direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0437.BPBuitengebNoord-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Buitengebied Noord met NL.IMRO.0437.BPBuitengebNoord-VA01 van de gemeente Ouder-Amstel.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanlegplaats

Een ruimte die door een vaartuig voor niet meer dan 48 uur, uitsluitend ten behoeve van het aanmeren, in beslag wordt genomen.

1.6 Agrarische bedrijven

Bedrijven gericht op tuin- of akkerbouw, alsmede veehouderij- en weidebedrijven, mits de exploitatie van deze bedrijven geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden of daarmee gelijk te stellen voedingsbodems.

1.7 Agrarisch deskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw.

1.8 Archeologische monumentenzorg

Zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.9 Archeologisch onderzoek

In een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.10 Archeologisch verwachtingsvol gebied

Door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

1.11 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 Bed & breakfast

Een kleinschalige accommodatie gericht op het bieden van kortdurend toeristisch nachtverblijf met de verzorging van ontbijt zonder dat het een zelfstandige woning/wooneenheid betreft.

1.15 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten; beroepen aan huis en bed and breakfasts daaronder niet begrepen.

1.16 Bedrijf aan huis

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.17 Bedrijfsgebouw

Een gebouw ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf.

1.18 Bedrijfswoning

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.19 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.20 Beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.21 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 Bestaand

Bebouwing of gebruik dat op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd en/of gebruikt krachtens een omgevingsvergunning, waarbij in het kader van bouwen de omgevingsvergunningsaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.

1.23 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 Bodemverstorende activiteiten

Het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

 

1.27 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.28 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.29 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

1.30 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond waarop, ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.31 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

 

1.32 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.33 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.34 Dagrecreatie

Vorm van recreatie waarbij het ruimtegebruik een kortstondig karakter heeft en gericht is op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets, of te paard (extensief) dan wel geconcentreerd is ter plaatse van een attractie (intensief). Recreatief nachtverblijf dan wel verblijfsrecreatie valt hier niet onder.

1.35 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder maatschappelijke diensten.

1.37 Extensieve dagrecreatie

Recreatief buitenverblijf, uitgezonderd recreatief nachtverblijf, dat in hoofdzaak gericht is op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen en paardrijden.

1.38 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.40 Glastuinbouwbedrijf

Een agrarisch bedrijf waarbij de teelt van gewassen (bloemen, groente of fruit) in een kas plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden.

1.41 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, niet zijnde discotheek of bar/dancing.

horeca categorie 1:

Restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice, Bistro, Crêperie, Lunchroom, Koffie-/ theehuis, Koffiebar, Ijssalon, Broodjeszaak en Croissanterie.

horeca categorie 2:

Restaurant met bezorg- en/of afhaalservice, Cafetaria, Snackbar, Grillroom, Shoarma, Fastfood restaurant, Automatiek, Snelbuffet en Traiteur.

horeca categorie 3:

Café, Bar, Bierhuis, Biljartcentrum, Proeflokaal en Zaalverhuur.

horeca categorie 4:

Discotheek, Bardancing, Partycentrum en Nachtclub.

ondergeschikte horeca

Niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.43 Huishouden

Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning;

1.44 Intensieve veehouderij

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak ( nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis en het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.45 Jachthaven

Een haven, waar (bedrijfsmatig) voor recreatievaartuigen - met uitzondering van woonschepen en recreatiewoonschepen - ligging, berging en / of onderhoud wordt geboden.

1.46 Kabel

Een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling en bestemd is voor transport van energie of data.

1.47 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.48 Kamperen
  • a. Het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een zomerhuis.
  • b. Het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.49 Kampeermiddel

Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.50 Kampeerplaats

Een in of op het kampeerterrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.

1.51 Kampeerterrein

Een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een zodanig aantal kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.52 Kas

Een gebouw waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken of trekken van vruchten, bloemen, groenten of planten.

1.53 Kunstwerken

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.54 Landschappelijke waarden

De waarden en kenmerken die een gebied ontleent aan zijn uiterlijke verschijningsvorm.

1.55 Landschaps- en natuurdeskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur.

1.56 Ligplaats

Een ruimte die voor een aaneengesloten periode van meer dan 48 uur (met eventuele korte tussentijdse onderbrekingen) door een vaartuig in beslag wordt genomen.

1.57 Maatschappelijk

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.58 Mantelzorg

Langdurende zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis.

1.59 Manege

Een bedrijf (mensgericht) dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met één of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.60 Mestverwerkingsinstallatie

Een installatie op een agrarisch bedrijf met als oogmerk het op een duurzame wijze opwekken van energie ten behoeve van het vergisten van mest en het bewerken van vergistte mest.

1.61 Natuurlijke waarden

De waarden en kenmerken die een gebied ontleent aan zijn bodemvorm, bodemsamenstelling en flora en fauna.

1.62 Nevenactiviteiten

Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.

1.63 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk dat is gelegen beneden peil.

1.64 Opslag

Het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen voor zover voortvloeiend uit het opslaan en verpakken van goederen, niet zijnde detailhandel.

1.65 Oudheidkundige waarden

De waarden van een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden, die behouden dienen te worden ten behoeve van toekomstig maatschappelijk onderzoek.

1.66 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.67 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan tenminste een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport.

1.68 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.69 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.70 Permanente bewoning

Het gebruik van een recreatieverblijf / recreatievaartuig als feitelijk hoofdverblijf.

1.71 Plattelandswoning

Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rusterende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van het agrarisch bedrijf. Er is geen sprake van een functionele binding tussen de woning en het bedrijf

1.72 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.73 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.74 Recreatievaartuig

Elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd voor recreatiedoeleinden.

1.75 Recreatief nachtverblijf

Nachtverblijf voor recreatie door bij voorkeur wisselende gezinnen of daarmee gelijk te stellen personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.76 Rotor

Een schoepenwiel van een windenergie-installatie.

