direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dorpsstraat 362 Assendelft
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3842BP-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer

De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt voor de haalbaarheid van het plan verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

In Hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De ligging van het plangebied wordt eerst aangegeven. Vervolgens wordt de huidige situatie beschreven om af te sluiten met de voorgaande geldende bestemmingsplannen.

In Hoofdstuk 2 Wat maken we mogelijk met dit plan? wordt eerst de aanleiding voor het nieuwe plan omschreven. Daarna wordt ingegaan op de ontwikkeling.

In Hoofdstuk 3 Waarom kiezen we voor dit plan? wordt een korte samenvatting gegeven en ingegaan op waarom dit plan een gewenste ontwikkeling mogelijk maakt.

Hoofdstuk 4 Procedure en communicatie geeft aan wat er gedaan is aan communicatie en gaat in op de adviezen van andere overheden en diensten. Als er zienswijzen binnenkomen over het ontwerp of het bestemmingsplan voor vaststelling gewijzigd moet worden, komt dat ook in dit hoofdstuk.

In hoofdstuk 5 Planonderbouwing wordt verslag gedaan van de onderzoeken die, binnen de relevante beleidsthema's, zijn uitgevoerd. Hierbij wordt aangegeven in hoeverre het bestemmingsplan haalbaar en uitvoerbaar is en wat de overwegingen zijn voor de gemaakte keuzen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving bevat de juridische toelichting op de bestemmingsregeling.

In de bijlagen staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Daarnaast zijn hier de quickscan, het archeologisch vooronderzoek, relevante milieuwet- en regelgeving en het milieuonderzoek terug te vinden.

1.2 Ligging van het plangebied

Het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 362 Assendelft' heeft betrekking op een deel van Assendelft. Het plangebied wordt globaal begrensd door:

- de Protestantse Kerk in het noorden;

- Dorpsstraat in het oosten;

- landbouwgrond in het zuiden;

- landbouwgrond in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3842BP-0301_0001.png"

1.3 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan een zijpad van de Dorpsstraat te Assendelft. Op de gronden stond in het verleden een timmerfabriek. Deze is inmiddels gesloopt, dus momenteel ligt er een kaal plangebied met aan de zijkant drie bomen die gedeeltelijk binnen de plangrenzen vallen. De bebouwing tussen de Dorpsstraat en het plangebied bevat een kinderdagverblijf en een café. Ten noordoosten staat de protestantse kerk. De sloot die ten noordwesten het plangebied begrenst, is in eigendom van het Hoogheemraadschap.

1.4 Voorgaande bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van de beheersverordening Centrum Assendelft, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 mei 2018.

De gronden hebben in de beheersverordening de bestemming 'bedrijfsdoeleinden' en liggen binnen het 'hoogtebeperkingengebied Zaanstad'. Dat houdt in dat de bebouwing niet hoger mag zijn dan 146 meter.

Alleen de locatie Dorpsstraat 362 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft de beheersverordening Centrum Assendelft gelden.

Hoofdstuk 2 Wat maken we mogelijk met dit plan?

2.1 Aanleiding

Nelis Bouw & Ontwikkeling wil het plangebied kopen en ontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Het is nog niet geheel duidelijk of zij dat zelf willen doen of dat zij de kavels uitgeven in particulier opdrachtgeverschap.

Om woningen te kunnen bouwen is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk of moet een uitgebreide procedure om af te wijken van het geldende bestemmingsplan worden gevoerd. Hoewel het gaat om een kleinschalige ontwikkeling, geeft de ontwikkelaar de voorkeur aan een bestemmingsplan. Dit biedt meer flexibiliteit voor de te bouwen woningen. De gemeente Zaanstad heeft in 2016 te kennen gegeven, onder voorwaarden, positief te staan tegenover de ontwikkeling van het plangebied en de bouw van 3 vrijstaande woningen.

2.2 Gewenste ontwikkeling

De ontwikkelaar heeft aangegeven woningen mogelijk te willen maken op de bouwrijp gemaakte gronden. In totaal worden drie kavels vrijgegeven voor de bouw van drie vrijstaande grondgebonden tweelaags-woningen met kap. Omdat het op dit moment niet volledig duidelijk is hoe de te bouwen woningen er precies uit gaan zien heeft de gemeente randvoorwaarden opgesteld, waaraan de ontwikkelende partij zal moeten voldoen. Dit om te borgen dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving niet aangetast worden door de nieuwbouw.

In hoofdstuk 5 worden per vakgebied de uitgangspunten uiteengezet, gebaseerd op het geldende beleid.

Hoofdstuk 3 Waarom kiezen we voor dit plan

Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt.

Voorheen stond er aan de Dorpsstraat 362 een timmerfabriek, maar deze is inmiddels gesloopt. Momenteel is er sprake van een braakliggend terrein dat geen meerwaarde heeft voor de de omgeving. De ontwikkelaar wil op de gronden drie vrijstaande woningen realiseren. De gemeente Zaanstad heeft een grote woningbouwopgave die opgelost moet worden in bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van Dorpsstraat 362 sluit hier bij aan.

De bestemmingsplan maakt de bouw van drie woningen mogelijk, die qua bebouwing passen in het straatbeeld en die de achterliggende landbouwgronden en omgeving in hun kracht laten. Hiervoor zijn door de gemeente randvoorwaarden opgesteld op het gebied van bouwhoogtes, oppervlaktes, situering van de bouwvlakken en de parkeeroplossingen.

Zo wil de gemeente de kracht van het gebied behouden en versterken. Het plangebied ligt in de voormalige dorpskern van Assendelft aan het historische lint door de polder. Langs de hele Dorpsstraat zijn ruime doorzichten aan te treffen die zicht bieden op het landschap achter de bebouwing. De toekomstige plannen moeten in dit beeld passen.

Hoofdstuk 4 Procedure en communicatie

4.1 Communicatie

Omdat het gaat om een kleine ontwikkeling met weinig invloed op de omgeving, is er geen groot participatietraject gevolgd. De ontwikkelaar heeft contact gehad met de eigenaar van een aangrenzend pand over de plannen en een uiteenzetting gegeven. De reactie was positief. Verder kan iedereen tijdens de terinzagelegging een zienswijze geven over het plan.

4.2 Overleg met overheden en diensten

In het kader van Bro artikel 3.1.1 en een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan worden de volgende bestuursorganen en organisaties om advies gevraagd.

  • 1. Provincie Noord-Holland
  • 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • 3. Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
  • 4. Landschap Noord-Holland
  • 5. Milieufederatie Noord-Holland
  • 6. GGD Zaanstreek-Waterland
  • 7. PWN
  • 8. Nederlandse Gasunie
  • 9. Liander
  • 10. Tennet

PWN heeft een reactie ingediend. De reactienota is bijgevoegd in bijlage 2.

