direct naar inhoud van Regels
Plan: Welstand Nunspeet 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.Welstandsnota2015-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Welstand

Artikel 1 Waarde - Welstand, uitgebreide toets

Binnen de voor 'Waarde - Welstand, uitgebreide toets' aangewezen gronden gelden de volgende welstandscriteria:

1.1 Criteria bouwwerken, niet zijnde kleine bouwwerken

Voor bouwwerken, niet zijnde kleine bouwwerken (zie artikel 1.3) zijn de volgende criteria van toepassing:

  • 1. relatie tussen vorm, gebruik en constructie:

verwacht wordt dat de vormgeving van het bouwwerk een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het bouwwerk gemaakt is. De vormgeving heeft daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica;

  • 2. relatie tussen bouwwerk en omgeving:

van een bouwwerk wordt verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte, waarbij deze bijdrage groter is naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is;

  • 3. betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context:

bij de vormgeving van bouwwerken dienen verwijzingen en associaties zorgvuldig te worden toegepast, zodat er een ontwerp ontstaan dat aansluit op de bestaande maatschappelijke context;

  • 4. evenwicht tussen helderheid en complexiteit:

Van een bouwwerk wordt verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht van het bouwwerk door simpelheid verloren gaat;

  • 5. schaal en maatverhoudingen:

Van een bouwwerk wordt verwacht dat het heldere maatverhoudingen heeft, die zorgvuldig worden toegepast bij de vormgeving van ruimtes, volumes en vlakverdelingen;

  • 6. materiaal, textuur, kleur en licht:

Van een bouwwerk wordt verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving versterken.

  • 7. gebiedsbeschrijving:
    bij de toetsing aan de hand van het hiervoor onder sub 1 tot en met sub 6 bepaalde geldt tevens dat, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven gebieden, de bijbehorende gebiedsbeschrijving betrokken dient te worden. De volgende deelgebieden zijn onderscheiden:
    • a. Centrumgebied (zie par. 3.1);
    • b. Woongebied rond het centrum (zie par. 3.2);
    • c. Parkachtig woongebied (zie par. 3.3);
    • d. Planmatige Woongebieden, onder te verdelen in Noord, Oost en West (zie par. 3.4);
    • e. Bedrijventerreinen, onder te verdelen in Feithenhof, Lepelingen, Nestlé en De Kolk (zie par. 3.5);
    • f. Dorpen, onder te verdelen in Elspeet, Vierhouten en Hulshorst (zie par. 3.6);
    • g. Buitengebied Randmeren, onder te verdelen in Open weidegebied en Overgangszone (zie par. 3.7);
    • h. Buitengebied Veluwe, onder te verdelen in Centraal Veluws Natuurgebied, Agrarische enclaves en Spoorzone (zie par. 3.8);
    • i. Landgoederen, onder te verdelen in Huize Hulshorst, Groeneveld, De grote Bunte, Noorderheide en Staverden (zie par. 3.9).
1.2 Criteria monumenten, karakteristieke bouwwerken

Ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' of 'karakteristiek' zijn de criteria uit artikel 1.1 van toepassing. Bij de toetsing wordt mede de beschrijving uit Hoofdstuk 4 betrokken.

In bijlage 1 bij de toelichting ('lijst van monumenten en karakteristieke bouwwerken') is een lijst opgenomen van deze monumenten en karakteristieke bouwwerken.

1.3 Criteria kleine bouwwerken

Afwijkend van het bepaalde in artikel 1.1 zijn, indien geen sprake is van een monument of karakteristiek bouwwerk, voor de onderstaande kleine bouwwerken de volgende criteria van toepassing:

1.3.1 bijhorende bouwwerken als aan- of uitbouw of overkapping aan een woning
  • 1. niet grenzend aan openbare ruimte:
    • a. geen criteria;
  • 2. wel grenzend aan openbare ruimte:
    • a. vormgeving en gevelgeleding afgestemd op het hoofdgebouw;
    • b. ingeval van een kap: kapvorm afstemmen op het hoofdgebouw;
    • c. voorzien van een bescheiden overstek en een boeiboord met een bescheiden hoogte;
    • d. geen secundaire aan- of uitbouw (uitbouw aan eerdere gebouwde uitbouw of bijgebouw);
    • e. materiaal- en kleurgebruik moeten passen bij het hoofdgebouw;
    • f. een naar de voorzijde of weg gekeerde gevel bestaat voor minimaal 20% uit gevelopeningen.