1.77 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.78 Stacaravan / chalet

Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen die volgens de bepalingen van het wegenverkeersreglement niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen of een gebouw van lichte constructie zonder vaste fundering dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en die zijn gebouwd, ingericht en bestemd als recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.79 Stille opslag

Het voor langere tijd uitsluitend bewaren van goederen, zonder dat die opslag gepaard gaat met enige bedrijvigheid en aanwezigheid van mensen ter plaatse en het aantal verkeersbewegingen verband houdende met deze opslag uiterst beperkt blijft (ter plaatse mogen dus niet tevens goederen worden onderhouden, verpakt, bewerkt, verwerkt of verhandeld).

1.80 Teeltondersteunende voorzieningen

Bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden teelten.

1.81 Trekkershut

Een houten blokhut met een maximale grootte van 30 m², waarvoor een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie.

1.82 Tuincentrum

Een bedrijf gericht op het kweken, verzorgen en verkopen van siergewassen alsmede het uitvoeren van werkzaamheden voor tuinaanleg en tuinonderhoud en het verkopen van tuinbenodigdheden.

1.83 Verbrede landbouw

Een landbouwfunctie, aangevuld met niet-agrarische nevenfunctie(s).

1.84 Veredelingsbedrijven

Pelsdierhouderijen, varkensfokkerijen en varkensmesterijen, kalverfokkerijen en kalvermesterijen, pluimveehouderijen, champignonkwekerijen en soortgelijke bedrijven, voorzover al deze bedrijven grotendeels niet afhankelijk zijn van de opbrengst van de bij het bedrijf behorende gronden.

1.85 Verblijfsrecreatie

Het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats buiten het hoofdverblijf van de gebruikers, anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachting(en) bij familie en kennissen, waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.86 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.87 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.88 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.89 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.90 Waterpeil

De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.91 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.92 Windturbine

Een door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt/ turbine waarin winddruk omgezet wordt in mechanische energie.

1.93 Woonschip
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  • b. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a in aanbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder a kan worden opgebouwd;
  • d. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  • e. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a tot en met d.

1.94 Woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.95 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder onder andere worden begrepen zorgwoningen, studentenwoningen en expatwoningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Lengte, breedte en diepte van gebouwen

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidsmuren.

2.10 Hartlijn

Vanuit het hart van de lijn wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf dan wel een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • c. veredelingsactiviteiten zijn als ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  • d. wonen in een bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - audioproductiebedrijf', tevens een audioproductiebedrijf met een maximale oppervlakte van 170 m²;
  • f. nevenactiviteiten, op bouwvlakken waar tevens een bedrijfswoning aanwezig is. De onderstaande nevenactiviteiten met de daarbij behorende specifieke voorwaarden zijn toegestaan. Bij cumulatie van nevenactiviteiten is een gecombineerde maximale oppervlakte van 200 m² toegestaan.

Nevenactiviteiten   Specifieke voorwaarden  
Kleinschalige horeca aan huis, zoals een theeschenkerij, lunchroom of restaurant.   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Boot - en fietsverhuur   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Openluchtactiviteiten, zoals boerengolf, survivalactivteiten, overige excursies, koe/varken/geit knuffelen   De maximale oppervlakte ten behoeve van de ondersteunende functies, zoals een ontvangst gebouw waar koffie/thee/fris wordt geschonken, mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Culturele functies, zoals een (streek)museum, galerie, atelier, kunst- en designverkoop   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Ambachtelijke verwerking en verkoop van agrarische producten   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Bed & Breakfast   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 150 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Vergaderfaciliteiten   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  

met de daarbij behorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. extensief recreatief medegebruik;
  • 5. voorzieningen van algemeen nut;
  • 6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 7. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan.
  • b. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • d. De bedrijfsgebouwen dienen van een kap te worden voorzien waarvan de dakhelling niet minder dan 15º mag bedragen.
  • e. Bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning binnen een bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan.
  • b. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
  • c. De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 meter.
  • d. De bedrijfswoning dient van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 45º mag bedragen.
  • e. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  • f. De voorgevel van een bedrijfswoning dient geplaatst te worden in de naar de wegzijde toegekeerde bouwgrens.
  • g. In afwijking van sub a mogen aan bedrijfswoningen ondergeschikte uitbreidingen, zoals erkers en toegangen aan de voorgevel buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de resterende afstand tot aan de openbare weg minimaal 5 meter bedraagt. De diepte van de ondergeschikte uitbreiding mag niet meer dan 1,5 meter zijn en de breedte mag maximaal 3/5 van de voorgevel beslaan.
  • h. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 40 m² bedragen.
  • i. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • j. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
  • k. De afstand tot de naar de weg toegekende bouwgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van silo's en een hooiberging mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • d. Per agrarisch bouwvlak mag maximaal één windenergie-installatie met één rotor worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.

3.2.4 Specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing

In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 tot en met 3.2.3 is het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' niet toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub d ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen waarvan de dakhelling minder dan 15° bedraagt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • b. aan de overige in 3.2.1 geformuleerde maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen dient te worden voldaan.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een kampeerterrein en overige nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf en een intensieve veehouderij;
  • c. veredelingsactiviteiten in een grotere omvang dan in 3.1 is bepaald;
  • d. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak;
  • e. mestverwerkingsinstallaties;
  • f. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • g. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • h. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het bewonen van de bedrijfswoning door derden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Kampeerterrein als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub a ten behoeve van het realiseren van een kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal standplaatsen niet meer dan 5 bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' het aantal standplaatsen niet meer dan 15 mag bedragen. Indien de gronden (tevens) zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' geldt (tevens) hetgeen in 32.2 is bepaald;
  • b. het kampeerterrein wordt gerealiseerd aansluitend aan het bouwvlak;
  • c. de oppervlaktemaat per standplaats inclusief 15 m² parkeerruimte minimaal 300 m² bedraagt;
  • d. de sanitaire voorzieningen en voorzieningen in de vorm van een kampwinkel en receptie in bestaande gebouwen worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat hiervoor geen mogelijkheden zijn. In dat geval kan tevens een afwijking worden verleend voor de bouw van een gebouw voor sanitaire voorzieningen, met een oppervlakte van maximaal 75 m²;
  • e. het kampeerterrein landschappelijk zorgvuldig wordt ingepast, aansluitend aan de bestaande bebouwing en bij de inrichting en aanplanting van het kampeerterrein rekening wordt gehouden met de oorspronkelijke habitat van flora en fauna van de locatie. Hieromtrent dient een landschappelijk inrichtingsplan te worden overlegd, waarin in ieder geval een vloeiende overgang tussen de standplaatsen en de natuur en/of het landschap wordt gerealiseerd;
  • f. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • g. uitsluitend tenten, toercaravans en campers zijn toegelaten;
  • h. de kampeerplaats niet buiten de periode van 15 maart tot 16 oktober mag worden gebruikt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' is afwijking niet toegestaan:
    • 1. in de zone tussen de Holendrechterweg en de Hogendijk ten zuiden van de A9;
    • 2. voor gronden gelegen ten zuiden en ten zuidwesten van de Hogendijk.

