direct naar inhoud van Regels beheersverordening
Plan: Poederoijen en Zaltbommel
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBVO20160005-VS01

Regels beheersverordening

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het beheersverordening 'Poederoijen en Zaltbommel' met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBVO20160005-VS01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 beheersverordening:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroepen:

het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning (zie Bijlage 2 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven);

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie Bijlage 2 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven);

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur op de illustratie bij de beheersverordening, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtergrens bouwvlak:

een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 agrarisch bedrijf, grondgebonden:

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond;

1.10 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden:

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegen plaatsvindt in gebouwen;

1.11 archeologische waarde:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.14 bedrijf:

een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt en/of opgeslagen.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.16 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.18 bestaand:

bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;

gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en ook aanwezig mocht zijn op grond van het voorafgaande planologische regime.

1.19 Bevi-activiteit of daarmee vergelijkbare activiteit:

een activiteit, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is, en een activiteit, waarvoor een vergunningplicht geldt vanwege een risicovolle activiteit (bijvoorbeeld de opslag van LNG of LPG voor eigen gebruik);

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bijzonder kwetsbaar object:

een gebouw voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen minderjarigen (tot 12 jaar), ouderen, zieken of gehandicapten;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensdzulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of opde grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.27 bouwvlak:

de geometrisch bepaalde planobjecten die als zodanig zijn genoemd in de regels;

1.28 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand halfvrijstaand of aaneengebouwd, waarbij:

  • onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder “halfvrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder “aaneengebouwd” wordt verstaan dat de hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder patiowoning wordt verstaan: een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.29 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.30 carport

een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

1.31 dakterras:

buitenruimte gelegen boven de goothoogte of boeiboordhoogte van een (deel van een) gebouw,

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde horeca.

1.33 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 dijkwoning:

woning gelegen op de dijk of tegen het talud van de dijk.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.37 horeca:

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.38 horecabedrijf:

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • categorie 1:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs;
  • categorie 2:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;
  • categorie 3:
    vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés;
1.39 huishouden:

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.40 illustratie:

de pdf genaamd 'illustratie', die als bijlage bij de regels van de beheersverordening is opgenomen met het nummer NL.IMRO.0297.ZBMBVO20160005-VS01.

1.41 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.42 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°;

1.43 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter (inclusief ondersteunende horeca);

1.44 ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.45 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.46 onzelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.47 overige bouwwerken:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.48 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand;

1.49 plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 20°;

1.50 prostitue(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 raamprostiutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;

1.53 risicovolle activiteit:

een Bevi-activiteit, een daarmee vergelijkbare activiteit (bijvoorbeeld opslag van LNG of LPG voor eigen gebruik), de opslag/verkoop van consumentenvuurwerk of een activiteit, waarbij op grond van het Activiteitenbesluit een veiligheidsafstand in acht genomen moet worden tot een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.54 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 tuin:

het gebied binnen de bestemming wonen voorzover niet gelegen binnen het bouwvlak en de aanduiding bijgebouwen;

1.56 veiligheidsvoorzieningen:

voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten, zoals: blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.;

1.57 verdiepingen:

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.58 verkeer-, vervoers- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer:

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere -op spoorwegen aansluitende- soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:

  • spoorwegemplacement waaronder spoorlijnen, rangeerterrein, perrons, overkappingen, opslag- en overslagruimten, wegen, (fiets-)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair, e.d.;
  • parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen zoals in- en uitritten, hellingbanen, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, portiers- c.q. bewakingsloge, betaalautomaten.
1.59 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.60 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.61 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Toelichting

2.1 de dakhelling

de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de buitenzijden (van gevels, (en/of het hart van de scheidsmuren) daken en dakkapellen);

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak; indien en voorzover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte;

2.6 peil
  • 1. voor dijkwoningen, de kruin van de dijk;
  • 2. voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weggrenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf

3.1 Functieomschrijving

De voor Agrarisch - Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf en tuinderij.

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d.

3.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
3.2.1 Bedrijfswoning

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.

3.2.2 Glasopstanden

De oppervlakte aan glasopstanden mag maximaal 1000 m² bedragen.

3.3 Bouwregels
3.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.3.2 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidig 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
3.3.3 Maatvoering overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
3.3.4 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Functieomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. bedrijfswoning;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d.

4.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
4.2.1 Categorie 1

Uitsluitend zijn bedrijven uit categorie 1 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de onderstaande aanduidingen zijn ook de daarbij genoemde bedrijven toegestaan:

specifieke vorm van bedrijf-garagebedrijf   een garagebedrijf, met dien verstande dat aan de Nieuwe Tijningen 2 in Zaltbommel ook een brandstofverkooppunt zonder de verkoop van lpg is toegestaan  
specifieke vorm van bedrijf-groothandelsbedrijf in groenten en fruit   een groothandel in groenten en fruit  
specifieke vorm van bedrijf-reparatiebedrijf in- en verkoop elektronica   Reparatiebedrijf en in- en verkoop elektronica  
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende voorzieningen (tuin, erf en bijbehorende bouwwerken) mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 500 m².
4.2.3 Detailhandel

Voor detailhandel geldt het volgende:

  • a. detailhandel is uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is eveneens ondergeschikte detailhandel toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de ondergeschikte detailhandel is uitsluitend op de begane grond toegestaan;
    • 2. de totale vloeroppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m²;
    • 3. de ondergeschikte detailhandel dient in directe relatie te staan met de aanwezige bedrijfsvoering; hieronder wordt verstaan: detailhandel in producten die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;
    • 4. de ondergeschikte detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de bedrijfsruimte die niet voor ondergeschikte detailhandel wordt gebruikt, is niet toegankelijk voor consumenten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn internetwinkels toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. er geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
    • 2. er geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is.
4.3 Bouwregels
4.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

4.3.2 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de inhoud van bedrijfswoningen inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan.
4.3.3 Bebouwingspercentage

