direct naar inhoud van Regels
Plan: Bennebroek 2016, geconsolideerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.BE2016-VG03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Aan huis verbonden bedrijf

Een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie door de hoofdbewoner en eventueel personeel kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.2 Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat door de hoofdbewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aaneen gesloten woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneen gebouwde woningen.

1.6 Achtergevellijn

de lijn waarin de achtergevel is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.7 Achtergevelrooilijn

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, danwel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder bijbehorende bouwwerken.

1.8 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde gebaseerd op de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.10 Attractietoestel

Een al dan niet permanent geïnstalleerde inrichting ter voortbeweging van personen, die bestemd is voor vermaak of ontspanning en die aangedreven wordt door een niet-menselijke energiebron.

1.11 Balkon

Op de verdieping gelegen buitenruimte, bevestigd aan of uitstekend uit de buitenmuur van een gebouw en voorzien van een balustrade of borstwering.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.14 Bed and breakfast

Kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is een aan het wonen ondergeschikte functie, gevestigd in een woonhuis of bijhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.15 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.16 Bedrijfsvloeroppervlak

Het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 Bedrijfswoning

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.18 Bergbezinkbassin

Een rioolstelsel/bassin dat bijvoorbeeld bij langdurige neerslag het regenwater opslaat als de huidige riolering het niet aan kan.

1.19 Berging

Bijbehorend bouwwerk in de vorm van bergruimte bij een woning die bedoeld is voor het stallen van fietsen of motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats ten behoeve van huishoudelijk gebruik;

1.20 Bestaand
  • a. Bij bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. Bij gebruik: gebruik zoals dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.21 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0377.BE2016-VG01 met de bijbehorende regels.

1.23 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.

1.24 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.27 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder.

1.28 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.30 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 Buitenplaats

Een historisch (land)huis met bijbehorende bouwwerken, dat samen met eventuele bijbehorende bouwwerken één geheel vormt met de omliggende tuinen of parkaanleg.

1.33 Carport

Een bouwwerk dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen.

1.34 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.35 Dagrecreatie

verblijf buitenshuis voor recreatieve doeleinden dat hoofdzakelijk plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang, zonder overnachting.

1.36 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.37 Dakterras

Een buitenruimte op het platte dak van een gebouw of gebouwdeel, voorzien van een balustrade of een borstwering.

1.38 Dakvlak

Eén hellend vlak in een dak.

1.39 Detailhandel

Bedrijfsmatige verkoop van goederen aan particulieren, waaronder begrepen de opslag, uitstalling, verkoop en levering ter plaatse van goederen, alsmede vergelijkbare bedrijfsmatige persoonlijke dienstverlening.

1.40 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen banken, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, sportscholen en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen; evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.41 Dienstverlening met baliefunctie

Het bedrijfsmatig diensten aanbieden, waarbij het publiek rechtstreeks via een balie te woord wordt gestaan en geholpen: een belwinkel en internetcafé worden hier onder ook begrepen.

1.42 Dove gevel

Een gevel, waarin geen of slechts bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, een en ander zoals bedoeld in artikel 1b lid van de Wet geluidhinder.

1.43 Duinrel

Veelal lijnvormige al dan niet gegraven en meestal vrij stromende waterloop, welke wordt gevoed door drangwater vanuit de duinen.

1.44 Ecologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de betrekkingen tussen levende organismen onderling en hun omgeving.

1.45 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond van een hoofdgebouw, niet zijnde een souterrain of kelder.

1.46 Eerste verdieping

De tweede bouwlaag van een hoofdgebouw.

1.47 Eindwoning

Op de begane grond gelegen woning met tenminste één zijgevel waarnaast een zijtuin of een openbaar gebied is gelegen, niet zijnde een twee-aaneengesloten woning.

1.48 Erf

Gebied ten behoeve van erfbebouwing.

1.49 Erfbebouwing

Functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken.

1.50 Erker

Een ondergeschikte uitbouw aan de voor of zijkant van de woning die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.51 Escortbedrijf

Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.52 Evenement

Een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, of een betoging, samenkomst of vergadering als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

1.53 Extensief recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën.

1.54 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.55 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder, rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.57 Gestapelde woning

Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.58 Halfverharding

Verharding met een waterdoorlatende oppervlaktestructuur, zoals kiezel, grind, schelpen en/of gemalen baksteen alsmede vergelijkbare losse materialen.

1.59 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.60 Hooiberg

Bouwwerk ten behoeve van het opslaan van hooi, dan wel een voormalig bouwwerk ten behoeve van de opslag van hooi welke de functie van bijgebouw heeft verkregen;

1.61 Horeca (bedrijf)

Het bedrijfsmatig bereiden en verstrekken van maaltijden of etenswaren voor directe consumptie en schenken van drank, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verstrekken van logies of exploiteren van een dansgelegenheid.

1.62 Intramurale zorginstelling

Een zorginstelling, waarbij de cliënten overnachten in de instelling waar ze de zorg krijgen.

1.63 Inwoning

Het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw gebonden bijbehorende bouwwerken en waarbij woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is.

1.64 Kantoor- en/of praktijkruimte

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.65 Kas

Gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.66 Kavel

Gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen doordat zij uitsluitend bij dezelfde woning behoren.

1.67 Kavelgrens

De grens van een kavel.

1.68 Kelder

Een ruimte in een gebouw die nagenoeg geheel onder het maaiveld of ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen souterrain verstaan).

1.69 Kwekerij

Een bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het in de volle grond kweken van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten of bloemen).

1.70 Landgoed

Een ruimtelijke eenheid die als zodanig is ontwikkeld en die als bedrijfsvorm – gericht op instandhouding en verdere ontwikkeling – wordt beheerd. Hierbij is sprake van een of meer grondgebruikvormen, functies en/of waarden, zoals landbouw, bosbouw, wonen, recreatie, natuur, landschap en cultuurhistorie.

1.71 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet levende en levende natuur.

1.72 Maaiveld

De gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan het bouwwerk, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

1.73 Maatschappelijke voorzieningen

Commerciële en niet-commerciële educatieve, sociale, medische, culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondersteunende horeca, detailhandel, sport en recreatieve voorzieningen ten dienste van deze voorzieningen.

1.74 Maatvoeringsvlak

Een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik.

1.75 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.76 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.77 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil.

1.78 Ondersteunende detailhandel

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient.

1.79 Ondersteunende horeca

Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar bezoekers van de hoofdfunctie ter plaatse drank en etenswaren kunnen nuttigen.

1.80 Overkapping

Een bouwwerk omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak.

1.81 Paardenbak

Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.82 Parkeervoorzieningen

Elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.83 Peil
  • a. Voor hoofdgebouwen geldt de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitend afgewerkte maaiveld, ter plaatse van de naar het openbaar toegankelijke gebied gerichte grens (of grenzen) van het bouwwerk. Een verdieping onder het maaiveld, bijvoorbeeld een souterrain of ondergrondse garage niet inbegrepen;
  • b. Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend peil' wordt het peil gemeten vanaf het Luciapad.
1.84 Perceelgrens

Een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.

1.85 Perifere detailhandel

Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);

1.86 Permanente bewoning

Het gebruik van een recreatiewoning of een kampeermiddel als hoofdverblijf.

1.87 Plan

Het bestemmingsplan 'Bennebroek 2016' van de gemeente Bloemendaal.

1.88 Productiegebonden detailhandel

Bedrijfsmatige verkoop van goederen aan particulieren die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.89 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.90 Recreatievaart

Het gebruik van vaarwegen met een recreatief doel.

1.91 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.92 Seksuele dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

1.93 Sociale huurwoning

Een zelfstandige woning, die wordt verhuurd door een woningcorporatie en een rekenhuur heeft die niet hoger is dan de huurtoeslaggrens.

1.94 Souterrain

Een ruimte in een gebouw die gedeeltelijk onder het maaiveld of ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen kelder verstaan).

1.95 Speelterrein

Openbaar toegankelijke voorziening bestaande uit een of meer speeltoestellen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.96 Speeltoestel

Een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.

