direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Stadshagen II, De Tippe
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP19013-0003

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad heeft 17 juni 2019 unaniem ingestemd met de koers voor de ontwikkeling van De Tippe in Stadshagen. Deze koers is gezamenlijk met betrokken ontwikkelpartners en de Vrienden van De Tippe (een groep van betrokken bewoners en ondernemers) verder uitgewerkt naar een Ontwikkelplan voor De Tippe. Het Ontwikkelplan verbeeldt de ambities in woord en beeld en beschrijft de gezamenlijke onderschreven basiskwaliteiten en toetsingscriteria voor de verdere planvorming.

Het Ontwikkelplan is de basis voor een adaptieve ontwikkeling van De Tippe. Het plan biedt ruimte voor een flexibele uitwerking waarbij kan worden ingespeeld op veranderingen in de samenleving, techniek en de woningmarkt: een raamwerk voor de verschillende mogelijkheden van planvorming in tijd en per deelgebied.

Het Ontwikkelplan is op 25 mei 2020 vastgesteld door de gemeenteraad.

1.2 Plangebied

De Tippe ligt in het bestemmingsplan "Stadshagen II" (vastgesteld 28- 02-2006) en heeft de bestemming "Wonen – Uit te werken", waarmee het woningbouwprogramma en de bouwmassa's reeds zijn opgenomen. Echter, de uitwerkingsregels van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de inzichten van 2006 (Masterplan Stadshagen II).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0001.png"

Uitsnede bestemmingsplan "Stadshagen II" (vastgesteld 28-02-2006)

Om invulling te kunnen geven aan de nieuwe ambities voor De Tippe is ervoor gekozen een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Uitgangspunt is dat er een zogenaamd globaal eindplan wordt opgesteld. Dat betekent dat alleen de ruimtelijke hoofdstructuur wordt vastgelegd. Het betreft in ieder geval de bestemmingen Verkeer, Groen en Water. Voor de woningen wordt de bestemming Woongebied gehanteerd. Dit is een bestemming met de nodige flexibiliteit. Ook in deze bestemming worden alleen de hoofdzaken, zoals woningaantallen en bouwhoogten, vastgelegd.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied geldt het volgende plan Bestemmingsplan Stadshagen II (NL.IMRO.0193.BP14050), vastgesteld bij raadsbesluit van 15 februari 2016, onherroepelijk geworden op 14 april 2016.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van jurisprudentie blijkt dat een initiatief vanaf 11 woningen of meer als een stedelijke ontwikkeling wordt gezien, waardoor de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking nodig is. Aangezien het plan De Tippe maximaal 1.377 woningen telt, is hier een onderbouwing van de behoefte nodig.

Tot 2019 gold voor de gemeente Zwolle het Regionaal Woonprogramma (RWP) West Overijssel 2017 als kader voor de kwantitatieve behoefte en de regionale afstemming van woningbouwplannen.

Het ministerie van BZK, de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle hebben echter op 7 maart 2019 de overeenkomst “Pilot woningbouw Zwolle” ondertekend waarin voor de jaren 2019 en 2020 is vastgelegd dat voor woningbouwplannen binnen bestaand stedelijk gebied in Zwolle de behoefteprognoses die gehanteerd worden binnen het RWP West Overijssel worden losgelaten. Voor de provincie Overijssel betekent dit een lichte planologische toetsing op bestemmingsplannen met woningbouw. Op dit moment bereidt de provincie Overijssel nieuwe regionale woonafspraken voor die in de loop van 2020 moeten worden vastgesteld en voor Zwolle moeten gaan gelden voor 2021 en verder.

Dit neemt niet weg dat een onderbouwing van de behoefte nodig blijft. In de Ontwikkelstrategie Wonen is als actualisatie op- en uitvoering van de Woonvisie de woningbouwbehoefte voor de periode 2019-2024 vastgesteld op 1.000 woningen per jaar. Basis hiervoor ligt onder andere in de regionale bevolkingsprognose 2019 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL, in samenwerking met het CBS) waarin voor Zwolle tot 2035 een huishoudensgroei van 13% wordt voorzien. Daarnaast biedt de krapte-indicator van de NVM (aantal beschikbare woningen voor de consument die een woning zoekt) een goede indicatie van de krapte op de woningmarkt en de behoefte aan woningen. De indicator staat per tweede kwartaal 2020 op 1,4 terwijl een indicator tussen 5 en 10 staat voor een evenwichtige woningmarkt. Een indicator van 1,4 duidt op een zeer krappe woningmarkt en de grote behoefte aan het toevoegen van nieuwe woningen.

De harde plancapaciteit in Zwolle bedraagt (peildatum 1 januari 2020) nog circa 4.000 woningen. De harde plancapaciteit is inclusief De Tippe als uit te werken woongebied binnen het bestemmingsplan (moederplan) Stadshagen II. Gelet op het feit dat er een ondercapaciteit is in de vraag naar het aantal woningen, is er ruim voldoende kwantitatieve ruimte voor de woningen. Dat betekent dat voor het woningbouwplan De Tippe voldoende planologische ruimte bestaat.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.

Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.

De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0002.png" Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: Provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel 2017

Indien het bestemmingsplan De Tippe wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. De in dit bestemingsplan geprojecteerde woningen passen qua aantal in het geldende bestemmingsplan. Het voornemen draagt bij aan zorgvuldig ruimtegebruik. Het voornemen is daarmee passend binnen de generieke beleidskeuzes.

Ontwikkelingsperspectieven

Op de ontwikkelingsperspectievenkaart is Stadshagen II aangeduid als 'woonwijk' en als 'geplande woonwijk' . De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijke, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.

Gebiedskenmerken

Het plangebied ligt op de overgang van 'komgronden' naar 'laagveengebied' (natuurlijke laag). Het heeft als gebiedskenmerken 'woonwijken 1955 - nu' (stedelijke laag) en 'stads- en dorpsranden' (lust- en leisurelaag). De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, wooneenheden en parken en groenstructuur). In de stads- en dorpsranden komen stad en land elkaar tegen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden- en dorpen als het landschap daaromheen.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

In het structuurplan heeft het plangebied de aanduiding 'woongebied'. De toekomstige uitbreiding van Zwolle kan plaatsvinden door het verder ontwikkelen van Stadshagen I en II. In Stadshagen II zijn in totaal volgens het structuurplan 4.350 woningen gepland. Deze worden gebouwd in een groenstedelijk woonmilieu waarbij de nadruk komt te liggen op kleinschalige en overzichtelijke leefgemeenschappen.

Naast het vigerende structuurplan Zwolle 2020, wordt inmiddels hard gewerkt aan het opstellen van een omgevingsvisie ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet.

De raad heeft inmiddels deel 1 van de omgevingsvisie “Mijn Zwolle van morgen” vastgesteld in november 2017. Deel 1 is “slechts” een document op hoofdlijnen, waarin, met aandacht voor de strategische opgaven, de verschillende ambities op integrale wijze worden samengebracht. Het document geeft op hoofdlijnen richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de toekomst, maar dient in een opvolgend document, omgevingsvisie deel 2, nader te worden uitgewerkt. Dan kunnen ook keuzes gemaakt worden op gebiedsniveau. Dat betekent dat het Structuurplan 2020 zijn status als structuurvisie, zoals bedoeld onder de huidige Wet ruimtelijke ordening, voor het grootste deel behoudt. Het document kan pas vervallen, nadat de volledige omgevingsvisie (deel 2) zal zijn vastgesteld.

Als onderlegger voor de omgevingsvisie geldt onder meer de Woonvisie van de gemeente Zwolle, zoals vastgesteld op 8 mei 2017, waarin een richtinggevend kader is neergelegd voor de wijze waarop wij tot keuzes willen komen ten aanzien van woningbouw, waarbij de behoefte enerzijds en de belangen vanuit de kwaliteit van de centrumstad anderzijds van belang zijn en waarbij tevens voldoende ruimte wordt gegeven aan woonpartners en andere initiatiefnemers.

Deze ontwikkeling past binnen de hoofdlijnen en ambities uit de omgevingsvisie deel 1.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in een ruimtelijk plan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2019.

In de mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet zondermeer opgevangen wordt door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. En dat de ambitie is voornamelijk te investeren in een bereikbaar en toegankelijk Zwolle, waarbij mobiliteit gaat bijdragen aan andere Zwolse doelstellingen. Van economische groei tot de woningbouwopgave; van klimaat neutrale gemeente tot gezonde en vitale wijken.

De ambitie is dat we ervoor zorgen dat Zwolle ook in de toekomst goed bereikbaar is door fietsen, lopen en reizen met het openbaar vervoer te stimuleren én door het autogebruik beter te spreiden. Alleen met al deze maatregelen kunnen we de knelpunten in het Zwolse verkeer voldoende wegnemen om de verwachte groei van verkeersdeelnemers op te vangen en Zwolle bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.

Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.5 Natuur- en groenbeleid

2.5.1 Wet natuurbescherming (2017)

Gebiedsbescherming: Natura 2000 gebieden

Sinds 1 oktober 2005 heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd (eerst in de Natuurbeschermingswet, daarna per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming). Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden (in het algemeen) verleend door de provincie.

Soortbescherming: Flora en fauna

De Wet natuurbescherming is eveneens op de soortbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van bedreigde dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de staat van instandhouding van deze soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden gevraagd of geldt een provinciale vrijstelling.

2.5.2 Rijks- en provinciaal natuurbeleid

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. De bescherming is zodoende planologisch geregeld. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

2.5.3 Gemeentelijk groenbeleid

Groenbeleidsplan (1998) en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de stedelijke Hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, het zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. De Wijkgroenstructuur staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening en Groene Kaart (2013)

Voor de bomen geldt de vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.

2.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die samengaan zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater op orde komt. Oppervlaktewater moet voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan wordt gesproken van “een goede chemische toestand”. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.

Waterwet

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.

Waterbeheer 21e eeuw

De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraagd advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

  • Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
  • Schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij “vasthouden, bergen, afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer toch een wateroverschot ontstaat, wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde, waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris.

In het Deltaprogramma staat een aantal deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het IJsselmeerpeil, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.