Indien er op de illustratie een bebouwingspercentage is opgenomen mag het bebouwingspercentage per bouwperceel en berekend over de oppervlakte van het bouwperceel, niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

4.3.4 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

4.3.5 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', de hoogte van andere overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een

  • a. seksinrichting;
  • b. risicovolle activiteit.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning toegelaten bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 4.2.1 voor:

  • a. het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijf voor zover deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
  • b. het toestaan van bedrijven die opgenomen zijn in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijf maar in een hogere milieucategorie dan ingevolge het bepaalde in 4.2.1 is toegestaan en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Functieomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare nutsvoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen van openbaar nut gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.3 Overige bouwwerken

De hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Functieomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. onzelfstandige kantoren;
  • e. detailhandel, uitsluitend zoals bedoeld in 6.2.4;
  • f. verkeer en verblijfsdoeleinden;
  • g. groen en water;
  • h. nutsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
6.2.1 Bedrijven

Uitsluitend zijn bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

6.2.2 Geluidzoneringsplichtige bedrijven

Geluidzoneringplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende voorzieningen (tuin, erf en bijbehorende bouwwerken) mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 500 m².
6.2.4 Detailhandel

Voor detailhandel geldt het volgende:

  • a. detailhandel is uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is eveneens ondergeschikte detailhandel toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de ondergeschikte detailhandel is uitsluitend op de begane grond toegestaan;
    • 2. de totale vloeroppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m²;
    • 3. de ondergeschikte detailhandel dient in directe relatie te staan met de aanwezige bedrijfsvoering; hieronder wordt verstaan: detailhandel in producten die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;
    • 4. de ondergeschikte detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de bedrijfsruimte die niet voor ondergeschikte detailhandel wordt gebruikt, is niet toegankelijk voor consumenten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn internetwinkels toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. er geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
    • 2. er geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is.
6.2.5 Parkeren

Bedrijven moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

6.3 Bouwregels
6.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

6.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel en berekend over de oppervlakte van het bouwvlak, niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • f. indien bedrijfsgebouwen niet aaneen worden gebouwd mag de onderlinge afstand niet minder dan 3 m bedragen.
6.3.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • b. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
    • 1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 4. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m.
  • d. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
    • 1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 4. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, dient minimaal 1 m te bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
  • e. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag, naast het bepaalde in 6.2.3, niet meer bedragen dan 100 m².
6.3.4 Nutsgebouwen

Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.
6.3.5 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Omgevingsvergunning bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 6.3.2 onder b en c voor het toestaan van een maximale bouwhoogte van 30 meter, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de voorgeschreven bouwhoogte is onevenredig beperkend voor de gewenste bedrijfsvoering;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. kantoren, anders dan bedoeld in 6.1 onder d;
  • c. detailhandel, anders dan bedoeld in 6.2.4;
  • d. voor het storten van puin en als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen, werktuigen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • e. als opslag van onklare dan wel aan hun normale bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • f. de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie;
  • g. een Bevi-activiteit of een daarmee vergelijkbare activiteit;
  • h. een bijzonder kwetsbaar object, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - zone A2'
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Omgevingsvergunning toegelaten bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 6.2.1 voor:

  • a. het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, voor zover deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
  • b. het toestaan van bedrijven die opgenomen zijn in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein maar in een hogere milieucategorie dan ingevolge het bepaalde in 6.2.1 is toegestaan en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Functieomschrijving

De voor Cultuur en ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. musea;
  • 2. ateliers;
  • 3. kunstencentra;
  • 4. muziekscholen;
  • 5. kinderboerderij ;
  • 6. kartbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kartbaan' ;
  • 7. bowlingbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bowlingbaan'
  • 8. cultuur- en kunst gerelateerde instellingen;
  • 9. ondergeschikte horeca ten behoeve van de bovengenoemde recreatieve voorzieningen';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d.

7.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
7.2.1 Kinderboerderij

In afwijking van 7.1 is ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' uitsluitend een kinderboerderij toegestaan.

7.3 Bouwregels
7.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

7.3.2 Bedrijfswoning

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.

7.3.3 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
7.3.4 Bebouwingspercentage

Indien er op de illustratie een bebouwingspercentage is opgenomen mag het bebouwingspercentage per bouwperceel en berekend over de oppervlakte van het bouwperceel, niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

7.3.5 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

7.3.6 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de hoogte van reclame-uitingen buiten het bouwvlak niet meer mogen bedragen dan 2,25 m.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Functieomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. dienstverlening;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. wonen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d.

8.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
8.2.1 Begane grond

Detailhandel en dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.

8.2.2 Maximum vloeroppervlakte detailhandel

In aanvulling op hetgeen is bepaald in 8.1,geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - maximum' dat er maximaal 3.970 m2 bedrijfsvloeroppervlakte aan detailhandel in gebruik mag worden genomen, waarvan maximaal 2.700 m2 bedrijfsvloeroppervlakte voor 1 of 2 supermarkten.

8.2.3 Wonen

Voor wonen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-bovenwoningen', zijn woningen toegestaan. Deze woningen zijn uitsluitend op de verdieping toegestaan.
  • 2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
8.2.4 Horeca

Ter plaatse van de aanduiding “horeca' zijn op de begane grond ook horecabedrijven in categorie 3 toegestaan.

8.3 Bouwregels
8.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

8.3.2 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
8.3.3 Bebouwingspercentage

Indien er op de illustratie een bebouwingspercentage is opgenomen mag het bebouwingspercentage per bouwperceel en berekend over de oppervlakte van het bouwperceel, niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

8.3.4 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

8.3.5 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de hoogte van reclame-uitingen buiten het bouwvlak niet meer mogen bedragen dan 2,25 m.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een

  • a. seksinrichting;
  • b. de verkoop en/of opslag van consumentenvuurwerk.