1.97 Spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.

1.98 Straatmeubilair

De op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bushokjes, verkeersborden, straatverlichting, parkeermeters, zitbanken, bloembakken, reclamezuilen, fietsenstallingen, glas, papier en vuilniscontainers.

1.99 Terras

Een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding drank-etenswaren kunnen worden genuttigd.

1.100 Tussenwoning

Een woning die aangesloten aan andere huizen is gebouwd en zich niet op een hoek bevind.

1.101 Twee aaneengesloten woning

Een woning waarbij één zijgevel tevens de scheidingsmuur is van de naastgelegen woning.

1.102 Verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan 'Bennebroek 2016', bestaande uit de kaarten.

1.103 Verblijfsrecreatie

Vormen van recreatie waarbij buitenshuis wordt overnacht.

1.104 Verkoopvloeroppervlak

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke overdekte winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.105 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf met een omvang van tenminste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang waarmee ook de continuïteit op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.

1.106 Voorgevel

Eén of meerdere naar de weg gekeerde gevels van een (hoofd)gebouw.

1.107 Voorgevellijn

De lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.108 Voorgevelrooilijn

De naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.109 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.110 Vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand(en) met een andere woning.

1.111 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer en -afvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.112 Webwinkel

Bedrijfsmatige verkoop van goederen aan particulieren, waarbij de klant goederen via het internet bestelt en deze goederen bij de klant worden bezorgd; een webwinkel kenmerkt zich door het ontbreken van een winkelruimte waar uitstalling, verkoop en levering van goederen ter plaatse plaatsvindt.

1.113 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.114 Winkel

Een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

1.115 Woning

Een ruimte of complex van ruimten bestemd om te wonen, die beschikt over een eigen voordeur, douche, wc en keuken, niet zijnde een wooneenheid in een intramurale zorginstelling.

1.116 Woningcorporatie

Een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.

1.117 Woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.118 Woonwagenstandplaats

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.119 Zolder

De bovenste verdieping onder het schuine dak van een gebouw, welke meestal wordt gebruikt als berging.

1.120 Zoneringsplichtige inrichtingen

Inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in artikel 2.1, sub 3, van het Besluit omgevingsrecht.

1.121 Zorghotel

Een hotelvoorziening waar gasten op maat verzorgende, verpleegkundige en/of paramedische zorg en begeleiding kunnen krijgen, gericht op kortdurend verblijf van gasten die geen volledige, continue zorg meer nodig hebben.

1.122 Zwembadafdekking

Een afdekking van het zwembad ter voorkoming van warmteverlies, bevriezing, het invallen van bladeren en dergelijke, in de vorm van een zeil of een beweegbare constructie.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten volgens het Bouwbesluit is leidend. Wanneer het Bouwbesluit geen uitsluitsel geeft, zijn de volgende regels van toepassing op de wijze van meten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst is.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken, met inbegrip van erkers en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappenhuizen, liftkokers, installaties t.b.v. het reinigen van het gebouw (glazen wassen) en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 Het oppervlak van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/ of buitenzijde van de constructie van een ondergronds bouwwerk, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Het oppervlak van een attractietoestel

Het oppervlak van een attractietoestel wordt gemeten als de buitenste omtrek van de bovengrondse constructie behorende bij de attractie, neerwaarts geprojecteerd.

2.7 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

Tussen de zijdelings e grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 Het bebouwingspercentage

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.9 Bebouwd grondoppervlak (BGO)

Het bebouwd grondoppervlak wordt gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en/ of de buitenzijde van de constructie van een ondergronds bouwwerk die de betreffende ruimte(n) omhullen.

2.10 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.11 De verticale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw.

2.12 Breedte van een gebouw

Gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw.

2.13 De bouwhoogte van een dakterrasafscheiding

Tussen de bovenkant van het dak en het hoogste punt van de dakterrasafscheiding.

2.14 De oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.15 Het oppervlak van een attractietoestel

Het oppervlak van een attractietoestel wordt gemeten als de buitenste omtrek van de bovengrondse constructie behorende bij de attractie, neerwaarts geprojecteerd.

2.16 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';

met daarbij behorende:

  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. wegen en paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend kassen worden gerealiseerd, met dien verstande dat het bebouwd grondoppervlak niet meer mag bedragen dan 220 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen en/of terreinen ten behoeve van:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1, met uitzondering van zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

met daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. laad- en losruimten;
  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. tuinen, terreinen en erven.
4.1.2 Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen' zijn de gronden tevens bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg en aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel;

4.1.3 Nutsvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden tevens bestemd voor een openbare nutsvoorziening.

4.1.4 Brandweerkazerne

Ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' zijn de gronden tevens bestemd voor;

  • a. een brandweerkazerne behorende tot de categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. een gemeentewerf.
4.1.5 Garagebox

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn de in lid 16.1.1 bedoelde gronden bestemd voor een of meerdere garageboxen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • d. per bedrijf mogen buiten de aangegeven bouwvlakken bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarbij:
    • 1. het gezamenlijk grondoppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • d. het gezamenlijke grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer dan 40 m² bedragen;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen achter de middellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden, uitgezonderd bestaande, onherroepelijk vergunde bijbehorende bouwwerken.
4.2.3 Nutsvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' geldt dat:

  • a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen het bouwvlak;
  • b. het gezamenlijk grondoppervlak niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • g. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' mag een overkapping van ten hoogste 5 meter hoog voor het in lid 4.1.2 bedoelde verkooppunt motorbrandstoffen worden gerealiseerd;
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Bedrijf, niet behorende tot categorie 1 of 2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.1 voor het toestaan van bedrijven in een hogere categorie van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel andere bedrijven toestaan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten maar daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de effecten naar de omgeving, zoals bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', uitgave 2009.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Garagebedrijf Meerweg 80

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied.1' kan het bevoegd gezag de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' en 'Tuin' ten behoeve van het realiseren van woningen, tuinen en bijbehorende ontsluitingswegen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal 3 aaneengesloten woningen worden gebouwd;
  • b. de maximale footprint van het bouwvlak bedraagt 180 m2;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt 6 resp. 9 meter;
  • d. de afstand van het bouwvlak tot de bestaande westelijke perceelgrens is minimaal 5 meter;
  • e. de afstand van het bouwvlak tot de bestaande noordelijke perceelgrens is minimaal 5 meter;
  • f. de afstand van het bouwvlak tot de bestaande oostelijke perceelgrens is minimaal 2 meter;
  • g. de afstand van het bouwvlak tot de bestaande zuidelijke perceelgrens is minimaal 10 meter;
  • h. er dient 1 sociale huurwoning te worden gebouwd. De initiatiefnemer heeft het recht om deze verplichting af te kopen;
  • i. de parkeerplaatsen moeten op eigen terrein aan de westzijde van het bouwvlak worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen dient in overeenstemming te zijn met de actuele gemeentelijke parkeernorm;
  • j. aangetoond is dat voldaan wordt aan de wettelijke randvoorwaarden op het gebied van milieuhygiënische regelgeving, bodemkwaliteit, externe veiligheid, economische uitvoerbaarheid, natuurwetgeving, wateraspecten, cultuurhistorie en archeologie.
4.5.2 Brandweer / voormalige gemeentewerf

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied.3' kan het bevoegd gezag de bestemming 'Bedrijf' bij beëindiging of verplaatsing van de brandweerkazerne wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' en 'Tuin' ten behoeve van het realiseren van woningen, tuinen en bijbehorende ontsluitingswegen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal 7 woningen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 9 meter;
  • d. de parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen dient in overeenstemming te zijn met de actuele gemeentelijke parkeernorm;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de wettelijke randvoorwaarden op het gebied van milieuhygiënische regelgeving, bodemkwaliteit, externe veiligheid, economische uitvoerbaarheid, natuurwetgeving, wateraspecten, cultuurhistorie en archeologie.
4.5.3 Lage Duin 2a

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied.5' kan het bevoegd gezag de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' en 'Tuin' ten behoeve van het realiseren van rijwoningen en/of twee-onder-een-kap woningen, tuinen en bijbehorende ontsluitingswegen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend rijwoningen en twee-onder-een-kap woningen zijn toegestaan;
  • b. ingeval rijwoningen worden gerealiseerd, geldt een maximum van 6 rijwoningen
  • c. ingeval twee-onder-een-kap woningen worden gerealiseerd, geldt een maximum van 4 twee-onder-een-kap woningen;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 9 meter;
  • f. de footprint van het bouwvlak bedraagt maximaal 320 m2;
  • g. de afstand tussen het bouwvlak en de aangrenzende percelen bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • h. de voorgevelrooilijn wordt doorgetrokken vanaf de woningen aan het lage Duin 2 tot en met 18;
  • i. het aantal parkeerplaatsen dient in overeenstemming te zijn met de actuele gemeentelijke parkeernorm;
  • j. aangetoond is dat voldaan wordt aan de wettelijke randvoorwaarden op het gebied van milieuhygiënische regelgeving, bodemkwaliteit, externe veiligheid, economische uitvoerbaarheid, natuurwetgeving, wateraspecten, cultuurhistorie en archeologie.