Provinciaal beleid

Provincie Overijssel heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Deze zijn op 1 mei 2017 vastgesteld. De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur' heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid

Het algemene beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid

Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassing aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van afvalwater, grondwater en hemelwater vastgelegd in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2016-2020. Hier staan ook ontwerprichtlijnen in beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.7 Woonbeleid

De Woonvisie Ruimte voor Wonen 2017 is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017. De Woonvisie bevat vier ambities: sterke groeistad, moderne woonstad, solidaire leefstad en duurzame deltastad. Zwolle groeit hard en staat voor de grote uitdaging veel nieuwe woningen toe te voegen. We werken samen met onze partners aan de kwalitatieve groei van een inclusieve stad. Binnen die groeiopgave wil Zwolle zorgen voor vernieuwende en particuliere woonconcepten en voldoende betaalbare woningen zodat Zwolle een inclusieve en aantrekkelijke woonstad blijft. De groei van het aantal huishoudens in Zwolle (en daarmee dito de behoefte aan nieuwe woningen) bestaat voor een belangrijke deel uit de groei van een- en tweepersoons huishoudens. Op 14 Oktober 2019 heeft de raad Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 vastgesteld als actualisatie en uitvoeringsprogramma van de Woonvisie 2017.

In de Woonvisie en Ontwikkelstrategie zijn kaders vastgelegd voor de woningbouw in Zwolle:

  • De doelstelling is een evenwichtig, divers en betaalbaar woningaanbod in Zwolle. Het programma voor een project groter dan 30 woningen bestaat in beginsel uit: 30% goedkoop, 40% middelduur en 30% duur, tenzij initiatiefnemer, corporatie en gemeente eens worden dat een andere verdeling beter is voor de wijk of het gebied waar het project deel van uitmaakt.
  • 60% van de nieuwbouwopgave van Zwolle vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding), 40% vindt suburbaan plaats (uitbreiding).
  • De nadruk ligt op het toevoegen van betaalbare huur- en koopwoningen.
  • Tevens is er sterk behoefte aan middeldure huurwoningen.
  • De nadruk ligt op het toevoegen van aanvullend en onderscheidende stedelijke woonmilieus. Bijzondere aandacht is daarbinnen ook voor de groei van een- en tweepersoons huishoudens. Die ontwikkeling onderbouwt de kwalitatieve behoefte aan kleinere woningen/appartementen binnen bestaand stedelijk gebied.
  • In het verlengde daarvan zetten Woonvisie en Ontwikkelstrategie in op doorstroming in de bestaande voorraad waarbij huishoudens die door gezinsverdunning klein zijn geworden, intrek nemen in een kleinere woning/appartement waardoor ook op die manier grondgebonden gezinswoningen vrij komen.
  • De ontwikkelende partijen conformeren zich aan de Zwolse werkwijze zoals afgesproken in de Ontwikkelstrategie Wonen en de samenwerkingsafspraken met het Concilium.

2.8 Milieubeleid

Algemeen beleid

Gemeente Zwolle heeft een gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie-milieu-kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, bedrijvigheid en externe veiligheid zijn relevant voor voorliggend plan. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.

Geluid

n de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:

"Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling".

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (2 april 2007) worden de ambities en de grenswaarden per gebiedstype genoemd.

In een wijk hebben woningen verschillende geluidsbelastingen. De ambitiewaarde is de waarde waar je op gebiedsniveau gemiddeld aan wilt voldoen. De grenswaarde geldt voor elke woning individueel. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel) of een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning. Als een balkon zich aan de voorzijde van de woning bevindt wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken. Dit zorgt voor akoestische compensatie.

Het bestemmingsplan De Tippe heeft vooral tot het gebiedstype 'Groen Stedelijk', met uitzondering van de Zuidpunt. Vanwege de nabijheid van een treinstation en een grotere mate van bedrijvigheid hoort deze tot gebiedstype 'Centrum Stedelijk'.

Gebiedstype   Ambitie   Grenswaarde wegverkeer   Grenswaarde spoor  
Groen Stedelijk   43 dB   53 dB   63 dB  
Centrum Stedelijk   48 dB   63 dB   68 dB  

Bedrijvigheid

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid hebben als doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering zorgt voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven en gevoelige bestemmingen, zoals woningen. Ook worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat meestal uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteit duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking “Bedrijven en Milieuzonering”(2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aa ngehouden kunnen worden tussen bedrijven ten opzichte van voorzieningen en woningen.

Luchtkwaliteit

In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) wordt de luchtkwaliteit langs alle wegen in Zwolle jaarlijks gemonitord. Hieruit blijkt dat de kwaliteit gestaag verbetert. Om de kwaliteitsverbetering voort te zetten zijn in het luchtkwaliteitsplan van gemeente Zwolle de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • knelpunten in de toekomst voorkomen, wat betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid voor verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

Met de beleidsvisie externe veiligheid (2013) streeft de gemeente ernaar te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:

  • overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • geanticipeerd wordt op landelijke beleidsontwikkelingen die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle, met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Ook is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen

Het plangebied hoort tot het gebiedstype 'Groen Stedelijk' en ligt buiten het gebiedstype stroomzone.

Vanwege de plaatselijk hoge personendichtheid en de overwegend lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen) is de risicoruimte beperkt. Voor dit gebiedstype geldt een stand-still beleid waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Binnen dit gebiedstype geldt dat er geen plek is voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR-10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico hebben.

Bodem

Het bodembeleidsplan (2017) kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering. Voor heel de gemeente is in 2020 een bodemkwaliteitskaart vastgesteld met als doel de kwaliteit inzichtelijk te maken en grondtransport eenvoudiger te maken. Het plangebied De Tippe valt binnen het homogeen deelgebied Stedelijke Uitbreiding SH (na 1987) en heeft de bodemfunctie Wonen.

Ondergrond 

In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:

  • Werken met ondergrondse bestemmingen / functies.
  • Structureel en georganiseerd gebruik maken van WKO (warmte- / koudeopslag) en WKO koppelen aan grondwatersanering en waterwinning en peilbeheer.
  • Bodemsanering gebiedsgericht benaderen.
  • Natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied.
  • Structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte.

Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de basisprincipes door:

  • het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering;
  • de doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond;
  • de mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koude-warmte opslag, peilbeheer en/of grondwaterwinning.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Stedenbouw

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1.1 Stedenbouwkundige visie

De bestaande landschappelijke en stedenbouwkundige context speelt een bepalende rol bij de ontwikkeling van De Tippe. Vier condities geven richting aan de ruimtelijke planvorming, nu en in de toekomst.

1. Afronden westflank Stadshagen

De Tippe is een gebied van circa 63 ha. aan de westzijde van het huidige Stadshagen, een nu nog geïsoleerd stukje polder, ingeklemd tussen de Kamperspoorlijn en de Hasselterweg (N331). Vertrekpunt voor de ontwikkeling van De Tippe is het zorgvuldig afmaken van de westflank van Stadshagen waarbij de duurzame ambities bijdragen aan een hoogwaardig woon- en leefmilieu. Een aantrekkelijke woon-werkomgeving in de nabijheid van het nieuwe station Stadshagen met woningen en voorzieningen voor een brede groep mensen in diverse fasen van het leven met een grote diversiteit aan leefstijlen. Een nieuw stuk stad voor alle Zwollenaren in aansluiting op doelgroepen uit Stadshagen en Westenholte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0003.png"

2. Geluidslandschap Hasselterweg en spoordijk

De ligging van De Tippe wordt sterk bepaald door de spoordijk, het tracé van de Hasselterweg en de naastgelegen geluidswallen. De Hasselterweg is niet alleen de ontsluiting van Stadshagen en Westenholte, maar heeft ook een belangrijke regionale functie. De weg is zorgvuldig ingepast in het landschap. Naast de fysieke en akoestische belemmering biedt de directe ligging aan de Hasselterweg ook ontwikkelingsmogelijkheden voor accenten- en zichtlocaties langs de weg, als ook recreatieve wandel- en fietsroutes over, en rust- en zichtpunten vanaf de geluidswal. Bij Westenholte heeft dit al geleid tot een landschap waarin voorzieningen en wandelroutes zijn opgenomen in een glooiend terrein. Door de aanleg van de nieuwe entree van Stadshagen (Belvédèretunnel) en het nieuwe treinstation vormt de zuidpunt van De Tippe de schakel met het stedelijk netwerk. Deze centrale positie van de zuidpunt is aanleiding voor de ontwikkeling van een opzet met menging van (concentraties van) stedelijke voorzieningen en wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0004.png"

3. Het IJssellandschap

Het rivierenlandschap van de IJsseldelta aan de westzijde van De Tippe is één van de drie unieke landschappen rondom de wijk Stadshagen. De directe oriëntatie op dit agrarische en natuurlijke landschap vormt de tegenhanger van de functionele stedelijke relaties met Stadshagen en de binnenstad. Een belangrijke opgave voor De Tippe is het vormgeven van een directe verbinding met het IJssellandschap en het verweven van de landschappelijke kwaliteiten in het Ontwikkelplan.

De geluidswal langs de Hasselterweg is bepalend voor de overgang van De Tippe naar het IJssellandschap. Dit dijklichaam biedt niet alleen een venster op het rivierenlandschap van de IJssel, maar vormt tevens een verbindende schakel. Fysieke verbindingen op en over de Hasselterweg maken van De Tippe straks de toegangspoorten vanuit Stadshagen naar dit landschap. Het bereikbaar maken van dit landschap voor mens én dier - door aanvullende recreatieve en ecologische verbindingen - draagt bij aan de duurzame ambities voor een gezonde leefomgeving en natuurinclusivite

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0005.png"

4. Gevolgbeperkende wal

De landschappelijke taluds langs de Hasselterweg hebben naast een geluidswerende ook een waterkerende functie. Bij een onverhoopte doorbraak van de IJsseldijk kunnen de openingen in de geluidswal tijdelijk worden gedicht, om de bewoners van De Tippe en andere delen van Stadshagen langer te beschermen tegen het water. Deze zogenoemde slaperdijk draagt daarmee vanuit meerlaagse veiligheid bij aan de klimaatadaptieve ambities voor De Tippe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0006.png"

3.1.2 Het ruimtelijke raamwerk

Onderscheidende kwaliteiten binnen het raamwerk

Het ruimtelijk raamwerk bepaalt in belangrijke mate de identiteit van De Tippe als duurzame, op de toekomst gerichte leefomgeving, waar bewoners en andere gebruikers samen vorm aan kunnen blijven geven.