4.3 Zienswijzen en wijzigingen

Na aankondiging in de Staatscourant en in het Zaans Journaal heeft het ontwerpbestemmingsplan Dorpsstraat 362 Assendelft vanaf 14 februari 2018 voor een periode van zes weken (dus tot en met 28 maart 2018) ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kan eenieder zienswijzen over het bestemmingsplan naar voren brengen en een mening geven over het plan. In dit kader zijn er twee zienswijzen op het plan gekomen. Beide indieners zijn opgebeld om hun zienswijze eventueel te verduidelijken. Naar aanleiding van deze gesprekken is vervolgens de reactienota opgesteld.

Er zijn 2 zienswijzen ingediend. De reactienota is bijgevoegd in bijlage 2.

Ambtshalve zijn er 2 wijzigingen doorgevoerd. Deze zijn ook verwerkt in de reactienota in bijlage 2.

Hoofdstuk 5 Planonderbouwing

5.1 Cultuurhistorische waarden

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, de voormalige dorpskern van Assendelft valt hier ook onder. Het is de bedoeling dat bij het opstellen van bestemmingsplannen zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied.

De gemeente heeft ook een erfgoedvisie die beschrijft hoe de gemeente, als beheerder van het erfgoed, daar in de periode 2011- 2018 aan gaat voldoen. Het doel is om de bestaande identiteit te versterken en voorwaarden te creëren om die identiteit uit te bouwen, nu en in de toekomst. Zaanstad is immers een historisch gegroeide streek, waarbinnen het erfgoed een belangrijke identiteitsdrager is. Hand in hand met de erfgoedvisie gaat de Nota archeologie Zaanstad. Hierin staat hoe er omgegaan moet worden met de aanwezigheid van archeologische waarden in het gebied.

5.1.1 Archeologisch vooronderzoek

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven hoe wordt omgegaan met de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Voor het gebied is daarom een archeologisch vooronderzoek opgesteld. In deze verkenning is een beschrijving van de archeologische waarde van het gebied opgenomen. De archeologische verkenning is als bijlage toegevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat het gebied van archeologische waarde is. Het Archeologiebureau Argos adviseerde een nader verkennend onderzoek te laten uitvoeren om te kijken hoeveel het terrein moet worden opgehoogd om te zorgen dat de archeologische overblijfselen in de bodem bewaard kunnen blijven (bijlage 4). Blijkt ophogen niet mogelijk en wordt de vindplaats door de voorgenomen bouwwerkzaamheden verstoord, dan zal de vindplaats moeten worden opgegraven.

Beoordeling

De bebouwing aan weerszijden van de Dorpsstraat ter hoogte van de kerk is betiteld als 'van lokaal belang'. Dit vanwege de oudheid van de dorpskern van Assendelft. Voor bebouwing in het plangebied zijn strikte randvoowaarden gesteld qua toekomstige bebouwing. Dit om de cultuurhistorische waarden van het dorpslint te bewaren. In de regels is expliciet opgenomen hoe met archeologische waarden moet worden omgegaan.

5.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten

De voormalig timmerfabriek aan Dorpsstraat 362 is inmiddels gesloopt. Met dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid gecreëerd om drie nieuwe woningen te bouwen. De gemeente steunt deze ontwikkeling, maar draagt wel zorg voor het behoud van de kernkwaliteiten van de locatie en ook de omgeving. Om die te waarborgen moet de toekomstige bebouwing voldoen aan een aantal voorwaarden. Daarnaast zullen de plannen ook getoetst moeten worden aan het welstandbeleid van gemeente Zaanstad.

5.2.1 Ruimtelijke voorwaarden nieuwbouw

Naast de algemene eisen die vanuit het welstandsbeleid gesteld worden aan nieuwbouw zijn er voor de te bouwen woningen planspecifieke randvoorwaarden gesteld. Dit zorgt er voor dat de bouw van de drie woningen niet in strijd is met de ruimtelijke ordening en de relatie van het plangebied tot omliggende bebouwing juist versterkt wordt.

De eerste randvoorwaarde heeft betrekking op de hoogte van de nieuwbouw. De timmerfabriek die er stond had een afgeplat schilddak van 5 meter hoog. Doordat de naastgelegen kerk en de pastorie qua massa en uitstraling een ensemble vormen, moet de nieuwe bebouwing hieraan ondergeschikt zijn.

Ter vergelijking is gekeken naar bebouwing direct aan de Dorpsstraat en bebouwing die aan het open landschap staat. Hierbij zijn de volgende zaken geconstateerd. De kerk en pastorie hebben goot- en nokhoogtes van respectievelijk 10/16 meter en 9/12 meter, de woningen die rechtstreeks zijn gelegen aan het open landschap hebben een goot- en nokhoogte variërend van 3/7 meter tot 4/8 meter, de woningen aan de Dorpsstraat een goot- en nokhoogte variërend van 3/9 meter tot 6/10 meter en het kinderdagverblijf heeft een platdak van 5 meter hoog.

Op basis van de omliggende bebouwing en typische Dorpsstraat-bebouwing is gesteld dat:

  • De maximale goot- en nokhoogte van de nieuwbouw niet hoger mag zijn dan respectievelijk 4 en 8 meter.

Naast de bouwhoogte zijn er ook voorwaarden gesteld aan de indeling van het perceel. Deze indeling moet voorkomen dat het pad tussen de kerk en de percelen niet als te krap en donker wordt ervaren, maar juist als open, licht en groen. Tevens moet de zichtbaarheid van de kerk vanuit het open landschap en vanuit de dorpsrand geborgd worden.

Dit heeft geleid tot de volgende voorwaarden:

  • De woning moet aan de voorzijde een tuin hebben van 3 meter diep. Zo ontstaat een groene kraag rondom de nieuwbouw. Dit moet zorgen voor de open, frisse uitstraling die in de tijd van de timmerfabriek ontbrak;
  • Om de groene uitstraling te benadrukken, moeten de drie bomen aan de zuidoost kan van het perceel behouden te blijven; deze mogen in geen geval gekapt worden;
  • Daarnaast geven de bouwvlakken sturing aan de nokrichting. Zo ontstaat meer lichtinval en openheid;
  • Om te voorkomen dat het perceel te vol wordt en hierdoor niet meer ondergeschikt is, mag ieder gebouw maximaal 150m2 aan oppervlakte bestrijken.

Beoordeling

Deze voorwaarden samen met het welstandbeleid moeten ervoor zorgen dat de woningen in het karakter van de dorpskern van Assendelft passen en de juiste verhoudingen weergeven tussen de woningen en de omgeving.

5.2.2 Welstandsbeleid Dorpsstraat Assendelft

Het welstandsbeleid is gericht op behoud en waar nodig verbetering van de architectonische kwaliteit van het agrarisch landelijke gebied. Uitgangspunt in algemene zin is daarom om de woningen in een stijl te ontwikkelen die passend is bij het karakter van de bebouwing in de omgeving. Een aantal gebieden binnen de gemeente kent een gewogen welstandsniveau; hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gewone en bijzondere gebieden. Het plangebied kent de beschrijving 'Gewogen-bijzonder'. Dit geldt voor welstandsgebieden zoals het centrum, de linten en dorpskernen. Hier is een extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst.