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De op de verbeelding voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening met baliefunctie;
  • c. kantoren;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. horeca-activiteiten in categorie horeca 1, zoals beschreven in de staat van horeca-activiteiten;
  • f. ondersteunende horecavoorzieningen in detailhandelsvestigingen;
  • g. wonen op de eerste en daarboven gelegen verdiepingen;

met daarbij behorende:

  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. laad- en losruimten;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. wegen en paden;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. tuinen, terreinen en erven.
5.1.2 Horeca van categorie 2

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' zijn de gronden tevens bestemd voor horeca-activiteiten in categorie horeca 2, zoals beschreven in de Staat van Horeca-activiteiten.

5.1.3 Horeca van categorie 4

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4' zijn de gronden tevens bestemd voor horeca-activiteiten in categorie horeca 2 en 4, zoals beschreven in de Staat van Horeca-activiteiten.

5.1.4 Horeca van categorie 5

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' zijn de gronden tevens bestemd voor horeca-activiteiten in categorie horeca 2 en 5 zoals beschreven in de Staat van Horeca-activiteiten.

5.1.5 Wonen

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is de begane grondlaag tevens bestemd voor wonen.

5.1.6 Detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen' zijn gronden tevens bestemd voor een verkoop- en opslagpunt voor vuurwerk.

5.1.7 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gronden bestemd voor een parkeerterrein.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. gronden met de bestemming Centrum-2 buiten het bouwvlak mogen achter de middellijn van het hoofdgebouw voor 100% worden bebouwd, tenzij er een aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' op deze gronden ligt. In dat geval is achter de middellijn van het hoofdgebouw ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen achter de middellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden, uitgezonderd bestaande, onherroepelijk vergunde bijbehorende bouwwerken;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte als bedoeld onder c. mag uitsluitend worden overschreden ten behoeve van een afscheiding van een dakterras, met dien verstande dat deze afscheiding maximaal 1,20 meter hoog is;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' mag een bouwwerk worden gerealiseerd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 meter en dat het onderliggende oppervlaktewater behouden blijft.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de begane grondlaag voor bewoning, uitgezonderd toegangen tot woningen;
  • b. het gebruik van dakterrassen voor andere doeleinden dan wonen;
  • c. Het gebruik van de eerste en daarboven gelegen verdiepingen als verkoopvloeroppervlak.
5.4.2 Ondersteunende horeca bij detailhandel

Binnen detailhandelsvestigingen is ondersteunende horeca toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het deel van het verkoopvloeroppervlak dat in gebruik is voor ondersteunende horeca-activiteiten mag maximaal 20% bedragen van het totale verkoopvloeroppervlak van de hoofdactiviteit, tot een maximum van 30 m²;
  • b. de ondersteunende horeca-activiteit mag niet zodanig prominent aanwezig zijn ter hoogte van de gevel waar de ingang van de hoofdactiviteit is gevestigd dat de inrichting naar de openbare weg toe de uitstraling van een regulier horecabedrijf krijgt;
  • c. de toegang tot de ondersteunende horeca-activiteit is uitsluitend te bereiken via de toegang tot de hoofdactiviteit;
  • d. de openingstijden van de ondersteunende horeca-activiteit zijn niet ruimer dan de openingstijden van de hoofdactiviteit. De hoofdactiviteit dient tevens altijd geopend te zijn als de ondersteunende horeca geopende is;
  • e. voor de ondersteunende horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt;
  • f. de exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  • g. verhuur van de inrichting aan derden tijdens en buiten openingstijden voor al dan niet besloten feesten en partijen is niet toegestaan.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 6' kan het bevoegd gezag de bestemming 'Centrum - 2' wijziging in de bestemmingen Wonen - 1'' en 'Tuin' ten behoeve van het realiseren van woningen en tuinen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de supermarkt aan de Schoollaan 23 is gesloten en/of geamoveerd, waardoor het bijbehorende parkeerterrein ter plaatse van het wijzigingsgebied 6 niet langer nodig is om in de parkeerbehoefte van de detailhandelsvoorzieningen aan de Schoollaan 21 t/m 24 C te voorzien.
  • b. er mogen maximaal 5 aaneengesloten woningen worden gebouwd;
  • c. de footprint van het bouwvlak bedraagt maximaal 330 m2;
  • d. de parkeervoorzieningen dienen binnen het wijzigingsgebied te worden gerealiseerd;
  • e. er is aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke randvoorwaarden op het gebied van milieuhygiënische regelgeving, bodemkwaliteit, externe veiligheid, economische uitvoerbaarheid, natuurwetgeving, wateraspecten, cultuurhistorie en archeologie;
  • f. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een verzoek om wijziging advies in bij één of meerdere ter zake deskundigen.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken;
  • b. plantsoenen en groenvoorzieningen;
  • c. fiets-, voet- en ruiterpaden;

met daarbij behorende:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. inritten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. straatmeubilair.
6.1.2 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn gronden tevens bestemd voor het houden van festiviteiten, zoals onder andere een circus, feestweek of Koningsdag.

6.1.3 Speelterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' zijn gronden tevens bestemd voor een speelterrein.

6.1.4 Cultuurhistorische waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn gronden tevens bestemd voor het behouw en herstel van cultuurhistorische waarden.

6.1.5 Landschapswaarden

Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zijn gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel en ontwikkeling van landschapswaarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In afwijking hierop zijn gebouwen toegestaan met een maximum oppervlakte van 5 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van de waterhuishouding.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verlichting en bewegwijzering mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de bouw van overkappingen is niet toegestaan.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. natuur- en landschappelijke waarde.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor de bouw van een ondergronds bergbezinkbassin met een daarbij behorend gebouw met een maximaal Bebouwd Grondoppervlak van 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van de regulering van overmatige neerslag.

6.4.2 Beoordelingscriteria

Afwijken als bedoeld in lid 6.4.1 is alleen mogelijk als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.
6.4.3 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 advies in bij een of meerdere ter zake deskundigen.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Horecaterrassen

Ter plaatse van gronden binnen de bestemming 'Groen' die grenzen aan een horeca inrichting zijn horecaterrassen toegestaan, mits hiervoor een vergunning op basis van de APV is verleend.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden
6.6.1 Verboden uitvoering van andere werken

Ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en 'landschapswaarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en aanlegplaatsen;
  • c. het aanleggen, vergraven of ontgraven van dijken en taluds;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen en waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • g. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • h. het bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • i. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • j. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte voorzieningen.
6.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 6.6.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

6.6.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 6.6.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. kinderopvang;
  • c. intramurale zorginstellingen;
  • d. zorghotels;

met daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. tuinen, terreinen en erven;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.1.1 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning.

7.1.2 Wonen

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de gronden tevens bestemd voor een woning op de eerste en daarboven gelegen verdiepingen.

7.1.3 Kantoor

Ter plaatse van aanduiding 'kantoor' zijn de gronden tevens bestemd voor een kantoor.