In het raamwerk zijn de ruimteclaims die voortkomen uit de verschillende ambities voor De Tippe vertaald naar een plan met daarin voldoende ruimte voor groen, water en parkeren. Het toegepaste grid definieert naast de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte ook de schaal en maat van de ontwikkelvelden. Afhankelijk van de ligging binnen het plan, de Zuidpunt, de Stedelijke Radialen of het Poldergid, krijgen de ontwikkelvelden een andere uitwerking. Dit geeft houvast voor de gewenste versnelling van het diverse woningbouwprogramma. Op onderdelen krijgt het raamwerk een adaptief karakter en biedt het ruimte voor een flexibele invulling om te kunnen inspelen op technologische ontwikkelingen en veranderende behoeften van bewoners en de samenleving. Deze aanpak biedt voldoende ruimte voor verschillende verkavelingsvormen en bijpassende woningcategorieën waarmee naast maximaal 1.377 woningen ook een gemengd voorzieningenprogramma in De Tippe kan worden gerealiseerd.

Drie karakteristieke deelgebieden

Binnen het raamwerk van De Tippe is nog geen verkaveling vastgelegd. Zo wordt maximale ruimte geboden aan bijzondere passende woonvormen, variërend in dichtheid, typologie, architectuur, ontwikkelvorm, etc. Wel is in dit Ontwikkelplan benoemd tot welk deelgebied het ontwikkelveld behoort en welke karakteristieken hierbij horen. De getoonde verbeelding, getallen en uitwerkingen van de ontwikkelvelden zijn gebaseerd op een gezamenlijk opgestelde proefverkaveling, welke als bewijslast dient voor de haalbaarheid van dit Ontwikkelplan.

De Tippe kent drie complementaire woonmilieus - de Zuidpunt, de Stedelijke Radialen en het Poldergrid - met elk hun eigenheid en herkenbaarheid op stedenbouwkundig schaalniveau. Passend bij de ligging binnen het plangebied verschilt de ruimtelijk stedenbouwkundige opzet en architectonische samenhang. In een volgende fase worden hiertoe ontwikkelveldpaspoorten opgesteld om de gewenste differentiatie en samenhang binnen de deelgebieden en de gewenste ruimtelijke eenheid tussen de ontwikkelingen in relatie tot het ruimtelijk raamwerk te borgen.

Adaptiviteit van het Grid en flexibiliteit binnen de ontwikkelvelden

Met de sociale inclusiviteit in de buurt als uitgangspunt wordt er voor De Tippe alleen een differentiatie van het minimale woonprogramma in aantallen en categorieën voorgeschreven voor de ontwikkelvelden. Ongeacht de ontwikkelvorm geeft dit maximale ruimte in het ontwikkelproces voor co-creatie met groepen van bewoners en andere belanghebbende partijen. Daarnaast biedt een flexibele ruimtelijke invulling van het ontwikkelveld mogelijkheden om in te spelen op specifieke duurzame ambities en daarin te excelleren. Zo kan er bijvoorbeeld bij het ene veld voor worden gekozen op een hoger niveau in te zetten op klimaatadaptatie, door het lokaal afvangen en opslaan van water, terwijl bij een ander veld kan worden gekozen voor een optimale oriëntatie op de zon ten behoeve van lokale energieopwekking.

Ook binnen het raamwerk kunnen bepaalde opgaven op een andere manier tot uitwerking komen of voorrang krijgen wanneer daar bijvoorbeeld behoefte aan is vanuit de duurzame ambities. De profielen zijn daarom niet op inrichtingsniveau vastgelegd, maar bieden ruimte voor flexibliteit.

Het poldergrid De stedelijke radialen De zuidpunt

± 610 woningen ± 390 woningen ± 275 woningen

± 0,5 ha. voorzieningen ± 0,3 ha. voorzieningen ± 4 ha. voorzieningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0007.png"

3.2 Archeologie

De Archeologische Waarderingskaart Zwolle geeft aan dat zich binnen het plangebied geen locaties bevinden die voorzien moeten worden van een dubbelbestemming, omdat ze een archeologische verwachtingswaarde hebben van meer dan 50%.

3.3 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0008.png"

De Tippe wordt ingesloten door de Hasselterweg en de Kamperspoorlijn en heeft hierdoor een enigszins geïsoleerde ligging. Enerzijds de barrière van de Hasselterweg tussen Westenholte en de IJsseldelta. Anderzijds de spoorlijn die de grens vormt met aangrenzende buurten van Stadshagen.

Mede door de aanleg van de Belvedèretunnel en het nieuwe treinstation vormt de zuidpunt van De Tippe de schakel met het stedelijk netwerk. Daarnaast heeft De Tippe een directe relatie met de aangrenzende wijk Westenholte.

Fiets

Door het plangebied De Tippe loopt het pad via de Havenzathentunnels onder het spoor en de Hasselterweg, die de verbinding is tussen bestaand Stadshagen en de Hasselterweg/Scholtensteeg.

Aan de zuid-west zijde van het plangebied ligt de Belvederetunnel en het Rozenpad. Dit vormt de verbinding voor langzaam verkeer richting bestaand Stadshagen en Westenholte.

Openbaar vervoer

Bus

In de huidige situatie wordt Stadshagen bediend door lijn 1 die rijdt van Stadshagen via het Deltion College naar het centrum, station en vanaf daar door naar Oosterenk. De wijk heeft daarmee een rechtstreekse verbinding met de drie belangrijkste bestemmingen in Zwolle.

Aan de Hasselterweg bevinden zich de haltes Breecamp en Zwolseweg waar men de mogelijkheid heeft om met streeklijnen richting het centrum/station of richting Hasselt te reizen. Tevens rijdt er tussen het station Stadshagen en Deltion een buslijn.

Trein

De Tippe ligt langs de treinverbinding Zwolle-Kampen. Hiermee heeft Stadshagen een meer directe en snellere verbinding naar bestemmingen buiten Zwolle.

Om het gebruik van het station mede te stimuleren vanuit Zwolle en de regio is een tijdelijk P&R terrein gerealiseerd. Doel is om bij de uitwerking van De Tippe deze P&R functie op basis van de vraag te blijven faciliteren bij het station Stadshagen.

Auto

De Tippe wordt op twee punten aangesloten op de Hasselterweg. Bij de kruispunten van de Hasselterweg met de Belvédèrelaan en de Zwolseweg. De Belvédèrelaan is en vormt de verbinding met bestaand Stadshagen en is de route naar het winkelcentrum. De aansluiting bij de Zwolseweg is in aanzet aanwezig en zal bij de ontwikkeling van De Tippe een aanzienlijk deel van het verkeer van en naar De Tippe afwikkelen.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De ambitie om mobiliteit op een duurzame manier te faciliteren is mede bepalend voor de gekozen ruimtelijke structuur van De Tippe. Zo krijgt de wijk buurtringen als gevolg van de wens om aantrekkelijke verblijfsruimtes te creëren. De infrastructuur is daarmee een concrete stap om De Tippe als duurzame mobiliteitswijk vorm te geven. In combinatie met de Tippepaden, en de mobiliteitshub zijn dit belangrijke bouwstenen voor duurzame mobiliteit in de wijk.

Lopen

De Tippe zal met heldere toegankelijke looproutes, verblijfsgebieden en De Tippepaden de voetganger optimaal bedienen. Dit komt mede door de directheid en aantrekkelijkheid van de routes. De inpassing van (kleinschalige) ontwikkelingen aan de Tippepaden levert een aantrekkelijk samenspel tussen routes en levendig verblijven. De functies krijgen een plek aan de route waardoor de routes meer zijn dan een fietssnelweg. De routes gaan functioneren als voordeur van de wijk. Een voordeur die open staat.

Fiets

Fietsers worden optimaal bediend via de Tippepaden door de directheid en aantrekkelijkheid van de routes. Het fijnmazige netwerk is van een goede kwaliteit: een kwaliteitsniveau dat past bij de ambitie dat fietsen bij uitstek het vervoersmiddel is voor De Tippe als onderdeel van 'fietsstad Zwolle'. De wijk takt aan op bestaande verbindingen, de Rozentunnel en de Havezathentunnel.

Met een nieuwe brug over de Hasselterweg is een extra ontsluiting voor fiets en voetganger voorzien die de wijk verbind in de richting van Westenholte en de Zalkerdijk. Dit is nuttig dagelijks fietsverkeer dat via de fietssnelweg Zwolle-Kampen naar de bestemming fietst. Bovendien is de brug een directe ontsluiting richting de IJssel. Het verbindt de wijk met de prachtige omgeving en bied zo kansen voor gezonde beweging.

De extra ontsluiting vormt een alternatief voor de fietsroute via de Rozentunnel. Daardoor wordt de fietsroute via de rotonde naar verwachting ontlast.

Wat betreft de fietsroutes is de route vanaf de Havenzathentunnel naar het winkelcentrum Stadshagen een aandachtspunt. De bestaande route door Stadshagen zal extra worden belast. Het verbeteren hiervan is een opgave.

Een ander aandachtspunt is de fietsroute vanuit Stadshagen en de Tippe naar het buitengebied en de IJssel. deze route loopt mede via de Scholtensteeg en de kruising met de Zwolseweg. In het kader van de verkeersveiligheid is de realisatie van een separate fietsoversteek op dit kruispunt een opgave.

Openbaar Vervoer

Bus

In de huidige situatie wordt Stadshagen bediend door lijn 1 die rijdt van Stadshagen via het Deltion College naar het centrum, station en vanaf daar door naar Oosterenk. De wijk heeft daarmee een rechtstreekse verbinding met de drie belangrijkste bestemmingen in Zwolle. Aan de Hasselterweg bevinden zich de haltes Breecamp en Zwolseweg waar men de mogelijkheid heeft om met streeklijnen richting het centrum/station of richting Hasselt te reizen. De halte Zwolseweg zal een grotere rol gaan spelen voor de ontsluiting van De Tippe. Tevens rijdt er tussen het station Stadshagen en Deltion een bus.

Het openbaar busvervoer kan via de buurtringen worden afgewikkeld. In overleg met de provincie (concessieverlener) zal nadere uitwerking worden gegeven aan het openbaar busvervoer. Vooralsnog is rekening gehouden met het scenario dat de wijk wordt bediend middels regulier busvervoer. Een busroute met benodigde haltes is voorlopig ingepast.

Ook binnen het openbaar busvervoer vindt innovatie plaats. Eén van de mogelijke veranderingen kan zijn dat voor De Tippe blijkt dat een kleinschaligere manier van busvervoer passend is. Wanneer bij de verdere uitwerking van de plannen blijkt dat dit een goede oplossing is, dan kan dit als alternatief van het reguliere busvervoer worden ingepast.