Artikel 9 Groen

9.1 Functieomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en beplantingen;
  • b. paden;
  • c. sport- en spelvoorzieningen;
  • d. beeldende kunstwerken;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

9.2.2 Overige bouwwerken

De overige bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 10 Groen - Landelijk groen

10.1 Functieomschrijving

De voor Groen - Landelijk groen aangewezen gronden zijn bestemd voor grasvelden, weilanden met voorzieningen als paardenbakken, sport- en spelvoorzieningen e.d.;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

10.2.2 Verlichtingsmasten

Verlichtingsmasten zijn niet toegestaan.

10.2.3 Overige bouwwerken

De hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen;
  • c. het bedrijfsmatig gebruiken van de gronden.
10.3.2 Boomgaard

In afwijking van het bepaalde in 10.3.1 onder c, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - boomgaard' een boomgaard toegestaan.

10.3.3 Volkstuinen

In afwijking van het bepaalde in 10.3.1 onder c, zijn ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' volkstuinen toegestaan.

Artikel 11 Horeca

11.1 Functieomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven;

met de bijbehorende voorzieningen zoals terrassen tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d.

11.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
11.2.1 horecabedrijven

Uitsluitend zijn toegestaan:

11.3 Bouwregels
11.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

11.3.2 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
11.3.3 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

11.3.4 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Functieomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

12.2.2 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
12.2.3 Bebouwingspercentage

Indien er op de illustratie een bebouwingspercentage is opgenomen mag het bebouwingspercentage per bouwperceel en berekend over de oppervlakte van het bouwperceel, niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

12.2.4 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

12.2.5 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Functieomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- rijksmonument': het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals ondersteunende horeca, tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d.

13.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
13.2.1 bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

13.2.2 Sporthal

Het gebruik van een sporthal bij een maatschappelijke voorziening ten dienste van onderwijs als zelfstandige sportvoorziening is toegestaan.

13.2.3 Hulpdiensten

Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – hulpdiensten' zijn ook hulpdiensten toegestaan.

13.2.4 Kinderopvang

Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – kinderopvang' is ook kinderopvang toegestaan.

13.3 Bouwregels
13.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

13.3.2 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de inhoud van bedrijfswoningen inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. Voor de kerktoren geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
13.3.3 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel en berekend over de oppervlakte van het bouwperceel, niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

13.3.4 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

13.3.5 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de hoogte van reclame-uitingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 2,25 m.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

Artikel 14 Sport

14.1 Functieomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    • a. sportterreinen en –voorzieningen;
    • b. ondersteunende horeca;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals ondersteunende horeca, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, water, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

14.2.2 Situering en maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
14.2.3 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

14.2.4 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 m hoog mogen zijn;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de hoogte van reclame-uitingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 2,25 m.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn licht- en vlaggenmasten toegestaan met een maximale hoogte van 8 m.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Functieomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. beeldende kunstwerken;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

15.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Functieomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer;
  • b. (on)gelijkvloerse kruisingen met wegverkeer en overig verkeer;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. beeldende kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming waaronder het stationsgebouw en gebouwen ten behoeve van de elektrificatie.

16.2.2 Stationsgebouw
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een stationsgebouw toegestaan met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat een fietsenstalling uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 3'.
  • b. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven maar in ieder geval niet meer dan 10 meter gemeten vanaf de bovenkant van de kruin van de spoordijk.
16.2.3 Specifieke bouwaanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is een opstelplaats ten behoeve van het parkeren van uitsluitend bromfietsen en scooters.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' is een fietsenstalling toegestaan ten behoeve van het parkeren van uitsluitend fietsen.
16.2.4 Gebouwen ten behoeve van de elektrificatie

Voor gebouwen ten behoeve van de elektrificatie (waaronder schakelstations, onderstations en relaishuizen); gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 30 m2;
  • b. de afstand tot de meest nabijgelegen woning mag niet minder bedragen dan 50 meter;
  • c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.
16.2.5 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken geldt het volgende:

  • a. de bouwhoogte van civieltechnische kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van masten en draagconstructies mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Functieomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare sport- en spelvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;
  • j. voorzieningen t.b.v. het financiele verkeer;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare sport- en spelvoorzieningen, voorzieningen t.b.v. het financiële verkeer;
  • b. overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
17.2.2 Situering en maatvoering van gebouwen

    • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.
17.2.3 Maatvoering overige bouwwerken

De overige bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 18 Water

18.1 Functieomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • d. voorzieningen zoals kunstwerken en andere waterstaatswerken, ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, dammen en/of duikers.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogte 4 m.

Artikel 19 Wonen

19.1 Functieomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d.;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2' , de verhuur van kano's en duiksportvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-woonzorgcomplex', een woonzorgcomplex;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument': het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden.
19.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
19.2.1 Aan huis verbonden beroepen

Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • b. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².
19.2.2 Aan huis verbonden bedrijf

Het gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de omgevingsvergunning als bedoeld in 19.6.1 is verleend.

19.3 Bouwregels
19.3.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken.

19.3.2 Hoofdgebouw

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden opgericht;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-5' dient de bovenste bouwlaag van het gebouw aan alle zijden minimaal 3 m terugliggend te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-6' dient de bovenste bouwlaag aan de noord- en zuidzijde minimaal 4,5 m en aan de oost- en westzijde minimaal 3 m terugliggend te worden gebouwd.
19.3.3 Bouwwijze

Voor de bouwwijze gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn twee-aaneen woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande of door middel van bijbehorende bouwwerken geschakelde woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn patiowoningen toegestaan.
19.3.4 Maatvoering aangebouwde bijbehorend bouwwerk

Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m.
19.3.5 Bouwen voor de voorgevel

In afwijking van het bepaalde in 19.3.4 onder a is een aangebouwd bijbehorend bouwwerk buiten de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen' toegestaan, mits:

  • a. het bijbehorende bouwwerk een diepte heeft die niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • b. het bijbehorende bouwwerk een breedte heeft die niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. het bijbehorende bouwwerk een hoogte heeft die niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. het bijbehorende bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd.
19.3.6 Maatvoering vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c, mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt minimaal 1 m te bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
19.3.7 Overbouwing

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overbouwing' is een overbouwing toegestaan.