3.6.2 Opslag van niet-agrarische activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub a ten behoeve van de opslag van niet-agrarische activiteiten bij een agrarisch bedrijf als nevenactiviteit, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te worden aangetoond dat geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat sprake is van een acceptabele verkeerssituatie. Er dient sprake te zijn van een lage frequentie van aan- en afvoer;
  • b. de opslag dient plaats te vinden in bestaande bebouwing;
  • c. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

3.6.3 Verbrede landbouw (overige nevenactiviteiten)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub a ten behoeve van het realiseren van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. parkeren dient op het eigen bouwperceel plaats te vinden;
  • b. buitenopslag ten behoeve van niet-agrarisch gebruik is niet toegestaan;
  • c. er dient te worden aangetoond dat geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat sprake is van een acceptabele verkeerssituatie;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • f. de afwijking dient te worden getoetst aan belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie;
  • g. afwijking is toegestaan voor onder meer de volgende nevenactiviteiten met de daarbij behorende specifieke voorwaarden:

Nevenactiviteiten (niet limitatieve opsomming)   Specifieke voorwaarden  
Melkverwerkingsinstallatie voor streekmelk   Tot een maximale oppervlakte van 600 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Kleinschalige horecagelegenheid aan huis, zoals een theeschenkerij, lunchroom of restaurant.   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van de kleinschalige horecagelegenheid meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 300 m². Hiervan dient 200 m² binnen bestaande bebouwig te zijn gesitueerd.  
Boot- en fietsverhuur   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van boot- en fietsverhuur meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Culturele functies, zoals een (streek)museum, galerie, atelier, kunst- en designverkoop   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van culturele functies meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Ambachtelijke verwerking en verkoop van agrarische producten   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van ambachtelijke verwerking en verkoop van agrarische producten meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Maatschappelijke functies, zoals kinderopvang, naschoolse opvang   Tot een maximale oppervlakte van 600 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Maatschappelijke / sociale functies gericht op landschapsbeheer / agrarisch beheer, zoals zorgboerderij, resocialisatie, therapie   Tot een maximum van 1.500 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Restaurant   Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Vergaderfaciliteiten   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van vergaderfaciliteiten meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  

  • h. nevenactiviteiten die alleen middels een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt (merkverwerkingsinstallatie, maatschappelijke functies, maatschappelijke/sociale functies, restaurant) kunnen niet worden gecumuleerd, tenzij er sprake is van ondergeschiktheid van de nevenactiviteit ten opzichte van de hoofdfunctie;
  • i. bij cumulatie van de overige nevenactiviteiten is een gecombineerde maximale oppervlakte van 400 m² toegestaan;
  • j. indien wordt aangetoond dat er geen mogelijkheid is om noodzakelijke voorzieningen binnen de bestaande bebouwing te situeren, kan middels een afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning worden verleend voor de bouw van een gebouw voor deze functie(s) met een maximale afmeting van 75 m2.

3.6.4 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub j ten behoeve van het gebruik van een (voormalige) bewonen van de bedrijfswoning door derden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient op eigen terrein van de plattelandswoning te worden voorzien in de benodigde parkeerruimte;
  • b. de maatvoering zoals opgenomen in lid 3.2.2 ten aanzien van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken zijn van overeenkomstige toepassing op de plattelandswoning;
  • c. toevoeging van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in 4.8.2 te worden toegepast;
  • b. vormverandering is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' niet toegestaan;
  • c. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd. Hieromtrent wordt advies ingewonnen bij een landschapsdeskundige;
  • d. er is geen sprake van een toename van de veestapel, of van het wijzigen van de veestapel door middel van wijziging van diersoort overeenkomstig de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu;
  • e. zuinig ruimtegebruik geldt als uitgangspunt;
  • f. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.7.2 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  • b. de agrarische bedrijfsvoering dient ten tijde van de wijziging volledig te zijn beëindigd;
  • c. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • d. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • e. in ruil voor afbraak van bestaande bebouwing mogen nieuwe gebouwen worden opgericht, waarbij de maximale oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bestaande bebouwing tot een maximum van 200 m²;
  • f. karakteristieke bebouwing waarvoor de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geldt, dient te worden behouden;
  • g. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • h. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • i. op de gronden welke door toepassing van onderhavige wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Wonen' al dan niet met een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' hebben gekregen, is het bepaalde in artikel 19 van overeenkomstige toepassing;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h geldt dat indien ten tijde van de wijziging de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer is dan op grond van artikel 19 is toegestaan, burgemeester en wethouders bij de wijziging van de bestemming deze oppervlakte vaststellen als het maximum van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken;