Trein

Het treinstation ligt aan de zuidzijde van het plangebied. Het station is goed bereikbaar voor langzaam verkeer via De Tippepaden. Het station ligt voor heel de wijk op fietsafstand. Zeker voor de zuidpunt van het plangebied is het station ook te voet goed bereikbaar.

Auto

In het ontwerp van de wegenstructuur is de bereikbaarheid van de bouwvelden voor de auto gegarandeerd. Tegelijk is de auto niet altijd leidend gemaakt: de routes zijn niet altijd recht-toe-recht-aan. Wel wordt autoverkeer via een heldere structuur naar de plek van bestemming geleid.

Door de ringstructuren ontstaan binnen in de buurtringen verkeersluwe plekken waar volop ruimte is voor recreatie en ontmoeting in een groene omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0009.png"

De ontwikkeling van de woonwijk heeft effect op het omliggende wegennetwerk. Via de twee wijkontsluitingswegen zal autoverkeer het bestaande wegennet extra belasten. Aan de noordzijde betekent dit dat het kruispunt Hasselterweg – Zwolseweg meer verkeer te verwerken krijgt. In het verleden is bij het ontwerp van dit kruispunt met het oog op ontwikkeling van De Tippe rekening gehouden met de aanleg van een extra linksafstrook vanaf de Hasselterweg (Westenholte) richting 's Heerenbroek. Zodra de realisatie van het linksafvak vanwege het waarborgen van voldoende verkeersafwikkeling gewenst is, kan de aanpassing relatief makkelijk plaatsvinden.

Aan de zuidzijde wordt de wijk ontsloten via de rotonde op de Belvédèrelaan. De verkeersafwikkeling is in de planvorming een doorlopend aandachtspunt. Fietsverkeer gaat autoverkeer kruisen. De verkeersafwikkeling van de rotonde is daarom onderzocht. Daaruit bleek dat de afwikkeling vooralsnog voldoende is.

Parkeren / deelmobiliteit / mobiliteit hub

Voor De Tippe geldt het vigerende parkeerbeleid van de gemeente Zwolle zoals momenteel omschreven in de Regeling parkeernormen 2016. In de regeling wordt de aanvrager de mogelijkheid gegeven te komen met een plan waardoor het niet nodig is de gehele parkeernorm te realiseren.

Het alternatieve plan kan bijvoorbeeld het realiseren van deelmobiliteit. De wijk wordt voorbereid op het gebruik van elektrische voertuigen. Daar hoort bij dat voldoende oplaadmogelijkheden voor elektrische auto's worden gerealiseerd.

De ambities ten aanzien van duurzame bereikbaarheid in De Tippe komen samen in de Mobiliteitshub. De Mobiliteitshub speelt in op de vraag het autogebruik en autobezit in de wijk te verminderen. De ligging van de Hub, aan de hoofdfietsstructuur en de wijkontsluiting voor de auto is cruciaal. Zo ontstaat een overstappunt tussen verschillende modaliteiten in de wijk. De hub functioneert ten eerste als wijkstallingsgarage en centrale plek voor deelauto's van de omliggende ontwikkelvelden. Andere passende meekoppelkansen zijn een pick-up point voor pakketjes of overslagpunt van vrachten op een kleinschalige distributiedienst op wijkniveau.

3.5 Groen

Het geluidslandschap langs de Hasselterweg (De Geluidsdijk) met aangrenzend water en groen waaronder het Weidepark behoort tot de Stedelijke Hoofdgroenstructuur. Ook de spoordijk, de spoorsloot en begeleidend groen (De Spoorsingel), en de watergang met begeleidend groen die De Tippe doorsnijdt van spoor tot Hasselterweg en uitkomt in het Weidepark behoren tot de Stedelijke Hoofdgroenstructuur.

Tot de Wijkgroenstructuur van De Tippe behoort het overige water en groen in de vorm van de Tippepaden en de Stadssingel.

Er komen in het plangebied geen bijzondere bomen voor.

3.6 Natuur

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Natura 2000

Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft “Rijntakken” en is gelegen op een minimale afstand van 650 meter.

3.6.1.2 Flora en fauna

Resultaten Quickscan flora en fauna (soortbescherming)

In het kader van de Wet natuurbescherming (soortbescherming) is heel Stadshagen onderzocht op het voorkomen van beschermde planten en dieren en op de geschiktheid van het gebied voor de desbetreffende soorten. Dit is vastgelegd in de volgende rapporten:

Meurs, F.A. van, 2016.Quickscan flora en fauna. In kader van de Flora- en faunawet. Plangebied: Stadshagen, Zwolle. Rapportkenmerk ER20150825v02. Ecoresult B.V.

Meurs, F.A. van, 2016. Aanvullend onderzoek flora en fauna. In het kader van de Flora- en faunawet. Plangebied: Stadshagen, Zwolle. Rapportkenmerk ER20160308v01. Ecoresult, Dordrecht.

Ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging De Tippe en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden (bouwrijp maken) is aanvullend een quickscan soortbescherming De Tippe uitgevoerd.

Meinesz, K. en R. Olthof,2019. Quickscan soortbescherming De Tippe. Inventarisatie en beoordeling in het kader van natuurwetgeving en -beleid. Rapport 19-266. Ecogroen bv Zwolle.(CONCEPT)

Naar aanleiding van het onderzoek (Bijlage 1) worden de volgende soorten nader toegelicht.

Vleermuizen

Tijdens het onderzoek zijn geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen in het plangebied. Schade aan onmisbaar foerageergebied en vliegroutes is evenmin te verwachten.

Andere zoogdieren

In ruigtes en struweel binnen het plangebied kunnen verblijfplaatsen van wezel, hermelijn en bunzing aanwezig zijn. Daarnaast is mogelijk sprake van essentieel leefgebied.

Vogels; jaarrond beschermde nesten

In het plangebied zijn geen jaarrond beschermd nesten (categorie 1 t/m 4) van vogels aangetroffen.

Wel is broedbiotoop aanwezig voor enkele algemeen voorkomende vogelsoorten van agrarische gronden, sloten en struweel zoals wilde eend, kievit, graspieper, scholekster, tureluur, roodborsttapuit, grasmus en bosrietzanger.

Amfibieën

Er zijn geen exemplaren van poelkikker waargenomen tijdens het onderzoek. Op basis van intensief uitgevoerd onderzoek wordt het voorkomen van poelkikker binnen het plangebied uitgesloten.

Vissen

Uit e-DNA onderzoek is gebleken dat grote modderkruiper aanwezig is in sloten binnen het plangebied.

Overige soorten

In het plangebied zijn geen beschermde planten, overige amfibieën, overige zoogdieren, reptielen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten, uitgezonderd soorten waarvoor vrijstelling geldt in de provincie Overijsel.

3.6.1.3 Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde deel van het Natuur Netwerk Nederland is gelegen op een afstand van 0,6 kilometer.

3.6.2 Uitgangspunten bestemmingsplan
3.6.2.1 Stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden

Het uitvoeren van het bestemmingsplan kan mogelijk gepaard gaan met effecten op beschermde natuurwaarden. De Wet natuurbescherming verplicht vooraf te toetsen of plannen conflicteren met beschermde natuurwaarden. De gemeente Zwolle heeft aan het advies en ingenieursbureau Ecogroen gevraagd de stikstofdepositie als gevolg van het uitvoeren van het voorgenomen plan en de mogelijke effecten hiervan op Natura 2000-gebieden in beeld te brengen en te toetsen. De uitgangspunten, de resultaten en de conclusie zijn te vinden in het rapport “Ecologische beoordeling Stadshagen, de Tippe, Zwolle (Ecogroen, 11 december 2020, projectcode 20-421). Het integrale rapport is als bijlage opgenomen in het bestemmingsplan.

Berekening van de stikstofdepositie

De stikstofdepositie is bepaald met behulp van de rekentool AERIUS (2020). In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als gras- en bouwland. De stikstofemissie van het huidige gebruik is afgetrokken van de emissie van de uitvoering van het plan. Er is dus gebruik gemaakt van intern salderen.

Het realiseren van de maximaal 1.377 woningen en voorzieningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is verspreid over zes bouwjaren. De woningen en voorzieningen die gerealiseerd zijn, worden in het jaar na realisatie in gebruik genomen. Hierdoor overlapt de gebruiksfase met de aanlegfase.

Alle rekenjaren vanaf het begin van de aanlegfase tot aan het jaar met de uiteindelijke gehele gebruiksfase zijn doorgerekend (2021 t/m 2027). Uit de gemaakte berekeningen volgt dat er in bouwjaar 2026 sprake is van de grootste toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Rijntakken met een maximale netto toename van 0,30 mol/ha/jaar. Ook voor de gebruiksfase is sprake van een (maximale) toename van 0,14 mol/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Rijntakken.

De effectgebieden (een verzameling hexagonen*) waarop de stikstofdepositie als gevolg van uitvoering van dit plan terecht komt zijn ecologisch beoordeeld.

*AERIUS berekent de deposities per hexagoon (zeshoek) met een oppervlakte van één hectare.

Conclusie

Uit de ecologische beoordeling blijkt dat de uitvoering van het bestemmingsplan niet strijdig is met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000.

Er zijn binnen het N2000 gebied Rijntakken geen zodanige omstandigheden dat de maximale netto toename van 0,14 mol/ha/jr. ,in de gebruiksfase, kan leiden tot een ecologisch aantoonbare aantasting van de kwaliteit of oppervlakteverlies van de stikstofgevoelige habitattypen en/of leefgebieden.

Ook de tijdelijke toename aan stikstofdepositie van maximaal 0,30 mol N/ha/jr. ,tijdens de aanlegfase, zal niet leiden tot een ecologisch aantoonbare aantasting van de kwaliteit of oppervlakteverlies van de stikstofgevoelige habitattypen en/of leefgebieden.

De projectgebonden toename aan stikstofdepositie staat niet in de weg aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van habitattypen en/of kwalificerende soorten die leven in de stikstofgevoelige leefgebieden binnen de Rijntakken.

3.6.2.2 Flora en fauna/ecologische maatregelen

Uit de resultaten van de Quickscan soortbescherming De Tippe komen de volgende ecologische maatregelen voort.