Assendelft

Lintdorp Assendelft loopt van het Noordzeekanaal tot Krommenie. De drager is de Dorpsstraat, waarvan het noordelijke deel een breed profiel heeft. Ten zuiden van de aansluiting met de Zaandammerweg is de weg smaller en de wegsloot nog aanwezig vanaf het voormalige CMC-complex. Dit deel van het lint is landelijk van karakter in vergelijking met het meer dorpse deel ter hoogte van de Kerkbuurt met achterliggende uitbreidingen. Verschillende monumenten zijn te vinden langs de Dorpsstraat, zoals de kerken, het voormalige Raadhuis, boerderijen en enkele woonhuizen. Het dorpse deel heeft een hogere dichtheid, grotere korrel en kleinere zijtuinen dan het zuidelijke deel van het lintdorp.

Langs de hele Dorpsstraat bieden ruimte doorzichten zicht op het landschap achter de bebouwing. Aan weerszijde van het lint liggen ruime kavel met vrijstaande gebouwen. De bebouwing staat meestal niet gelijnd aan het lint, maar aan de richting van de sloten tussen de weilanden. De zijgevels zijn voorzien van ramen. De bebouwing is afwisselend in maat, schaal, materiaalgebruik en detaillering.

De landelijke linten zijn gewogen welstandsgebied met een bijzondere beoordeling. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld met gevarieerde bebouwing. Veel objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Uitgangspunt voor welstand is behoud van het gegroeide, afwisselende en in beginsel kleinschalige karakter van het gebied, waarin wijzigingen en nieuwbouw mogelijk zijn. De nadruk ligt in het zicht op de bouwwerken vanuit de openbare ruimte en het zicht van en naar het landschap, in combinatie met de samenhang binnen de ensembles. Dit betreft niet alleen het zicht op het landschap tussen de erven, maar ook et zicht via het erf op het landschap.

5.2.3 Welstandscriteria

Bij de beoordeling van de bouwplannen worden de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende algemene criteria:

Het landelijke karakter van het lint wordt behouden:

  • Per kavel is er één hoofdmassa;
  • Bebouwing met de voorgevel gericht op de weg of dijk;
  • Rooilijnen volgen de weg of dijk en verspringen ten opzichte van elkaar;
  • De hoofdbebouwing staat aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie.

De bouwmassa is evenwichtig en in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op de oorspronkelijke bebouwingskenmerken langs de weg (hoofdvorm en nokrichting):

  • Gebouwen zijn kleinschalig en afwisselend en hebben in beginsel een eenvoudige rechthoekige plattegrond;
  • De individuele woning (of ander bouwwerk) binnen rij of ensemble is deel van het geheel;
  • Woningen hebben bij voorkeur een onderbouw van een of twee lagen met een eenduidige kap, waarvan de nok veelal haaks op de weg staat of de verkavelingsrichting van het landschap volgt;
  • Voorkom schaalvergroting door samenvoeging of grote op- en aanbouwen;
  • Uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element;
  • Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa en eenvoudig van vorm.

De architectonische uitwerking en detaillering zijn gevarieerd en zorgvuldig:

  • Herhaling voorkomen;
  • De gevel heeft hiërarchische opbouw met een hoge begane grondlaag;
  • Elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen;
  • Ramen zijn bij voorkeur staand of (verticaal) onderverdeeld;
  • Fijne detaillering benadrukken in kleine elementen als gootklossen en belijning;
  • Wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume.

Materialen en kleuren zijn terughoudend en bij voorkeur traditioneel:

  • Gevels van woningen in beginsel uitvoeren in baksteen (eventueel gebruik maken van pleisterwerk of betimmering);
  • Hellende daken dekken met (matte) keramische pannen;
  • Kleuren afstemmen op wat in de omgeving gebruikelijk is en houtwerk;
  • Schilderen in traditionele kleuren (zoals de "Zaanse kleurenwaaier").

5.3 Verkeer, vervoer en parkeren

Het onderhavig plangebied is voor de auto ontsloten via de Dorpsstraat richting de Zaandammerweg in het zuiden en richting de Communicatieweg in het noorden. De Dorpsstraat kent een snelheidsregime van 60 km/uur, behalve voor het gedeelte Dorpsstraat ter hoogte van de voormalige dorpskern van Assendelft waar dit plangebied ook in ligt. Hier geldt een regime van 30 km/uur. Via beide richtingen kunnen provinciale wegen bereikt worden. De Dorpsstraat zal qua drukte in de toekomst nog enigszins toenemen doordat er nog een aantal woningbouwlocaties is.

5.3.1 Parkeren

Voldoende parkeerruimte is een randvoorwaarde voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. Het parkeerbeleid van de gemeente Zaanstad is vastgelegd in de Uitvoeringsnota parkeren Zaanstad 2016. Het plangebied valt binnen de categorie 'matig stedelijk gebied zone C' en de woningen zullen behoren tot het midden en/of hoge segment gebouwd worden. Dat betekent dat per woning 2 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn op eigen terrein. Dit is om parkeeroverlast en hinder te voorkomen op de omliggende straten.

Beoordeling

De eis van twee parkeerplaatsen op eigen grond per woning die gesteld is door de gemeente is in lijn met het beleid dat actueel is. 'Ruimte voor Parkeren' is het vigerende parkeerbeleid dat voorschrijft dat 'de aanvrager verantwoordelijkheid is in het voorzien in voldoende parkeerplaatsen en stallingsmogelijkheden'.

5.4 Water

5.4.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.

Het (ontwerp)bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.

5.4.2 Waterhuishouding

Het gebied rond de oude dorpskern van Assendelft heeft een polderpeil van NAP - 1.55m. De watergangen aan de westkant van de Dorpsstraat zijn door dammen afgescheiden van het achterliggende landbouwgebied en vaak aan de achterkant van percelen met elkaar verbonden.

Rond de lintbebouwing moet het peil uit het verleden gehandhaafd blijven om de houten funderingen te conserveren. De omliggende gebieden kennnen een lager peil om voldoende drooglegging voor landbouw te hebben. De waterkwaliteit in het gebied is kwetsbaar doordat er geen doorstroming is door de smalle slootprofielen. De watergangen hebben een belangrijke functie voor de ont- en afwatering van het maaiveld. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de toename van verharding worden gecompenseerd. Hiervan is ehter geen sprake. De voormalige fabriek had een groter oppervlak dan de drie woningen gezamenlijk mogen hebben.

De watergangen liggen binnen de bouwde kom en zijn aangemerkt als stedelijk water. De onderhoudsplicht voor stedelijk water (om de sloten jaarlijks te schonen en periodiek te baggeren) berust bij het hoogheemraadschap.