7.1.4 Begraafplaats

Ter plaats van de aanduiding 'begraafplaats' zijn de gronden tevens bestemd voor een begraafplaats.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • d. de hoogte van een toren ten behoeve van een religieuze instelling mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de figuur 'relatie' worden de twee met elkaar verbonden vlakken aangemerkt als één vlak.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 40% van de bestemming 'Maatschappelijk' buiten het bouwvlak, tot maximaal 40 m2;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen achter de middellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden, uitgezonderd bestaande, onherroepelijk vergunde bijbehorende bouwwerken;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter hoger zijn dan de goothoogte van bijbehorende bouwwerken.
7.2.3 Begraafplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de totale oppervlakte van de gebouwen mag per begraafplaats niet meer bedragen dan 20 m²;
  • d. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen.
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.

Artikel 8 Natuur - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. bestaande en/of, onherroepelijk vergunde wegen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. speel- en ligweiden;
  • g. paden en parkeergelegenheden;
  • h. fiets-, wandel- en ruiterpaden;
  • i. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouw van overkappingen is niet toegestaan.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 9.2 aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van natuur en/ of landschappelijke waarden van gronden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden
8.4.1 Verbod uitvoering van andere werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
  • d. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • g. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • h. het bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond;
  • i. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • j. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning, vergunning als bedoeld in artikel 9.4. ontgrondingenvergunning, VVGB natuur, Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 of vergunning Wet natuurbescherming en/ of een door het bevoegd gezag vastgesteld Natura2000 beheerplan.
8.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

8.4.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 8.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 9 Natuur - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. bestaande, onherroepelijk vergunde wegen
  • c. paden en parkeergelegenheden;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • f. het behoud en herstel van landschappelijke tuinen:
  • g. per perceel maximaal een ontsluiting voor autoverkeer, mits daarvoor een vergunning op basis van de Algemeen Plaatselijke verordening is verleend.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van één berging per woonperceel, waarbij:

  • a. het bebouwd grondoppervlak niet meer mag bedragen dan 10 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer mag bedragen dan 3 meter.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht, mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de bouw van overkappingen is niet toegestaan.
9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur en/of landschappelijke waarden van de gronden;

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunning werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 9.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
  • d. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • g. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • h. het bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond;
  • i. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • j. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.
9.4.2 Uitzonderingen

De vergunningplicht als bedoeld in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

9.4.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 10 Natuur - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en beheer van landgoederen, buitenplaatsen en landhuispercelen met de daarbij behorende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • d. landschappelijke, en cultuurhistorische tuinen;
  • e. bestaande, onherroepelijk vergunde wegen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. speel- en ligweiden;
  • h. paden en parkeergelegenheden;
  • i. fiets-, wandel- en ruiterpaden;
  • j. nutsvoorzieningen.
10.1.1 Grasland

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - grasland' zijn de gronden tevens bestemd voor grasland.

10.1.2 Kas

Ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn gronden tevens bestemd voor kassen.

10.1.3 Agrarisch medegebruik

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - agrarisch medegebruik' zijn de gronden tevens bestemd voor de bedrijfsmatige uitoefening van de akkerbouw, weidebouw, tuinbouw en fruitteelt, met dien verstande dat de uitoefening van niet-grondgebonden agrarische bedrijven, loonwerk- en/of reparatiebedrijven en agrarische nevenbedrijven niet zijn toegestaan.

10.1.4 Hooiberg

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' zijn de gronden tevens bestemd voor een hooiberg.

10.1.5 Paardenbak

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenbak' zijn de gronden tevens bestemd voor paardenbakken.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' een hooiberg worden gebouwd met een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter;
  • e. per landgoed mag buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken een bijgebouw ten behoeve van terreinonderhoud worden gebouwd, waarbij:
    • 1. het grondoppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouw en aanleg van zwembaden en tennisbanen is niet toegestaan;
  • d. de bouw en aanleg van paardenbakken is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - paardenbak';
  • e. de bouw van overkappingen is niet toegestaan.
10.2.3 Kas

Ter plaatse van de aanduiding 'kas' gelden de volgende bepalingen;

  • a. de gronden zijn uitsluitend bedoeld ten behoeve van de realisering van kassen;
  • b. het bebouwd grondoppervlak bedraagt niet meer dan 100 m²;
  • c. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 meter;
10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur en/of landschappelijke waarden van de gronden.

10.4 Afwijking ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2 sub d voor de bouw en aanleg van een paardenbak, waarbij:

  • a. per landgoed ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak uitsluitend hobbymatig gebruikt mag worden;
  • c. de paardenbak dient te worden gesitueerd op minimaal 30 meter van naburige bouwvlakken;
  • d. het grondoppervlak van een paardenbak maximaal 800 m2 mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • f. de bouw van lichtmasten niet is toegestaan;
  • g. bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein worden toegebracht;
  • h. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een vergunningsaanvraag advies in bij een of meerdere ter zake deskundigen.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden
10.5.1 Omgevingsvergunning werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen
  • b. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
  • d. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • g. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • h. het bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond;
  • i. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • j. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.
10.5.2 Uitzonderingen

De vergunningplicht als bedoeld in lid 10.5.1 is niet van toepassing op werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd op gronden voorzien van een bouwvlak.
10.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

10.5.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 10.5.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 11 Recreatie - Speelpark

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De op de verbeelding voor 'Recreatie - Speelpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een terrein waar speeltoestellen en attractietoestellen staan opgesteld, waarbij het oppervlak van de attractietoestellen in de openlucht maximaal 15% van het bestemmingsvlak Recreatie - Speelpark bedraagt;
  • b. ondersteunende horeca;
  • c. ondersteunende detailhandel;

met daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. laad en losruimten;
  • f. opslagruimten;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. tuinen, terreinen en erven.
11.1.2 Midgetgolfbaan

Ter plaatse van de aanduiding 'midgetgolfbaan' zijn de betreffende gronden uitsluitend bestemd voor een midgetgolfbaan.

11.1.3 Overdekte speelhal

Ter plaatse van de aanduiding 'overdekte speelhal' zijn tevens attractietoestellen toegestaan.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven maatvoeringsvlakken mag de bouwhoogte van gebouwen binnen het betreffende maatvoeringsvlak niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte die in dat vlak is aangeduid;
  • c. het bebouwingspercentage mag ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' per bouwvlak niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speciale bouwaanduiding - geluidscherm' is een geluidscherm van maximaal 6 meter hoog toegelaten;
  • c. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven maatvoeringsvlakken mag de bouwhoogte van de speeltoestellen en attractietoestellen binnen het betreffende maatvoeringsvlak niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogte die in dat vlak is aangeduid;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen voor gebouwen, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Ondersteunende horeca

Binnen deze bestemming is ondersteunende horeca toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximum oppervlakte bedraagt niet meer dan 500 m2;
  • b. de ondersteunende horeca-activiteit mag niet zodanig prominent aanwezig zijn ter hoogte van de gevel waar de ingang van de hoofdactiviteit is gevestigd dat de inrichting de uitstraling van een regulier horecabedrijf krijgt;
  • c. de toegang tot de ondersteunende horeca-activiteit is uitsluitend te bereiken via de toegang tot de hoofdactiviteit;
  • d. de openingstijden van de ondersteunende horeca-activiteit zijn niet ruimer dan de openingstijden van de hoofdactiviteit. De hoofdactiviteit dient tevens altijd geopend te zijn als de ondersteunende horeca geopend is;
  • e. voor de ondersteunende horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt;
  • f. de exploitatie van een terras is toegestaan;
  • g. verhuur van de inrichting aan derden tijdens en buiten openingstijden voor al dan niet besloten feesten en partijen is niet toegestaan.
11.4.2 Ondersteunende detailhandel

Binnen deze bestemming is ondersteunende detailhandel toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximum oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • b. de ondersteunende detailhandelsactiviteit mag niet zodanig prominent aanwezig zijn ter hoogte van de gevel waar de ingang van de hoofdactiviteit is gevestigd dat de inrichting de uitstraling van een reguliere detailhandelsvestiging krijgt;
  • c. de toegang tot de ondersteunende detailhandelsactiviteit is uitsluitend te bereiken via de toegang tot de hoofdactiviteit;
  • d. de openingstijden van de ondersteunende detailhandelsactiviteit zijn niet ruimer dan de openingstijden van de hoofdactiviteit. De hoofdactiviteit dient tevens altijd geopend te zijn als de ondersteunende detailhandelsvestiging geopend is;
  • e. voor de ondersteunende detailhandelsactiviteit mag geen reclame worden gemaakt.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De op de verbeelding voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen;
  • b. sporthallen;
  • c. kinderopvang;
  • d. voorzieningen ten behoeve van sportdoeleinden, zoals kantines, kleedruimtes, bergingen en dugouts;

met daarbij behorende:

  • e. ondersteunende horeca;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
12.1.2 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein.