  • Werkzaamheden mogen geen broedende vogels verstoren. Verstoring van broedendevogels kan voorkomen worden door de uitvoering op te starten voor 15 februari en na 1 oktober. Wanneer werkzaamheden binnen deze periode worden opgestart adviseren we om een broedvogelcontrole door een ter zake deskundige uit te laten voeren. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of nesten of eieren van broedvogels worden beschadigd of vernield, ongeacht de datum.
  • Wanneer verblijfplaatsen of essentieel foerageergebied van kleine marterachtigen worden vastgesteld en verloren gaan, is het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk. Er is uitzicht op ontheffing doordat in voorliggende situatie het relatief eenvoudig is om de functionaliteit van de leefomgeving te garanderen en het belang van de woonwijk onderbouwd kan worden. Om een ontheffing te kunnen verkrijgen dient in de regel voorzien te worden in alternatief leefgebied.
  • Door het dempen van sloten gaat leefgebied van grote modderkruiper verloren. Voor grote modderkruiper dient een ontheffing te worden aangevraagd bij de provincie Overijssel. Er is uitzicht op ontheffing doordat in voorliggende situatie de functionaliteit van de leefomgeving gegarandeerd kan worden en het belang van de woonwijk onderbouwd kan worden. Om een ontheffing te kunnen verkrijgen dient in de regel voorzien te worden in alternatief leefgebied. Voorafgaand aan de demping van sloten dienen exemplaren te worden weggevangen en verplaatst naar geschikt vervangend leefgebied. Er dient gewerkt te worden volgens een ecologisch werkprotocol waarin instructies worden gegeven voor een zorgvuldige uitvoering van de werkzaamheden.

In de nieuwbouw van het plangebied zal voorts rekening gehouden worden met het creëren van verblijfplaatsen voor vleermuizen, nestgelegenheid voor gierzwaluw, spreeuw en huismus in bebouwing, voor grote gele kwikstaart onder bruggen, en functionele leefomgeving voor huismus door middel van specifieke beplanting, zoals hagen en doornstruiken.

3.6.2.3 Natuur Netwerk Nederland

Omdat het NNN geen externe werking kent, kunnen negatieve effecten op het NNN worden uitgesloten.

Conclusies

In het kader van de Wet natuurbescherming is alle noodzakelijk onderzoek uitgevoerd (uitgezonderd Stikstofonderzoek). Er moet een ontheffing worden aangevraagd voor de grote modderkruiper. Gezien de genomen ecologische maatregelen is het zeer aannemelijk dat deze ontheffing zal worden verleend. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar.

3.7 Water

3.7.1 Huidige situatie

Waterstructuur

De Tippe maakt deel uit van de polder Mastenbroek. Door De Tippe lopen nu grotere en kleinere watergangen. Enkele watergangen zijn door het waterschap aangemerkt als primaire watergangen, andere komen niet voor op de leggerkaarten van het waterschap (zie figuur 1). Het waterpeil is gelijk aan het waterpeil ten noorden van de spoorlijn: -0,7 tot -0,5 m NAP. Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich op nog geen kilometer afstand de rivier de IJssel.

In en nabij watergangen en waterkeringen is de keur van toepassing. In de keur van het waterschap is aangegeven welke beperkingen gelden. Hier zijn bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen in opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0010.png"

Figuur 1: Oppervlaktewateren in en nabij De Tippe (bron: Legger WDODelta)

Het plangebied is een rivierkleigebied met een maaiveldhoogte van 0,10 m NAP tot 0,80 m NAP.

Riolering

Alleen nabij de Belvederelaan in de zuidoosthoek van het plangebied is momenteel riolering aanwezig.

Maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.

3.7.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Algemeen

De polder Mastenbroek heeft bijzondere landschappelijke kwaliteiten. Een deel van De Tippe is geïnspireerd op de gridstructuur van de polder. Deze structuur wordt bepaald door watergangen en polderwegen. De Tippe is ingesloten door Westenholte en bestaand Stadshagen, maar sluit ook aan bij de polder en IJssel aan de noordzijde en binnenstad aan de zuidzijde. De dijkverlegging bij de Vreugderijkerwaard in het kader van Ruimte voor de Rivier heeft het rivierenlandschap nabij De Tippe versterkt.

Waterstructuur

De Tippe krijgt een min of meer zelfstandig watersysteem. Een watersysteem met voldoende berging in perioden met extreme regenval en met voldoende buffering voor periode van droogte. Er wordt geen vast (zomer- en winter-)peil gehanteerd zoals gebruikelijk. Het waterpeil mag op een natuurlijke wijze fluctueren. Dit is voordelig voor de natuurwaarden. Daarnaast zijn de seizoenen en natte en droge perioden beleefbaar.

Het watersysteem wordt hoofdzakelijk gevoed met regenwater en in de winter in beperkte mate ook met kwel. Het systeem verliest water door verdamping en doordat het wegzakt in de bodem. In lange droge perioden kan het voorkomen dat het waterpeil in De Tippe (te) ver daalt. Dit heeft nadelige effecten voor de waterkwaliteit en de ecologie en is ook vanuit de ruimtelijke kwaliteit ongewenst. Als het waterpeil te ver uitzakt (onder -0,70 m NAP) kan aan de zuidzijde water worden ingelaten. Bij zeer extreme regenval kan het waterpeil te ver stijgen (tot boven NAP) en wateroverlast veroorzaken. In deze situatie is behoefte aan een noodventiel om overtollig water af te voeren uit De Tippe. Verkend wordt nog of dit noodventiel gerealiseerd kan worden aan de noordwestzijde richting de Scholtensteeg en parallel langs het spoor.

Uitgangspunt is dat het watersysteem varend wordt onderhouden door het Waterschap. Een zelfvoorzienend watersysteem met natuurlijke peilfluctuaties vraagt een andere oeverinrichting en stelt eisen aan de kunstwerken (duikers, stuwen, waterinlaat en nooduitlaat). Er is een stelsel van wadi's en infiltratievoorzieningen voorzien en hemelwater stroomt deels via het maaiveld af naar een plek waar het wordt opgevangen. Dit wijkt af van de reguliere praktijk en vraagt maatwerk vanuit beheer en afstemming met het waterschap. Bij de nadere uitwerking is aandacht voor de waterbalans (op basis van de bergingsvolumes oppervlaktewater en infiltratievoorzieningen) en het functioneren van het watersysteem tijdens de bouwfase.

Deelgebieden

Regenwater stroomt waar mogelijk oppervlakkig af naar de infiltratievoorzieningen. Waar dit nodig is zal worden voorzien in een regenwater(infiltratie) riool. Het watersysteem en een deel van infiltratievoorzieningen zijn gesitueerd in het openbaar gebied. Ook binnen de ontwikkelvelden en de bouwblokken zal een deel van de bergingsopgave moeten worden ingevuld. Dit kan op, in of onder de gebouwen, of op het binnenterrein worden opgelost. Voor ieder ontwikkelveld zullen specifieke afspraken worden gemaakt over de specifieke bergingsopgave.

Door de ontwikkelstrategie aan de noordzijde met velden (grids) kunnen later mogelijk wadi's en watergangen toe worden gevoegd. Het grid wordt net als in de rest van de polder mede bepaald door watergangen. Waar mogelijk worden wadi's uitgevoerd als netwerk waarbij ze onderling zijn verbonden. Deze wadi's kunnen als ze vol zijn overtollig water overstorten op het oppervlaktewater.

In het centrale park komt d.m.v. subtiele hoogteverschillen en lokale waterbuffers het uiterwaardenlandschap terug (plasdrasgebied). Door het minimale hoogteverschil van het park met het oppervlaktewater ontstaat ruimte voor het opvangen van water bij piekbuien. Paden kunnen dan ook onder water komen te staan.

Toekomstbestendigheid

De Tippe wordt klimaatadaptief en waterrobuust ingericht. Op het moment van piekbuien kan dit voor een groot deel worden opgevangen in het oppervlaktewater. Buien van 90 mm in 1 uur (t=250) kunnen worden verwerkt in de openbare ruimte en op kavelniveau zodanig dat dit niet tot wateroverlast en/of schade leidt. Hierbij kan ook gedacht worden aan waterberging op (groene) daken. In tijden van droogte helpt het als het regenwater zo goed mogelijk wordt vastgehouden. Hemelwater wordt dus geïnfiltreerd of afgevoerd naar de aanwezige watergangen. Ruime boomvakken en grote bomen dragen ook bij aan het vasthouden van water op natte dagen en aan verkoeling op hete dagen. Voor hittestressreductie op hete dagen is op gebouwniveau aandacht voor koeling, zonwering en ventilatiemogelijkheden. De groenstructuur en het waternetwerk versterken elkaar: blauwegroene structuren dragen behalve aan de leefkwaliteit, ook bij aan de ruimtelijke kwaliteit.

Waterrobuust en klimaatadaptief houdt ook in dat er voldoende watercirculatie plaats kan vinden in het watersysteem.

Het oppervlaktewater kan kansen bieden voor thermische energie uit oppervlaktewater (TEO).

Riolering

In het plangebied is sprake van een toename van de hoeveelheid afvalwater ten opzichte van de huidige situatie. Hiervoor wordt een rioleringsstelsel aangelegd en zuiveringstechnische werken toegevoegd.

Waterkwaliteit

Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Ontwateringsdiepte

In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, ventilatieschachten) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).

Overstromingsrisico

Het plangebied is gelegen achter een primaire waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, door het Zwarte Meer aan de noordzijde en door het Zwarte Water aan de oostzijde (voormalig dijkring 10). Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.

Risico-inventarisatie

Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor het primaire dijktraject ten zuiden van het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De waterkeringen aan de oost en noordkant van het plangebied zijn lager genormeerd en kennen een overstromingskans van 1 op 3.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: “kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade”.

Met behulp van www.risicokaart.nl wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat op 2,0 tot 5,0 meter (figuur 2). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als diep. De tijd tot overstroming is afhankelijk van de locatie waar de waterkering faalt. In figuur 3 is de tijd tot overstroming van het plangebied bij een dijkdoorbraak van de IJsseldijk bij de wijk Westenholte weergegeven. Dit is kort, namelijk 0 tot 6 uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0011.png"

Figuur 2: Maximale waterdiepte bij een overstroming (bron: risicokaart.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0012.png"

Meerlaagse veiligheid

De geluidswal langs de Hasselterweg is niet alleen geluidswerend, maar kan met de nodige maatregelen ook wordt ingezet als gevolgbeperkende wal in het geval van overstroming van de Mastenbroekerpolder. Bij overstroming wordt wateroverlast en schade door deze wal beperkt en/of hebben de bewoners langer de tijd om te evacueren.