5.4.3 Riolering

De voormalige bebouwing -de timmerfabriek- die op het perceel stond, was niet aangesloten op het riool. Inmiddels is in de toegangsweg een riool aangelegd waarop de vuilwaterlozingen van de drie te realiseren woningen kunnen worden aangesloten. De regenwaterafvoeren van daken en terreinverharding zullen lozen in het oppervlaktewater; de sloot langs het perceel.

Beoordeling

De voorgenomen ontwikkeling ondervindt geen problemen vanuit het wateraspect. Riolering is recent aangebracht in de aanliggende straat en regenwater kan via natuurlijke wegen geloost worden. Doordat er een afname qua verharding is, is er geen compensatie nodig.

5.5 Milieuaspecten

Voor het plangebied is door de gemeente Zaanstad een milieuonderzoek uitgevoerd. In dit milieuonderzoek wordt een beeld van de milieukwaliteit van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling weergegeven. Voor een bestemmingsplan geldt als zichtjaar voor de toekomstige situatie tien jaar na het jaar waarin het plan wordt vastgesteld.

In het milieuonderzoek voor het plangebied zijn de volgende milieuthema's onderzocht:

  • 1. Geluid
  • 2. Beperkingen Schiphol
  • 3. Externe veiligheid
  • 4. Elektromagnetische velden rond de hoogspanningslijnen en UMTS- en GSM antennes
  • 5. Geur
  • 6. Luchtkwaliteit
  • 7. Bodemkwaliteit
  • 8. Duurzaamheid
  • 9. Natuurwaarden
  • 10. Bedrijven

De resultaten van het milieuonderzoek worden per thema in de volgende paragrafen besproken.

5.5.1 Geluid

De akoestische situatie van het plangebied is in het kader van de Wet geluidhinder onderzocht. Het plangebied ligt niet binnen de geluidzones van een gezoneerd industrieterrein, een spoortraject of een weg. In verband hiermee is toetsing aan de Wet geluidhinder voor deze geluidbronnen daarom niet aan de orde.

Beoordeling

Er is onderzocht of ervoor het plangebied sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting als gevolg van de Dorpsstraat. In de Beleidsregel hogere waarden van de gemeente Zaanstad worden de wettelijke grenswaarden gehanteerd als aanvaardbare geluidbelasting. Deze bedraagt voor het wegverkeerslawaai volgens de Wet geluidhinder 63 dB. De hoogste geluidbelasting op het plangebied bedraagt 54 dB. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de maximale ontheffingswaarde, waardoor ervoor het plangebied sprake is van een aanvaarbare geluidbelasting.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft.

5.5.2 Schiphol

Als gevolg van opstijgende en landende vliegtuigen heeft het Rijk ruimtelijke beperkingen opgelegd aan omliggende gemeenten waaronder Zaanstad. De ruimtelijke beperkingen betreffen twee landelijke gebieden en een derde gebied met een hoogtebeperking. Een van de twee gebieden betreft in het Luchthaven Indelingen-besluit de kleine strook die loopt over het zuiden van Assendelft, waarin beperkingen gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van hen gevaar van incidenten met vliegtuigen. Een veel grotere contour loopt over de landelijke en bebouwde gebieden van Assendelft, Westzaan en een deel van de Achtersluispolder die ruimtelijke en bouwkundige beperkingen heeft opgelegd gekregen om de bewoners van deze gebieden te beschermen tegen geluidoverlast. De hoogtebeperking betreft een groot deel van de gemeente Zaanstad met een maximale hoogte van 146 meter.

Beoordeling

Het plangebied ligt niet binnen de beperkingengebieden voor externe veiligheid en geluid. Het plangebied ligt wel binnen het hoogtebeperkingengebied van Schiphol. De hoogtebeperking bedraagt 146 meter. Binnen het plangebied worden geen woningen gerealiseerd met een dusdanige hoogte. Het hoogtebeperkingengebied van Schiphol vormt geen belemmering voor het plangebied.

Schiphol vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft.

5.5.3 Externe veiligheid

Voor de planologische ontwikkelingen in het plangebied is onderzocht of het aspect externe veiligheid een belemmering vormt. Het gaat met name om de volgende activiteiten:

  • Risicodragende activiteiten bij bedrijven;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, het water en de weg;
  • Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • Externe veiligheidsrisico's van de windturbines.

Beoordeling

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovol bedrijf en de transportroutes van gevaarlijke stoffen over het spoor, het water, de weg en door buisleidingen. Er dient in het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 voor de bouwvlakken wel rekening te worden gehouden met de minimale afstand van 3,5 meter ten opzichte van de 8 bar-gasleidingen die langs het plangebied lopen.

5.5.4 Technische infrastructuur

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig, waardoor hiervan geen elektromagnetische invloed wordt ondervonden. Wel zijn er op het aangrenzende perceel drie antenneinstallaties aanwezig. De antennes bevinden zich op een hoogte van 20,7 meter in de toren van het kerkgebouw, direct naast het plangebied.

Tabel 1. Veilige afstanden antennes ten opzichte van de 3 woningen

Type antenne   Grootste veilige afstand   Werkelijke afstand   Belemmering voor het plangebied  
GSM   5,64 m   10 m   Geen  
UMTS   5,15 m   10 m   Geen  
LTE (4G)   6,87 m   10 m   Geen  

Voor de 3 woningen in het plangebied wordt voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden voor de antennes.

Beoordeling

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig en er wordt hiervan ook geen elektromagnetische invloed ondervonden.

Op 10 meter afstand van het plangebied zijn een GSM-, een UMTS- en een LTE antenneinstallatie aanwezig in de toren van het kerkgebouw. Voor de 3 woningen in het plangebied wordt voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden voor de antennes.

De elektromagnetische velden vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft.

5.5.5 Geur

In deze paragraaf wordt het aspect geur in het plangebied getoetst aan het Zaans geurbeleid 2016, dat op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit beleid is niet van toepassing op veehouderijen omdat hiervoor landelijke regels gelden.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan moet beoordeeld worden in hoeverre er, met het oog op mogelijke geurhinder, sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Beoordeling

In het plangebied worden 3 woningen gebouwd. Woningen zijn geurgevoelige objecten. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of deze geurhinder aanvaardbaar is. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied niet in een geurcontour ligt van een bedrijf.

Geconcludeerd kan dus worden dat in het plangebied van het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft ten aanzien van het aspect geur sprake is van een goed woon- en leefklimaat en het aspect geur geen belemmeringen oplevert.

5.5.6 Luchtkwaliteit

In 5.2 Luchtkwaliteitseisen Wet milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit) zijn de normen voor luchtkwaliteit opgenomen. In artikel 5.16 en 5.16a Wet milieubeheer staat hoe het onderwerp luchtkwaliteit bij planvorming in acht genomen dient te worden. Op basis hiervan kunnen projecten worden uitgevoerd indien:

  • de grenswaarden uit bijlage II van de Wet milieubeheer niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In het plangebied worden 3 woningen gerealiseerd. Het Besluit 'Niet In Betekenende Mate bijdragen' is op het project van toepassing. In bijlage 3a van de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is als categorie, die in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, aangewezen:

  • woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie in geval van één ontsluitingsweg netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling netto niet meer dan 3000 woningen omvat.