12.1.3 Incidenteel parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'incidenteel parkeerterrein' zijn gronden tevens bestemd voor een incidenteel parkeerterrein.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • b. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 18 meter bedragen;
  • c. de hoogte van ballenvangers en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de hoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' is het niet toegestaan kunstgrasvelden aan te leggen.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Afmetingen van de bebouwing

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen;
12.3.2 Lichthinder

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en technische uitvoering van lichtmasten en lichtbronnen. Aangetoond moet worden dat de lichtmasten en lichtbronnen geen onevenredige lichthinder veroorzaken voor omwonenden en niet leidt tot aantasting van nabijgelegen natuurwaarden.

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De op de verbeelding voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. erkers bij hoofdgebouwen;
  • d. bestaande, onherroepelijk vergunde zwembaden;
  • e. bestaande, onherroepelijk vergunde, naar het openbaar toegankelijke gebied gerichte erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van meer dan 1 meter;

met daarbij behorende:

  • f. (toegangs)paden;
  • g. parkeerplaatsen;
  • h. per perceel maximaal één ontsluiting voor autoverkeer, mits daarvoor een vergunning is verleend op basis van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
13.1.2 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een ondergrondse parkeergarage met een bouwhoogte die maximaal gelijk is aan het peil.

13.1.3 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein.

13.1.4 Moestuin/ schooltuin

Ter plaatse van de aanduiding 'moestuin' zijn gronden tevens bestemd voor een moestuin en/ of schooltuin.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. niet meer dan één fietsenberging per tussenwoning waar geen achterpad aanwezig is, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte maximaal 5 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 1,5 meter mag bedragen;
    • 3. tussen het bouwwerk en de weg een groenbuffer dient te worden gerealiseerd waarvan de breedte minimaal 0,5 meter dient te bedragen;
  • b. een dierenverblijf of kas bij een woning bestemd als Wonen - 2 waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • c. erkers mogen worden gebouwd aan de voor- en zijgevels van een hoofdgebouw, waarbij:
    • 1. de erker maximaal 1,0 meter voor de gevel uitsteekt;
    • 2. de grondoppervlakte niet meer dan 2/3-e van de breedte van de gevel bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de bouw van zwembaden is niet toegestaan;
  • f. de bouw en aanleg van tennisbanen is niet toegestaan;
  • g. de bouw van overkappingen is niet toegestaan.
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Bouw open zwembad

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 13.2.2 sub f voor het bouwen van een open zwembad bij een woning, waarbij;

  • a. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd;
  • b. de afstand van het zwembad tot de perceelgrens dient minimaal te bedragen:
    • 1. 5 meter voor percelen met een oppervlakte tot 2.500 m²
    • 2. 10 meter voor percelen met een oppervlakte groter dan 2.500 m²
  • c. het grondoppervlakte van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel mag bedragen tot een maximum van:
    • 1. 80 m² bij een perceel tot en met 5.000 m²;
    • 2. 110 m² bij een perceel groter dan 5.000 m²;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 cm boven het maaiveld;
  • e. de bouwhoogte van de afdekking mag niet meer bedragen dan 0,5 meter boven het maaiveld;
  • f. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geld dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
  • g. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.
13.4.2 Villagebied

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 13.2.1 voor het bouwen van een woning, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 16.4.1 of artikel 17.4.1 en de nieuw te bouwen woning hierbij deels of geheel in de bestemming Tuin wordt gesitueerd.

13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Horecaterrassen

Ter plaatse van percelen die onderdeel uitmaken van een horeca-inrichting zijn op de in lid 13.1 bedoelde gronden horecaterrassen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de APV.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en pleinen;
  • b. parkeerplaatsen;
  • c. fiets- voet- en ruiterpaden;
  • d. voetgangersgebieden;

met daarbij behorende:

  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1,20 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 voor de bouw van een ondergronds bergbezinkbassin met een daarbij behorend gebouw met een maximaal bebouwd grondoppervlak van 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van de regulering van overmatige neerslag.

14.3.2 Beoordelingscriteria

Afwijken als bedoeld in lid 14.3.1 is alleen mogelijk als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen.
14.3.3 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3.1 advies in bij een of meerdere ter zake deskundigen.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Horecaterrassen

Ter plaatse van gronden binnen de bestemming 'Verkeer' die grenzen aan een horeca-inrichting zijn horecaterrassen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de APV.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. duinrellen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. de ontwikkeling en het behoud van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met daarbij behorende:

  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. bruggen, stuwen, steigers, dammen, duikers, vlonders en/ of ligplaatsen voor pleziervaart;
  • h. kades, oevers en groenvoorzieningen.
15.1.2 Woonschepenligplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is de grond tevens bestemd voor het aanmeren van één woonschip.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. uitsluitend gebouwen met een maximum oppervlakte van 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter ten behoeve van de waterhuishouding mogen worden gebouwd.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' de maatvoering van het woonschip maximaal de bouwhoogte bedraagt zoals deze bestond ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden
15.3.1 Algemeen

Het is verboden of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- of ligplaatsen of vlonders;
  • b. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
  • c. het aanleggen van nieuwe waterlopen of het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen;
  • f. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  • g. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.
15.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld bij 15.3.1 is niet van toepassing op werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
15.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

15.3.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 15.3.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. bestaande en/of onherroepelijk vergunde, zwembaden en tennisbanen;
  • d. bestaande en/of onherroepelijk vergunde, naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van meer dan 1 meter

met daarbij behorende:

  • e. tuinen, terreinen en erven;
  • f. toegangswegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. per perceel maximaal één ontsluiting voor autoverkeer, mits daarvoor een vergunning op basis van de Algemeen Plaatselijke Verordening is verleend.
16.1.2 Gestapelde woningen

Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn de in lid 16.1.1 bedoelde gronden bestemd voor gestapelde woningen.

16.1.3 Woonwagenstandplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn de in lid 16.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor standplaatsen voor maximaal 2 woonwagens.

16.1.4 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is het parkeren in of onder het hoofdgebouw of ondergronds buiten het hoofdgebouw toegestaan.