3.8 Wonen

In De Tippe worden maximaal 1.377 woningen gebouwd in een suburbaan woonmilieu specifiek gericht op grotere gezinshuishoudens (70%) en kleine huishoudens, die bestaan uit 1 of 2 personen (30%). Net als in heel Stadshagen ligt het accent op woningbouw voor diverse gezinnen, voornamelijk grondgebonden. Dit sluit aan bij de identiteit van Stadshagen als suburbane woonlocatie van Zwolle en voorziet in de grote vraag naar suburbane woonmilieus. Voor De Tippe wordt voorgesteld 30% van de woningbouw te realiseren voor de kleine(re) huishoudens, de snelst groeiende huishoudensgroep in Zwolle.

Uit onderzoek van Companen blijkt dat deze groep voornamelijk een voorkeur heeft voor appartementen in de huursector, dit geldt zowel bij de starters 18-29 jaar als bij de groep van 50- 64 jaar. Door het toevoegen van diverse woningtypes en prijsklassen wordt ruimte geboden aan doorstroming binnen de wijk.

In De Tippe wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de Zuidpunt, rondom het treinstation Stadshagen, en het overige gebied. De Zuidpunt rondom het station kenmerkt zich door functiemening (wonen, werken en voorzieningen) en een hogere woningdichtheid, onder andere door gestapelde woningbouw. De Zuidpunt voorziet in de behoefte aan woningen voor 1- en 2-persoonshuishoudens, voor zowel starters als ouderen. Starters hebben niet altijd een auto en hechten waarde aan een goede fiets- en/of openbaar vervoer verbinding naar werklocaties. Ouderen kunnen door de aanwezige voorzieningen en goede verbinding met het Stadscentrum binnen de wijk kleiner en levensloopbestendig gaan wonen met behoud van de vertrouwdheid van de eigen wijk. Met name deze groep groeit snel in Stadshagen. Door toevoeging van woningen voor 1- en 2-persoonshuishoudens wordt aan deze groep de mogelijkheid geven om binnen de wijk een passende woning te vinden.

In het overige deel van de wijk ligt de focus op het faciliteren van gezinnen. Gezinnen richten zich het sterkst op grondgebonden woningen, zowel op huur- als op koopwoningen, met name in het middeldure segment.

Belangrijk element bij de ontwikkeling van de Tippe is dat 25% vanuit co-creatie ontwikkeld wordt. Daarmee sluit het aan bij de ambitie van Zwolle om vernieuwende woonstad te zijn, waarbij ruimte is voor experiment om samen met bewoners, vanuit de behoefte van huidige en nieuwe bewoners, een passend en toekomstbestendig woonaanbod te ontwikkelen.

Een van de ambities voor De Tippe is een sociale en inclusieve wijk. In een overspannen woningmarkt is het belangrijk dat ook De Tippe voor iedereen bereikbaar blijft. Net als op stadsniveau wordt voor het woningbouwprogramma in De Tippe vastgehouden aan een verdeling in prijsklasse van 30% goedkoop, 40% middelduur en 30% duur.

Om de betaalbaarheid van woningen te kunnen beschermen en starters meer kansen te geven op de woningmarkt is als onderdeel van de Ontwikkelstrategie Wonen een Zwols pakket van maatregelen opggesteld. Ontwikkelende partijen verplichten zich om het Zwols pakket van maatregelen toe te passen in al haar contracten met betrekking tot nieuwbouw en transformatie van koopwoningen in het prijssegment goedkoop en middelduur.

Uit de meest recente woningmarktanalyse van Companen en bureau HHM (2017) is gebleken dat er, op basis van de inkomens- en huishoudensontwikkeling in het goedkope woonsegment, vooral behoefte is aan goedkope en middeldure koopwoningen voor met name jonge gezinnen. Stadshagen is bij uitstek een gezinswijk waar dit segment goed kan worden gefaciliteerd.

Ook is er een blijvende grote vraag naar sociale huurwoningen. De meerderheid van de sociale huurders bestaat uit 1- en 2--persoons-huishoudens. De verdere ambulantisering van de zorg en de uitstroom van beschermd wonen vragen in de sociale huursector vooral om de toevoeging van kleinere (3-kamers) zelfstandige sociale huurwoningen in de goedkoopste prijsklassen.

Wonen en zorg

Steeds meer mensen wonen of blijven zelfstandig wonen, ook als ze zorg nodig hebben. Het feit dat steeds meer mensen op hogere leeftijd zelfstandig blijven wonen, stelt eisen aan de beschikbaarheid en kwaliteit van woningen in Zwolle en de aansluiting van wonen met zorg en welzijn. In 2017 is in opdracht van de gemeente Zwolle, deltaWonen, Openbaar Belang, SWZ en partners WWZ038 een woningmarktanalyse uitgevoerd door Companen/HHM. In dit onderzoek is aan de hand van een aantal indicatoren de (mogelijke) toekomstige vraag in beeld gebracht en is specifiek ingezoomd op wonen en zorg. Uit dit onderzoek blijkt dat naast de kwantitatieve vraag er met name sprake is van een kwaliteitsvraagstuk als het gaat om zorgbehoefte in combinatie met type huisvesting, geschiktheid bestaande woningen, omgevingsfactoren, etc. Om hier invulling aan te geven is een integrale aanpak nodig op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Te denken valt aan de zorgdoelgroepen ouderen, jongeren en mensen met een psychiatrische problematiek.

De toenemende vergrijzing en ook ambulantisering van zorg betekent dat er een kwantitatieve opgave bestaat in het huisvesten van zorgdoelgroepen, jong en oud. Er zal een 'tandje' bijgezet moeten worden om de woonbehoefte van deze groepen te kunnen realiseren. Een deel van deze opgave vertaalt zich naar de ontwikkeling van nieuwe wijken en buurten, zoals De Tippe. Hier kunnen kansen worden benut om invulling te geven aan de woonbehoefte van zorgdoelgroepen om ook doorstroming te genereren. Essentieel is om te realiseren dat de kwantitatieve opgave hand in hand gaat met de kwalitatieve woonbehoefte. Een geschikte woning in de juiste omgeving met een goede balans van 'draagkracht en draaglast'.

De ontwikkelfase vraagt daarom een zorgvuldig en 'slim' samenspel met wonen- en zorgpartners om de woon-zorg behoefte te integreren in het totale woningbouwprogramma voor de Tippe.

3.9 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op (milieu)aspecten die mogelijk beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen.

3.9.1 Geluid

De Wet geluidhinder stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, scholen en verpleegtehuizen. In de wet wordt per geluidsbron een regeling gegeven, te weten voor industrielawaai, spoorweglawaai en wegverkeerslawaai. In het kader van het bestemmingsplan voor de Tippe is door Omgevingsdienst IJsselland een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Akoestisch onderzoek Stadshagen Zwolle, Deelgebied de Tippe, versie 2.2 definitief, 1 maart 2021). Dit onderzoek is als Bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.

Industrielawaai

Het plangebied valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein.

Wegverkeer

Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van het wegverkeer op de volgende wegen:

  • Hasselterweg (N331) ten noorden van de Teunisbloemweg;
  • Belvédèrelaan, tussen de Frankhuizerallee en de Hasselterweg;
  • Zwolseweg (N764) ten westen van de Hasselterweg.
  • Havenzathenallee;
  • Voorsterweg;
  • Scholtensteeg.

Ten aanzien van de hoofdinfrastructuur geldt dat aan de weg en in het naastgelegen gebied maatregelen zullen worden getroffen, zodat de gevelbelasting van geluidsgevoelige bestemming niet meer dan 48 dB zal bedragen. Bij de wijkontsluitingswegen zal gestreefd worden naar een niet hogere gevelbelasting van 48 dB, uitgezonderd 10% van de woon- en bijzondere bebouwing, daarvan zal de gevelbelasting niet meer dan 53 dB bedragen.

Railverkeerslawaai

De aandachtszone voor akoestisch onderzoek in relatie tot het huidige gebruik van de spoorlijn Zwolle – Kampen is beperkt tot 100 meter vanaf de spoorlijn. Binnen deze zone is onderzocht of de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Voor die gevallen moeten geluidwerende maatregelen worden getroffen.

Maatregelen

Voor de Havenzathenallee, Voorsterweg en Scholtensteeg is tijdens het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd voor het moederplan (Stadshagen II, vastgesteld februari 2006) al gebleken dat voldaan wordt aan de wettelijke voorkeurswaarde. Voor de Hasselterweg, Zwolseweg en Belvédèrelaan en de spoorlijn is aanvullend akoestisch onderzoek gedaan en is gekeken welke geluidbeperkende maatregelen doeltreffend zijn. Waar dit niet mogelijk is zijn en het toch wenselijk is om woningen te bouwen worden kunnen volgens de Wet geluidhinder hogere waarden verleend worden. In die gevallen moeten bij de realisatie van de woning maatregelen uit het Bouwbesluit genomen worden om binnen de woning een goed geluidsniveau te garanderen.

Poldergrid en Stedelijke Radialen

Wegverkeerslawaai

Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het verkeer op de Zwolseweg de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Langs de binnenplanse wegen (30 km/uur) wordt incidenteel de voorkeursgrenswaarde overschreden. Deze wegen vallen niet binnen de Wet geluidhinder, waardoor hier geen maatregelen voor bepaald hoeven te worden. Wel wordt hiervoor in het kader van Wet ruimtelijke ordening bepaald of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Omdat de grenswaarde van 53 dB uit het gebiedsgerichte geluidbeleid van gemeente Zwolle niet wordt overschreden past de geluidsbelasting van deze wegen binnen het karakter van de wijk.

Het verkeer op de Hasselterweg zorgt vanaf de derde bouwlaag tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op de eerstelijns bebouwing. In het akoestisch onderzoek is onderzocht welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te beperken. Op de Hasselterweg is al stil asfalt aangebracht. Verder is een aarden wal met schanskorf aanwezig tussen de Hasselterweg en de eerstelijns bebouwing. Deze zorgt op de eerste twee bouwlagen voor voldoende geluidsreductie.