19.3.8 Bebouwde oppervlakte

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen met niet meer dan 50% worden bebouwd met een maximum van 100 m².

19.3.9 Bouwen onder peil

Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

19.3.10 Maatvoering overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag buiten de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 8 m.
19.3.11 Carport
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' is een bouwwerk met een dak in de vorm van een carport toegestaan. Voor deze bouwwerken met een dak gelden de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte op het moment van vaststelling van deze beheersverordening als maximum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' is een bouwwerk met een dak in de vorm van carport toegestaan. deze carport mag een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter hebben.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 19.3.4 onder b en c, teneinde de goot- en/of bouwhoogte te verhogen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw aangeduide goot- en bouwhoogte;
  • b. indien de goot- en bouwhoogte gelijk zijn aan die van het hoofdgebouw dan mag het bijbehorende bouwwerk in afwijking van 19.3.4 onder a in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m.
19.4.2 Omgevingsvergunning oppervlakte vrijstaande bijbehorende bouwwerken i.g.v. sloop

Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 19.3.8, teneinde vergroting van de bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. van de te slopen gebouwen mag 40% van het aantal te slopen m² worden gebruikt voor vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte.
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b, mag de totale bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 200 m².
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • b. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 19.5.1 onder a, teneinde binen een woning en/of bijbehorend bouwwerk de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  • e. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.

Artikel 20 Wonen - Garagebox

20.1 Functieomschrijving

De voor Wonen - Garagebox aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen met de bijbehorende voorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan garageboxen die ten dienste staan van de bestemming wonen.

20.2.2 Maatvoering gebouwen

Voor de gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van garageboxen mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de breedte van iedere garagebox bedraagt minimaal 4 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. een seksinrichting;
  • b. een bedrijf;
  • c. (zelfstandige) bewoning.

 

Artikel 21 Wonen - 1

21.1 Functieomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 30 m2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en paden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Woningen

Woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat binnen een bouwvlak maximaal 1 woning is toegestaan;
  • b. de voorgevel van de woning wordt gericht naar de openbare weg;
  • c. de grondgebonden oppervlakte van de woning bedraagt maximaal 120 m2;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een woning bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken :

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding , 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits;
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 75 m²;

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  • c. vlaggenmasten maximaal 8 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak maximaal 4 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak maximaal 2 m;

21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijking aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 21.2.2 onder b voor het verkleinen van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. artikel 21.2.2 onder e voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met maximaal 25 m2;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.

21.3.2 Vereisten omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad

21.4 Afwijken van de gebruiksregels
21.4.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • b. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 30 m2;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige verkeer aantrekkende werking;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;

21.4.2 Vereisten afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;

21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 21.1 onder b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of bijbehorende bouwwerken voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  • e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • f. indien sprake is van een inrichting als bedoeld in de wet Milieubeheer, is uitsluitend een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) toegestaan.

21.5.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.4.1 onder d en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken;
  • d. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  • e. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben;
  • f. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  • g. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;
  • h. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

Artikel 22 Leiding - Brandstof

22.1 Functieomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor bescherming van (ondergrondse) brandstofleiding.

22.2 Bouwregels

Op de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden opgericht.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 teneinde het bouwen overeenkomstig de onderliggende enkelbestemming mogelijk te maken, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden op of in de gronden met deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen van gronden en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
22.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van 22.4.1 is niet van toiepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vergunning is verleend als bedoeld in 22.3;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
22.4.3 Verlening

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 23 Leiding - Gas

23.1 Functieomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een (ondergrondse) gasleiding.

23.2 Bouwregels

Op de in 23.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regeling is bepaald, uitsluitend bouwwerken met een hoogte van niet meer dan 4 m worden gebouwd.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 teneinde het bouwen overeenkomstig de onderliggende enkelbestemming mogelijk te maken, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden op of in de gronden met deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage
  • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
  • 4. het aanleggen van landschapselementen;
  • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
  • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 7. het aanleggen van rioleringen, installaties, apparatuur, overstorten, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • 8. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van 23.4.1 is niet van toiepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vergunning is verleend als bedoeld in 23.3;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
23.4.3 Verlening

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Functieomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.

24.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden voor deze gronden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 24.1 genoemde dubbelbestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 teneinde het bouwen overeenkomstig de onderliggende enkelbestemming mogelijk te maken, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden op of in de gronden met deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen van gronden en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van 24.4.1 is niet van toiepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vergunning is verleend als bedoeld in 24.3;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
24.4.3 Verlening

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 1

25.1 Functieomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning bouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, moet - alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend - voor deze gronden voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m² door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien de werkzaamheden die samenhangen met het bouwen niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld plaatsvinden.

25.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.2.3 Weigeren

Indien uit het in 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 25.2.2 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt.
25.3.2 Uitzonderingen

Het in 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uit- gevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
25.3.3 Archeologisch onderzoek

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
25.3.4 Voorwaarden

Voor zover de in 25.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.3.5 Verlening

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien de archeologische waarden door de in 25.1 genoemde werken en werkzaamheden zullen worden verstoord, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 25.3.4 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Functieomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Omgevingsvergunning bouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, moet - alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend - voor deze gronden voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien de werkzaamheden die samenhangen met het bouwen niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld plaatsvinden.

26.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 26.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.2.3 Weigeren

Indien uit het in 26.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 26.2.2 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
26.3.2 Uitzonderingen

Het in 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.3.3 Archeologisch onderzoek

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
26.3.4 Voorwaarden

Voor zover de in 26.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.3.5 Verlening

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien de archeologische waarden door de in 26.3.1 genoemde werken en werkzaamheden zullen worden verstoord, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 26.3.4 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Functieomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Omgevingsvergunning bouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, moet - alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend - voor deze gronden voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2500 m² door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien de werkzaamheden die samenhangen met het bouwen niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld plaatsvinden.