16.1.5 Garagebox

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn de in lid 16.1.1 bedoelde gronden bestemd voor een of meerdere garageboxen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', tot het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lage goot' mag de bestaande goothoogte ter plaatse van die aanduiding niet worden verhoogd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dwarskap' mogen uitsluitend daken met een dakrichting dwars op de voorgevel worden gerealiseerd;
  • i. in afwijking van het bepaalde in artikel 25.1 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brede dakkapel' een dakkapel aan de voorzijde worden gerealiseerd tot maximaal 100% van de breedte van het dakvlak van de woning.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 40% van de bestemming Wonen buiten het bouwvlak, tot maximaal het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag voor gestapelde woningen de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 40% van de bestemming Wonen buiten het bouwvlak, tot maximaal het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen achter de middellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden, uitgezonderd bestaande, onherroepelijk vergunde bijbehorende bouwwerken;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken van tussenwoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken van eind-, vrijstaande en twee aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • f. bijbehorende bouwwerken van eind-, vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen mogen worden voorzien van een kap die maximaal 3 meter hoger is dan de goothoogte van de aan- en uitbouw;
  • g. de diepte van bijbehorende bouwwerken mag bij tussen- en eindwoningen niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • h. de diepte van bijbehorende bouwwerken mag bij twee-aaneengesloten en vrijstaande woningen niet meer bedragen dan 4 meter;
  • i. voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • j. de bouw van overdekte zwembaden is niet toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' geldt dat de hoogte van garageboxen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • l. in afwijking van het vooraf gestelde mag voor woonwagenstandplaatsen de gezamelijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak per woonwagen niet meer bedragen dan 40 m² met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 meter bedragen.
  • f. de bouw van open zwembaden is niet toegestaan;
  • g. de bouw en aanleg van tennisbanen is niet toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang worden gehandhaafd, met dien verstande dat deze vrij toegankelijk is voor langzaam verkeer.
16.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Villagebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - wijzigen bouwmassa.1' kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder a, d en e om van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, de goothoogte en bouwhoogte, voor het verplaatsen en/-of verhogen van de bouwmassa naar twee bouwlagen, al dan niet met een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. het bebouwd grondoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 30% van het perceel tot maximaal 150 m2;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • e. het bevoegd gezag kan bepalen dat de afstand van het hoofdgebouw tot een of meer van de perceelgrenzen meer dan 3 meter bedraagt indien dit vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit nodig wordt geacht;
  • f. het bevoegd gezag kan bepalen dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw minder dan 10 meter bedraagt, indien het peil van het hoofdgebouw tenminste 2 meter hoger is gelegen dan het peil van 1 of beide naastgelegen woning of woningen;
  • g. bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en de geaccidenteerdheid van het terrein mag worden toegebracht;
  • h. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.
16.4.2 Terug liggende extra bouwlaag

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder d van de op de verbeelding aangegeven goothoogte voor het toestaan van een terug liggende extra bouwlaag, met inachtneming van het volgende:

  • a. de in het bestemmingsplan toegestane maximale bouwhoogte is minimaal 3 meter hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane maximale goothoogte;
  • b. de goothoogte van de extra bouwlaag is maximaal 3 meter hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane maximale goothoogte, of maximaal de hoogte van de onderliggende bouwlaag;
  • c. de extra bouwlaag moet ten minste onder een hoek van 25° terug liggen ten opzichte van de bestaande buitengevels van de woning;
  • d. de extra bouwlaag moet plat worden afgedekt;
  • e. de afwijking kan alleen worden verleend indien dit vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit passend wordt geacht;
  • f. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.2 advies in bij een ter zake deskundige.
16.4.3 Overdekt zwembad

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder j voor het bouwen van een overdekt zwembad, waarbij:

  • a. het bebouwd grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 60 m²;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • c. de afstand tot de perceelgrenzen minimaal 5 meter dient te bedragen;
  • d. de afstand tot de grens van het openbaar toegankelijk gebied waarop de voorgevel van de woning georiënteerd is dient minimaal 15 meter te bedragen;
  • e. het overdekte zwembad in bestaande bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • f. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
  • g. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.3 advies in bij een ter zake deskundige.
16.4.4 Open zwembad

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 16.2.3 onder f voor het bouwen van een open zwembad, waarbij:

  • a. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd;
  • b. de afstand van het zwembad tot de perceelsgrens minimaal 5 meter dient te bedragen:
  • c. het grondoppervlak van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel mag bedragen tot een maximum van 80m²;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 cm boven het maaiveld;
  • e. de bouwhoogte van de afdekking niet meer mag bedragen dan 0,5 meter boven het maaiveld;
  • f. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geld dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
  • g. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.4 advies in bij een ter zake deskundige.
16.4.5 Splitsen van woningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 indien de afwijking betrekking heeft op het vermeerderen van het aantal woningen in hoofdgebouwen door een woning te splitsen, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bestaande vrijstaande woningen mogen worden gesplitst;
  • b. het creëren van woningen naast elkaar uitgangspunt dient te zijn, met dien verstande dat het bevoegd gezag in uitzonderlijke gevallen kan toestaan dat geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen ontstaan;
  • c. de inhoud van een te splitsen vrijstaande woning als bedoeld onder a tenminste 1.400 m³ bedraagt, gemeten vanaf het maaiveld;
  • d. het aantal woningen per te splitsen vrijstaande woning na splitsing maximaal 2 mag bedragen;
  • e. de inhoud van elke nieuwe woning tenminste 500 m³ moet bedragen, gemeten conform het gestelde onder c;
  • f. met betrekking tot bijbehorende bouwwerken in bepaalde in lid 16.2.2 van overeenkomstige toepassing is;
  • g. met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde het bepaalde in lid 16.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
  • h. de afwijkingen als bedoeld in lid 16.4.2, 16.4.3 en 16.4.4 van overeenkomstige toepassing zijn met dien verstande dat in de bedoelde artikelen 'per woning' en 'bij het woonhuis behorende perceel' moeten worden gezien als 'per een te splitsen vrijstaande woning' en 'bij het te splitsen woonhuis behorende perceel';
  • i. de ingevolge sub f toegestane bebouwing niet mag worden meegeteld bij het bepalen van de inhoud van de nieuwe woning bedoeld in sub c;
  • j. per woning op het terrein behorende bij de te splitsen vrijstaande woning dient te worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Algemeen

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 16.1.

16.5.2 Beroep aan huis

Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 60 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.5.2 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 60 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en webwinkels, is niet toegestaan;
  • d. horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan;
  • e. een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
  • g. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • h. het bedrijf moet in ieder geval worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • i. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • j. de opslag van goederen dient inpandig plaats te vinden.

Artikel 17 Wonen - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. bestaande, onherroepelijk vergunde zwembaden en tennisbanen;
  • d. bestaande, onherroepelijk vergunde, naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van meer dan 1 meter

met daarbij behorende:

  • e. tuinen, terreinen en erven;
  • f. toegangswegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. per perceel maximaal één ontsluiting voor autoverkeer, mits daarvoor een vergunning op basis van de Algemeen Plaatselijke Verordening is verleend.
17.1.2 Gestapelde woningen

Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden bestemd voor gestapelde woningen.

17.1.3 Garagebox

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden bestemd voor een of meerdere garageboxen.

17.1.4 Hooiberg

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' zijn de gronden tevens bestemd voor een hooiberg.

17.1.5 Kelder

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kelder' zijn de gronden tevens bestemd voor half- verdiepte of ondergrondse bijbehorende bouwwerken.

17.1.6 Zorg en welzijn

ter plaatse van de 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorg en welzijn' zijn de gronden tot een maximum van 30 m² tevens bestemd voor zorg en welzijn.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', tot het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c en d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' een hooiberg worden gebouwen met een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter;
17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 40% van de bestemming Wonen buiten het bouwvlak, tot maximaal het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag voor gestapelde woningen de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 40% van de bestemming Wonen buiten het bouwvlak, tot maximaal het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen achter de middellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden, uitgezonderd bestaande, onherroepelijk vergunde bijbehorende bouwwerken;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken van tussenwoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken van eind-, vrijstaande en twee aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • f. bijbehorende bouwwerken van eind-, vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen mogen worden voorzien van een kap die maximaal 3 meter hoger is dan de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk;
  • g. de diepte van bijbehorende bouwwerken mag bij tussen- en eindwoningen niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • h. de diepte van bijbehorende bouwwerken mag bij twee-aaneengesloten woningen niet meer bedragen dan 5 meter;
  • i. de diepte van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande woningen is niet gelimiteerd.
  • j. voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • k. de bouw van overdekte zwembaden is niet toegestaan;
  • l. de ondergrondse en/ of half-verdiepte bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'kelder' wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 25.2 sub b niet aangemerkt als bijbehorend bouwwerk.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 meter bedragen.
  • f. de bouw van open zwembaden is niet toegestaan;
  • g. de bouw en aanleg van tennisbanen is niet toegestaan.
17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende percelen
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Villagebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - wijzigen bouwmassa' kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder a, d en e om van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, de goothoogte en de bouwhoogte, voor het verplaatsen en/ of het verhogen van de bouwmassa naar twee bouwlagen, al dan niet met een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. het bebouwd grondoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 30% van het perceel tot maximaal 150 m2;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrenzen bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. het bevoegd gezag kan bepalen dat de afstand van het gewijzigde hoofdgebouw tot een of meer van de perceelgrenzen meer dan 5 meter bedraagt indien dit vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit nodig wordt geacht;
  • f. het bevoegd gezag kan bepalen dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw minder dan 10 meter bedraagt, indien het peil van het hoofdgebouw tenminste 2 meter hoger is gelegen dan het peil van 1 of beide naastgelegen woning of woningen;
  • g. bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en de geaccidenteerdheid van het terrein mag worden toegebracht;
  • h. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.
17.4.2 Terug liggende extra bouwlaag