1.3.2 bijhorende bouwwerken als vrijstaand gebouw of overkapping
  • a. niet grenzend aan openbare ruimte:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel grenzend aan openbare ruimte:
    • 1. gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw;
    • 2. in geval van een kap: kapvorm afstemmen op het hoofdgebouw;
    • 3. voorzien van een een bescheiden overstek en een boeiboord met een bescheiden hoogte;
    • 4. materiaal en kleur van gevels, kozijnen en dakbedekking moeten afgestemd zijn op het hoofdgebouw;
    • 5. een naar de voorzijde of weg gekeerde gevel bestaat voor minimaal 20% uit gevelopeningen.

1.3.3 dakkapellen
  • a. niet gekeerd naar openbare ruimte en gericht op de achterste perceelsgrens:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel gekeerd naar de openbare ruimte of gericht op de zijdelingse perceelsgrens:
    • 1. regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt;
    • 2. minimaal 0,50 m dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde van de dakkapel);
    • 3. afstand tot goot minimaal 0,50 m;
    • 4. plaatsing op wolfseinden niet toegestaan;
    • 5. geen dakkapel op bijhorende bouwwerken;
    • 6. bij individuele hoofdgebouwen: gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op de geleding van de voorgevel;
    • 7. het maximaal aantal per dakvlak is 2;
    • 8. hoogte maximaal 1,75 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim;
    • 9. breedte in totaal maximaal 60% van de breedte van het dakvlak, met een maximum van 3 m;
    • 10. voorzien van een boeiboord met een bescheiden hoogte;
    • 11. vormgeving en geleding afgestemd op het hoofdgebouw;
    • 12. geen doorzichtige zijwanden;
    • 13. materiaal- en kleurgebruik gevels en kozijnen moeten passen bij de gevels en kozijnen van het hoofdgebouw.

1.3.4 kozijn- en gevelwijzigingen
  • a. niet gekeerd naar openbare ruimte:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel gekeerd naar de openbare ruimte:
    • 1. de gevel van begane grond en verdieping(en) blijft samenhangend;
    • 2. de hoofdindeling komt overeen met de oorspronkelijke indeling
    • 3. gevelwijziging blijft in overeenstemming met de architectuur/tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel;
    • 4. afzonderlijke panden moeten herkenbaar blijven;
    • 5. materiaal- en kleurgebruik moeten passen bij de reeds aanwezige materialen en kleuren van het (hoofd)gebouw;
    • 6. geen toepassing van kunststof bij vervanging van kozijnen, tenzij bestaande profilering en oppervlaktestructuur behouden blijven.

1.3.5 erf- of perceelscheidingen
  • a. niet gekeerd naar openbare ruimte:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel gekeerd naar de openbare ruimte:
    • 1. erfafscheidingen met een lengte van meer dan10 m kennen een geleding bijvoorbeeld door: verschil in hoogte, toepassing van verschillende materialen, penanten of verspringing in het horizontale vlak;
    • 2. materiaal- en kleurgebruik moeten passen bij de omgeving;
    • 3. geen toepassing van beton, golfplaat of damwandprofielen, met uitzondering van palen en onderplinten, deze mogen in beton worden uitgevoerd;
    • 4. kunststof erfafscheidingen bij uitzondering mogelijk indien niet van hout te onderscheiden.

1.3.6 reclame
  • a. plaatsing op of aan de gevel:
    • 1. met uitzondering van de bedrijventerreinen altijd op de benedenverdieping en op de bovenverdieping indien daar geen woonfunctie is gelegen;
    • 2. met uitzondering van de bedrijventerreinen, niet op het dak;
    • 3. loodrecht op de gevel (op maximaal 0,3 m afstand van de gevel) of evenwijdig en vlak aan de gevel;
    • 4. reclames haaks op de gevel geplaatst mogen niet meer dan 1 meter buiten de gevel steken. Tevens geldt een maximale oppervlakte van 0,80m2 (per zijde) en een maximale dikte van 20 cm;
    • 5. aan erkers, luifels en balkons zijn loodrecht op de gevel bevestigde reclames niet toegestaan;
    • 6. niet aan kolommen;
    • 7. geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte ernstig belemmeren;
  • b. vormgeving:
    • 1. geen lichtreclame, lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht in woongebieden;
    • 2. geen mechanisch bewegende delen in woongebieden;
  • c. overig:
    • 1. bij niet-woonfuncties mag op eigen terrein 1 vrijstaande reclamezuil met een maximale oppervlakte van 3m2 en maximaal 3,5m hoog worden geplaatst ter plaatse van de toegang;
    • 2. bij niet-woonfuncties mogen op eigen terrein 3 vlaggemasten geplaatst worden met een hoogte van maximaal 10 meter.