3.7.3 Overige vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in een bestemming die vervolgfuncties als hobbyboeren, hoveniersbedrijven, moes - en siertuinen, kinderboerderij en stille opslag binnen bestaande bebouwing mogelijk maakt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  • b. de agrarische bedrijfsvoering dient ten tijde van de wijziging volledig te zijn beëindigd;
  • c. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • d. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • e. in ruil voor afbraak van bestaande bebouwing mogen nieuwe gebouwen worden opgericht, waarbij de maximale oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bestaande bebouwing tot een maximum van 200 m²;
  • f. karakteristieke bebouwing waarvoor de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geldt, dient te worden behouden;
  • g. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • h. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • i. op de gronden welke door toepassing van onderhavige wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Wonen' al dan niet met een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' hebben gekregen, is het bepaalde in artikel 19 van overeenkomstige toepassing;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h geldt dat indien ten tijde van de wijziging de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer is dan op grond van artikel 19 is toegestaan, burgemeester en wethouders bij de wijziging van de bestemming deze oppervlakte vaststellen als het maximum van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik, met dien verstande dat bedrijven gericht op ooftbouw (fruitteelt) en veredelingsbedrijven niet zijn toegestaan;
  • b. het behoud en / of herstel en / of ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en oudheidkundige waarden en kenmerken;

ter plaatse van de functieaanduiding:

  • c. 'ijsbaan', tevens voor een ijsschaatsbaan;

met de daarbijbehorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wandel- en fietspaden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. extensief recreatief medegebruik;
  • 5. voorzieningen van algemeen nut;
  • 6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 7. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, waarvan:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 2. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut niet meer mag bedragen dan 15 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' maximaal één gebouw in de vorm van een clubgebouw mag worden gebouwd, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 85 m².
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing toegestaan' binnen het bouwvlak maximaal één gebouw mag worden opgericht, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m².

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van landhekken worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 ten behoeve voor het realiseren voor agrarisch benodigde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder mestsleuven- en bassins, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;
  • c. afwijking uitsluitend is toegestaan in een zone van niet meer dan 20 meter uit een niet naar de weg gekeerde grens van een agrarisch bouwvlak.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor / als:

  • a. intensieve veehouderij;
  • b. een bedrijf gericht op ooftbouw dan wel een veredelingsbedrijf;
  • c. het beplanten van gronden met fruitbomen;
  • d. een kampeerterrein dan wel kamperen;
  • e. staan- of ligplaats voor recreatief nachtverblijf;
  • f. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bedrijven gericht op ooftbouw

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5 sub a ten behoeve van het toestaan van agrarisch grondgebruik voor bedrijven gericht op ooftbouw, mits er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

4.6.2 Kampeerterrein als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5 sub b ten behoeve van het realiseren van een kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal standplaatsen niet meer dan 5 bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' het aantal standplaatsen niet meer dan 15 mag bedragen. Indien de gronden (tevens) zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' geldt (tevens) hetgeen in 32.2 is bepaald;
  • b. het kampeerterrein wordt gerealiseerd aansluitend aan het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch';
  • c. de oppervlaktemaat per standplaats inclusief 15 m² parkeerruimte minimaal 300 m² bedraagt;
  • d. de sanitaire voorzieningen en voorzieningen in de vorm van een kampwinkel en receptie in bestaande gebouwen worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat hiervoor geen mogelijkheden zijn. In dat geval kan tevens een afwijking worden verleend voor de bouw van een gebouw voor sanitaire voorzieningen, met een oppervlakte van maximaal 75 m²;
  • e. het kampeerterrein landschappelijk zorgvuldig wordt ingepast, aansluitend aan de bestaande bebouwing en bij de inrichting en aanplanting van het kampeerterrein rekening wordt gehouden met de oorspronkelijke habitat van flora en fauna van de locatie. Hieromtrent dient een landschappelijk inrichtingsplan te worden overlegd, waarin in ieder geval een vloeiende overgang tussen de standplaatsen en de natuur en/of het landschap wordt gerealiseerd;
  • f. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • g. uitsluitend tenten, toercaravans en campers zijn toegelaten;
  • h. de kampeerplaats niet buiten de periode van 15 maart tot 16 oktober mag worden gebruikt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' is afwijking niet toegestaan:
    • 1. in de zone tussen de Holendrechterweg en de Hogendijk ten zuiden van de A9;
    • 2. voor gronden gelegen ten zuiden en ten zuidwesten van de Hogendijk.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • f. het bebossen of beplanten van gronden met bomen;
  • g. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen;
  • h. het aanleggen van mest- en sleufsilo's;
  • i. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden met een oppervlakte van meer dan 4 m².

4.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • a. die zijn gericht op het behoud en / of herstel van de in 4.1 genoemde waarden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.7.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.7.1 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan de landschappelijke of natuurlijke waarden van de gronden niet onevenredig aantasten, dan wel de herstel mogelijkheden van de waarden niet verkleinen.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in 4.8.2 te worden toegepast;
  • b. vormverandering is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' niet toegestaan;
  • c. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd. Hieromtrent wordt advies ingewonnen bij een landschapsdeskundige;
  • d. er is geen sprake van een toename van de veestapel, of van het wijzigen van de veestapel door middel van wijziging van diersoort overeenkomstig de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu;
  • e. zuinig ruimtegebruik geldt als uitgangspunt;
  • f. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

4.8.2 Vergroting agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van vergroting van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf na wijziging niet meer bedraagt dan 1 hectare;
  • b. de vergroting niet gerealiseerd wordt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
  • c. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf en dat er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd. Hieromtrent wordt advies ingewonnen bij een landschapsdeskundige;
  • e. er is geen sprake van een toename van het aantal dieren, of van het wijzigen van de diersoort;
  • f. zuinig ruimtegebruik geldt als uitgangspunt;
  • g. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. afwijkende bedrijfstypen die zijn opgenomen in bijlage 2 op de aldaar genoemde adressen, onverminderd het bepaalde onder a;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'maximum aantal bedrijfswoningen', tevens wonen in een bedrijfswoning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische nevenfunctie', tevens een agrarische nevenfunctie;

met de daarbijbehorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. voorzieningen van algemeen nut;
  • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 6. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding. Indien een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat het bestemmingsvlak maximaal tot het aangeduide bebouwingspercentage mag worden bebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • c. De gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan dan 15° en niet meer dan 45° mag bedragen.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  • e. In afwijking van sub a mogen aan bedrijfswoningen ondergeschikte uitbreidingen, zoals erkers en toegangen aan de voorgevel buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de resterende afstand tot aan de openbare weg minimaal 5 meter bedraagt. De diepte van de ondergeschikte uitbreiding mag niet meer dan 1,5 meter zijn en de breedte mag maximaal 3/5 van de voorgevel beslaan.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.

