap 2 in gang wordt gezet, is aan de eigenaren van de grond waarop de onbenutte bouwmogelijkheid is gevestigd een termijn geboden om alsnog te gaan bouwen. Het gaat om de volgende termijnen:

  • 1 woning: 1 jaar
  • 2 woningen: 1,5 jaar
  • 3-4 woningen: 2 jaar
  • >5 woningen: 3 jaar

De termijn is gaan lopen op het moment van publicatie van het beleid 'Woningmarkt Kampen in Balans' op 14 april 2016. Dit betekent dat de gronden waarop een bouwmogelijkheid ligt voor 1 of 2 woningen, maar waarbij deze mogelijkheid niet benut is, in dit parapluplan gedeprogrammeerd worden. Deze vrijkomende woningbouwcapaciteit kan dan ingezet worden op andere plaatsen waar wel concrete bouwplannen zijn.

1.2 Uitgangspunten en doel

Dit paraplubestemmingsplan heeft tot doel om de harde plancapaciteit in directe bouwtitels en wijzigingsbevoegdheden af te waarderen. Hierdoor ontstaat er weer plancapaciteit die beschikbaar is om nieuwe gewenste woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken.

1.3 Bij dit plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan)' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991224-VB02.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zijn verschillende bestemmingsplannen van toepassing. Bij de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan) vervalt een deel van deze plannen gedeeltelijk. Hiernaast wordt bij één bestemmingsplannen een wijziging in de regels aangebracht. Het gaat om de volgende plannen:

Bestemmingsplan   College/Raad   Goedkeuring  
Binnenstad   12-07-2012    
Woonwijken Kampen   21-07-2011    
IJsselmuiden-West   31-05-2012    
IJsseldelta-Zuid   12-12-2013    

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 3;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 4 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in het laatste hoofdstuk. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor het deprogrammeren. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Ladder duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een motiveringsvereiste voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) artikel 3.1.6. lid 2 is geregeld dat de Ladder van toepassing is op onder andere bestemmingsplannen, inpassingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. De wettekst in artikel 3.1.6, lid 2 luidt als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

In dit geval wordt er geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, maar worden bestaande planologische mogelijkheden om woningen toe te voegen wegbestemd. Deze stappen worden juist gedaan om het doel van de ladder, namelijk een zorgvuldig ruimtegebruik binnen de gemeente Kampen, na te streven.

Conclusie

Door te deprogrammeren wordt er ruimte geschapen om mee te werken aan nieuwe ontwikkelingen. In het bijzonder wordt gedacht aan het invullen van vrijkomend maatschappelijk vastgoed dat binnenstedelijk is gelegen. E.e.a. is in lijn met de beleidsdoelstelling van de Ladder duurzame verstedelijking.

2.2 Omgevingsverordening (2017) en RWP (2017)

Aansluitend op de Ladder is het van belang dat ontwikkelingen die bestemmingsplannen mogelijk maken passen binnen de RWP (regionale woningbouwprogrammering) West- Overijssel. In de RWP West-Overijssel zijn woonafspraken vastgelegd. De RWP maakt onderdeel uit van de provinciale Omgevingsverordening (artikel 2.2.2), nader uitgewerkt in de Samenwerkingsovereenkomst woonafspraken West-Overijssel 2016-2020, en is in het voorjaar van 2017 geactualiseerd. In de RWP zijn vraag en aanbod voor de regio in kaart gebracht op basis van dezelfde uitgangspunten en er zijn afspraken gemaakt over programmering en afstemming van woonplannen. Ook de gemeente Kampen is partij bij de woonafspraken als kader voor de woonprogrammering.