Beoordeling

De bouw van de 3 woningen in het plangebied valt onder het Besluit 'Niet in betekende mate bijdragen'. Hierdoor vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft.

5.5.7 Bodemkwaliteit

Op de locatie is bekend dat sprake is van een sterke verontreiniging met zware metalen, PAK's en asbest. Voor asbest is een concentratie gevonden in de contactlaag net onder de norm. Dat wil zeggen dat de bodem, zoals die er nu ligt, niet geschikt is voor wonen met tuin. Om het terrein te kunnen ontwikkelen naar woningbouw zijn sanerende maatregelen noodzakelijk. Het aanbrengen van een leeflaag (van minimaal 1 meter) behoort tot de mogelijkheden. De leeflaag moet dan wel worden aangebracht over het gehele perceel.

Bij de aanvraag omgevingsvergunning moet een busmelding ingediend worden, voorzien van de huidige bodemonderzoeken. Na goedkeuring kan de sanering (lees: grondophoging) starten.

Beoordeling

Binnen het plangebied is er sprake van een sterke verontreiniging met zware metalen, PAK's en asbest. Om het terrein te kunnen ontwikkelen tot woonbestemming zijn sanerende maatregelen noodzakelijk, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een leeflaag over het gehele perceel van minimaal 1 meter. Na sanering en evaluatie c.q. goedkeuring door bevoegd gezag (gemeente) zijn er met betrekking tot het aspect bodem geen belemmeringen meer voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft.

5.5.8 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).

In het Bouwbesluit zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.

Beoordeling

Het plan maakt de bouw van 3 nieuwbouwwoningen mogelijk. Wat betreft de 3 nieuwbouwwoningen aan de Dorpsstraat is de gemeente geen eigenaar van de gronden. Wel is er in overleg met de eigenaar, Nelis Bouw & Ontwikkeling, bepaald dat er gasloos gebouwd zal worden. De ontwikkelaar deelt de ambities van Zaanstad om een bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de stad door te anticiperen op de nieuwe milieuwetgeving.

5.5.9 Natuurwaarden

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot de geldende natuurwetgeving. Dit betreft sinds 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Op 20 februari 2017 is door Dresme&VanderValk een quickscan naar flora en fauna uitgevoerd. Men concludeert dat er binnen het gebied geen beschermende flora en fauna wordt verwacht. Een nader onderzoek hoeft niet uitgevoerd te worden. Het natuurbeschermingsonderzoek is als bijlage opgenomen (bijlage 3).

Het plangebied is niet in of nabij het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) of Natura 2000-gebieden gelegen. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is Polder Westzaan. De afstand van het projectgebied en dit gebied is een kleine kilometer. Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder is op 6 kilometer afstand gelegen. De weilanden buiten de bebouwde kom van Assendelft zijn aangewezen als Weidevogelleefgebied. Het projectgebied valt buiten het weidevogelleefgebied en deze gebieden kennen geen externe werking.

Op de korte termijn ontstaan lokale effecten, zoals een toename van geluid en stof door werkzaamheden. Deze effecten zijn echter verwaarloosbaar en niet waarneembaar ter plaatse van beschermde gebieden. Gezien de afstand en het tussengelegen bebouwde gebied worden geen effecten verwacht op het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebieden als gevolg van de bouwwerkzaamheden. Op lange termijn worden ook geen effecten verwacht die van betekenis kunnen zijn voor de natuurwaarden van beschermde gebieden. Vanuit flora en fauna zijn er geen belemmeringen te verwachten.

Beoordeling

Het plangebied is niet in of nabij het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) of Natura 2000-gebieden gelegen. Gezien de afstand en het tussengelegen bebouwde gebied worden geen effecten verwacht op het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebieden.

De natuurwaarden vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft.

5.5.10 Bedrijven

Rondom het plangebied bevinden zich verschillende bedrijven en functies, zoals een café, een snackbar en verschillende winkels. De omgeving wordt als gevolg hiervan als gemengd gebied beschouwd. Op basis hiervan is beoordeeld of de woningen een belemmering vormen voor de omliggende bedrijven en functies.

In de onderstaande tabel 2 is een inventarisatie uitgevoerd naar de omliggende bedrijven en functies ten opzichte van het plangebied. Per functie is beoordeeld of de woningen binnen de milieuzone van de betreffende bedrijven of functies liggen en daarmee mogelijk een belemmering vormen ten opzichte van de al bestaande omliggende bedrijven en functies.

Tabel 2. Inventarisatie omliggende bedrijven.

Naam   Adres   Richtafstand VNG o.b.v. gemengd gebied   Werkelijke afstand   Belemmering t.o.v. de bedrijven  
Kinderdagverblijf Pieter Post   Dorpsstraat 352   10 m voor geluid   10 m   Geen  
Café De Dorpstaveerne   Dorpsstraat 350   0 m voor geluid en 10 m voor gevaar   30 m   Geen  
Noomi Beauty   Dorpsstraat 348   0 m voor geluid   30 m   Geen  
Protestantse Gemeente   Dorpsstraat 364   10 m voor geluid   10 m   Geen  
Scapino   Dorpsstraat 344   0 m voor geluid   12 m   Geen  
Hans van Riek Interieurbouw   Dorpsstraat 363   10 m voor geur, 0 m voor stof en 30 m voor geluid en gevaar.   70 m   Geen  
Snackboetiek 'De Kerkbuurt'   Dorpsstraat 377   0 meter voor geur en geluid en 10 m voor gevaar   65 m   Geen  

Beoordeling

Rondom het plangebied bevinden zich verschillende bedrijven en functies, waardoor de omgeving als gevolg hiervan als gemengd gebied wordt beschouwd. Uit de inventarisatie van deze bedrijven en functies blijkt, dat de 3 woningen binnen het plangebied geen belemmering vormen ten opzichte van de al bestaande omliggende bedrijven en functies.

Ook geldt, dat de bedrijven ten opzichte van de woningen geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 in Assendelft.

5.6 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.

Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Het onderhavige plan voorziet in het creëren van 3 bouwrijpe kavels voor woningbouw aan de Dorpsstraat 362 te Assendelft.

Zaanstad zet uitdrukkelijk in op het huisvesten van de eigen bevolking en heeft tevens binnen de Stadsregio (SRA) een huisvestingstaak en bouwopdracht in verband met de bevolkingsgroei in de regio. Op dit moment is binnen de gemeente Zaanstad grote behoefte om aan de gewenste gemiddelde bouwproductie van gemiddeld 600 woningen per jaar invulling te geven. Recentelijk is vanuit de SRA de vraag voor een versnellingsopgave van 1.000 woningen per jaar voor Zaanstad gekomen. De crisis heeft gezorgd voor een aanzienlijke stagnatie van deze productiebehoefte.

Hierbij wordt uitdrukkelijk voor de lijn intensiveren en transformeren gekozen om omliggende landschappelijk waarden zo veel mogelijk te ontzien. Het plan betreft het mogelijk maken van de bouw van drie woningen in de plaats van een fabrieksgebouw. Er is direct sprake van transformatie en landschappelijke waarden, voor zover van toepassing, blijven intact. Het bouwen van deze woningen in bestaand stedelijk gebied sluit aan bij dit beleidsuitgangspunt.

Dit project is een goede invulling van het woonbeleid omdat het een transformatie en verdichting binnen het stedelijk weefsel betreft.

5.7 Afweging naar aanleiding van het milieueffect

De noodzaak voor het opstellen van een milieu-effectrapportage m.e.r. is wettelijk verankerd in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage.

In drie gevallen is een bestemde activiteit Merplichting:

  • 1. Indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit Mer bijlage C kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan plan-Mer-plichting;
  • 2. Indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt die voorkomen in bijlage D van het besluit Mer dan geldt voor het plan de mer-beoordelingsplicht. Is de omvang van de deze activiteiten echter onder de plandrempel dan kan worden volstaan met volstaan met een zogenaamde 'vormvrije Mer-beoordeling'.
  • 3. Indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, is het bestemmingsplan eveneens plan-Mer-plichtig.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder bijlage C of onder bijlage D van het besluit-Mer vallen.

Beoordeling

De ontwikkeling Dorpsstraat 362 heeft géén significante nadelige gevolgen opleveren voor de natuur. Daarnaast wordt de ontwikkeling niet in het Besluit m.e.r. genoemd. Vandaar dat er geen verplichting is voor een passende dan wel vormvrije m.e.r.-beoordeling.

5.8 Financiële uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ontwikkeling (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen, waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken.

Naast de grondexploitatieregeling biedt de wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk.

Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen of wijzigingsbevoegdheden. Een exploitatieplan hoeft ook niet opgesteld te worden als het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden.

Beoordeling

Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk, dat is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De gemeente neemt niet deel aan de ontwikkeling van het plan. De gemeente verzorgt de planologische kaders na toetsing van de planontwikkeling. De ambtelijke kosten voor de realisatie van het plan zijn voor de gemeente anderszins verzekerd via de legesverordening en een getekende opdrachtbevestiging van Nelis Bouw & Ontwikkeling. Het vaststellen van een exploitatieplan is hiermee niet noodzakelijk.

Planschade
Het bestemmingsplan maakt een kwalitatieve herontwikkeling van het gebied mogelijk. De nieuwe bebouwing komt in plaats van een timmerfabriek. Het plan ziet op een vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie. Derhalve wordt het risico op planschade niet aannemelijk geacht. Eventuele onvoorziene planschade is met de eerder genoemde overeenkomst afgewenteld op Nelis Bouw & Ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Opzet bestemmingsplanregels

6.1.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Hiervan zijn de regels en de verbeelding juridisch bindend.
Het digitale bestemmingsplan 'Dorpsstraat 362 Assendelft' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand NL.IMRO.0479.STED3842BP-0301 met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Deze zijn op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  • 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  • 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  • 4. Overgangsregels en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling zijn opgenomen. De toelichting dient daarnaast ter onderbouwing en verantwoording van de in het bestemmingsplan gemaakte keuzes.

6.2 Toelichting per artikel

Wonen

Alle woonvormen en woningtypes die betrekking hebben op grondgebonden woningen vallen onder de bestemming Wonen. Daarnaast zijn binnen deze bestemming huisgebonden beroepen of activiteiten, mantelzorg en bijbehorende tuinen, erven, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Onder voorwaarden is het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep of activiteit toegestaan. In de regels is een maximum aantal woningen van drie opgenomen. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden. Het maximum te bebouwen oppervlak per bouwvlak is 150m2. De maximum goot- en bouwhoogte zijn vastgelegd op respectievelijk 4 en 8 meter.

Naast de hoofdgebouwen zijn, onder voorwaarden, ook bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen toegestaan binnen het achtererfgebied. De toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is afhankelijk van de oppervlakte van het perceel en gebonden aan een maximum. Tevens zijn onder voorwaarden erkers, dakterrassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, toegestaan.

Water

Aan de sloot die gedeeltelijk het perceel begrenst, is de bestemming water gegeven. Dit water is belangrijk voor de waterbergings- en aan- of afvoerfunctie binnen het gebied. Om dit te borgen blijft de bestemming water voor deze sloot gelden. De sloot is en blijft in bezit en beheer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Binnen de bestemming is de aanleg van waterstaatkundige werken en steigers, mits daarvoor toestemming is van het bevoegd gezag, toegestaan.

Tuin

Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk om voor de voorgevelrooilijn van de nieuw te bouwen woningen bebouwing op te richten. Bijbehorende bouwwerken grenzend aan openbaar gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte. Dit geldt hoofdzakelijk voor zij-aanbouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken die voorbij de zijgevel van het hoofdvolume worden geplaatst. Om deze reden is dat deel van het erf gelegen voor de voorgevelrooilijn bestemd als Tuin, doorlopend tot 3 meter achter de (denkbeeldige) voorgevelrooilijn. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht. Een erker is een uitzondering op deze regel. Een erker is een ondergeschikte vergroting van het hoofdgebouw waarbij het bebouwingsbeeld in de straat nauwelijks wordt beïnvloed. Een erker is ondergeschikt als de bouwgrens niet verder dan 1,5 meter overschreden wordt, met een maximum van 50% van de diepte van de voortuin en niet meer dan 66% (=tweederde deel) van de breedte van de voorgevel van de woning beslaat.

Verder is binnen Tuin voorzien dat toegangsvoorzieningen naar andere percelen zijn toegestaan. Het komt namelijk voor dat woningen en/of bedrijven over de bestemming Tuin moeten om hun pand te kunnen bereiken.

Waarde - Archeologie 1

Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.

De gronden met een dubbelbestemming "Waarde – Archeologie 1" zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders
1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Daarnaast zijn er voor verschillende regio’s en gebieden gerichte opgaven geformuleerd. In dit geval zijn dat gebiedsgerichte opgaven voor Noord-Holland. Buiten deze 13 belangen en gebiedsgerichte opgaven hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk stelt met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regels die doorwerken naar andere overheidslagen.Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden in de SVIR de rijksopgaven gebiedsgericht beschreven.

Zaanstad behoort tot de regio Noordwest-Nederland. Dit gebied beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. Binnen dit gebied is de Metropoolregio Amsterdam de grootste stedelijke regio. Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio krijgt de komende jaren te maken met een forse woningbouwopgave. Niet enkel de opgave om extra woningen bij te bouwen speelt, maar tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen. De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. De stedelijke regio van mainport Schiphol staat bekend als één van de regio’s met de sterkste concentratie van topsectoren. Van belang is dat internationaal opererende bedrijven niet alleen in Nederland blijven, maar dat er zich ook meer bedrijven, ondernemers en internationale kenniswerkers blijvend vestigen. Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat in stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren te behouden is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen.

Beoordeling

Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de SVIR. De 13 nationale belangen zijn niet van grote betekenis voor het bestemmingsplan Dorpsstraat 362 Assendelft, omdat het om een relatief zeer klein plan gaat met weinig effecten. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt is. Het relevante beleidskader voor het bestemmingsplan wordt gevormd door de provincie Noord-Holland en de gemeente Zaanstad.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:

  • Trede 1: Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet ineen actuele regionale behoefte;
  • Trede 2: Indien uit de beschrijving onder 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • Trede 3: Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

In paragraaf 5.6 wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking beoordeeld.

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Beoordeling

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders
2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en het optimaliseren van het gebruik van het Bestaand Bebouwd Gebied.

Beoordeling
Het plangebied is gelegen binnen de contour van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). De voorgenomen ontwikkeling voorziet in stedelijke verdichting en optimalisatie van het gebruik. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

2.2 Provinciale Ruimtelijk Verordening

De eerste Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is gelijktijdig vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.

Beoordeling
Het plangebied behoort tot het 'Bestaand Bebouwd Gebied'. De regels omtrent stedelijke ontwikkeling in het buitengebied, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw zijn op het plangebied niet van toepassing. De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied, dat in de bestaande situatie reeds verstedelijkt is, sluit aan bij wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting.

 

2.3 MRA-regio

In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.

De vijf principes zijn achtereenvolgens:

  • 1. Capaciteit en bereikbaarheid van een aantal landschappen van de MRA vergroten respectievelijk verbeteren.
  • 2. De aantrekkelijkheid en de belevingswaarde van de MRA-landschappen verhogen en verschillen in karakter, gebruik en geschiedenis uitgesprokener maken.
  • 3. Koesteren en versterken van een aantal structuurlijnen en landschappen, die uniek of 'outstanding' zijn.
  • 4. 'Doorwaadbaarheid' van de MRA-landschappen vergroten door in te zetten op passages voor fietsers, wandelaars en vaarverkeer daar waar dragende, landschappelijke structuren infrastructuurbundels kruisen.
  • 5. Ruimte reserveren voor waterberging, natuur, landschapsontwikkeling en verstedelijking.

Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met veel aandacht voor een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders
3.1 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Dorp'.

Profiel: Dorp

Gebiedskenmerken

Het profiel 'dorp' beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan: Wormerveer, Zaandijk, Koog. In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo´n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in 'tuinstedelijk'. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Er is een groot onderscheid tussen de delen van het lint die aan de Zaan grenzen, buitendijks gelegen, en de delen die aan de binnenzijde van de dijken zijn gelegen. De grotere complexen liggen bijna allemaal aan de Zaanzijde. Bij transformatie kan de dichtheid op complexniveau sterk toenemen en ruim boven dichtheid van dit profiel uitkomen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan de kruisingen tussen het groenblauwe netwerk en het netwerk van de wijk. Voor de linten langs de Zaan is er een onderscheid tussen de oostzijde en de westzijde. De oostzijde is gericht op routes langs de Zaan afgewisseld met bijzondere plekken aan de Zaan. Voor de westzijde geldt dat vooral bijzondere plekken aan de Zaan worden gemaakt. Voor beide zijden geldt dat deze ontwikkelingen gericht zijn op het netwerk van de aanliggende wijken en het de historische structuren versterkt. Voor het overige zijn de karakteristieken als beschreven bij de linten van toepassing. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. De omliggende buurten zijn vergelijkbaar met het profiel van tuinstedelijk. Gestapelde bebouwing komt alleen voor op bijzondere plekken en gerelateerd aan bijzondere huisvestingsopgaven als bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oostwestverbindingen ontbreken. Meer oostwest verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes. Vervoer over water kan de verbondenheid met de Zaan en de relaties tussen de diverse kernen versterken.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart. Bij herstructurering wordt ingezet op:

  • Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid;
  • Zorgdragen voor het in stand houden van een basisvoorzieningenpakket;
  • Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoud van de industriële bebouwing is het uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie".

Beoordeling

Het bestemmingsplan maakt nieuwbouw mogelijk in de oude kern van Assendelft. Vanwege dit historisch besef zijn er randvoorwaarden gesteld aan de toekomstige bouwplannen om de kernkwaliteiten van dit gebied te behouden en om de nieuwbouw zo goed mogelijk op haar omgeving aan te laten sluiten. Het groene karakter zal hierbij een leidende rol spelen met veel openheid en ruimte.

3.2 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen.Waarbij voor de komende 10 jaar gestreefd wordt de bouwproductie te verhogen naar 1000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Openbare ruimte tegelijkertijd bijdraagt aan de versterking van het toerisme. Duidelijke en aantrekkelijke routes door de stad het toeristisch potentieel aan elkaar verbindt. Het toerisme zorgt voor werkgelegenheid en één van de dragers is voor een goed aanbod van horeca en winkels.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en antrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;
  • De stad een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig heeft, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

Beoordeling
Het onderhavig plan maakt woningbouw mogelijk binnen de stedelijke contouren. De openbare ruimte wordt hoogwaardige herontwikkeld en het vervangen van de timmerfabriek door drie hoogwaardige nieuwbouwwoningen versterkt het gebied. Het plan beoogt een kwalitatieve herontwikkeling van het gebied waarbij de waarden van de omgeving leidend zullen zijn en versterkt zullen worden. Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.

3.3 Nota 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk'

In de raadsvergadering van 17 oktober 2013 heeft de raad de notitie 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk' vastgesteld (2013/231283). Het leidend principe van deze notitie is 'een gedifferentieerde aanpak van de stad om zo de beschikbare capaciteit gericht te kunnen inzetten op de prioritaire opgaven na de invoering van bezuinigingen.'

Binnen het plangebied liggen een aantal monumenten die vallen onder de zogenoemde 'groene kwadrant'. Dit betekent dat door toetsing van de kaders en het houden van de regie de kernkwaliteiten van het gebied worden behouden. Het accent ligt hierbij op het behouden van de kwaliteiten. Ontwikkelruimte geven in dit kwadrant staat dan ook in het teken van het versterken van de bestaande ruimtelijke kernkwaliteiten.

Beoordeling
De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn afgestemd op de cultuurhistorische waarden van het gebied, zoals beschreven in paragraaf 5.1 en 5.2. De kernkwaliteiten van het gebied worden versterkt door de ontwikkelingen, onder meer doordat de timmerfabriek vervangen zal worden door nieuwbouw die ondergeschikt zal zijn aan de kerk. De relatie van de kerk tot de omgeving zal met dit nieuwbouwplan geborgd blijven. De ontwikkelingen voldoen aan de Nota 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk'.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden
4.1 Cultuurhistorische Waardenkaart

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.

Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).

De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.

Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).

Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.

Beoordeling

De bebouwing aan weerszijden van de Dorpsstraat ter hoogte van de kerk is betiteld als van lokaal belang. Dit vanwege de oudheid van de dorpskern van Assendelft. Voor het plangebied zijn strikte randvoowaarden gesteld qua toekomstige bebouwing. Dit om de cultuurhistorische waarden te bewaren.

4.2 Leidraad landschap en cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Deze is inmiddels opgevolgd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2016. De leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande 'DNA' van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit 'DNA' aangewezen.

Beoordeling

Bij de herontwikkelingsplannen is er vanuit de gemeente ruimschoots aandacht geweest om te zorgen dat de ruimtelijke kwaliteiten van het landschap in en om het plangebied behouden blijven. Er is daarnaast gekeken naar mogelijkheden om de kwaliteiten juist meer tot uitdrukking te kunnen laten komen. De randvoorwaarden vormen hiervoor de basis.

4.3 Erfgoedvisie 2011-2018

Zaanstad is een historisch gegroeide streek, waarbinnen het erfgoed een belangrijke identiteitsdrager is. Gebouwde monumenten, archeologische monumenten, waardevolle structuren, molens, landschappen, verkavelingpatronen, linten, dijken, sluizen en water zijn onmisbaar voor de streek en voor de identiteit van Zaanstad met zijn Zaankanters.

De erfgoedvisie beschrijft hoe de gemeente Zaanstad, als beheerder van het erfgoed, daar in de periode 2011- 2018 aan gaat voldoen. Het doel is om de bestaande identiteit te versterken en voorwaarden te creëren om die identiteit uit te bouwen, nu en in de toekomst. Daarmee is erfgoed tevens de basis van de ruimtelijke ontwikkeling en wordt duidelijk dat erfgoedonderdelen niet langer op zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een groter geheel: de context.

De erfgoedvisie heeft een vijftal subdoelen, waarvan voor het plangebied het doel om cultuurhistorie in te zetten als kwaliteit en inspiratiebron voor stedelijke ontwikkeling van belang is. De Zaan en de bebouwingsstructuur langs de dijk (Westzijde) vormen in dit geval de inspiratiebron voor de positie, massa en functie van de voorgenomen bebouwing.

Beoordeling

In de erfgoedvisie wordt met name het behoud van de linten benadrukt. Deze vormen een historische landschapsindeling. Deze structuur is typerend en daarom waardevol voor de regio. Het lint van Assendelft is al gedeeltelijk ingebouwd en vandaar dat extra oplettendheid gevraagd wordt.

4.4 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.

Beoordeling

De archeologische waarden van het gebied zijn geborgd in de regels van het bestemmingsplan en alvorens er werkzaamheden verricht worden zal vanuit de gemeente getoetst worden of er afdoende regelingen zijn getroffen om de archeologische waarden te bewaren en beschermen.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden

Een uitwerking van dit beleid in het bestemmingsplan is te vinden in paragraaf 5.2.

5.1 Welstand

Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

Beoordeling

Het plangebied voorziet in drie bouwrijpe kavels, maar momenteel is het nog onduidelijk wat er exact gebouwd gaat worden. Er is ruimte voor drie vrijstaande woningen die aan een aantal eisen moeten voldoen. Daarnaast zal het definitieve bouwplan getoetst worden bij aan de welstandsnota.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren

Beoordeling

Een uitwerking van dit beleid in het bestemmingsplan is te vinden in paragraaf 5.3.1

6.1 Parkeerbeleid Zaanstad

In 2016 zijn de nota Ruimte voor Parkeren en de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 vastgesteld. Deze beleidsnota Ruimte voor Parkeren gaat over hoe de gemeente Zaanstad de vraag naar en aanbod van parkeerruimte in goede banen wil leiden. De beleidsnota schetst de kaders voor het parkeerbeleid, dat wordt uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. De uitvoeringsnota geeft invulling aan auto- en fietsparkeren, Kiss & Ride en laden en lossen.

De Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is een juridisch toetsbaar document, dat gebruikt wordt voor het beoordelen van bouwplannen en andere initiatieven. Aan de hand van deze nota kan, op basis van de bestemmingsplannen, een volledige verkeerstoets uitgevoerd worden op nieuwe initiatieven.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Water

Beoordeling

Een uitwerking van dit beleid in het bestemmingsplan is te vinden in paragraaf 5.4.

7.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.

Het (ontwerp)bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.

7.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Technische infrastructuur

Beoordeling

Een uitwerking van dit beleid in het bestemmingsplan is te vinden in paragraaf 5.5.4.

8.1 Zenders voor telecommunicatie

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

8.2 Hoogspanningslijnen-zakelijk recht

Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

8.3 Hoogspanningslijnen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

8.4 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

8.5 Ontwikkelingen op het gebied van nutsvoorzieningen en aanbevelingen voor de bestemmingsregeling
8.5.1 Ruimte voor ondergrondse infrastructuur en bovengrondse installaties

Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de “Standaard details “en de “technische voorwaarden” van de gemeente.

Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen

8.5.2 Leidingen op de verbeelding

Het is gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.

Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met de inventarisatie afstand aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden en externe veiligheid worden verricht.

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Duurzaamheid

Beoordeling

Een uitwerking van dit beleid in het bestemmingsplan is te vinden in paragraaf 5.5.8.

9.1 Europees beleid

Landelijk en Europees beleid

In 2013 is het Energieakkoord van kracht geworden. De gemeenten onderschrijven de voorwaarden uit het Energieakkoord; aan energie energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend; besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar, een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking van 4,5% in 2013 naar 14% in 2020 en een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2015 aangescherpt van 0,6 naar 0,4. Richting 2020 wordt toegewerkt naar “Bijna Energie Neutrale Gebouwen” (hierna BENG). Het Europees beleid is erop gericht dat nieuwe gebouwen na 2020 geen of heel weinig energie gebruiken. De energie die nog nodig is moet in belangrijke mate afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen. Dit is vastgelegd in de herziene Europese richtlijn EPBD uit 2010. Het Nationaal Plan voor het bevorderen van BENG in Nederland beschrijft het Nederlandse beleid om te komen tot BENG na eind 2018, respectievelijk 2020. In het Nationaal Plan staat wat onder (BENG) verstaan wordt.

9.2 Greendeal

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.

De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.

Woningen verwarmen zonder aardgas

‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’

Klimaatakkoord Parijs

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.

Nieuwe initiatieven worden mogelijk

Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Natuur

Beoordeling

Een uitwerking van dit beleid in het bestemmingsplan is te vinden in paragraaf 5.5.9.

10.1 Wet natuurbescherming

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Naar aanleiding van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is een onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op de eventuele strijdigheid van de ruimtelijke ontwikkelingen met de Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming, soortbescherming en bescherming van houtopstanden) en met het provinciale natuurbeleid; Natuurnetwerk Nederland en Weidevogelgebieden.