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder d van de op de verbeelding aangegeven goothoogte voor het toestaan van een terug liggende extra bouwlaag, met inachtneming van het volgende:

  • a. de in het bestemmingsplan toegestane maximale bouwhoogte is minimaal 3 meter hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane maximale goothoogte;
  • b. de goothoogte van de extra bouwlaag is maximaal 3 meter hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane maximale goothoogte, of maximaal de hoogte van de onderliggende bouwlaag;
  • c. de extra bouwlaag moet ten minste onder een hoek van 25° terug liggen ten opzichte van de bestaande buitengevels van de woning;
  • d. de extra bouwlaag moet plat worden afgedekt;
  • e. de afwijking kan alleen worden verleend indien dit vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit passend wordt geacht;
  • f. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.2 advies in bij een ter zake deskundige.
17.4.3 Overdekt zwembad

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder j voor het bouwen van een overdekt zwembad, waarbij:

  • a. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. bij een perceel met een oppervlakte tot 5000 m2: maximaal 60 m2;
    • 2. bij een perceel met een grondoppervlakte groter dan 5000 m2: maximaal 90 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • c. de afstand tot de perceelgrenzen minimaal 5 meter dient te bedragen;
  • d. de afstand tot de grens van het openbaar toegankelijk gebied waarop de voorgevel van de woning georiënteerd is dient minimaal 15 meter te bedragen;
  • e. het overdekte zwembad in bestaande bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • f. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
  • g. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.3 advies in bij een ter zake deskundige.
17.4.4 Open zwembad

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.2.3 onder f voor het bouwen van een open zwembad, waarbij:

  • a. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd;
  • b. de afstand van het zwembad tot de perceelsgrens dient minimaal te bedragen:
    • 1. bij een perceel met een oppervlakte tot 2.500m²: 5 meter;
    • 2. bij een perceel met een oppervlakte groter dan 2.500m²: 10 meter;
  • c. het grondoppervlak van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel mag bedragen tot een maximum van:
    • 1. 80m² bij een perceel tot en met 5.000m²;
    • 2. 110m² bij een perceel groter dan 5.000m²;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 cm boven het maaiveld;
  • e. de bouwhoogte van de afdekking niet meer mag bedragen dan 0,5 meter boven het maaiveld;
  • f. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
  • g. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.4 advies in bij een ter zake deskundige.
17.4.5 Tennisbaan

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.2.3 onder g voor de bouw en aanleg van een tennisbaan, mits:

  • a. per bij een woning behorend perceel niet meer dan één tennisbaan is toegestaan
  • b. de grondoppervlakte van het bij het woonhuis behorende perceel tenminste 5.000 m2 bedraagt;
  • c. de afstand tot de perceelgrenzen ten minste 5 meter bedraagt;
  • d. de afstand tot de weg ten minste 30 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een hekwerk niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • f. rondom een groensingel van ten minste 3,5 meter breedte is ingeplant;
  • g. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
  • h. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.5 advies in bij een ter zake deskundige.
17.4.6 Splitsen van woningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 indien de afwijking betrekking heeft op het vermeerderen van het aantal woningen in hoofdgebouwen door een woning te splitsen, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bestaande vrijstaande woningen mogen worden gesplitst;
  • b. het creëren van woningen naast elkaar uitgangspunt dient te zijn, met dien verstande dat het bevoegd gezag in uitzonderlijke gevallen kan toestaan dat geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen ontstaan;
  • c. de inhoud van een te splitsen vrijstaande woning als bedoeld onder a tenminste 1.400 m³ bedraagt, gemeten vanaf het maaiveld;
  • d. het aantal woningen per te splitsen vrijstaande woning na splitsing maximaal 2 mag bedragen;
  • e. de inhoud van elke nieuwe woning tenminste 500 m³ moet bedragen, gemeten conform het gestelde onder c;
  • f. met betrekking tot bijbehorende bouwwerken in bepaalde in lid 17.2.2 van overeenkomstige toepassing is;
  • g. met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde het bepaalde in lid 17.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
  • h. de afwijkingen als bedoeld in lid 17.4 van overeenkomstige toepassing zijn met dien verstande dat in de bedoelde artikelen 'per woning' en 'bij het woonhuis behorende perceel' moet worden gezien als 'per een te splitsen vrijstaande woning' en 'bij het te splitsen woonhuis behorende perceel';
  • i. de ingevolge sub f toegestane bebouwing niet mag worden meegeteld bij het bepalen van de inhoud van de nieuwe woning bedoeld in sub c;
  • j. per woning op het terrein behorende de te splitsen vrijstaande woning dient te worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Algemeen

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 17.1.

17.5.2 Beroep aan huis

Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 60 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.5.2 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van 60 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en webwinkels, is niet toegestaan;
  • d. horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan;
  • e. een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
  • g. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • h. het bedrijf moet in ieder geval worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • i. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • j. de opslag van goederen dient inpandig plaats te vinden.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden van de gronden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

18.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 18.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid 18.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • g. verlagen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
18.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het bepaalde onder 18.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
18.3.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning
  • a. Het bepaalde onder 18.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de onder 18.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • e. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • g. Het bevoegd gezag verleent uitsluitend de vergunning zoals bedoeld onder 18.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
  • b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

19.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 19.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken , geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
19.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid 19.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • g. verlagen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
19.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het bepaalde onder 19.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
19.3.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning
  • a. Het bepaalde onder 19.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de onder 19.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • e. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • g. Het bevoegd gezag verleent uitsluitend de vergunning zoals bedoeld onder 19.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
19.4 Wijzigingsbevoegheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
  • b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 4

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

20.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 20.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 20.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 20.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden
20.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • g. verlagen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
20.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het bepaalde onder 20.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
20.3.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning
  • a. Het bepaalde onder 20.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de onder 20.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • e. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • g. Het bevoegd gezag verleent uitsluitend de vergunning zoals bedoeld onder 20.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
  • b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 5

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden van de gronden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 21.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 21.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 21.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden
21.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid 21.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 500 m2:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • g. verlagen van het waterpeil;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • k. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • l. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • m. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
21.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het bepaalde onder 21.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
21.3.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning
  • a. Het bepaalde onder 21.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de onder 21.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • e. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • g. Het bevoegd gezag verleent uitsluitend de vergunning zoals bedoeld onder 21.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
  • b. aan de gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 22 Waterstaat

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangegeven bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterkeringen;
  • b. oevers;
  • c. beschoeiing.
22.1.2 Voorrang bij conflicterende belangen

De belangen van de in lid 22.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 22.1.1 genoemde bestemmingen geld dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 22.1.1 genoemde bestemmingen geld dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogte 3 meter mag bedragen.

22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2.1 en toestaan dat gebouwen ten behoeve van de ondergeschikte bestemming worden gebouwd, mits is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de onder 30.1 bedoelde waterstaatbelangen.

22.3.2 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een afwijking als bedoeld in lid 22.3.1 advies in bij de beheerder van het betreffende waterstaatsbelang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Voorwaardelijke verplichting parkeren en laden/lossen

Het gebruik op grond van de regels in hoofdstuk 2 (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is slechts toegestaan als:

  • a. Voorzien wordt in voldoende ruimte voor parkeergelegenheid en voor laden en lossen op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • c. Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de richtlijnen van het CROW met inbegrip van de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en- indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, -aan die wijzging.