1.3.7 hardheidsclausule

Indien plannen niet voldoen aan de criteria onder artikel 1.3.1 tot en met 1.3.6 of wanneer sprake is van een bijzondere situatie waar twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria, dan wordt getoetst aan de hand van de criteria uit artikel 1.1.

1.4 Algemene bepalingen

De algemene bepalingen in artikel 4 zijn mede van toepassing.

Artikel 2 Waarde - Welstand, beperkte toets

Binnen de voor 'Waarde - Welstand, beperkte toets' aangewezen gronden gelden de volgende welstandscriteria:

2.1 Criteria bouwwerken, niet zijnde kleine bouwwerken

Voor bouwwerken, niet zijnde kleine bouwwerken (zie artikel 2.3) zijn de volgende criteria van toepassing:

  • 1. massa en vorm:
    • a. de hoofdmassa is afgestemd op de hoofdmassa van de belendende percelen;
    • b. woningen zijn met een eigen entreegebied of met voordeuren georiënteerd op de openbare ruimte;
    • c. bijhorende bouwwerken blijven duidelijk ondergeschikt aan de hoofdmassa;
    • d. de bestaande kapvorm en kaprichting blijven gehandhaafd. Toevoegingen blijven ondergeschikt van aard;
  • 2. gevels:
    • a. de hoofdindeling van de gevel blijft bij gevelwijziging in overeenstemming met de oorspronkelijke gevel;
    • b. gesloten gevels zichtbaar vanaf de openbare ruimte zijn niet toegestaan;
  • 3. materiaal- en kleurgebruik:
    • a. het materiaal- en kleurgebruik bij vervangende nieuwbouw sluit aan op die van de omliggende bebouwing of (bij renovatie) op die van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
    • b. het materiaal- en kleurgebruik van aan-, uit- en bijgebouwen dienen sluit aan op die van het hoofdgebouw;
  • 4. gebiedsbeschrijving:
    bij de toetsing aan de hand van het hiervoor onder sub 1 tot en met sub 3 bepaalde geldt tevens dat, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven gebieden, de bijbehorende gebiedsbeschrijving betrokken dient te worden. De volgende deelgebieden zijn onderscheiden:
    • a. Centrumgebied (zie par. 3.1);
    • b. Woongebied rond het centrum (zie par. 3.2);
    • c. Parkachtig woongebied (zie par. 3.3);
    • d. Planmatige Woongebieden, onder te verdelen in Noord, Oost en West (zie par. 3.4);
    • e. Bedrijventerreinen, onder te verdelen in Feithenhof, Lepelingen, Nestlé en De Kolk (zie par. 3.5);
    • f. Dorpen, onder te verdelen in Elspeet, Vierhouten en Hulshorst (zie par. 3.6);
    • g. Buitengebied Randmeren, onder te verdelen in Open weidegebied en Overgangszone (zie par. 3.7);
    • h. Buitengebied Veluwe, onder te verdelen in Centraal Veluws Natuurgebied, Agrarische enclaves en Spoorzone (zie par. 3.8);
    • i. Landgoederen, onder te verdelen in Huize Hulshorst, Groeneveld, De grote Bunte, Noorderheide en Staverden (zie par. 3.9).
  • 5. hardheidsclausule:
    Indien plannen niet voldoen aan de criteria onder artikel 2.1 sub 1 tot en met sub 4 of wanneer sprake is van een bijzondere situatie waar twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria, dan wordt getoetst aan de hand van de criteria uit artikel 1.1.
2.2 Criteria monumenten, karakteristieke bouwwerken

Ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' of 'karakteristiek' zijn de criteria uit artikel 1.1 van toepassing. Bij de toetsing van karakteristieke bouwwerken wordt mede de beschrijving in Hoofdstuk 4 betrokken.