In het Poldergrid betekent dit dat alleen bij de bovenste bouwlaag een (geringe) overschrijding overblijft. Deze bouwlaag is voorzien als een zolderverdieping, waarbij het dak vanwege de duurzaamheidseisen wordt bedekt met zonnepanelen. Hierdoor ontstaat een dove gevel, die vanuit de Wet geluidhinder niet hoeft te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Dit wordt gezien als een praktische oplossing, waardoor geen hogere waardes worden verleend voor deze woningen. Hierbij weegt mee dat de eerste twee verdiepingen wel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waardoor in de woningen voldoende ruimte is om geluidgevoelige ruimtes te realiseren.

In de Stedelijke Radialen zijn appartementencomplexen voorzien, waarbij alle bouwlagen potentieel geluidgevoelig zijn. In de uitwerking van de locatie zal de akoestische situatie nader moeten worden onderzocht. Er zullen geen hogere waarden worden verleend, wat betekent dat de potentiele knelpunten door middel van stedenbouwkundige maatregelen moeten worden voorkomen. In praktijk komt dit er op neer op voldoende afstand tussen de Hasselterweg en de geluidgevoelige functies.

Railverkeer

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat bij een deel van de woningen in de eerstelijnsbebouwing langs het spoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De overschrijdingen vinden hier plaats vanaf de tweede bouwlaag.

Een bronmaatregel voor railverkeerslawaai is het toepassen van raildempers. De geluidreductie als gevolg van het toepassen van raildempers is circa 3 dB, mogelijk voldoende om de overschrijdingen binnen het plangebied op te heffen. De effectiviteit van raildempers staat echter niet vast, vanwege remmend en optrekkend verkeer ter hoogte van station Stadshagen. Het is aannemelijk dat als gevolg van remmend en optrekkend treinverkeer een geluidreductie van 3 dB niet behaald wordt. Gelet op de relatief kleine overschrijdingen van de wettelijke voorkeurswaarde, de te behalen geluidreductie en de recente elektrificatie van de spoorlijn is het uitgangspunt dat raildempers niet aan de orde zijn.

Een mogelijke maatregel om de overdracht van geluid naar het plangebied te beperken is een geluidsscherm. Uit berekeningen is gebleken dat op de maatgevende hoogte van 4,5 meter een schermhoogte van 1 meter ten opzichte van bovenkant spoor effectief is. Een geluidscherm zorgt echter ook voor een ongewenste afscheiding van de Tippe van de rest van Stadshagen en is visueel onaantrekkelijk. Ook reflecteert een scherm mogelijk het geluid richting de woningen aan de andere zijde van het spoor, die op een gelijke afstand van het spoor liggen. Gezien de geringe overschrijding van de voorkeursgrenswaarde en het incidentele karakter van het spoorgeluid wordt daarom geen scherm aangebracht.

Om de woningen te beschermen tegen het railgeluid worden hogere waarden verleend voor een deel van de eerstelijns bebouwing. De contour van de voorkeursgrenswaarde voor geluid van het spoor is op de bestemmingsplankaart aangegeven. De gebieden binnen deze contour (d.w.z. met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde) hebben de aanduiding 'geluidsgevoelige bebouwing uitgesloten' gekregen, waaraan de volgende bouwregel is verbonden:

  • ter plaatse van de aanduiding 'geluidsgevoelige bebouwing uitgesloten' mogen in het Poldergrid maximaal 16 woningen worden gerealiseerd met een maximale gevelbelasting van 56 dB;
  • ter plaatse van de aanduiding 'geluidsgevoelige bebouwing uitgesloten' mogen in de Stedelijke Radialen maximaal 18 woningen worden gerealiseerd met een maximale gevelbelasting van 57 dB;

Voor alle woningen binnen de contour geldt dat deze een geluidluwe gevel moeten hebben. Dit betekent dat er een gevel is waar de geluidbelasting bij voorkeur aan de voorkeursgrenswaarde voldoet. Het uitgangspunt is dat hier een raam open gezet kan worden zonder dat de geluidsbelasting in de woning toeneemt.

Zuidpunt

De Zuidpunt van de Tippe ligt in een relatief smalle punt tussen de spoorlijn en de Hasselterweg en wordt doorsneden door de Belvédèrelaan. Hierdoor is de geluidbelasting in vergelijke met de rest van de Tippe hoog. Tegelijkertijd is het door de nabijheid van het station, faciliteiten en de ontsluitingswegen ook een aantrekkelijke locatie. Daarom is gekeken op welke manier hier toch woningen gecreëerd kunnen worden, waarbij de ambitie vanuit het gebiedsgerichte beleid voor geluid wordt gerespecteerd.

Bij de bespreking van de resultaten wordt de indeling in onderstaande kaart gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP19013-0003_0013.jpg"  

Wegverkeer

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat als gevolg van het verkeer op de Hasselterweg en de Belvédèrelaan de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.

De aarden wal langs de Hasselterweg wordt bij de Zuidpunt door de ontsluitingsweg onderbroken. Daarom is er voor gekozen om in veld Z8 op bovenstaande kaart geen geluidgevoelige functies toe te staan. Veld Z6 en Z5 zijn bestemd voor maatschappelijke functies.

De Belvédèrelaan geeft een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op de velden Z1, Z2, Z7 en Z9. Waar mogelijk is hier stil asfalt aangelegd. Dit type asfalt is echter niet bestand tegen veel remmend en optrekkend verkeer, waardoor het niet toegepast kan worden bij de rotonde. Een scherm is gezien de beperkte ruimte niet toepasbaar.

Omdat in de Zuidpunt meerdere geluidsbronnen aanwezig zijn (het de wegen en het spoor), is in het akoestisch onderzoek ook berekend wat de gecumuleerde geluidsbelasting is. Hieruit is gebleken dat in de velden nabij het station (Z7 en Z9) de milieukwaliteit matig tot slecht is. De reden hiervoor is dat dit gebied op een relatief smalle strook tussen de Belvédèrelaan en het spoor ligt, waardoor aan beide zijdes een geluidsbron aanwezig is. Deze velden zijn hierdoor in principe minder geschikt voor woningen. Alleen als bij de uitwerking aangetoond wordt dat een geluidluwe gevel wordt gecreëerd mogen hier geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. Hiervoor worden hogere waarden verleend. Hierbij is meegenomen dat woningbouw met name in de grotere velden aan de westkant van de Zuidpunt (Z1, Z2, Z3 en Z4) zal plaatsvinden, omdat hier makkelijker aan de eisen voor geluid kan worden voldaan.

In de velden Z1 en Z2 is de gecumuleerde geluidbelasting lager. De voorkeursgrenswaarde wordt bij deze velden alleen overschreden bij de punten langs de rotonde. Hierbij wordt voorzien dat een geluidluwe gevel creëren goed mogelijk is. Ook hebben deze woningen een geluidwerende functie voor de rest van het veld. Om deze reden wordt voor deze velden een beperkt aantal hogere waarden verleend.

In de regels is bepaald dat voor de velden langs de Belvédèrelaan een geluidgevoelige bestemming is uitgesloten, met uitzondering van:

  • het volgende aantal woningen waarvoor hogere waardes zijn verleend:
    • 1. veld Z1: maximaal 16 woningen met een maximale gevelbelasting van 53 dB
    • 2. veld Z2: maximaal 16 woningen met een maximale gevelbelasting van 53 dB
    • 3. veld Z7: maximaal 72 woningen met een maximale gevelbelasting van 61 dB
    • 4. veld Z9: maximaal 32 woningen met een maximale gevelbelasting van 61 dB
  • daarnaast mogen in deze velden geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd als aangetoond kan worden dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde

Het verkeer op de Hasselterweg zorgt voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde bij veld Z4, waar appartementen zijn voorzien. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden vanaf de derde bouwlaag. Een verhoging van de aarden wal met schanskorf is hier vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Op de Hasselterweg is al stil asfalt toegepast. Omdat het mogelijk is om de geluidgevoelige functies van een geluidluwe gevel te voorzien worden een beperkt aantal hogere waardes verleend. Voor de appartementen geldt dat hier maximaal 9 appartementen worden gerealiseerd met een maximale gevelbelasting van 56 dB.

Railverkeer

Het treinverkeer zorgt in de Zuidpunt voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde bij de woningen langs het spoor. Net zoals in het Poldergrid en de Stedelijke Radialen is het toepassen van raildempers niet geschikt. Vanwege de beperkte ruimte is een geluidscherm niet inpasbaar. Daarnaast is de bebouwing in de Zuidpunt hoger en zou een scherm hier slechts voor een deel van de bouwlagen effectief zijn.

Omdat de gecumuleerde geluidbelasting laag is en geluidluwe gevels een optie zijn worden voor deze locatie hogere waardes verleend. Hierbij is in de overweging ook meegenomen dat deze woningen mogelijk een geluidwerende functie kunnen hebben voor de woningen die verder van het spoor hebben. Een voorwaarde voor deze woningen is dat een geluidluwe gevel wordt aangebracht.

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidsgevoelige bebouwing uitgesloten' mogen maximaal 84 woningen worden gerealiseerd met een maximale gevelbelasting van 59 dB.

Voor de woningen in de overige velden langs het spoor geldt dat deze al een hogere waarde ontvangen voor de geluidbelasting van de Belvédèrelaan.

3.9.2 Bedrijvigheid

In de Zuidpunt ligt een gebied met de functie gemengde doeleinden. Hier is een combinatie van wonen en bedrijvigheid mogelijk. Het gaat om een klein gebied dat ingeklemd ligt tussen woongebieden en verkeersdoeleinden en dat alleen geschikt is voor zeer lichte bedrijfscategorieën. In de Zuidpunt ligt ook een gebied met bestemming maatschappelijke voorzieningen.

Vanwege de hinder die zij kunnen veroorzaken dient bij de uitwerking van het naastgelegen gebied met de bestemming wonen rekening gehouden te worden met een afstand conform de richtlijn 'Bedrijven en milieuzonering'.

3.9.3 Trillingen

Goederen en personenvervoer over het spoor zou in potentie kunnen leiden tot (hinderlijke) trillingen in woningen en overige gebouwen. In Nederland bestaat geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet bij plannen waarbij toekomstige (woon)gebouwen op korte afstand tot het spoor (100 m. volgens ProRail) worden voorzien een onderzoek naar trillingshinder worden uitgevoerd. Door Adviesbureau Alcedo is hiervoor het rapport 'De Tippe Zwolle, Resultaten trillingsmetingen hinder spoor' (24 juni 2019, kenmerk 20197091.R01.V01) opgesteld. Op basis van meetresultaten wordt geconcludeerd dat voor de nieuw te bouwen woningen naar verwachting voldaan wordt aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn deel B “Hinder voor personen in gebouwen”. Trillingshinder vormt hiermee geen belemmering voor de realisatie van het plan.