5.2.4 Aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'

In afwijking van het bepaalde in 5.2.2 en 5.2.3 geldt ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' het volgende:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • c. De gebouwen dienen plat te worden afgedekt.
  • d. Er mag maximaal één luifel worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 250 m².
  • e. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten, alsmede één constructie ten behoeve van reclamedoeleinden, niet meer mag bedragen dan 8 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bevi-inrichtingen;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. vuurwerkopslag;
  • d. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 5.1 sub f;
  • e. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 5.1 sub b;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief LPG;
  • g. een seksinrichting;
  • h. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • i. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 juncto 5.4 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, die niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, die niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van algemeen nut;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation', tevens voor een gasontvangstation;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal 1', tevens voor een gemaal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal 2', tevens voor een gemaal met een bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal 3', tevens voor een gemaal;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - poldermolen', tevens voor een poldermolen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation', tevens voor een transformatorstation;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zuurstoftank', tevens voor een zuurstoftank voor koudewinning;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', tevens voor een windturbine;

met de daarbij behorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. voorzieningen van algemeen nut;
  • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 6. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation':
    • 1. gebouwen in de vorm van bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
    • 4. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal 1':
    • 1. gebouwen in de vorm van een bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
    • 2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 120 m².
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal 2':
    • 1. het gemaal en bijbehorende bouwwerken alsmede een bedrijfswoning mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 375 m²;
    • 4. gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60º mag zijn;
    • 5. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal 3' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - poldermolen':
    • 1. bij het op het perceel aanwezige gebouw in de vorm van een molen mag ten hoogste één behorend bedrijfsgebouw worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation':
    • 1. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'windturbine':
    • 1. de masthoogte mag niet meer bedragen dan 86 meter;
    • 2. de rotordiameter mag niet meer bedragen dan 70 meter;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
  • h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 sub c onder 4 ten behoeven van het plat afdekken van (onderdelen) van het gebouw.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bevi-inrichtingen;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. vuurwerkopslag;
  • d. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 6.1 sub d;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief LPG;
  • f. een seksinrichting;
  • g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • h. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum;

met de daarbij behorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. voorzieningen van algemeen nut;
  • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 6. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter.
  • d. De bebouwde oppervlakte mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • e. Er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m³.
  • f. In afwijking van sub a mogen aan bedrijfswoningen ondergeschikte uitbreidingen, zoals erkers en toegangen aan de voorgevel buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de resterende afstand tot aan de openbare weg minimaal 5 meter bedraagt. De diepte van de ondergeschikte uitbreiding mag niet meer dan 1,5 meter zijn en de breedte mag maximaal 3/5 van de voorgevel beslaan.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd het verkopen of ten verkoop aanbieden van:

  • a. planten, bomen en siergewassen;
  • b. zaai- en pootgoed;
  • c. mest- en kunstmeststoffen;
  • d. onkruidbestrijdingsmiddelen;
  • e. goederen voor het kweken, verzorgen en bewaren van planten en siergewassen;
  • f. tuingereedschappen;
  • g. tuinmeubilair.

De handel in de goederen als genoemd in sub b t/m sub g is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt in combinatie met de goederen als genoemd in sub a.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

met de daarbij behorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. voorzieningen van algemeen nut;
  • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 6. groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding. Indien een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat het bouwvlak maximaal tot het aangeduide bebouwingspercentage mag worden bebouwd.
  • c. De goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • d. De gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 45° mag bedragen.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;

met de daarbij behorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. voorzieningen van algemeen nut;
  • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 6. groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De maximale bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak.
  • b. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
  • c. Gebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 15º en niet meer dan 45º mag bedragen.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.2.1 sub b voor het toestaan van een goothoogte van niet meer dan 6 meter;
  • b. 9.2.1 sub c voor het toestaan van een dakhelling van niet meer dan 50º;
  • c. 9.2.2 sub c voor het toestaan van een bouwhoogte van niet meer dan 6 meter.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en oudheidkundige waarden en kenmerken;
  • b. natuurbeheer;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. bruggen en paden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens voor de realisatie van een waterberging;

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. parkeren;
  • b. nachtverblijf;
  • c. speelterreinen en overige recreatieve activiteiten die niet vallen onder extensief recreatief medegebruik als bedoeld in 10.1 onder c;
  • d. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  • e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • f. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • g. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen;
  • h. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden met een oppervlakte van meer dan 4 m².

10.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die zijn gericht op het behoud en / of herstel van de in 10.1 genoemde waarden;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. genoemd onder b, d en g in 10.4.1 ter plaatse van de aanduiding "waterberging".

10.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.4.1 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect de landschappelijke of natuurlijke waarden van de gronden niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder een verenigingsruimte, kleedruimte en aanleg- en vissteigers;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch', tevens voor agrarisch medegebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens voor één horecavestiging in categorie 1 en/of categorie 2, met maximaal één bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie', uitsluitend voor extensief recreatief gebruik en voor het behoud en / of het herstel van de aldaar voorkomende dan wel de daaraan eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', tevens voor het verenigingsleven;

met de daarbij behorende:

  • 1. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een kleed- en toiletruimte, een verenigingsruimte en aanleg- en vissteigers;
  • 2. tuinen, erven en terreinen;
  • 3. wegen en paden;
  • 4. parkeervoorzieningen;
  • 5. voorzieningen van algemeen nut;
  • 6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 7. groen- en speelvoorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. één bedrijfswoning uitsluitend mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. één horecaruimte uitsluitend mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de bestaande bebouwing is toegestaan.
  • b. De maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor een horecaruimte: 150 m²;
    • 2. voor een bedrijfswoning: 80 m²;
    • 3. voor een verenigingsruimte: 200 m²;
    • 4. voor sanitaire voorzieningen en overige gebouwen voor beheer: 500 m²;
    • 5. voor maximaal drie vogelobservatiehutten: 25 m²;
    • 6. voor overige gebouwen: 75 m².
  • c. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • d. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van een vogelobservatiehut niet meer mag bedragen dan 3,5 meter.
  • e. De gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 60° mag bedragen.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 onder d voor het bouwen van gebouwen met een platte afdekking en van het bepaalde in 11.2.1 onder e voor het bouwen van een kap, waarvan de dakhelling niet tussen de 25° en 60° graden ligt.