Artikel 24 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke breedte van één of meerdere dakkapellen op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht, mag per bouwlaag ten hoogste 50 % van de breedte van het betreffende dakvlak bedragen;
  • b. Indien de gezamenlijke breedte van één of meerdere dakkapellen op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht per bouwlaag breder dan 50 % van de breedte van het betreffende dakvlak is, wordt de goothoogte van de dakkapel(len) als goothoogte van het betreffende gebouw aangemerkt.
25.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht;
  • b. ondergrondse bouwwerken die buiten het bouwvlak worden gerealiseerd worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk; de regels voor bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de bestemming waar het ondergrondse bouwwerk wordt gerealiseerd zijn van toepassing op het ondergrondse bouwwerk;
  • c. indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geldt dat ondergronds bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken
25.3 Bestaande, vergunde overschrijdingen
25.3.1 Goot- en/of bouwhoogte

Indien de bestaande, onherroepelijk vergunde goothoogte dan wel de bestaande, onherroepelijk vergunde bouwhoogte van hoofdgebouwen meer bedraagt dan de op de verbeelding aangegeven hoogte, mag de afwijking niet worden vergroot, anders dan genoemd in artikel 28.

25.3.2 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Indien het oppervlak aan bestaande, onherroepelijk vergunde bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan het oppervlak dat op de verbeelding is aangegeven, mag de afwijking niet worden vergroot.

25.3.3 Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen

Indien de bouwhoogte van bestaande, onherroepelijk vergunde erf- en terreinafscheidingen meer bedraagt dan in de bouwregels is bepaald, dan mag de afwijking niet worden vergroot.

25.4 Overschrijding bouwgrenzen
25.4.1 Algemeen

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de gevelrooilijn niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en overbouwingen, mits zij de gevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  • d. erkers en luifels mits zij de gevelrooilijn met niet meer dan 1 meter overschrijden;
  • e. balkons en galerijen mits zij de gevelrooilijn niet meer dan 2 meter overschrijden;
  • f. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouw- en bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden;
  • g. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de gevelrooilijn met meer dan 1 meter overschrijden;
  • h. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen;
  • i. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
25.4.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden.

25.4.3 Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter, gemeten vanaf bovenkant van de dakconstructie, en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

25.4.4 Overige ondergeschikte dakopbouwen

Overige ondergeschikte dakopbouwen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht, mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 20% van het bouwvlak en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

25.4.5 Bouwhoogte dakopbouw

Voor zover de bouwhoogte van bestaande dakopbouwen hoger is dan toegestaan, dan geldt de bestaande hoogte van de dakopbouw ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, als maximale toegestane bouwhoogte.

25.5 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens gebruikt mogen worden voor nutsvoorzieningen, mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte hebben dan 15 m² en geen grotere bouwhoogte dan 3 meter.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

26.1 Gebruiksverbod
26.1.1 Verboden gebruik onbebouwde gronden

Onder gebruik van onbebouwde gronden in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van een sport- of wedstrijdterrein, zweefvliegveld, dagcamping, lig- of speelweide met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor bestemmingen waarin dit in de bestemmingsomschrijving is toegestaan of wanneer er sprake is van een evenement.
26.1.2 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1., lid 1 onder c van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en voor detailhandelsdoeleinden, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving.

26.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Het bepaalde in lid 26.1.1 van dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.
  • c. het tijdelijk gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van 3 evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder inbegrepen.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

Het gehele plangebied is gelegen binnen het beperkingengebied zoals is aangegeven in het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol 2014 (LIB). Op grond van de Wet Luchtvaart gelden binnen dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouw van objecten. Ten aanzien van deze aanwijzing gelden de volgende regels:

  • a. de bouw van objecten hoger dan 146 NAP meter zijn niet toegestaan;
  • b. ten aanzien van het functioneren van radarapparatuur zijn objecten die minimaal 60 meter NAP en maximaal 80 meter NAP hoog zijn, toegestaan mits uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog op veilig luchtverkeer;
  • c. vaste laserinstallatie zijn niet toegestaan;
  • d. windturbines die met de tiphoogte steken door een vlak met een maatgevende toetshoogte hoger dan 146 NAP meter, met een ashoogte van meer dan 35 meter, of in geval van plaatsing op een gebouw, met een tiphoogte van meer dan 5 meter dan wel meer dan 35 meter voor gebouw en tiphoogte tezamen zijn niet toegestaan.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan van de in het plan genoemde bepalingen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten mits deze niet groter zijn dan 50 m³ en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • b. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van de telecommunicatie of het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de zendinstallatie:
    • 1. een masthoogte heeft die boven het maaiveld niet meer bedraagt dan 40 meter;
    • 2. in de vorm van een open constructie wordt gerealiseerd;
    • 3. door meerdere operators wordt medegebruik;
    • 4. de daarbij behorende apparatuurkasten ingepast worden in het landschap;
    • 5. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. voor de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder c.
  • e. voor het aanpassen van het beloop of het profiel van wegen indien de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en/of parkeerdruk daartoe aanleiding geeft en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 meter wordt overschreden.
28.2 Eerdere afwijkingen

Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

28.3 Voorwaarden aan het verlenen van afwijking
  • a. de in lid 28.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de in lid 28.1 onder c en d genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:
    • 1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
    • 3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
    • 4. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • c. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een verzoek om afwijking ten aanzien van het bepaalde in 28.3 onder b sub 2, 3 en 4 advies in bij een of meerdere ter zake deskundigen.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

29.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 meter, dit voor zover deze op grond van het artikel Algemene afwijkingregels niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
29.2 Wijzigingsgebied 2

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied.2' kan het bevoegd gezag de bestemmingen wijzigen in de bestemmingen 'Maatschappelijk', Wonen - 1, 'Groen', 'Tuin'en 'Verkeer' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming Maatschappelijk is maximaal één gebouw ten behoeve van een zorginstelling met dagbesteding toegelaten waarbij op de begane grond een zorgfunctie is toegestaan en op de verdiepingen een zorgfunctie en een woonfunctie;
  • b. het bebouwd grondoppervlak van de zorginstelling bedraagt maximaal 1.800 m²;
  • c. de bouwhoogte van de zorginstelling is maximaal 10 meter;
  • d. binnen de bestemming Wonen-1 zijn maximaal 15 grondgebonden woningen toegelaten;
  • e. het aantal aaneengesloten geschakelde woningen mag maximaal 3 zijn;
  • f. maximale goot- en bouwhoogte van de woningen is 9 meter;
  • g. aan de zuid- en oostzijde, evenwijdig aan de De Ruyterlaan en de Witte de Withlaan, wordt een groenstrook gerealiseerd van tenminste 10 meter breed, binnen deze groenstrook is een ontsluitingsweg mogelijk;
  • h. aan de noordzijde van het wijzigingsgebied dient de te realiseren bebouwing tenminste 10 meter uit de grens van het wijzigingsgebied te blijven;
  • i. er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd volgens de normen van de CROW/ASVV;
  • j. er dient een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld.
29.3 Wijzigingsgebied 4

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied.4" kan het bevoegd gezag de bestemmingen wijzigen in de bestemming ' Maatschappelijk' ten behoeve van het uitbreiden van de naastgelegen bestaande begraafplaats, met dien verstande dat wordt voldaan aan de bepalingen van artikel 7.

Artikel 30 Algemene procedureregels

30.1 Afwijking

Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geregelde procedure van toepassing.

30.2 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, zoals opgenomen in dit plan, is de in artikel 3.6a van de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken
31.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
31.1.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 31.1 voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in 31.1 met maximaal 10%.

31.1.3 Uitzondering

Lid 31.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daardoor begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik
31.2.1 Algemeen

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

31.2.2 Voorwaarden

Voor het gebruik van overgangsrecht gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in lid 31.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang word verkleind;
  • b. indien gebruik, bedoeld in lid 31.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
31.2.3 Uitzondering

Voor het gebruik van overgangsrecht geldt de volgende uitzondering:

  • a. Lid 31.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het “bestemmingsplan Bennebroek 2016”.