direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoek Buitensingel - Wilhelminaweg Dieren
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPDN14-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Hoek Buitensingel - Wilhelminaweg Dieren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPDN14- met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 achtergevel

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast

het tegen betaling bieden kortstondig toeristisch verblijf en ontbijt aan huis;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,

inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, en waarbij de bijbehorende kantoorfunctie niet meer dan 30% van het bedrijfs- vloeroppervlak in beslag neemt;

1.10 bedrijfsvloeroppervlak

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte. Dit wordt gemeten in het pand, op de vloer van de ruimten die (kunnen) worden gebruikt voor bedrijsmatige activiteiten;

1.11 beroep aan huis

een juridisch, administratief, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig, therapeutisch of (para)medisch beroep, alternatieve geneeswijzen daaronder begrepen, of daarmee gelijk te stellen activiteiten die in een woning dan wel (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.12 bestaand

zoals legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een constructie van enige omvang van hout, steen metaal of ander materiaal die (in)direct met de grond is verbonden hetzij (in)direct steun vindt in of op de grond en bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.22 bovenbouw

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  • a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  • b. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen. (Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte daghoreca welke direct gerelateerd is aan de ter plaatse aanwezige detailhandel;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.27 kamerverhuur

het geheel of gedeeltelijk verhuren van een woning of woongebouw -niet zijnde een ruimte in een vrijstaand bijgebouw- via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken in deze kamers van de al dan niet gedeeltelijke combinatie van een kookgelegenheid, een wasgelegenheid (sanitair en/of witgoedvoorzieningen) en een toilet, en waarbij geen sprake is van voorzieningen voor verzorging en begeleiding;

1.28 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;

1.29 maaiveld

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.30 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.31 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.32 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.33 oorspronkelijke achtergevel van een hoofdgebouw

de achtergevel van het hoofdgebouw zoals deze ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd met uitzondering van in bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden;

1.34 opslag

het opbergen van goederen - inclusief (vloei)stoffen en materialen - met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over de goederen kan beschikken;

1.35 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.36 overige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.37 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.38 straatmeubilair

hieronder wordt mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.39 tuin

deel van een perceel dat vanwege zijn stedenbouwkundige, cultuurhistorische dan wel landschappelijke waarde(n) vrij van gebouwen dient te blijven en dat als zodanig geen deel uitmaakt van het erf bij een woning;

1.40 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.41 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.42 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.43 woning

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, bijzondere woonvormen daaronder begrepen alsmede in combinatie daarmee de verhuur van kamers aan maximaal twee personen welke niet tot het huishouden behoren en welke geen duurzame huishouding voeren, en niet zijnde een woonwagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, tenzij in deze regels anders is bepaald, waarbij de goot ter plaatse van een dakafronding in de zin van een wolseindendak niet wordt meegerekend en met uitzondering van ondergeschikte dakkapellen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tenzij in deze regels anders is bepaald, met uitzondering van:

  • a. ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. ondergeschikte dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het maaiveld ter plaatse van het bouwwerk, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.6 het bebouwingspercentrage

de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel;

2.7 het verlengde van de achtergevel van een gebouw

de evenwijdig aan de achtergevel doorgetrokken lijn van de feitelijke achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens van het perceel waarop het gebouw is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Detailhandel.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': uitsluitend voor bevoorradingsverkeer ten dienste van de bijbehorende detailhandel.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': uitsluitend voor een ontsluiting voor het autoverkeer.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - reclamezuil': tevens voor een reclamezuil;
  • e. De gronden zijn tevens bestemd voor verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen zoals al dan niet overdekte stallingsruimten voor winkelwagens.
3.2 Bouwregels

Op de voor Detailhandel aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

3.2.1 Voorwaardelijke verplichting

De gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend als zodanig in gebruik worden genomen indien de noodzakelijke geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand gehouden.

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.

3.2.3 Overkappingen

Voor overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid b mag de bouwhoogte van een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' ten hoogste de bouwhoogte van het naastgelegen gebouw bedragen.

3.2.4 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de overige regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag maximaal 2,5 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde in lid b mag de bouwhoogte van een reclamezuil ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - reclamezuil' niet meer dan 5,5 m bedragen.
  • e. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan:
    • 1. de ligging en de breedte van de ontsluiting bedoeld in lid 3.1 onder b, ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • b. Voor het stellen van een nadere eis geldt de in Artikel 12 voorbereidingsprocedure.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken alsmede in ondergeschikte mate voor verkeersdoeleinden;
  • b. doorsnijdende fiets- en voetpaden, hondenuitlaatplaatsen;
  • c. watergangen en waterpartijen;
  • d. straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen voor de voorgevelrooilijn ter plaatse van de grens met het perceel Buitensingel 63;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
5.2 Bouwregels

Op de voor Tuin aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd evenwel met uitzondering van overkappingen.