11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 11.1 sub c;
  • b. standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. recreatief nachtverblijf;
  • d. als ligplaats of aanlegplaats voor woon- en/of bedrijfsschepen;
  • e. het varen met motorboten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden;
  • f. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.1 onder b en onder c ten behoeve van kamperen binnen de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. kamperen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van in de bestemming 'Recreatie' passende meerdaagse evenementen;
  • b. het aantal overnachtingen ten behoeve van kamperen mag niet meer bedragen dan 3;

Artikel 12 Recreatie - Volkstuinen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd kassen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvoor de volgende regels gelden:

  • d. per volkstuin mag maximaal 1 kas worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m²;
  • a. de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 0,75 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als:

  • a. standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. recreatief nachtverblijf;
  • c. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van volkstuinen is beëindigd;
  • b. wijziging bijdraagt aan het herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en / of natuurlijke waarden.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten op sportterreinen, met daaraan ondergeschikt een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege', tevens voor een manege met maximaal één bedrijfswoning;

met daarbij behorende:

  • 1. sportvoorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, opslagruimte, dugouts, kleedruimten;
  • 2. tuinen, erven en terreinen;
  • 3. wegen en paden;
  • 4. parkeervoorzieningen;
  • 5. waterlopen en waterpartijen;
  • 6. groenvoorzieningen;
  • 7. waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Bij sportterreinen mag ten hoogste één verenigingsgebouw worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m².
  • b. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
  • c. De gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap of een stelsel van kappen, waarvan de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 60° mag bedragen, met dien verstande dat gebouwen op onderdelen ook plat mogen worden afgedekt tot ten hoogste 50% van de oppervlakte van het gebouw.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter op openbare wegen en niet meer dan 15 meter op sportterreinen.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

13.2.3 Aanduiding 'manege'

In afwijking van het bepaalde in 13.2.1 en 13.2.2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'manege' het volgende:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De maximale bebouwde oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 85%.
  • c. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • d. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter.
  • e. Er mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m³.
  • f. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 13.1 sub b;
  • b. detailhandel;
  • c. zelfstandige horecavoorzieningen;
  • d. nachtverblijf;
  • e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 14 Tuin - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen aan het hoofdgebouw in de vorm van entrees en erkers, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van een entree en erker maximaal 1,5 meter mag bedragen, mits de afstand tot de openbare weg minimaal 5 meter bedraagt;
  • b. de breedte van een entree en een erker maximaal 3/5 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw mag bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
  • c. de goothoogte van een entree en erker maximaal de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een entree en erker maximaal 30 cm boven de eerste verdiepingsvloer mag bedragen.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 15 Tuin - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor het bestaande gebruik in de vorm van hobbymatige agrarische activiteiten en niet-agrarische opslag.

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan zoals ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing toegestaan' is aangegeven. Er mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. andere functies dan in 15.1 is aangegeven.

Artikel 16 Tuin - Landschappelijke waarden

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuinen;
  • b. het behoud en / of herstel en / of ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en oudheidkundige waarden en kenmerken;

16.2 Bouwregels

Op of in deze gronden is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan. Er mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Tuin - Landschappelijke waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • f. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen;
  • g. het aanleggen van mest- en sleufsilo's;
  • h. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden met een oppervlakte van meer dan 4 m².

16.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 16.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • a. die zijn gericht op het behoud en / of herstel van de in 16.1 genoemde waarden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

16.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 16.5.1 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan de landschappelijke of natuurlijke waarden van de gronden niet onevenredig aantasten, dan wel de herstel mogelijkheden van de waarden niet verkleinen.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kunstwerken;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. oeververbindingen (bruggen).

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut, wachthuisjes en telefooncellen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • h. het behoud en / of herstel van de aldaar voorkomende, dan wel de daaraan eigen landschappelijke en / of natuurlijke waarden;
  • i. een aanlegsteiger is toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
    • 2. aansluitend aan elk bouwperceel waarop een woning is toegestaan of, indien dit door de weg gescheiden is van het water, direct tegenover dit bouwperceel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', tevens voor een ligplaats voor woonschepen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, gemeten ten opzichte van de hoogte van de direct aangrenzende oever.
  • b. Voor het bouwen van aanlegsteigers ten behoeve van het afmeren van recreatievaartuigen gelden de volgende regels:
    • 1. de lengte, gemeten langs de oeverlijn, mag niet meer bedragen dan de perceelbreedte van de woning tot een maximum van 6 meter;
    • 2. de breedte, gemeten haaks op de oever, mag niet meer bedragen dan 20% van de slootbreedte tot een maximum van 1,2 meter;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in sub 1 en 2 mag de oppervlakte van de aanlegsteiger ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' niet meer bedragen dan het aanduidingsvlak en is tevens een terras toegestaan;
    • 4. de hoogte mag niet meer bedragen dan 1 meter, gemeten vanaf het waterpeil;
    • 5. aanlegsteigers zijn niet toegestaan in KRW-lichamen (Kader Richtlijn Water), met uitzondering van bestaande aanlegsteigers in KRW-lichamen.