In de RWP is afgesproken dat gemeenten in Overijssel – waarmee woonafspraken zijn gemaakt - maximaal 100% van de gemeentelijke vraag naar woningen voor de komende 10 jaar beschikbaar maken in harde plannen. Deze afspraken zijn vastgelegd in artikel 2.2.2 van de provinciale Omgevingsverordening. Door te programmeren voor de eigen behoefte ontstaat er geen overaanbod in harde plannen op de (regionale) woningmarkt. De RWP is conform de vereisten van de Ladder voor duurzame verstedelijking opgesteld.

Verder stelt de RWP dat gemeenten die over een 'historische' harde bestemmingsplancapaciteit beschikken van meer dan 100% van de woningvraag het overaanbod met maximale voortvarendheid terugbrengen. Hiervoor hebben zij vanaf januari 2016 maximaal 3 jaar de tijd. De provincie ziet hierop toe. Verder borgt de provincie met de verordening dat gemeenten uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden enkel kunnen gebruiken bij een plancapaciteit tot maximaal 100% van de woningvraag.

2.3 Woningmarkt Kampen in Balans (2016 en 2017)

In maart 2016 heeft de gemeenteraad van Kampen het beleid Woningmarkt Kampen in Balans vastgesteld als uitwerking van de Regionale Woonafspraken. In het beleid is een koers uitgezet om de bestaande overprogrammering van woningbouw in de gemeente terug te brengen tot onder de 100%, onder andere door actief te gaan deprogrammeren door niet benutte woningbouwcapaciteit op gemeentegrond maar ook bij particulier eigendom weg te bestemmen. Ook geeft het beleid richting aan hoe met de hierdoor vrijkomende woningbouwcapaciteit om te gaan, zodat de beste woningbouwplannen de schaarse plancapaciteit gaan benutten. Hiertoe is een beleidsmatrix ontwikkeld, waarbij die plannen die het beste aan de gemeentelijke beleidsuitgangspunten voldoen in aanmerking komen voor ontwikkeling.

In augustus 2017 is het beleid geactualiseerd, waarbij de nieuwste behoefteramingen en overzichten met bestaande plancapaciteit zijn verwerkt.per 1-7-2017 geldt het volgende overzicht:

Netto woningvraag 2017-2027 RWP   1865 woningen  
Harde plancapaciteit met directe bouwtitel   817 woningen   44%  
Plancapaciteit wijziging/uitwerking   483 woningen   26%  
Totale capaciteit
Vermindering slooprestant Hanzewijk (278)  
1300 woningen 70%
1022 woningen 55%  

Hoewel de gemeente nu minder dan 100% plancapaciteit heeft, is dit geen reden om te stoppen met het deprogrammeren. De gemeente heeft nog een grote opgave om goede vervolgfuncties te vinden voor vrijkomend maatschappelijk vastgoed en ligt er een zoekopdracht om extra sociale woningbouw te realiseren. Daarom wordt in het beleid nog steeds ingezet op het verder deprogrammeren van onbenutte woningbouwcapaciteit.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij de bestemmingsplanherziening komen kijken. In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten worden ingegaan.

Het gaat hier om het omzetten van de bestemming naar het daadwerkelijke huidige gebruik op een aantal percelen en het verwijderen van een wijzigingsbevoegdheid uit de regels:

Bregrittenstraat

Aan de Bregrittenstraat ligt een strook grond die gedeeltelijk in eigendom is bij de gemeente en gedeeltelijk in eigendom bij de bewoners van de woningen aan de Vloeddijk. Op deze grond ligt nog een bouwvlak waarin in totaal 21 woningen gebouwd mogen worden. Deze gronden worden gebruikt voor parkeren en garages of bergingen bij de woningen. Het gedeelde eigendom maakt het bouwen van woningen feitelijk ook onmogelijk.

Tuinderij 24, 26, 49 en Rondeweg/ Kortesteeg

In 2012 zijn een aantal bouwmogelijkheden in IJsselmuiden uit de geldende bestemmingen overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan IJsselmuiden-West. Het gaat hier om bouwmogelijkheden op percelen bij bestaande woningen, waarbij deze percelen op dit moment als tuin in gebruik zijn. Tot op heden is nooit gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. De percelen worden conform het bestaande gebruik bestemd als tuin en/of bijgebouwengebied.