27.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 27.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.2.3 Weigeren

Indien uit het in 27.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 27.2.2 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
27.3.2 Uitzonderingen

Het in 27.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
27.3.3 Archeologisch onderzoek

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
27.3.4 Voorwaarden

Voor zover de in 27.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.3.5 Verlening

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien de archeologische waarden door de in 27.3.1 genoemde werken en werkzaamheden zullen worden verstoord, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 27.3.4 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen.

Artikel 28 Waterstaat - Waterkering

28.1 Functieomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
28.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden voor deze gronden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 28.1 genoemde dubbelbestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden toegelaten functies mag niet worden gebouwd.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 teneinde het bouwen overeenkomstig de onderliggende enkelbestemming mogelijk te maken, mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder

Artikel 29 Waterstaat - Waterlopen

29.1 Functieomschrijving

De gronden binnen deze bestemming worden ingevolge de Keur van het waterschap Rivierenland aangemerkt als beschermingszone van een A Watergang. Op grond van de Keur gelden voor deze gronden nadere regels. Deze regels zijn met onderstaande link te raadplegen:

Keur Waterschap Rivierenland 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Ondergeschikte bouwdelen
31.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.

31.1.2 Overschrijding bouwhoogte

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.

31.1.3 Nul op de meter

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden bouwdelen ten behoeve van de isolatie van gebouwen, zoals genoemd in de bijlage bij de regels (stroomversnelling Nederland), buiten beschouwing gelaten.

31.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en overige bouwwerken gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:

  • a. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en overige bouwwerken de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Veiligheidszone - zone A2
32.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - zone A2 zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het weren van bijzondere kwetsbare objecten.

32.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - zone A2 wordt tot een strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bijzonder kwetsbare objecten.

32.2 Vrijwaringszone - dijk 1
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  • b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  • c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
32.3 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze beheersverordening vergunning voor het afwijken kan worden verleend, door middel van het verlenen van een vergunning, afwijken van de in deze beheersverordening voorgeschreven maatvoering, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maatvoering, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.

Artikel 34 Overige regels

34.1 Illustratie

Daar waar in de beheersverordening (hoofdstuk 2 en 3) wordt verwezen naar een functie (De voor [naam functie] aangewezen gronden zijn bestemd voor) of naar een aanduiding (ter plaatse van de aanduiding [naam aanduiding], worden de functies en/of aanduidingen bedoeld zoals die zijn weergegeven op de, als bijlage bij deze beheersverordening opgenomen, illustratie.

34.2 Parkeren

Er moet voorzien zijn in voldoende parkeergelegenheid. Bij de beoordeling of sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt de gemeentelijke parkeernota gehanteerd en aanvullend, voor zowel maatvoering als normering, de meest actuele versie van het ASVV van CROW. Als er geen gemeentelijke parkeernota is vastgesteld, vindt de beoordeling in zijn geheel plaats op basis van de meest actuele versie van de ASVV van CROW .

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
35.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 35.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 35.1 met maximaal 10 %.

35.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 35.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

35.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

35.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 35.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

35.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 35.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

35.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 35.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening Poederoijen en Zaltbommel

Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Juridische toelichting

1.1 Beheersverordening

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen binnen 10 jaren nadat ze zijn vastgesteld, geactualiseerd worden. Geactualiseerd worden, betekent dat voor deze gebieden een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening biedt (sinds 2008) de mogelijkheid om voor gebieden waar geen (grote) ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen. In het geval een gemeente voornemens is om het geldende juridisch-planologisch regime van een gebied te actualiseren en daarbij enkel de bestaande situatie en/of de bestaande rechten wil overnemen, is de beheersverordening dan ook een volwaardig alternatief voor het bestemmingsplan.

De gemeente heeft de keuze gemaakt om in deze situatie de beheersverordening toe te passen vanwege aan de ene kant het gemeentelijke uitgangspunt bij actualisaties en aan de andere kant de ontwikkelingen in de wetgeving. Het gemeentelijk uitgangspunt bij actualisaties is om geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toe te staan maar te volstaan met het regelen van de bestaande situatie en het overnemen van bestaande rechten. De ontwikkelingen in de wetgeving zijn zodanig dat binnen enkele jaren het bestemmingsplan (en ook de beheersverordening) als instrument verdwijnt en plaats maakt voor het omgevingsplan. De gemeenteraad van Zaltbommel moet dan voor het hele grondgebied van haar gemeente een omgevingsplan vaststellen. Het plangebied van deze beheersverordening krijgt dan wederom een nieuw juridisch-planologisch regime (namelijk in het omgevingsplan). Het is de planning van de gemeente om de werkzaamheden die nodig zijn om het omgevingsplan op te stellen in 2016 op te starten. Vanwege enerzijds de actualisatieverplichting uit de Wet ruimtelijke ordening en anderzijds de verplichting om op termijn voor het hele grondgebied van de gemeente een omgevingsplan vast te stellen, heeft de gemeente besloten om voor de tussenliggende periode (totdat het omgevingsplan wordt vastgesteld) deze beheersverordening vast te stellen.

Het verschil tussen een bestemmingsplan en een beheersverordening zit enerzijds in de procedure en anderzijds in de vormgeving. Hieronder worden beide aspecten kort toegelicht.

Procedure

Een beheersverordening is in tegenstelling tot een bestemmingsplan een 'gewone verordening' in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De beheersverordening is daarmee voor wat betreft haar juridische status vergelijkbaar met de Algemene Plaatselijke Verordening. Dit betekent enerzijds dat de beheersverordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad (zoals ook het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld) en anderzijds dat vanwege het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep mogelijk is tegen een beheersverordening. De wetgever vond dit een logische stap omdat in een beheersverordening wordt volstaan met het reguleren van de bestaande situatie en geen (grote) ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Naast het wettelijk regime van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening is echter ook de inspraakverordening van de gemeente Zaltbommel relevant voor de procedure van de beheersverordening. De gemeente legt de beheersverordening (in ontwerp) gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage. Tijdens deze inzagetermijn kunnen belanghebbenden een inspraakreactie indienen.