In bijlage 1 bij de toelichting ('lijst van monumenten en karakteristieke bouwwerken') is een lijst opgenomen van deze monumenten en karakteristieke bouwwerken.

2.3 Criteria kleine bouwwerken

Afwijkend van het bepaalde in artikel 2.1 zijn, indien geen sprake is van een monument of karakteristiek bouwwerk, voor de onderstaande kleine bouwwerken de volgende criteria van toepassing:

2.3.1 bijhorende bouwwerken als aan- of uitbouw of overkapping aan een woning
  • a. niet grenzend aan openbare ruimte:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel grenzend aan openbare ruimte:
    • 1. ingeval van een kap: kapvorm afstemmen op het hoofdgebouw;
    • 2. hoogte boeiboord maximaal 30 cm;

2.3.2 bijhorende bouwwerken als vrijstaand gebouw of overkapping
  • a. niet grenzend aan openbare ruimte:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel grenzend aan openbare ruimte:
    • 1. in geval van een kap: kapvorm afstemmen op het hoofdgebouw;
    • 2. hoogte boeiboord maximaal 30 cm.

2.3.3 dakkapellen
  • a. niet gekeerd naar openbare ruimte en gericht op de achterste perceelsgrens:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel gekeerd naar de openbare ruimte of gericht op de zijdelingse perceelsgrens:
    • 1. regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt;
    • 2. minimaal 0,50 m dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde van de dakkapel);
    • 3. afstand tot goot minimaal 0,50 m;
    • 4. plaatsing op wolfseinden niet toegestaan;
    • 5. geen dakkapel op bijhorende bouwwerken;
    • 6. het maximaal aantal per dakvlak is 2;
    • 7. hoogte maximaal 1,75 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim;
    • 8. breedte in totaal maximaal 60% van de breedte van het dakvlak, met een maximum van 3 m;
    • 9. boeiboord maximaal 30 cm hoog;

2.3.4 kozijn- en gevelwijzigingen
  • a. niet gekeerd naar openbare ruimte:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel gekeerd naar de openbare ruimte:
    • 1. de gevel van begane grond en verdieping(en) blijft samenhangend;
    • 2. afzonderlijke panden moeten herkenbaar blijven;
    • 3. geen toepassing van kunststof bij vervanging van kozijnen, tenzij bestaande profilering en oppervlaktestructuur behouden blijven.

2.3.5 erf- of perceelscheidingen
  • a. niet gekeerd naar openbare ruimte:
    • 1. geen criteria;
  • b. wel gekeerd naar de openbare ruimte:
    • 1. erfafscheidingen met een lengte van meer dan10 m kennen een geleding bijvoorbeeld door: verschil in hoogte, toepassing van verschillende materialen, penanten of verspringing in het horizontale vlak;
    • 2. geen toepassing van beton, golfplaat of damwandprofielen, met uitzondering van palen en onderplinten, deze mogen in beton worden uitgevoerd;
    • 3. kunststof erfafscheidingen bij uitzondering mogelijk indien niet van hout te onderscheiden.

2.3.6 reclame
  • a. plaatsing op of aan de gevel:
    • 1. met uitzondering van de bedrijventerreinen altijd op de benedenverdieping en op de bovenverdieping indien daar geen woonfunctie is gelegen;
    • 2. met uitzondering van de bedrijventerreinen, niet op het dak;
    • 3. loodrecht op de gevel (op maximaal 0,3 m afstand van de gevel) of evenwijdig en vlak aan de gevel;
    • 4. reclames haaks op de gevel geplaatst mogen niet meer dan 1 meter buiten de gevel steken. Tevens geldt een maximale oppervlakte van 0,80m2 (per zijde) en een maximale dikte van 20 cm;
    • 5. aan erkers, luifels en balkons zijn loodrecht op de gevel bevestigde reclames niet toegestaan;
    • 6. niet aan kolommen;
    • 7. geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte ernstig belemmeren;
  • b. vormgeving:
    • 1. met uitzondering van de bedrijventerreinen geen mechanisch bewegende delen;
    • 2. geen lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht;
    • 3. geen daglichtreflecterende reclame.
  • c. overig:
    • 1. bij niet-woonfuncties mag op eigen terrein 1 vrijstaande reclamezuil met een maximale oppervlakte van 3m2 en maximaal 3,5m hoog worden geplaatst ter plaatse van de toegang;
    • 2. bij niet-woonfuncties mogen op eigen terrein 3 vlaggemasten geplaatst worden met een hoogte van maximaal 10 meter.