18.2.3 Aanduiding 'woonschepenligplaats'

In afwijking van het bepaalde in 18.2.1 en 18.2.2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' het volgende:

  • a. Het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan 20.
  • b. De lengte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 20 meter.
  • c. De breedte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • d. De bouwhoogte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, gemeten vanaf het waterpeil.
  • e. De onderlinge afstand tussen woonschepen mag niet minder bedragen dan 2 meter.
  • f. Per woonschip mag niet meer dan één berging worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. De bouwhoogte van de berging niet meer mag bedragen dan 3 meter.
    • 2. De oppervlakte van de berging niet meer mag bedragen dan 10 m².
    • 3. De afstand van de berging tot de kant van de weg niet minder dan 3 meter mag bedragen.
  • g. Gebouwen mogen worden voorzien van een schuine of platte afdekking.
  • h. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  • a. in 18.2.3 sub b, sub c en sub d voor het bouwen van een woonschip met een maximale lengte, breedte en bouwhoogte van respectievelijk niet meer dan 25 meter, 7,5 meter en 5 meter;
  • a. in 18.2.3 sub f voor het bouwen van een berging, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m².

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegplaats voor woonschepen en/of recreatievaartuigen, met uitzondering van de aanlegsteiger voor recreatievaartuigen en de woonschepenligplaatsen die op de verbeelding zijn aangegeven;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken als jachthaven;
  • c. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen of kaden;
  • c. het graven, vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen;
  • d. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.

18.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 18.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

18.6.3 Toelaatbaarheid

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning, mits de door de in 18.6.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, de waarden van de gronden niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bed & breakfast;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij', tevens voor wonen in een woonboerderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - stille opslag', tevens voor stille opslag;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en / of herstel van de aldaar voorkomende landschappelijke waarden;

met de daarbij behorende:

  • 1. tuinen, erven en terreinen;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 5. groenvoorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonheden' het maximum aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • c. De voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal tot 3 meter achter de voorgevellijn.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • e. De dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
  • f. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen tot een maximum van 40 m². In afwijking hiervan geldt dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 225 m²;
    • 2. 'bijgebouwen' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 525 m²;
  • b. Voor aan de woning gebouwde bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende regels:
    • 1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
    • 3. De breedte van aan de achtergevel van de woning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2/5 van de breedte van de achtergevel van de woning.
    • 4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' zijn aan de woning gebouwde bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
  • c. Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende regels:
    • 1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
    • 3. In afwijking onder 1 en 2 geldt dat bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Beroep aan huis

Ten behoeve van het uitoefenen van een beroep aan huis mag ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en/of bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximum van 45 m2 mits:

  • a. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en het geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • c. geen detailhandel of horeca wordt uitgeoefend;
  • d. het geen bedrijven betreft die zijn genoemd in Hoofdstuk 2 van het Besluit omgevingsrecht.

19.4.2 Bed & Breakfast

Een gebouw mag worden gebruikt voor bed and breakfast mits:

  • a. sprake is van een maximale oppervlakte van 65 m2;
  • b. in de omgeving van het gebouw geen onevenredige. vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van het perceel en de omgeving.

19.4.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. recreatief nachtverblijf, met uitzondering van een bed & breakfast, zoals opgenomen in 19.4.2;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning zal worden verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, dan wel aantoonbaar geen overlast wordt veroorzaakt op de openbare weg;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de begane grond van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

19.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.4.3 sub a en sub b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 20 Wonen - Woonwagen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens;

met de daarbijbehorende:

  • 1. tuinen en erven;
  • 2. wegen en paden;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. voorzieningen van algemeen nut;
  • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 6. groen- en speelvoorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen in de vorm van woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 5.
  • b. De lengte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 18 meter.
  • c. De breedte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.
  • d. De bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • e. De onderlinge afstand tussen de woonwagens onderling mag niet minder bedragen dan 3,5 meter.
  • f. De woonwagens dienen op een afstand van niet minder dan 1 meter uit de kant van de weg te worden geplaatst.

20.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Op een afstand van niet minder dan 4 meter uit de kant van de weg mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en toegangsportalen mag per woonwagen niet meer bedragen dan 20 m².
  • c. Per woonwagen mag ten hoogste één toegangsportaal of serre worden gebouwd.
  • d. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken dienen plat te worden afgedekt.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. detailhandel;
  • d. het uitoefenen van een bedrijf aan huis;
  • e. het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen;
  • f. het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport en het racen of crossen met motorrijtuigen en bromfietsen;
  • g. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • h. recreatief nachtverblijf;
  • i. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 21 Natuur - voorlopig

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - voorlopig' aangewezen gronden zijn voorlopig bestemd voor:

  • a. het werkterrein in het kader van het Tracébesluit vastgesteld op 21 maart 2011 (zie bijlage 3 van de regels van dit bestemmingsplan);

met de daarbij behorende:

  • 1. opslagplaatsen;
  • 2. werkplaatsen;
  • 3. bouwketen;
  • 4. parkeerplaatsen;
  • 5. laad- en losplaatsen en grond-, zand- en slibdepots;
  • 6. tijdelijke bouwwegen, watergangen en watercompensatie.

21.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming conform artikel 6 van het Tracébesluit.

21.3 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

Op grond artikel 6, lid 2 van het Tracébesluit: "Tijdelijke werken worden niet langer in stand gehouden dan tot zes maanden na uitvoering van de tracéwijzigingen waarin het Tracébesluit voorziet".

21.4 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemmingen

De voor 'Natuur - voorlopig' aangewezen gronden zijn definitief bestemd als 'Natuur' met inachtneming van artikel 21.3. Daarbij zijn de regels van artikel 10 integraal van toepassing.

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

22.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat bouwwerken ten dienste van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wel zijn toegestaan.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

22.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
22.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 23 Leiding - Leidingstrook

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
23.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse rioolleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden opricht, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

25.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag om omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
  • b. De verplichting tot het doen van opgravingen.
  • c. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
  • b. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
  • c. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
  • d. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  • e. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter.
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter.
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter.
  • i. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter.
  • j. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van nieuwe drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.