Vormgeving

De wettelijke eisen die gelden voor de vormgeving van een bestemmingsplan (zoals de Standaardvoorschriften Bestemmingsplannen 2012), zijn niet van toepassing op de vormgeving van een beheersverordening. Vanwege de herkenbaarheid van de vormgeving van bestemmingsplannen (zowel voor de gemeentelijke organisatie (de bouwplantoetsers) als voor de burgers) heeft de gemeente ervoor gekozen om de vormgeving van de beheersverordening af te stemmen op de vormgeving van de bestemmingsplannen binnen de gemeente Zaltbommel. Het enige onderscheid is dat de beheersverordening op de website www.ruimtelijkeplannen.nl wordt weergegeven als één vlak. Door op dit vlak te klikken (met de muis) wordt de illustratie zichtbaar. De illustratie bij de beheersverordening is de plankaart zoals we die kennen van bestemmingsplannen. Op de illustratie staan de bestemmingen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, bouwvlakken, etc.

Plangebied beheersverordening

Het plangebied van de beheersverordening omvat de kern Poederoijen en de woongebieden van de kern Zaltbommel (de binnenstad uitgezonderd). Hiervoor moet op korte termijn een actueel juridisch-planologisch kader (bestemmingsplan of beheersverordening) worden vastgesteld.

1.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van deze beheersverordening bestaat uit twee artikelen; de begrippen en de wijze van meten.

Begrippen

In artikel 1 van deze beheersverordening staan de definities van de begrippen zoals deze beheersverordening die hanteert. Deze definities zijn van groot belang voor het op een juridisch juiste wijze lezen en begrijpen van deze beheersverordening. Zo wordt in de bouwregels van de verschillende functies eisen gesteld aan het bouwen van bijbehorende bouwwerken, bijvoorbeeld waar deze bouwwerken gebouwd mogen worden, hoe hoog deze bouwwerken mogen zijn en hoeveel m² per perceel gebouwd mag worden. In de begripsomschrijving is uitgelegd wat moet worden verstaan onder het begrip bijbehorend bouwwerk.

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

Een overkapping valt onder het begrip 'een b ijbehorend bouwwerk'. Het is immers een ander bouwwerk met een dak.

Wijze van meten

In artikel 2 van deze beheersverordening is de wijze van meten opgenomen. In 'de wijze van meten' wordt aangegeven op welke wijze de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maatvoering, zoals bouwhoogte, goothoogte en de oppervlakte en inhoud van een bouwwerk moet worden bepaald. Zo is voor de goothoogte bepaalt dat:

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil;

In de wijze van meten is vervolgens ook bepaald op welke wijze het peil moet worden vastgesteld:

2.6 peil

  • 1. voor dijkwoningen, de kruin van de dijk;
  • 2. voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weggrenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.3 Gebiedsregels

In hoofdstuk 2 van deze beheersverordening zijn de regels met betrekking tot de toegelaten functies (zoals horeca, detailhandel en wonen), het toegestane (en het niet-toegestane) gebruik en de bij de verschillende functies horende bouwmogelijkheden opgenomen. In globale zin kan een onderscheid worden gemaakt in gebiedsregels die een functie (of functies) toestaan en gebiedsregels die tot doel hebben om een bepaald belang te beschermen. Voorbeelden van deze laatste categorie zijn Leiding - Riool, Waarde - Archeologie en Waterstaat - Waterkering. Hieronder zullen de verschillende gebiedsregels die in deze beheersverordening zijn opgenomen, kort worden besproken.

Met de zin 'de regeling (van deze beheersverordening) is gebaseerd op de regeling van het voorheen geldende bestemmingsplan' wordt gedoeld op de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het voorheen geldende bestemmingsplan mogelijk maakte. Dit geldt bijvoorbeeld voor de situering en omvang van het bouwvlak, het voorgeschreven maximale bebouwingspercentage, de bouwhoogte en de toegelaten bedrijvigheid.

Agrarisch - Bedrijf

Deze bepaling geldt voor het bedrijf dat is gelegen aan de Maarten van Rossumweg 1 in Poederoijen. De regeling is gebaseerd op de regeling van het voorheen geldende bestemmingsplan.

Bedrijf

Deze regeling geldt voor de bedrijvenlocaties in de kernen Poederoijen en Zaltbommel. De regeling is gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat bedrijven uit categorie 1 van de als bijlage bij de regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten direct zijn toegestaan. Feitelijk aanwezige bedrijven die van deze regeling afwijken zijn specifiek aangeduid en daarmee ook toegestaan. Deze bedrijven waren ook reeds in het voorheen geldende bestemmingsplan toegestaan.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De openbare nutsvoorzieningen hebben een specifieke bepaling in de beheersverordening gekregen. In dit kader moet worden opgemerkt dat op grond van het Besluit omgevingsrecht, nutsvoorzieningen tot een bepaalde omvang (hoogte niet meer dan 3 meter en oppervlakte niet meer dan 15 m²), vergunningvrij zijn en dus op alle gronden (ongeacht de functie) kunnen worden gerealiseerd.

Bedrijventerrein

Deze regeling ziet op de bedrijventerreinlocatie . Het gaat om een klein gedeelte van het bedrijventerrein gelegen tussen de A 2 en het NS station Zaltbommel. Deze regeling is gebaseerd op het omliggende bestemmingsplan Bedrijventerreinen. Omdat het bedrijventerreinlocaties betreft, worden rechtstreeks bedrijven tot en met categorie 3.2 van de staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan.

Cultuur en Ontspanning

Binnen deze bestemming valt de kinderboerderij in het Esplanadepark en het Bowlingcentrum en de Kartbaan aan de Van Heemstraweg-West toegestaan.