3.9.4 Luchtkwaliteit

De belangrijkste regels over de luchtkwaliteit staan in hoofdstuk 5 (titel 5.2) en de grenswaarden voor de luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wet milieubeheer (Wm). In de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief deze niet in een betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Bijlage 3A van de Regeling NIBM geeft aan dat een woningbouwlocatie met = 1.500 woningen (netto) en minimaal 1 ontsluitingsweg valt onder de categorie NIBM. In het plangebied De Tippe worden minder dan 1.500 woningen gerealiseerd, zodat aan de NIBM grens wordt voldaan. Dit betekent dat toetsing van het project aan de grenswaarden in deze situatie niet nodig is.

Er moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld dat de luchtkwaliteit in het plangebied geschikt is voor de beoogde functie 'wonen'.

Aan de hand van de Monitoringstool van het Nationale Samenwerkingprogramma Luchtkwaliteit is een beoordeling gemaakt de luchtkwaliteit langs de Hasselterweg (N331) en de Havezathenallee voor de jaren 2020 en 2030. De beoordeling is gedaan op de meest nabij de weg gelegen rekenpunten, de concentraties in het verder van de weg gelegen deel van het plangebied zullen lager zijn. In de tabel hieronder zijn de resultaten hiervan te zien.

Luchtkwaliteit ter hoogte van plangebied (bron: NSL-Monitoringstool, monitoringsronde 2020

  waarde in 2020   waarde in 2030   grenswaarde   WHO advieswaarde  
NO2 µg/m3 jaargemiddeld   20,9   14,1   40   40  
aantal uren met NO2 concentraties > 200 µg/m3    0   0   18   -  
PM10 µg/m3 jaargemiddeld   16,7   14,8   40   20  
aantal dagen met PM10 concentraties > 50 µg/m3   6   6   35   -  
PM2,5 µg/m3 jaargemiddeld   9,6   7,8   25   10  

Uit de tabel blijkt dat langs de omsluitende wegen ruim wordt voldaan aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit van bijlage 2 van de Wm en dat tevens wordt voldaan aan de WHO advieswaarden. Deze conclusie mag tevens worden getrokken voor het overige deel van het plangebied dat verder van de omsluitende wegen is gelegen. De luchtkwaliteit in het plangebied is goed en geschikt voor de functie wonen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.

3.9.5 Bodemkwaliteit

In het kader van het moederplan is een inventarisatie naar bekende bodeminformatie uitgevoerd. Hieruit bleek dat dat er geen gevallen van ernstige verontreinigingen bekend zijn in het plangebied die de ontwikkeling van het gebied tot woningbouwlocatie belemmeren.

3.9.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Het gaat hierbij om de risico's van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven en op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het plangebied moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het besluit externe veiligheid transportroutes, het basisnet en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het moederplan is een inventarisatie gedaan voor externe veiligheid. Daaruit blijkt dat de wegen in en om het plangebied niet op de route liggen van vervoer van gevaarlijke stoffen. Over de spoorlijn Zwolle-Kampen vindt geen goederentransport plaats. Tevens liggen er in het gebied geen bedrijven die een veiligheidsrisico kunnen opleveren. Het risico voor de omgeving is derhalve minimaal en heeft geen invloed op de planontwikkeling.

3.10 Duurzaamheid

3.10.1 Klimaatadaptief buurschap

De Tippe wordt een klimaatadaptieve buurt. Het klimaat verandert en er moet rekening worden gehouden met grotere weer-extremen. Daarom is klimaatadaptatie een leidend principe bij het ontwerp en de inrichting van De Tippe. Uitgangspunt is dat De Tippe bestand is tegen de te verwachten extreme plensbuien, maar ook tegen hittegolven en perioden van droogte. De hiervoor te realiseren blauw-groene structuren dragen tevens positief bij aan de ruimtelijke kwaliteit en het leefklimaat in De Tippe.

3.10.2 Energieneutraal buurschap

Zwolle wil in 2050 een volledig energieneutrale stad zijn. Dat betekent dat alle energie die in Zwolle wordt gebruikt ook lokaal en duurzaam wordt opgewekt. Daarbij wordt naast de bebouwde omgeving ook rekening gehouden met mobiliteit. Energieneutraal is een enorme energietransitie-opgave. Uitgangspunt is dat nieuw stedelijk gebied vanaf het begin energieneutraal wordt gerealiseerd. Dit vraagt veel van de architectuur, de isolatiewaarden, techniekkeuze en opwekcapaciteit op de eigen kavel.

Voor alle nieuwbouw in Zwolle is het uitgangspunt een energieprestatie-coëfficiënt (EPC ) van 0. Dat betekent dat alle energie die nodig is voor verwarmen, koelen en ventileren van de woning (is woninggebonden energie) op eigen kavel en/of binnen de plangrenzen van De Tippe wordt opgewekt.

Met EPC 0 zijn de woningen in De Tippe nog niet volledig energieneutraal. Daarvoor moet ook alle energie die gebruikt wordt voor huishoudelijke apparaten en elektronica (is gebruikgebonden energie) op de eigen kavel of binnen het plangebied van De Tippe duurzaam worden opgewekt. Dit wordt Nul-op-de-meter (NOM) genoemd, omdat over het jaar heen net zoveel energie duurzaam wordt opgewekt als dat in de woning wordt gebruikt. Dit vraagt onder andere om een optimale oriëntatie van de woning op de zon en op maximalisatie van het beschikbare dakoppervlak ten behoeve van opwek met zonnepanelen. NOM is de verdergaande ambitie voor De Tippe.

Voor een volledig energieneutraal De Tippe op gebiedsniveau dient naast de woningen ook gekeken te worden naar het energiegebruik in de openbare ruimte en de stroom die wordt gebruikt voor het laden van elektrische auto's (aan huis of in de openbare ruimte). De gemeente Zwolle kan met een deel van de zonnepanelen binnen De Tippe voldoende energie opwekken om het stroomverbruik in de openbare ruimte (openbare verlichting en rioolgemalen) af te dekken.

3.10.3 Circulair buurschap

De ambitie is om van De Tippe een circulair woongebied te maken. Circulariteit is nog een jong vakgebied in een experimentele en innovatieve fase. Voor circulariteit op gebouwniveau en infrastructuurniveau zijn er reeds enkele goede voorbeelden. Op gebiedsniveau zijn er nog weinig praktijkvoorbeelden om circulariteit handen en voeten te geven.

3.10.4 Natuurinclusief buurschap

Het groen in De Tippe kenmerkt zich door verschillende soorten onderverdeeld in het ruimtelijk raamwerk. De toegepaste soorten dragen bij aan een educatief, klimaatadaptief en ecologisch diverse groenstructuur. Natuureducatie, mogelijk vanuit de Biohub, kan bewoners stimuleren tot een klimaatadaptieve en natuurinclusieve inrichting van de voor- en achtertuinen en eventueel zelfs de daken.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 23. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Stadshagen II, De Tippe zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Stadshagen II, De Tippe.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels :

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Bestemmingsregels :

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels :

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 15 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 5 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 9 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 11 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

4.4 Algemene regels

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 16 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan. Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 18 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

4.6 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna "een aangewezen bouwplan"), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan,uitwerkingsplan projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.

Voor zover er in het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan is deze gesitueerd op percelen welke in eigendom zijn bij de gemeente en derhalve is het kostenverhaal anderszins verzekerd middels opname in de grondprijs.

Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten kan gesteld worden dat deze worden gedekt uit de grondopbrengsten woningbouw. Alle kosten en opbrengsten zijn opgenomen binnen de vastgestelde grondexploitatie Stadshagen.

Op basis van het bovenstaande wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Participatie

Het opstellen van het Ontwikkelplan is in samenwerking met de ontwikkelpartners voor De Tippe gedaan. Ook hebben de Vrienden van de Tippe meegedacht over de ambities in het plan. Een belangrijke ambitie voor De Tippe is om 25% van de woningen in co-creatie te ontwikkelen. Daarmee krijgen (toekomstige) bewoners invloed op de woon- en leefomgeving waar in de toekomst kan worden gewoond. Na besluitvorming over het Ontwikkelplan is de wijze van participatie en samenwerking verder uitgedacht en vorm gegeven. Inmiddels zijn de eerste verkenningen gestart om (collectieve) woonwensen te kunnen faciliteren. In de planuitwerkingsfase worden regelmatig (algemene) informatie- en participatiebijeenkomsten gehouden. Woensdag 9 december 2020 heeft een goedbezochte online informatiebijeenkomst plaatsgevonden (ca. 250 deelnemers).

5.2.2 Uitkomsten overleg

Het plan is in het kader van het als bedoel in artikel 10 Besluit ruimtelijke ordening toegestuurd naar de provincie Overijssel, het waterschap Drents Overijsselse Delta, de veiligheidsregio, ProRail en de gemeenten Kampen en Zwartewaterland.

De provincie Overijssel heeft opgemerkt dat in het dashboard wonen 1251 woningen zijn opgenomen voor dit plan. Op de voorliggende plankaart worden 1260 woningen mogelijk gemaakt, om te voldoen aan ons ruimtelijk beleid is het noodzakelijk dat deze twee met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Voor het overige past dit bestemmingsplan in ons ruimtelijk beleid. Graag zien wij de onderbouwing tbv de stikstofproblematiek terug in het ontwerpbestemmingsplan.

Dashboard van de provincie is de planmonitor van alle woningbouwprojecten in Overijssel, daarin zijn de voorgenomen aantallen voor Stadshagen opgenomen met als toelichting destijds dat er speling is van +10 %. 

Inmiddels hebben we status van pilotgemeente waarmee we de aantallen 'los' mogen laten maar blijvend een goede onderbouwing van de woonbehoefte nodig is. Die onderbouwing is opgenomen in paragraaf 2.2.1.1.

De veiligheidsregio heeft geadviseerd om het plangebied zodanig in te richten dat alle woningen voldoende bereikbaar zijn voor de hulpdiensten. een andere maatvoering (groter en zwaarder) dan de tankautospuiten waar voorheen bij de inrichting rekening mee gehouden werd.

De gemeente zal hiermee rekening houden bij de inrichting van het plangebied.

Het waterschap, ProRail, de gemeente Kampen en de gemeente Zwartewaterland hebben laten weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.