Wijzigingsbevoegdheid IJsseldelta-Zuid

In IJsseldelta-Zuid is in de bestemming Wonen-1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om per perceel twee extra woningen te bouwen. Het voorstel is om deze wijzigingsbevoegdheid te verwijderen, omdat deze voor de provincie nu meetelt als bestaande plancapaciteit. Mocht er een behoefte zijn om woningen te bouwen, dan kan dit via maatwerk en toetsing aan de beleidsmatrix per geval beoordeeld worden.

Balkstraat

Aan de Balkstraat is gekozen voor een andere planinvulling dan in het bestemmingsplan opgenomen. Onlangs is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 18 woningen aan de Balkstraat. Een deel van de benodigde parkeerplaatsen van deze woningen wordt gerealiseerd op gronden waar voorheen woningbouw gedacht was. Dit gedeelte kan daarom nu een bestemming Verkeer - Verblijfsgebied krijgen, waarmee de woonbestemming komt te vervallen.

Conclusie

Omdat het enkel gaat om het (terug)bestemmen van het bestaande gebruik heeft dit plan geen consequenties voor de omgeving, waardoor onderzoek achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Er is geen sprake van bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro, waardoor er geen kostenverhaal hoeft plaats te vinden.

Op grond van vaste jurisprudentie heeft een eigenaar geen recht meer op schadevergoeding, wanneer hij langere tijd de op grond van het geldende planologische regime voor zijn perceel bestaande gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden onbenut laat, terwijl hij weet of kan weten dat zich (waarschijnlijk) een voor hem nadelige planologische wijziging zal gaan voordoen (passieve risicoaanvaarding). Hierbij is van belang of de voortekenen van de nadelige planwijzigingen al enige tijd zichtbaar waren.

Kort gezegd is er geen recht op planschade als:

  • door een concreet beleidsvoornemen duidelijk is dat de bouw- of gebruiksmogelijkheid verdwijnt;
  • en de eigenaar binnen een redelijke periode na dit beleidsvoornemen geen concrete poging heeft ondernomen om alsnog gebruik te maken van de bouw- of gebruiksmogelijkheid, bijvoorbeeld door het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning.

Met de vaststelling en publicatie van het beleid Woningmarkt Kampen in Balans is een concreet beleidsvoornemen bekend gemaakt waaruit blijkt dat de onbenutte bouwmogelijkheden op de percelen op termijn wegbestemd worden. Tijdens de gegeven periode is er geen gebruik gemaakt van de bouwmogelijkheid. Hiermee is er sprake van passieve risico-aanvaarding, waardoor er geen recht op planschade bestaat.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan)’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan.

Onderhavig plan betreft een parapluplan. Het vervangt een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk door op de verbeelding een nieuwe bestemming op te nemen met een corresponderende regel. Ook wordt van een bestemmingsplan een planregel gedeeltelijk gewijzigd, waarbij de onderliggende plannen voor het overige onverkort van kracht blijven.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het bestemmingsplan is een uitwerking van de regionale woonafspraken die met de provincie Overijssel zijn gemaakt. Daardoor kan van nader vooroverleg worden afgezien.

Er is geen sprake van een Nationaal belang zoals genoemd in de bijlage bij de brief van 26 mei 2009. Hiernaast zijn er door de aard van het bestemmingsplan geen consequenties op het gebied van de waterhuishouding, waardoor overleg met het Waterschap niet nodig is. Onderhavig bestemmingsplan betreft dan ook een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is op 27 december 2017 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad Kampen.nl en de Staatscourant en heeft vanaf 28 december gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen geven geen aanleiding om het bestemmingsplan te herzien. Voor de zienswijzebeantwoording wordt verwezen naar bijgevoegde Bijlage 1 Zienswijzereactienota.