Detailhandel

Binnen deze regeling worden detailhandel en dienstverlenende bedrijven toegestaan. De regeling is gebaseerd op de regeling van het voorheen geldende bestemmingsplan. Binnen de functie detailhandel worden supermarkten alleen toegestaan daar waar ze feitelijk aanwezig zijn. Dit is voor het gebied van de verordening beperkt tot de locaties Fiep Westendorpplein, de Prins Benardweg, de Schans in Zaltbommel. Op de Vergtweg 12 en de Schans 1 in Zaltbommel zit een cafetaria binnen de bestemming Detailhandel. Hiervoor is de aanduiding 'horeca' opgenomen. Binnen deze aanduiding is een horecabedrijf in categorie 3 toegestaan.

Groen

Hoewel het uitgangspunt van deze beheersverordening is om het openbare gebied zoveel als mogelijk te betitelen als Verkeer - Verblijfsgebied en binnen deze functie zowel verkeers- als verblijfsdoeleinden en groenvoorzieningen mogelijk te maken, is voor een enkel gebied een uitzondering gemaakt. Voor het plangebied waarvoor deze beheersverordening geldt, is dit in Zaltbommel gedaan voor de gronden aan bij de Nieuwe Tijningenplas, de Stadswallen, bij de Burgwal, Kloosterwiel, Espanadepark, de randen rond de Groenwal, de Flank en het Rondeel. , de geluidwal langs de Steenweg en de Heer Balderikstraat.

In Poederoijen gaat het om een groene zone aan de oostkant van het dorp.

Groen - Landelijk groen

Deze functie richt zich op de voorkomende weilanden en andere voormalige agrarische gronden en tuinen. Het gebruik dient hobbymatig te zijn. Een deel van deze gronden zou kunnen worden ingericht als paardenbak. Tegen het extensief recreatief gebruik is op zichzelf geen bezwaar; voorkomen moet echter worden dat het gebruik intensiveert en tendeert naar bedrijfsmatige activiteiten. Derhalve is in de regels de gebruiksbepaling hierop gericht (verbod op bedrijfsmatige gebruik) en zijn verlichtingsmasten niet toegestaan.

Horeca

Binnen de bestemming Detailhandel is een tweetal aanduiding ten behoeve van een cafetaria opgenomen. Naast deze cafetaria's heeft Zaltbommel ook nog een cafetaria aan de Zandkampen. Hiervoor is de bestemming horeca opgenomen. De regeling is gebaseerd op de regeling van het voorheen geldende bestemmingsplan.

Kantoor

De locaties aan de Koningin Wilhelminaweg, Van Heemstraweg West, Virieusingel hebben de functie Kantoor gekregen. Deze aanduiding en ook de regeling die is opgenomen in deze beheersverordening, zijn gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen in de kern Brakel hebben de functie Maatschappelijk gekregen. Binnen de functie Maatschappelijk worden de volgende voorzieningen toegestaan:

voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter;

De regeling is gebaseerd op de regeling zoals deze in het voorheen geldende bestemmingsplan was opgenomen.

De bestemming Maatschappelijk is aan de Wielkamp, Nieuwe Tijningen, ,Vrijhof, Steenweg, Prins Clausstraat, Van Heemstraweg-West, Plaatsmajoor, Klipperstraat, Courtine, , Zandkampen, Weergang, Virieusingel, Gisbert Schairtweg, Johan van Oldenbarneveldstraat in Zaltbommel opgenomen,

Voor Poederoijen is dit aan de Maasdijk, de Dorpsweg en de Burgemeester Posweg het geval.

Aan de Wielkamp is daarnaast een aanduiding “Kantoor” opgenomen.

Verkeer

Deze regeling ziet op de wegen die ten opzichte van de wegen die zijn aangeduid als Verkeer - Verblijfsgebied (zie hierna), een verkeersdoorstromende functie hebben.

Verkeer - Verblijfsgebied

Het uitgangspunt van deze beheersverordening is om het openbare gebied zoveel als mogelijk (vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening) te bestemmen als Verkeer - Verblijfsgebied. Dit is een globale functie waarin zowel verkeers- (wegen, straten, parkeren) als verblijfsdoeleinden (pleinen, parken) en groenvoorzieningen mogelijk zijn. De reden hiervoor is dat de exacte ligging van de verschillende doeleinden zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen etc. in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet relevant is. Het herinrichten van wegen, straten, parkeergelegenheid en groenvoorzieningen kan daardoor op een eenvoudige manier geschieden, zonder dat de beheersverordening onwenselijke en ongefundeerde barrières oproept.

Op basis van de beheersverordening is het mogelijk om gebouwen van maximaal 25 m2 en 3 meter hoog te bouwen. Denk bijvoorbeeld aan wachtruimten voor openbaar vervoer, nutvoorzieningen en ontmoetingsruimten voor jongeren. Daarom hebben wij besloten om gebouwen van maximaal 25 m2 en 3 meter hoog binnen deze bestemming toe te laten.

Verkeer - Railverkeer

In het plangebied ligt een stuk grond dat deel uitmaakt van de spoorlijn tussen Den Bosch en Utrecht. De spoorlijn zelf en de gronden waarop het NS station is gelegen, zijn aangeduid als Verkeer-Railverkeer.

Water

Het oppervlakte water in het plangebied dat als A-watergang zijnde een belangrijke waterhuishoudkundige functie heeft, is aangeduid als Water.

Wonen

Dit is de belangrijkste aanduiding binnen het plangebied.

Wonen - Garagebox

Deze bestemming richt zich op de in het gebied van de verordening voorkomende garageboxen. De garageboxen hebben een afzonderlijke regeling gekregen omdat een regulering binnen de woonbestemming niet inzichtelijk is. Duidelijk is dat de garageboxen niet mogen worden aangewend voor woondoeleinden dan wel voor bedrijfsdoeleinden. De garageboxen die als parkeergelegenheid een relatie hebben met woningen in het plangebied maar niet gerelateerd zijn aan een specifiek woonperceel, zijn aangeduid als Wonen - Garagebox. De regeling is gebaseerd op de regeling zoals deze in het voorheen geldende bestemmingsplan was opgenomen.

Leiding – Brandstof

Ten behoeve van de borging van de brandstofleiding die het plangebied kruist, is deze dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming valt ook de bebouwingsvrije zone van 5 m aan weerszijde van de leiding.