5.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor zover gesitueerd op hoekpercelen welke grenzen aan openbaar groen dan wel aan de openbare weg mag niet meer dan 2 m bedragen indien deze zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
  • c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 6 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. woningen;
    • 2. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.11 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 3. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.43;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': tevens behoud van cultuurhistorische waarden;
  • c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
6.2 Bouwregels

Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouwen mag uitsluitend vrijstaand gebouwd worden, waarbij de afstand van de vrijstaande zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedragen;
  • d. goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. maximaal 2 bouwlagen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven;
    • 3. een bovenbouw;
  • f. afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.

6.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • g. afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.

6.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder e ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    • 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    • 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps-of bedrijfsactibviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    • 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden blijft, waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven het maaiveld;
    • 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in lid 9.2 Parkeren;
    • 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • b. Behoudens het gestelde onder a, is het verboden bijgebouwen, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 6.1 onder a sub 2 om een beroep aan huis toe te staan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.11 waarbij het gestelde in lid 6.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    • 2. lid 6.1 onder a sub 2 om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in de lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 6.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
  • b. De onder a sub 1 en 2 opgenomen bevoegdheid kan niet worden toegepast ten behoeve van activiteiten van zelfstandige kantoren, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Geen omgevingsvergunning is nodig voor werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die uit een oogpunt van ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis kunnen worden geacht.
  • c. Alvorens een vergunning als bedoeld in lid a te verlenen wint het het bevoegd gezag in aan de gemeentelijke monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Algemene regels
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald;
  • b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    • 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    • 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
  • c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen, danwel in de vorm van een maximum bebouwingspercentage;
  • d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.
8.2 Nutsvoorzieningen

Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 15 m².

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in ieder geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    • 1. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
    • 2. het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van een escortbedrijf.
  • b. Als strijdig met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
    • 1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
    • 2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      • buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
      • hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.
9.2 Parkeren
9.2.1 Terreininrichting

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen in deze regels mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de bestemming indien de betreffende bouwpercelen zodanig zijn ingericht dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren of stallen van auto's, vrachtauto's en fietsen als ook het eventuele laden en lossen van goederen op het bijbehorende terrein te kunnen afwikkelen. Indien ten behoeve van het stallen of parkeren van auto's in, op of onder een gebouw ruimte wordt aangebracht zoals hierboven is beschreven, moet worden voldaan aan het gestelde in Bijlage 1

9.2.2 Parkeergelegenheid

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen in deze regels, geldt dat in, op of onder een bouwwerk dan wel op of onder het bijbehorende terrein voorzien dient te zijn in voldoende parkeergelegenheid volgens de normen zoals opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
10.1.1 Omschrijving aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt de gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en)- tevens bestemd zijn voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

10.1.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde in de aangewezen bestemmingen geldt dat het uitvoeren of het hebben van grond- of funderingswerken op een diepte van 2 m of meer onder het maaiveld niet is toegelaten, tenzij wordt voldaan aan bepaalde in artikel 3.3.3.7 van de Omgevingsverordening Gelderland of hiervoor ontheffing van gedeputeerde staten is verkregen.
  • b. Deze afwijking is niet van toepassing op grond- en funderingswerken zoals die legaal bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, reeds in uitvoering zijn of op dat moment vergund zijn.

10.1.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Op het eigen terrein is het parkeren of het aanbieden van meer dan 4 parkeerplaatsen voor motorvoertuigen niet toegelaten indien het terrein niet is voorzien van een aaneengesloten verharding, tenzij hiervoor ontheffing van gedeputeerde staten is verkregen.
  • b. Het gebruik voor parkeren zoals dat legaal bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan mag gehandhaafd worden.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. Een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft.
  • b. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen en dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden.
  • c. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter.
  • d. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en verticale vlak van een balkon.
  • e. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 12 Algemene procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. Het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. De terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%;

13.1.3 Uitzondering

Het bepaalde onder 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Uitzondering

Het bepaalde onder 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2.4 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld onder 13.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hoek Buitensingel - Wilhelminaweg Dieren

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van .....