25.3.2 Uitzonderingen

Het in 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, waaronder tevens wordt verstaan het vervangen van bestaande drainage;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

25.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat de in 25.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 25.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de uit te voeren werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

25.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer dan 30 cm bedraagt gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen bouwwerken zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bouwwerken. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Het is verboden het bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen, te verbouwen en/of uit te breiden.

26.2.2 Maatvoering
  • a. De toegestane hoogte, goothoogte, dakhelling en inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte, goothoogte, dakhelling en inhoud van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
  • b. De kapvorm van een hoofdgebouw mag niet afwijken van de bestaande kapvorm van het hoofdgebouw ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Algemeen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 voor het verbouwen en/of uitbreiden van indien strikte toepassing zou leiden tot een onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken onder de voorwaarde dat de verbouw en/of uitbreiding mag geen onevenredige beschadiging van het bouwwerk en/of wezenlijke aantasting van de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk of de samenhang van gebouwen tot gevolg hebben, tenzij het herstel van de oorspronkelijke waarde betreft. Onder onevenredige beschadiging wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het geheel slopen van het bouwwerk;
    • 2. het substantieel wijzigen van de bouwmassa;
    • 3. het aanbrengen van substantiële wijzigingen aan de gevel en/of dakvorm.
  • b. Het in 26.2.1 opgenomen verbod geldt niet voor:
    • 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
    • 2. werken en werkzaamheden, die op tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 3. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

26.3.2 Kapvorm

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.2 voor een afwijkende kapvorm, mits hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. een hoofdgebouw te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk geworden.

26.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 26.4.1 is niet van toepassing indien een omgevingsvergunning betrekking heeft op:

  • a. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.4.3 Toelaatbaarheid

Het slopen, zoals bedoeld in 26.4.1, is slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van de historische stedenbouwkundig waardevolle bebouwing en nadat de monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de waterkering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

27.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de waterkering.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 en toestaan dat in de andere bestemming(en) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering, waardoor tevens wordt verstaan het onderhouden en aanleggen van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
29.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

29.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
  • c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  • d. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

29.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.1.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.

29.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

29.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
29.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

29.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

29.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 29.3.1 en 29.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. escortbedrijf;
  • c. prostitutie;
  • d. sekswinkel.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 Geluidzone - weg

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' is - in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen - de bouw van een woning of een nader geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder niet toegestaan, tenzij:

  • a. voor de betrokken woning of het betrokken gebouw een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde is verleend vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • b. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 48 dB.

31.2 Overige zone - aardkundig waardevol gebied

De voor 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de aardkundige waarden van het landschap, zoals duinen en strandwallen. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

31.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied ' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van overbeschoeiingen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • f. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • g. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 31.2.1 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die zijn gericht op het behoud en / of herstel ten behoeve van de voor het aardkundig waardevol gebied van belang zijnde waarden;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 31.2.1 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect de aardkundige waarden niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

31.3 Overige zone - ecologische hoofdstructuur
31.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de ecologische hoofdstructuur.

31.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • f. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • g. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 31.3.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die zijn gericht op het behoud en / of herstel ten behoeve van de voor de ecologische hoofdstructuur van belang zijnde waarden;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 31.3.2 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect de ecologische hoofdstructuur niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

31.4 Overige zone - weidevogelgebied
31.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'overige zone - weidevogelgebied' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van een weidevogelgebied.

31.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'weidevogelgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van overbeschoeiingen;
  • e. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • f. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 31.4.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die zijn gericht op het behoud en / of herstel ten behoeve van de voor de ecologische hoofdstructuur van belang zijnde waarden;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 31.4.2 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect het weidevogelgebied niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

31.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop
31.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

31.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing of beplanting worden opgericht hoger dan het laagste punt van de verticale staande wiek van de molen;
  • b. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het laagste punt van de verticaal staande wiek van de molen.

31.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.5.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast;
  • b. advies is verkregen van de eigenaar en beheerder van de molen.

31.5.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden.

met dien verstande dat de hoogte meer bedraagt dan is toegestaan op grond van 31.5.2.

b Uitzonderingsregel

Het in lid 31.5.4 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 31.5.4 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van een molendeskundige instantie omtrent de mogelijke gevolgen voor de windvang van de molen.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels, kunnen burgemeester en wethouders door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • e. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor het wegverkeer en het openbaar vervoer, mits per bouwwerk:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
  • f. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en telefooncellen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen en transformatorhuisjes, mits per bouwwerk:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
  • g. het bouwen van transformatorhuisjes, mits:
    • 1. de hoogte niet meer dan 5 meter en;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • h. het plaatsen van kunstwerken in artistieke zin, mits de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • i. het plaatsen van lichtmasten, mits de hoogte niet meer dan 8 meter bedraagt.

32.2 Wetgevingzone - afwijkingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' van afwijken van deze regels ten behoeve van het realiseren van een kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal standplaatsen niet meer dan 25 bedraagt;
  • b. de oppervlaktemaat per standplaats inclusief 15 m² parkeerruimte minimaal 125 m² bedraagt;
  • c. het kampeerterrein landschappelijk zorgvuldig wordt ingepast, aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • d. het kampeerterrein mag geen onevenredige geluid- en/of lichthinder veroorzaken;
  • e. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • f. de sanitaire voorzieningen en voorzieningen in de vorm van een kampwinkel en receptie in bestaande gebouwen worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat hiervoor geen mogelijkheden zijn. In dat geval kan tevens een afwijking worden verleend voor de bouw van een gebouw voor sanitaire voorzieningen, met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • g. het plaatsen van stacaravans of chalets niet is toegestaan;
  • h. per standplaats maximaal 1 kampeermiddel mag worden geplaatst, waarbij bijzettenten niet worden meegerekend;
  • i. de bouw van trekkershutten is toegestaan, met dien verstande dat één trekkershut telt als één standplaats op een kampeerterrein;
  • j. de kampeerplaats niet buiten de periode van medio 15 maart tot medio oktober mag worden gebruikt.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

33.2 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
  • b. de gronden worden gebruikt ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • c. wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur';
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

34.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord'.

Aldus gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 13 februari 2014.