2.3.7 hardheidsclausule

Indien plannen niet voldoen aan de criteria onder artikel 2.3.1 tot en met 2.3.6 of wanneer sprake is van een bijzondere situatie waar twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria, dan wordt getoetst aan de hand van de criteria uit artikel 2.1.

2.4 Algemene bepalingen

De algemene bepalingen in artikel 4 zijn mede van toepassing.

Artikel 3 Waarde - Welstand, geen toets

Binnen de voor 'Waarde - Welstand, geen toets' aangewezen gronden gelden de volgende welstandscriteria:

3.1 Criteria bouwwerken, niet zijnde kleine bouwwerken

Voor bouwwerken, niet zijnde kleine bouwwerken (zie artikel 3.3), gelden geen criteria.

3.2 Criteria monumenten, karakteristieke bouwwerken

Ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' of 'karakteristiek' zijn de criteria uit artikel 1.1 van toepassing. Bij de toetsing van karakteristieke bouwwerken wordt mede de beschrijving in Hoofdstuk 4 betrokken.

In bijlage 1 bij de toelichting ('lijst van monumenten en karakteristieke bouwwerken') is een lijst opgenomen van deze monumenten en karakteristieke bouwwerken.

3.3 Criteria kleine bouwwerken

Voor kleine bouwwerken gelden geen criteria.

3.4 Algemene bepalingen

De algemene bepalingen in artikel 4 zijn mede van toepassing.

Artikel 4 Algemene welstandsbepalingen

4.1 Aanvullend welstandsbeleid

Indien aanvullend welstandsbeleid is vastgesteld geldt dat aanvullend op het bepaalde in artikel 1 tot en met 3. Zie daartoe ook het bepaalde in hoofdstuk 3.

4.2 Vergunningsvrij bouwen

Voor de gronden binnen de gebieden 'Waarde - Welstand, uitgebreide toets', 'Waarde - Welstand, beperkte toets' en 'Waarde - Welstand, geen toets' geldt dat het gebied niet welstandsvrij is en dat de geboden extra vergunningsvrije bouwruimte als opgenomen in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht niet gebruikt kan worden.

4.3 Repressieve welstandstoets

Indien een al gerealiseerd bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (exces), kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van die strijdigheid bevoegd is, aanschrijven om alsnog die strijdigheid op te heffen (repressieve toets).

Dit geldt zowel voor de gronden binnen de gebieden 'Waarde - Welstand, uitgebreide toets', 'Waarde - Welstand, beperkte toets' als voor de gronden binnen de gebieden 'Waarde - Welstand, geen toets'

De repressieve toets geldt ook voor vergunningsvrije bouwwerken.

Artikel 5 Deelgebieden

Het gemeentelijke grondgebied is onderverdeeld in een aantal deelgebieden. Voor elk van deze gebieden dient bij de toetsing de bijbehorende gebiedsbeschrijving betrokken te worden. De volgende deelgebieden zijn onderscheiden:

  • 1. Centrumgebied (zie par. 3.1);
  • 2. Woongebied rond het centrum (zie par. 3.2);
  • 3. Parkachtig woongebied (zie par. 3.3);
  • 4. Planmatige Woongebieden, onder te verdelen in Noord, Oost en West (zie par. 3.4);
  • 5. Bedrijventerreinen, onder te verdelen in Feithenhof, Lepelingen, Nestlé en De Kolk (zie par. 3.5);
  • 6. Dorpen, onder te verdelen in Elspeet, Vierhouten en Hulshorst (zie par. 3.6);
  • 7. Buitengebied Randmeren, onder te verdelen in Open weidegebied en Overgangszone (zie par. 3.7);
  • 8. Buitengebied Veluwe, onder te verdelen in Centraal Veluws Natuurgebied, Agrarische enclaves en Spoorzone (zie par. 3.8);
  • 9. Landgoederen, onder te verdelen in Huize Hulshorst, Groeneveld, De grote Bunte, Noorderheide en Staverden (zie par. 3.9).

Voor een deelgebied kunnen verschillende toetsniveau's gelden. Op de verbeelding (de kaart) is voor het desbetreffende perceel het toetsniveau weergegeven.