Leiding - Gas

Binnen het plangebied lopen enkele aardgastransportleidingen. Deze leidingen zijn, inclusief de zakelijke rechtsstrook, als dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding. Binnen de dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de gasleiding worden gebouwd. Om schade aan de leiding te voorkomen, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Leiding - Riool

Deze regeling ziet op de bescherming van de rioolleiding die door het plangebied loopt aan de noordwestzijde van het gebied van de verordening. In de regeling is een verbod opgenomen om te bouwen en werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een vergunning door B&W is verleend. B&W moeten voordat zij de vergunning kunnen verlenen eerst de leidingbeheerder om advies vragen. Deze zal beoordelen of de (bouw)werkzaamheden een gevaar vormen voor de aanwezige leiding.

Waarde - Archeologie

Met deze regeling worden de aanwezige archeologische verwachtingwaarden beschermd. De regeling is gebaseerd op het archeologische beleid van de gemeente. De bescherming krijgt vorm door voor het verrichten van bepaalde bouwwerkzaamheden en andere werkzaamheden een archeologisch onderzoek te eisen. Uit dit specifieke onderzoek moet dan blijken of er werkelijk een gevaar bestaat dat de (bouw)werkzaamheden afbreuk doen aan de archeologische waarde van de gronden. Ingevolge het archeologische beleid van de gemeente zijn de gronden aangeduid met een regeling die onderscheid maakt in de archeologische verwachtingswaarde van de gronden. Gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben bijvoorbeeld de aanduiding Waarde-Archeologie 1. In het plangebied komen verder de aanduidingen Waarde-Acheologie 2 en 3 voor. Het onderscheid in de verschillende aanduidingen zit in de oppervlaktevrijstelling die in de verschillende regelingen is opgenomen. Zo zijn werkzaamheden op gronden met de aanduiding Waarde-Archeologie 1 vrijgesteld van archeologisch onderzoek indien deze werkzaamheden een oppervlakte beslaan van niet meer dan 30 m². Op gronden met de aanduiding Waarde-Archeologie 2 bedraagt deze oppervlaktevrijstelling 100 m².

Waterstaat - Waterkering

Deze regeling ziet op het beschermen van de dijk. Bouwwerkzaamheden en overige werkzaamheden mogen niet worden verricht indien niet vantevoren vast staat dat deze geen gevolgen voor de dijk zullen hebben. Voor de zones grenzend aan de dijk is een soortgelijke regeling opgenomen. In deze beheersverordening zijn deze zones aangeduid als vrijwaringzone-dijk 1 en vrijwaringszone-dijk 2. De vrijwaringszone-dijk 2 betreft slecht een indicatie zone. Aan deze zone zijn verder geen nadere regels verbonden.

Waterstaat - Waterlopen

Evenwijdig aan de zogenaamde A-watergangen bevinden zich de zogenaamde keurzones. Deze zones zijn aangeduid omdat de Keur van het waterschap (de waterschapsverordening) voor deze gronden ook (net als deze beheersverordening) regels bevat voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden en overige werkzaamheden.

1.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van deze beheersverordening zijn algemene regels opgenomen die gelden voor het gehele plangebied. Hieronder worden deze regels kort besproken:

Anti dubbeltelregel

Deze regel voorziet erin dat indien gronden ooit zijn gebruikt voor het bepalen van bijvoorbeeld de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing, deze gronden op een later moment en voor een ander perceel (bijvoorbeeld na verkoop) niet nogmaals kunnen worden gebruikt voor het bepalen van de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing.

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn 3 regelingen opgenomen. Een regeling met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen die stelt dat:

  • 1. ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken ook buiten een bouw- en/of aanduidingsgrens gelegen mogen zijn.
  • 2. de voorgeschreven bouwhoogten in deze beheersverordening niet van toepassing zijn op ondergeschikte bouwdelen.

Met dien verstande dat de overschrijdingen van de bouw-, aanduidingsgrenzen en hoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.

Verder is nog een regeling opgenomen met betrekking tot bouwwerkzaamheden die in verband staan met de brochure Stroomversnelling Nederland zoals die in de bijlage bij de regeling is opgenomen. Deze bouwwerkzaamheden hebben tot doel om een woning door middel van dak en/of gevelisolatie energieneutraal te maken.

Tot slot is onder de algemene bouwregels een bepaling opgenomen die regelt dat legaal ontstane bouwwerken die niet voldoen aan deze beheersverordening (bijvoorbeeld als het gaat om situering of maatvoering), toch zijn toegestaan.

Algemene aanduidingsregels

Dit betreffen de zones aangrenzend aan de dijk. Verwezen wordt naar het gestelde bij de gebiedsregel Waterstaat - Waterkering.

Overige regels

In de beheersverordening wordt niet verwezen naar een verbeelding maar naar een illustratie. De regeling die daarvoor is opgenomen is een juridisch-technische en heeft verder weinig betekenis. Onder deze kop is eveneens de regels opgenomen dat er voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid. Door deze regel kunnen B&W bij aanvragen om vergunning voor het bouwen van bouwwerken, toetsen of de vergunningaanvraag in voldoende mate ruimte biedt aan parkeergelegenheid.

1.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de beheersverordening is het overgangsrecht en de titel van de beheersverordening opgenomen. Het overgangsrecht komt erop neer dat indien het bestaande gebruik of de aanwezigheid van bouwwerken afwijkt van wat deze beheersverordening uitdrukkelijk toestaat, dit bestaande gebruik of de aanwezigheid van bouwwerken toch mag worden voortgezet. Dit overgangsrecht geldt niet als het bestaande gebruik of de aanwezigheid van bouwwerken reeds in strijd was met het voor deze beheersverordening geldend bestemmingsplan.

Hoewel als uitgangspunt van deze beheersverordening geldt dat het bestaande en legale gebruik en aanwezige bouwwerken zijn toegestaan en het overgangsrecht in die zin weinig toevoegt, is het opnemen van het overgangsrecht verplicht op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening.