Plan: | Strand Den Haag |
---|---|
Status: | concept |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0334ZStrand-01CO |
De gemeente Den Haag heeft om de volgende redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Strand Den Haag opgesteld:
Het doel van bestemmingsplan Strand Den Haag is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur van het strand in een juridisch-planologisch kader. Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Strand Den Haag tot doel om de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden en indien mogelijk te versterken. Door wijzigingen in vastgesteld beleid, aanpassingen van de boulevards en nieuwe ontwikkelingen, is een situatie ontstaan dat de huidige en toekomstige ontwikkelingen weliswaar hun basis vinden in recent vastgestelde gemeentelijke beleidsdocumenten, maar onvoldoende juridisch verankerd zijn in het geldende bestemmingsplan "Strand". Met andere woorden de werkelijke situatie wijkt dus af van het bestemmingsplan. Hierdoor is het bestemmingsplan niet meer het planologische toetsingskader, zoals dat hoort te zijn voor onder andere diverse omgevingsvergunningen.
Met de actualisering van een bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande methodiek en regelgeving van het vorige bestemmingsplan, maar is de regelgeving wel vereenvoudigd. Op die manier worden juridische verschillen met het voorgaande bestemmingsplan voorkomen en worden burgers en direct belanghebbenden (niet in de laatste plaats de ondernemers van de strandpaviljoens) niet geconfronteerd met andere, geheel afwijkende juridische bepalingen of omstandigheden die voor betrokkenen nadelig zouden kunnen zijn. Rechtsongelijkheden ten opzichte van het voorgaande plan doen zich eenvoudigweg niet voor.
Met het bestemmingsplan Strand Den Haag zijn de regels ten aanzien van het bouwen van strandpaviljoens grotendeels in stand gehouden (en daarmee ook de voorgeschreven maxima in oppervlakte). Wel geeft het bestemmingsplan Strand Den Haag ten opzichte van het vorige bestemmingsplan "Strand" enige verruiming in bouwvolume van strandpaviljoens aan de Moralesboulevard en het Zuiderstrand. Daarover zijn eerdere raadsbesluiten genomen. Tevens zijn de vergunde situaties planologisch in dit bestemmingsplan vastgelegd. Het bouwvolume (maatvoering in oppervlakte en bouwhoogte opgenomen in de planregels en verbeelding) van de strandpaviljoens is op het Zwarte Pad, Morales Boulevard en Zuiderstrand aan elkaar gelijk gemaakt, conform het raadsbesluit uit 2008 (RIS 161651). Dat betekent dat voor dit strandgebied de maximale oppervlakte van strandpaviljoens is vergroot naar 335 m² met een maximale bouwhoogte van 4.50 meter. Daarbij hadden de strandpaviljoens op het Zwarte Pad al volgens het vorige bestemmingsplan deze maatvoering. Dit betekent dat zowel op het Zuiderstrand als op het Noorderstrand een maximum bebouwingsoppervlak van 335 m² voor de strandpaviljoens wordt gehanteerd. Alleen voor het deel grenzend aan Scheveningen (tussen golfbreker 44 en 46), voor de Midden- en Noordboulevard in Scheveningen Bad, waar de vrije ruimte voor de paviljoens toch al zeer beperkt is door de drukke bezetting langs de boulevards, is een uitzondering gemaakt en wordt het ook nu geldende maximum van 300 m² gehandhaafd met een maximale bouwhoogte van 3.60 meter. Omdat de omgeving daar ook meer stedelijk van aard is, valt deze uitzondering goed te motiveren.
Daarnaast wordt een regeling opgenomen om zeven jaarrondexploitaties van strandpaviljoens mogelijk te maken met een bebouwingsoppervlakte van maximaal 500 m² en een maximale bouwhoogte van 5.50 meter. In die gevallen moet rekening worden gehouden met bijzondere funderingsconstructie-eisen in verband met de voor- en najaarsstormen en zijn de maximale hoogten en bebouwingsoppervlak voor het jaarrond exploiteren van strandpaviljoens enigszins verruimd. Ook is de (toekomstige) verlegging van de Midden- en Noorderboulevard in dit bestemmingsplan meegenomen.
Het plangebied omvat het gehele Haagse strand (vanaf de grens met gemeente Westland tot aan het grondgebied van gemeente Wassenaar) en wordt begrensd door de duinvoet en een deel van de duinen voor zover het deel uitmaakt van versterking van de zeewering. De Pier van Scheveningen en de haven is buiten het plangebied gelaten. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan valt de plangrens in de Noordzee samen met de gemeentegrens. Verder houden de grenzen rekening met het bestemmingsplan Scheveningen Haven, dat op 15 juli 2015 is vastgesteld. Ook zal de plangrens aangepast worden aan de (toekomstige) verlegging van de Midden- en Noordboulevard.
Afbeelding 1: ligging plangebied Strand Den Haag
Het bestemmingsplan Strand Den Haag vervangt de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | onherroepelijk | ||
Strand | 27 november 2008 | 7 juli 2009 | 01-09-2010 |
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
De wijze waarop bestemmingsplan Strand Den Haag het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5 Planbeschrijving.
In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Strand Den Haag aangegeven. De doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd worden daarin tevens verder toegelicht. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven en in de hoofdstukken 3 en 4 is een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daarmee wordt een deel van de doelstelling nader verklaard en zijn de beleidsuitspraken voor het plangebied navolgbaar gemaakt. Hoofdstuk 3 bevat beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid en hoofdstuk 4 geeft de milieukwaliteitseisen weer. Hoofdstuk 5 beschrijft het plan en de daarin opgenomen functies en ontwikkelingen en geeft de keuze van bestemmingen en bestemmingsregelingen aan die uit beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande situatie. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.
Dit hoofdstuk beschrijft de bestaande situatie van het plangebied. Achtereenvolgens komen de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuur en ten slotte de functionele structuur aan bod.
De wordings- en vormingsgeschiedenis van het strand langs de Nederlandse kust omvat een periode van ruwweg twaalf duizend jaar. Aan het begin van het Holoceen (10.000 jaar voor Chr.) stond de zeespiegel 35 meter lager dan nu en lag de Noordzee nog voor een groot deel droog (afbeelding 2: Holoceen). Engeland maakte toen deel uit van het vasteland van noordwest Europa. Door de snelle zeespiegelstijging verdronk de Noordzee en rond 7000 v. Chr. bereikte de zee de huidige Nederlandse kustlijn. In de daaropvolgende periode overstroomden de laaggelegen dal systemen. Rond 2750 v. Chr. was de stijging van de zeespiegel sterk afgenomen, tot ca. 25cm per eeuw. De zeespiegel stond toen op een niveau van ca. - 3.5m NAP. Voor de kust ontstond een gesloten strandwallensysteem dat zich in de daaropvolgende periode zeewaarts uitbreidde. In 1500 v. Chr. had de kustuitbouw in West-Nederland zich doorgezet. De zeespiegel lag op ~2m NAP. De zeegat systemen in de West-Nederlandse kust lagen juist daar waar rivieren in zee uitmondden. In het achtergelegen kustgebied vormde zich veen. Rond 100 n. Chr. lag het zeeniveau op ~1m NAP en vanaf die tijd (tot aan het begin van de 20 eeuw) bedroeg de zeespiegelstijging gemiddeld ~5cm per eeuw. Door menselijk toedoen was in 800 n. Chr. heel Zuidwest-Nederland overstroomd en veranderd in één groot getijdengebied. Een grote door de mens veroorzaakte omslag in het kustlandschap vond pas na 1100 n. Chr. plaats. Vanaf die tijd werden de kweldergebieden en de riviervlakte grootschalig bedijkt, werden veengebieden ontgonnen en ontstond het Nederlandse polderlandschap.
In 1850 n. Chr. was door inpolderingen in Zeeland, de Kop van Noord-Holland en Noord-Nederland het getijdenareaal verder afgenomen. Vanaf die tijd ook is de verstedelijking in gebieden achter de kustlijn in hoog tempo voortgegaan.
Afbeelding 2: Holoceen
Cultureel erfgoed omvat sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Met uitzondering van de restanten van de Atlantikwall zijn er geen cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig. In paragraaf 3.3.1 wordt nader ingegaan op de Atlantikwall. Het plangebied is geen onderdeel van een Rijksbeschermd stadsgezicht.
Ruimtelijke verbanden met het achterland
Voor een goed begrip van de kust, de stedenbouwkundige structuren achter de kust en het functioneren van dit geheel, worden hier eerst de stedelijke gebieden achter de kust besproken.
Het aaneengegroeide stedelijke gebied van Den Haag en de stad als kustplaats vormen een uniek fenomeen, in ieder geval in Europa. De wordingsgeschiedenis en de verschillende ruimtelijke bestanddelen zijn voor wie goed kijkt, nog steeds afleesbaar. De haakse lijnen op de kust, de maat en schaal van de Haven, van Scheveningen Dorp als bijzondere enclave en de aanwezigheid van omvangrijke duingebieden die zich als groene longen aan weerszijden van de stad bevinden, het zijn allemaal belangrijke en kwalitatief rijke omstandigheden die van belang zijn om te behouden, te beschermen en waar nodig deze te versterken.
Langs het strand tussen Haven en het Zwarte Pad is de bebouwing tot aan het strand vrijwel aanéén gesloten. De haven zelf biedt nog lucht en ruimte maar ook hier zijn, met name aan de zuidzijde, de bouwblokken al tot aan de kades langs het zeewater opgerukt. Scheveningen Dorp heeft van oorsprong smalle straatjes en een dicht opééngepakte bebouwingsstructuur. Scheveningen Bad heeft 'een muur van bebouwing' opgericht tussen de kust en de Gevers Deynootweg. Onmiddellijk ten zuiden van de Haven bevindt zich Duindorp waar de opzet anders van aard is, omdat tussen bebouwing en strand eerst een duinpakket langs de kust ligt. Daarachter begint pas de stad. Kijkduin vormt hierop een uitzondering en ligt als een stormram vooruitgeschoven aan zee boven op het duin.
Typering achterliggende stedelijke gebieden
Den Haag als kuststad is geheel verstedelijkt maar er is een onderscheid te maken tussen twee zones in het stedelijke gebied; een zone ten noorden en een zone ten zuiden van de Haven. In de zone ten noorden van de Haven wordt de hoofdopzet, nog afgezien van het duidelijke onderscheid tussen gebieden als Haven, Dorp en Bad, bepaald door één type structuur. Ondanks de verschillen in verschijningsvorm zijn de basisprincipes steeds gelijk: geen doorgaande hoofdweg parallel aan de kust, maar 'inprikkers' (wegen) vanuit het achterland. De bebouwde band aan de kust sluit verspreid en terloops aan op de verder achterliggende bebouwing. Elk deelgebied heeft een eigen ruimtelijke en-functionele mix. De verbindingen met parallel aan de kust lopende lijnen zijn bescheiden. Verder is de gehele kuststad duidelijk ingekaderd door de waterleidingduinen in het noorden en het Westduinpark in het zuiden.
Het tweede type structuur is die van de 'duinstad' die zich uitstrekt van Duindorp tot Kijkduin. Dit deel van de kuststad ligt niet op de kust maar erachter. Het gebruik is veel meer gescheiden en monofunctioneel; het is de woonfunctie die domineert met enkele grote voorzieningen (sport, zorg, onderwijs). De hoofdverbindingen zijn hier juist goed parallel aan de kust en veel minder helder haaks op de kust (met uitzondering van Kijkduin). De ruimtelijke dynamiek is hier ook minde
Afbeelding 3: Strand en achterliggende stedelijke gebied
Lijnen haaks op de kust
De 'inprikkers' bestaande uit voormalige of huidige trambanen en andere oude assen, liggen in brede profielen haaks, of soms wat slingerend, op de kust. Vaak is hier ruimte voor een dubbelspoor in een groene loper en twee of drie rijbanen. Dit geldt in ieder geval voor de Scheveningseweg, de Van Boetzelaarlaan (Stadhouderslaan), de Nieuwe Parklaan en de Statenlaan. Andere brede assen haaks op de kust zijn het Verversingskanaal, de Haringkade, en in mindere mate de Badhuisweg, omdat deze niet bijzonder breed is. De Zwolsestraat is van een geheel andere orde, omdat deze aan de stadsrand ligt. De Savornin Lohmanlaan waarop de Dedemsvaartweg en Thorbeckelaan uitkomen in Den Haag Zuidwest, is daarentegen bijzonder breed. Bij Kijkduin is iets heel anders aan de hand, omdat de Kijkduinsestraat, en in het verlengde daarvan de Lozerlaan, ook meteen een hoofdontsluitingsweg vormt (N211). De Houtrustweg ten slotte is niet breed maar ligt wel in een groot groen profiel.
Lijnen parallel aan de kust
Behalve de boulevard (Strandweg) zijn een paar duidelijke parallelle wegen te herkennen. De eerste linie is duidelijk de Gevers Deynootweg die uitkomt op de Wassenaarsestraat, maar verkeerskundig gezien om het oude dorp Scheveningen wordt geleid (via de Jurriaan Koksstraat). De Wassenaarsestraat buigt vervolgens rond de Oude Kerk en voert via de Jacob Pronkstraat en Vissershavenstraat naar de Visafslagweg. In andere richting loopt de Gevers Deynootweg tot het einde van het Zwarte Pad. Ter hoogte van Scheveningen Bad functioneert deze weg als hoofdtoevoer voor de kust en komen alle haakse wegen hierop uit. In de tweede linie is er een vrijwel doorgaande lijn te herkennen vanaf Duindorp, langs de Westduinweg, Badhuisstraat, Neptunusstraat tot en met de Stevinstraat. Deze wat kronkelende lijn is tevens de lijn waarlangs de meeste dagelijks benodigde voorzieningen en winkelstraten zich bevinden.
Tussen Duindorp (bereikbaar via de Nieboerweg) en Kijkduin heeft de parallel aan de kust lopende lijn (Sportlaan, Segbroeklaan)) een veel breder profiel en een belangrijke verkeersfunctie, als tangent van de stadsring. Deze zone heeft een bebouwingsopzet die door de Atlantikwall en de naoorlogse stedenbouwkundige opvattingen ruimtelijk gezien wat luchtiger van aard is. Opvallend genoeg zijn er wel veel adressen aan deze straat, maar qua functies valt het tegen. Vooral scholen, zorginstellingen, en heel veel sportvoorzieningen liggen hier in de tweede lijn. De eerste lijn is hier, voor zover die al te benoemen is, de Laan van Poot die zich met moeite voortzet richting Kijkduin. De laan is zoals veel achterliggende straten, kenmerkend voor de Vogelwijk en vooral een woonstraat waarin geparkeerd wordt om in de strandzones tussen Kijkduin en Haven te komen.
Afbeelding 4: Haakse en parallele lijnen
Verkeer en bereikbaarheid
Met uitzondering van de statige Scheveningseweg en de breed opgezette Kijkduinsestraat, zijn alle toegangswegen naar de kust bewoond. Op lokaal niveau is de kust verbonden met de rest van de stad middels een reeks van haakse inprikkers die aansluiten op de stadsring dan wel op het centrum, en meer naar het zuiden door een directere aansluiting op de stadsring. Wat opvalt is de continuïteit van het stedelijk weefsel waardoor de kustzone vrijwel meteen overgaat in de achterliggende stad, zonder tussenliggende barrières of brede assen.
Langs de kust is het oorspronkelijke vissersdorp in stappen uitgegroeid tot een drukke badplaats. Met de groei van Scheveningen is ook het verkeers- en vervoerssysteem stapsgewijs ontwikkeld tot de huidige situatie. Door de wisselende omvang van bezoekersstromen verdeeld over het jaar is sprake van sterk wisselende verkeerssituaties. Variërend van rustig zonder knelpunten in de verkeersdoorstroming tot erg druk met veel congestie, ook buiten de spitsperiodes.
Openbaar Vervoer
De kust is met het openbaar vervoer bereikbaar via tramverbindingen (1, 9, 11, 12) en een reeks buslijnen (o.a. 23 en 24 naar Kijkduin). Deze zijn allen met station CS en/of Station HS verbonden. Hoewel redelijk in aantal zijn deze lijnen niet voldoende en verloopt het reizen ermee niet snel genoeg om bij topdrukte volwaardig vervoer te kunnen zijn. En nog belangrijker, de frequentie blijft altijd gelijk, ze verbinden Scheveningen weliswaar met de stad, maar (nog) niet met de regio. De haven is niet aangesloten op een tramverbinding en de tramlijnen zijn allemaal haakse inprikkers, waardoor ze relatief weinig bereik hebben als het gaat om spreiding langs de kust. Het tramverkeer gaat allereerst naar de stations Centraal en Holland Spoor en wordt vanaf daar doorgezet naar de regio. De huidige tram 1 die tot in Delft rijkt is daarvan een goed voorbeeld.
Afbeelding 5: Openbaar vervoer
Fietsen
Een goede bereikbaarheid van de kust per fiets is een grote kwaliteit, voor bewoners en voor bezoekers aan de kust. De gemeente Den Haag investeert in een goed fietsnetwerk, onder meer met verschillende soorten routes zoals sterroutes, hoofdroutes en recreatieve routes. De sterroutes die op de kust uitkomen liggen aan de Conradkade, de Scheveningseweg en de Nieuwe Parklaan.
Den Haag is een groene stad aan zee. De brede stranden, de duinen, bossen en parken bepalen het bijzondere karakter van de stad. Een groene stad zorgt voor een mooie woonomgeving en is onontbeerlijk voor het welzijn en de gezondheid van alle Hagenaars. Een groene stad is ook aantrekkelijk voor toeristen, voor bedrijven die naar de stad willen komen en voor het vestigingsklimaat in het algemeen. Een grote stad als Den Haag is altijd in ontwikkeling. Het inwonertal neemt toe en de voorzieningen voor mensen en bedrijven wijzigen voortdurend. Daarnaast zijn veranderingen in de wereld actueel waar iedere grote stad mee te maken krijgt. Veranderingen in het klimaat, een sterke toename van het inwonertal, of stijgende mobiliteit, het zijn stuk voor stuk ingrijpende ontwikkelingen waarbij steeds de bescherming en versterking van de natuurgebieden, de groene parken en bossen die het strand begrenzen voorop staan.
In de directe nabijheid van het strand, buiten het plangebied van het bestemmingsplan, is een drietal gebieden op basis van de Natuurbeschermingswet aangewezen als Natura2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). In dit verband moet ook het 'Park Hollandse Duinen' worden genoemd. Dit park met een status vergelijkbaar met die van het Park de Hoge Veluwe, bestaat o.a. uit het Haagse strand, de zee en duinen, en ook de meer landinwaarts gelegen strandwallen en strandvlakten zijn er onderdeel van.
De totale lengte van het Haagse strand bedraagt ca.10,8 km (van de gemeentegrens Wassenaar tot aan de gemeentegrens met Westland). De lengte van het strand ten noorden van de havenmonding van Scheveningen bedraagt ongeveer 4,3 km (Noorderstrand) en dat ten zuiden van de haven ongeveer 6,5 km (Zuiderstrand). Tevens is het strand een onderdeel van de waterkering.
Het Haagse strand met het aangrenzende deel van de Boulevard tussen Scheveningseslag en de haven staan in dit bestemmingsplan centraal. Het gebruik van het strand door bezoekers en de betekenis van het strand voor inwoners van de gemeente Den Haag is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Vrijetijdsbesteding gebeurt, nog veel meer dan voorheen, buiten de deur. Ook de manier waarop het strand door de bezoekers wordt gebruikt is door allerlei nieuwe ontwikkelingen op het terrein van sport en spel als vorm van recreatie veranderd.
De gemeentegrens is gesteld op 1 kilometer in zee vanaf de kustlijn. Dit betekent dat een deel van de Noordzee binnen het plangebied valt.
Ten zuiden van de zuidelijke havenmond van Scheveningen liggen drie leidingen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie AWZI Houtrust. Alleen de hoofdleiding hiervan is operationeel. Omdat het strand verbreed wordt komt de rioolmond die nu nog ver in zee ligt dichter bij het strand te liggen. Op grond van de daaromtrent gestelde vereisten is het niet nodig deze te verlengen. Ook ligt er ten zuiden van de havenmond een persleiding van het Hoogheemraadschap .Ter hoogte van de Scheveningseslag ligt een leiding van Sealife, voor de inname van zeewater voor de aquaria en een retourleiding.
In deze paragraaf worden de huidige, in het plangebied aanwezige functies beschreven en relevante aangrenzende, relevante functies.
Grenzend aan het plangebied op de Scheveningse Boulevard bevindt zich de Beeldentuin van de Amerikaanse kunstenaar Otterness. Deze internationaal vermaarde beeldentuin is tevens een verwijzing naar het Museum Beelden aan Zee, dat direct aan de Boulevard is gelegen aan de Harteveldtstraat/Pellenaerstraat. Het strand wordt soms gebruikt als locatie voor bijzondere projecten van kunstinstellingen. Grenzend aan het plangebied ligt het Beachstadion en parkeerterrein waar in overeenstemming met de Nota Strandbeleid 2017-2022 kleinschalige evenementen gehouden worden.
Op het Haagse strand is er voor ieder wat wils. De rustzoeker komt aan zijn trekken evenals een bezoeker van een evenement op het strand voor wie drukte de ultieme gezelligheid is. Het blijft natuurlijk ook de plek om rustig te (zonne)baden en te zwemmen. Wie voor de natuur komt kan over de rustige delen van het strand lopen en/of uitwaaien.
In het plangebied bevinden zich 79 huurovereenkomsten met een functie gericht op horeca. 58 op het Noorderstrand en 21 op het Zuiderstrand. In de huidige situatie hebben 4 horeca gelegenheden de mogelijkheid om gedurende het gehele jaar (jaarrond) te blijven staan in een cluster op het sportstrand. Hiermee blijft het zicht op zee gewaarborgd. Daarnaast is er 1 exploitatievlak op het Zuiderstrand aanwezig voor voedsel en frisdranken. De stranddelen voor het Zwarte Pad en de Noord- en Midden-Boulevard hebben een relatief hoge dichtheid aan strandpaviljoens. Tussen het havenhoofd en Kijkduin liggen ze verder uit elkaar en verspreid. De strandpaviljoens langs het strand ten noorden van de haven bevinden zich in het deel waar de stad vrijwel direct aan de zeewering grenst. Die paviljoens staan dikwijls in direct contact met de brede wandelboulevards waar ook aan de landzijde horecavoorzieningen te vinden zijn. In het deel ten noorden van de pier van Scheveningen waaieren de paviljoens wat verder uiteen doch ook daar, en met name voor de duinen langs het Zwarte Pad, is de dichtheid vrij aanzienlijk. In het deel dat wordt begrensd door de duinen langs het Zwarte Pad ontbreekt verder enige stedelijke bebouwing ook al is de nabijheid van de stad nog voelbaar. Die omstandigheid heeft dit deel van het strand vooral in het hoogseizoen eveneens tot een druk bezocht en geliefd uitgaanscentrum gemaakt. De paviljoens ten zuiden van de haven liggen veel verder uit elkaar. Strand en stad zijn van elkaar gescheiden door een brede duinenrij en de afstanden tussen de paviljoens variëren van 100 tot 500 meter of meer.
Op het strand bevinden zich seizoensgebonden gebouwen voor hulpdiensten, zoals politie, brandweer, reddingsbrigade, EHBO, en een enkele kinderbewaarplaats. Deze bebouwing is alleen in het zomerseizoen aanwezig. Er zijn 5 reddingsposten, 2 op het Noorderstrand en 3 op het Zuiderstrand. Daarnaast zijn er 2 politieposten, op beide stranden één.
Het strand is er voor iedereen en zeer geschikt voor recreatie doeleinden als sport en spel. Om te voorkomen dat verschillende gebruikers elkaar 'in de weg zouden kunnen zitten' is een zekere segmentering in het gebruik van het strand tot stand gekomen waarin specifieke, recreatieve programma's voorkomen.
Afbeelding 6: Segmentering Strand
Op het Noorder- en Zuiderstrand zijn naast de specifieke locaties voor sport, spel en recreatie, ook locaties voor watersport en de daarbij behorende activiteiten aanwezig. Er zijn 7 watersport-exploitatievlakken op het strand, 5 op het Noorderstrand en 2 op het Zuiderstrand. Ook zijn er 6 speelvoorzieningen beschikbaar op het strand. Hiervan staan er 4 op het Noorderstrand en 2 op het Zuiderstrand.
Sinds 2003 is een seizoensgebonden beachstadion beschikbaar dat tijdens het strandseizoen wordt opgebouwd en na het strandseizoen wordt afgebroken. De functie en locatie van het beachstadion, direct ten noorden van het noordelijke havenhoofd, en het naastgelegen parkeerterrein, zijn verder niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Gelet op de vaak directe functionele samenhang met activiteiten in en rond de haven, is ervoor gekozen dit onderdeel in bestemmingplan Haven onder te brengen. Het nu nog seizoensgebonden beachstadion krijgt mogelijk in de toekomst de mogelijkheid om jaarrond te blijven staan.
Het bestemmingsplan Strand Den Haag vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is.
De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, en gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteengezet. De relevante thema's zijn cultureel erfgoed, groen, water, verkeer en infrastructuur, economie, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, sport en recreatie en duurzaamheidsbeleid.
De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.5.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per juli 2022 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. Hierbij hoort een rijks brede visie op de leefomgeving; de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), die de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft vervangen. De ontwerp-NOVI heeft ter inzage gelegen van 20 augustus tot en met 30 september 2019. In de ontwerp-NOVI zijn 21 nationale belangen en opgaven benoemd, waarbij de volgende 4 prioriteiten worden onderscheiden:
Bij het kiezen tussen strijdige ruimtelijke belangen worden drie afwegingsprincipes gehanteerd: combinatie van functies gaat voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen. Bij vaststelling van de NOVI is ook een uitvoeringsagenda opgenomen. Samen met de regio's wil het rijk samenwerkingsafspraken opnemen in Gebiedsagenda's.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in de Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan "Strand Den Haag". De verantwoording inzake de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in paragraaf 5.5.
Het doel van bestemmingsplan Strand Den Haag is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur en een actueel juridisch-planologisch kader te bieden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Strand Den Haag worden afgewogen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen en projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en Herstelwet) moeten gemeenten de nationale belangen die in het Barro staan borgen. In dit bestemmingsplan zijn er twee onderwerpen waarmee bij de vaststelling rekening moet worden gehouden. Dit zijn het kustfundament en Natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur).
Kustfundament
Het plangebied valt binnen het kustfundament (afbeelding 7). Het kustfundament is van belang als drager voor functies in het kustgebied, waaronder de bescherming van overstromingen vanuit zee. Om een duurzaam kustfundament te behouden dient voldoende ruimte voor de versterking van de zeewering aanwezig te zijn met behoud van natuurlijke waarden.
Afbeelding 7: Kustfundament
Derhalve zijn ten aanzien van het kustfundament de volgende regels uit het Barro voor dit bestemmingsplan van belang:
Wijzigingen in dit bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan mogen geen activiteiten mogelijk maken die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met blik op zee.
Er worden met het bestemmingsplan Strand Den Haag geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die dit uitzicht belemmeren.
Gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben dienen via het bestemmingsplan de bestemming "waterstaat - waterkering" te krijgen. De gronden die deel uitmaken van een beschermingszone krijgen conform het Barro de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - duin, indien de primaire waterkering een duin is. Als de primaire waterkering een dijk is krijgt het de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - dijk" en in alle overige gevallen krijgt het de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - waterstaatwerk". Ontwikkelingen kunnen enkel worden toegestaan als deze geen belemmering vormen voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament of het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering.
Er worden met het bestemmingsplan Strand Den Haag geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de instandhouding of versterking van het kustfundament belemmeren. De gronden die conform artikel 2.3.3. Barro als zodanig bestemd dienen te worden zijn in dit bestemmingsplan meegenomen.
Als het bestemmingsplan betrekking heeft op gronden buiten het stedelijk gebied, dan mag er conform dit artikel ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing op deze gronden mogelijk worden gemaakt. Echter, bebouwing voor seizoensgebonden activiteiten, herbouw of uitbreiding tot 10 procent en / of bebouwing voor het openbaar belang zijn wel toegestaan.
De permanente hulpposten die met dit bestemmingsplan op het Noorder- en Zuiderstrand, buiten het stedelijk gebied, middels een ontheffing mogelijk worden gemaakt vallen onder deze uitzondering, omdat het gaat over gebouwen voor het openbaar belang. Het zijn bouwwerken voor het operationeel beheer van de hulpdiensten. Verder worden met dit overwegend conserverende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen buiten het stedelijk gebied mogelijk gemaakt die niet voldoen aan dit artikel.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Een deel van het plangebied is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Dit is een netwerk van nieuw aan te leggen en bestaande natuurgebieden in Nederland. De artikelen in het Barro ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland regelen met name de manier waarop de provincies in hun verordeningen regelingen moeten opnemen die erop toezien dat geen bestemmingsplannen worden vastgesteld, die activiteiten mogelijk maken die per saldo leiden tot een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden of tot een significante vermindering in oppervlakte ten opzichte van het bestemmingsplan dat gold ten tijde van de inwerkingtreding van die provinciale verordening. In hoofdstuk 4 paragraaf 4.6.2 wordt verder op het NNN ingegaan. Voor toetsing van het bestemmingsplan aan de provinciale verordening wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2 van deze toelichting.
Kustpact
De minister van Infrastructuur & Milieu heeft samen met decentrale overheden en natuurorganisaties afspraken gemaakt om de openheid van de kust te behouden. Deze afspraken zijn in februari 2017 door de diverse partijen ondertekend en staan bekend als het Kustpact.
Eén van de opgaven in de komende jaren is om de toegenomen vraag naar en het aanbod van recreatieve bebouwing in goede banen te leiden, zodat de landschappelijke waarden van de kust behouden blijven. Middels zonering wordt hier sturing aan gegeven, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt in welke delen nieuwe recreatieve bebouwing is toegestaan onder zekere voorwaarden en waar niet. Hierbij is de intentie nieuwe recreatieve bebouwing op het strand en in de duinen te concentreren in reeds bebouwde gebieden en reeds vergunde ontwikkellocaties. De zonering wordt via de provinciale verordening geregeld. De gemeentelijke bestemmingsplannen dienen hieraan te voldoen.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Het laat geen nieuwe recreatieve bebouwing buiten het stedelijke gebied toe en voldoet derhalve aan de afspraken zoals die zijn gemaakt in het Kustpact.
Omgevingsvisie Zuid-Holland:
Met het oog op de invoering van de Omgevingswet heeft de provincie Zuid-Holland al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving gebundeld in een Omgevingsvisie, Omgevingsverordening en bijbehorende programma's.
De Omgevingsvisie is op 1 april 2019 in werking getreden en geldt als structuurvisie. Naast de beleidskeuzes bevat de visie een beschrijving van de ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland en de omgevingskwaliteit. De Omgevingsvisie omvat de volgende wettelijk verplichte plannen:
De provincie wil met haar omgevingsvisie een uitnodigend perspectief bieden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven. De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze zijn:
Omgevingsverordening Zuid-Holland
De provinciale Omgevingsverordening als bedoeld in artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening is per 1 april 2019 in werking getreden en vertaalt het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. Deze regels zijn bindend voor gemeentelijke bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. In de verordening vallen de stranddelen die niet voor Kijkduin en Scheveningen-Bad liggen in “beschermingscategorie 1” (zie gearceerde delen afbeelding 3.2). In deze gebieden kunnen geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Voor het strand is deze categorie aangeduid via het Natuur Netwerk Nederland (NNN). In hoofdstuk 4 paragraaf 4.6.2 wordt verder op het NNN ingegaan.
Toetsing bestemmingsplan aan provinciaal beleid
Het doel van bestemmingsplan Strand Den Haag is het vastleggen van de bestaande structuur en het bieden van actueel juridisch kader. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die strijdig zijn met de verordening. Het plan is derhalve in overeenstemming met het provinciale beleid.
De verordening bevat onder andere regels omtrent de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking voor stedelijke ontwikkelingen en de bescherming van natuurgebieden.
Voor toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar hoofdstuk 5 paragraaf 5.5
Afbeelding 8: Natuurnetwerk Nederland
De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief (2005, RIS129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners en een groei van het aantal arbeidsplaatsen. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vormgegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
Het bestemmingsplan Strand Den Haag ligt in de kansenzone ‘de internationale kuststrook’ en raakt aan de ontwikkelingsgebieden Kijkduin, Scheveningen-kust en het gebied Kijkduin-Westbroekpark. Ook ligt het strand in de invloedssfeer van de kansgebieden: ‘lijn-11 zone’ en ‘de schakelzone Lozerlaan’. Met de actualisering van dit bestemmingsplan wordt de ingezette lijn uit het vorige bestemmingsplan "Strand" van 2008 voortgezet. Tevens met het doel Scheveningen vier seizoenen per jaar aantrekkelijk te maken, in Kijkduin een familiebadplaats te realiseren en de openbare ruimte verder te verbeteren. Hiermee is het bestemmingsplan Strand Den Haag in overeenstemming met de structuurvisie.
Het masterplan Scheveningen (2009, RIS165591) is een uitwerking van de gemeentelijke structuurvisie Wereldstad aan Zee. Het biedt een samenhangende visie voor de kuststrook van Scheveningen met daarin onder andere opgenomen de Boulevard met aanliggende bebouwing en het havengebied. In het masterplan is de ambitie opgenomen dat Scheveningen dé badplaats van Noordwest-Europa wordt, internationale allure heeft en 365 dagen per jaar aantrekkelijk voor bewoners en bezoekers is. Bad en Haven vormen daarin de zwaartepunten, Dorp is vervolgens het kleinschalige en rustige gebied daartussen.
Het doel van bestemmingsplan Strand Den Haag is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur en het bieden van een actueel juridisch- planologisch kader. Hiermee wordt de huidige segmentering van het strand, dat gerelateerd is aan de achterliggende gebieden Bad, Haven en Dorp, overgenomen en sluit het bestemmingsplan aan bij de ambities en doelstellingen van het masterplan.
Het masterplan Kijkduin (2009, RIS173765) is eveneens een uitwerking van de gemeentelijke structuurvisie. Het plan heeft als doel het versterken van de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van Kijkduin, het ontwikkelen van Kijkduin tot een unieke badplaats voor het hele gezin, met een sterk accent op wellness, ontspanning en gezondheid en de ontwikkeling van extra wooncapaciteit in het gebied.
Het doel van bestemmingsplan Strand Den Haag is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur en het bieden van een actueel juridisch- planologisch kader. Hiermee wordt de huidige segmentering van het strand, dat gerelateerd is aan de achterliggende gebied van Kijkduin-Bad, overgenomen en sluit het bestemmingsplan aan bij de ambities en doelstellingen van het masterplan.
De Agenda Ruimte voor de stad, door de raad vastgesteld op 15 december 2016 (RIS295016) is het richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en als zodanig de ruimtelijke onderlegger voor de nog op te stellen Omgevingsvisie die, wanneer de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, ook voor gemeenten verplicht gesteld is.
Voor de Agenda Ruimte voor de Stad zijn vier transitieopgaven van belang: de ontwikkeling naar een nieuwe economie, de vraag om een inclusieve en veerkrachtige samenleving, de roep om slimme stadsontwikkeling en de opgave voor de overheid om in dit proces organiserend vermogen te tonen en ruimte te bieden voor maatschappelijk initiatief.
Het belang van veel lopende projecten wordt met deze agenda benadrukt. Een goede uitvoering daarvan vraagt behalve een enorme inzet eveneens aandacht voor de toekomstige situatie. Daarnaast zullen nieuwe locaties in ontwikkeling worden gebracht. Het betreft zowel het in ontwikkeling brengen van gewenste planvoorraad als nieuwe locaties die op basis van deze agenda zijn aangewezen. Dat ontwikkelingsproces zal meer dan voorheen in nauwe samenwerking met de stad plaatsvinden. Daarnaast zijn enkele grotere strategische ontwikkelingen geagendeerd die een belangrijke positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de stad zullen leveren.
Over het plangebied van bestemmingsplan Strand Den Haag wordt geen specifieke uitspraak gedaan, maar het gebied valt wel binnen de invloedsfeer van enkele genoemde ontwikkelingen. Zo is in de agenda opgenomen dat Scheveningen een cruciale rol speelt in het intensiveren van het toeristische programma van Den Haag. In het plangebied geldt dit met name voor het strand dat voor de stedelijke kust van Scheveningen ligt. Ook de reeds ontwikkelde Noordboulevard met landmark wordt in de agenda genoemd als een stedelijke opgave die bijdraagt aan het toeristische profiel. Deze is, samen met de vergunde Middenboulevard, opgenomen in dit bestemmingsplan.
Met deze nota 'Het strand is van iedereen' (RIS294701) geeft de gemeente aan dat ze het strand en de zee voor zoveel mogelijk verschillende groepen bezoekers en bewoners het hele jaar door aantrekkelijk wil maken. Dat doet zij in de eerste plaats door de natuurlijke kernkwaliteiten van de kuststrook te benadrukken. In de tweede plaats zorgt zij voor de basisvoorzieningen op het strand. Zo moet het strand het hele jaar schoon zijn en toegankelijk, juist ook voor minder validen en ouderen. Tegelijkertijd zorgt de gemeente ervoor dat ondernemers en verenigingen in staat worden gesteld om de bezoekers te vermaken met een activiteit of evenement, met het aanleren van vaardigheden (zoals golfsurfen), door eten en drinken aan te bieden, voorzieningen (een schoon toilet, omkleedruimte en een goede douche) of gewoon de mogelijkheid te geven op een bedje te ontspannen. De stranden van Scheveningen en Kijkduin zijn ook in economisch opzicht sterke magneten. De toeristische functie van het strand biedt werkgelegenheid en is daarmee van groot belang voor de stad. De gemeente wil de potentie van het strand optimaal benutten.
Doelstellingen in het gemeentelijk beleid voor de komende jaren:
Diversiteit voorop: zonering op het strand
De beleving van verschillende delen van het strand verschilt onderling enorm. Het ene deel heeft een creatieve sfeer, is eigengereid en hip. Het volgende deel is het surfersparadijs, het sportstrand bruist het hele jaar. Weer wat verderop heerst rust en staat de natuur centraal. We omarmen de zonering die er is ontstaan en proberen die te bewaken en te versterken. We bekijken nauwkeurig welke evenementen in welke zone passend zijn. In sommige zones zijn intensief gebruik en reuring gewenst. In andere zones zijn juist het behoud van natuur, rust en ruimte waardevol. Ook dat koesteren we. Diversiteit is het uitgangspunt.
Kwaliteit garanderen: basis op orde
We willen graag dat mensen prettig op het strand kunnen verblijven. Daarom zorgen we ervoor dat de basis op orde is. Zo moet het zwemwater van uitstekende kwaliteit zijn en houden we de stranden goed schoon zodat we de Blauwe vlag behouden. We plaatsen voorzieningen zoals afvalbakken, toiletten, douches, een reddingsbrigadepost en een EHBO-post. Om de kwaliteitsbeleving van de strandbezoekers te versterken wordt gewerkt aan een kwaliteitsconvenant over zaken als een gastvrije dienstverlening, toegankelijkheid voor minder validen en het aanbieden van wifi.
Natuur en behoud leefomgeving
Het Zuiderstrand maakt onderdeel uit van het natuurlijk duingebied, waarvan het merendeel door de bijzondere natuurwaarden de Natura 2000 status heeft. Het Westduinpark, de natuurlijke longen van de stad, heeft een belangrijke toegevoegde waarde voor de beleving van het naastgelegen ‘stille strand’. Juist deze delen van het strand die grenzen aan natuurgebieden, zijn voor veel mensen een belangrijke plek in onze stad om tot rust te komen en weer te kunnen opladen. We vinden het belangrijk om dit te behouden. Daarom komt er niet meer ruimte voor nieuwe bebouwing op het strand bij. Ook komen deze delen van het strand bijvoorbeeld niet in aanmerking voor grote publieksevenementen en blijven ze tijdens de wintermaanden leeg zodat mensen kunnen genieten van rust, ruimte en natuur.
Ruimte voor ondernemers: verlevendiging van het strand
Ondernemers zijn onmisbaar op het strand. De kwaliteit van het verblijf aan zee wordt mede bepaald door het ondernemerschap van exploitanten van restaurants en bars op de boulevard én strandpaviljoens, speelvoorzieningen en watersportvoorzieningen op het strand. Om de beleving van een dagje strand te vergroten willen we ondernemers de ruimte geven om nieuwe initiatieven te ontplooien. Daarbij denken we bijvoorbeeld aan het idee van shop in shop: detailhandel of recreatieve en culturele diensten als aanvulling op de horeca in een strandpaviljoen of het aanbod van een watersportvoorziening. Ook mogen trampolines, volleybalveldjes en strandbedjes zonder vergunning geplaatst worden op een openbaar deel van het strand (in vakken grenzend aan strandexploitaties). Dit zal in pilotvorm worden uitgerold. Strandhuisjes dragen ook bij aan meer dynamiek tijdens het strandseizoen. Bovendien trekken ze een nieuwe groep bezoekers. Er is een enorme behoefte om de unieke belevenis van een paar dagen wonen en leven op het strand mee te maken. De huisjes staan van maart tot en met oktober op het strand.
Om diversiteit in het aanbod op het strand te waarborgen, blijft er onderscheid bestaan tussen horecapaviljoens, watersportorganisaties en speelvoorzieningen. Wel krijgen bestaande watersportpaviljoens op het strand de mogelijkheid om een drank en horeca-vergunning aan te vragen, naar analogie van het Beach Stadion, zijnde ondersteunend aan de sportfunctie. Uitgangspunt hierbij is dat de horecafunctie gerelateerd is aan de hoofdbestemming watersport. De exploitanten van betaalde speelvoorzieningen behouden het recht om ondergeschikte horeca toe te passen, waarbij het schenken van alcohol is uitgesloten.
Strandsport en watersport
Sport op het strand is een onderscheidend element van Kijkduin en Scheveningen. Het college zal stap voor stap meewerken aan een sterk imago van Den Haag als outdoor sportstad met strandsporten, watersporten en boulevardsporten. Onder de vlag van Beachcity zal in samenwerking met evenementenorganisatoren, strandexploitanten, verenigingen en sportbonden worden gewerkt aan een jaarrondbenutting van het sportstrand en het Beachstadion. Daarnaast worden de voorkeurszones voor kitesurfen, golfsurfen en andere populaire watersporten uitgebreid. De strandpaviljoens ter hoogte van deze zones krijgen de mogelijkheid om waterscholen aan te laten sluiten en te faciliteren. Bij de Zandmotor ontstaat een waar surfersparadijs. Aangezien de kitesurfscholen daar geen goede opslagfaciliteit hebben, wordt onderzocht of op dit deel van het strand een faciliteit kan worden gerealiseerd voor opslag van materiaal en omkleedruimte. Hierbij houden we er rekening mee dat deze sport ook in de wintermaanden wordt beoefend.
Jaarrond een aantrekkelijk strand
We lijken soms te vergeten hoe fijn het in de herfst en de winter aan het strand kan zijn. Eerst wandelen en uitwaaien op het strand of in de duinen, vervolgens in een strandpaviljoen een kop warme chocomel drinken bij een knapperig haardvuurtje. Ook voor watersporters zoals kitesurfers zijn juist de herfst en delen van de winter zeer aantrekkelijk omdat er dan een ideale combinatie is van golven en wind. Daarom hebben we ruimte geboden voor zeven jaarrond strandpaviljoens. In 2015 zijn een aantal paviljoens gestart met jaarrondexploitatie.
Een toegankelijk strand
De toegankelijkheid van het strand blijft een belangrijk aandachtspunt. Daar horen ook goede bewegwijzering en parkeervoorzieningen bij. Waar nodig en mogelijk vinden permanente verbeteringen plaats. Zo worden bij de Morales boulevard op enkele plaatsen extra trappen en een hellingbaan gerealiseerd zodat de verschillende niveaus van de boulevard in goede verbinding staan met het strand. Om de toegankelijkheid op het strand zelf te vergroten, komen er betonpaden voor voetgangers richting zee. Zo kunnen minder-validen en families met jonge kinderen de vloedlijn makkelijker bereiken.
Een leefbaar strand door te handhaven
Er wordt een breed programma opgezet om te komen tot vermindering en vereenvoudiging van de regels op het strand. Vermindering is aan de orde door allerlei bovenwettelijke eisen te schrappen, die ook niet nodig bleken. Versimpeling wordt gerealiseerd door meer gebruik te maken van algemene regels die in de rest van de stad ook gelden, zoals de opruimplicht, het hondenbeleid of de regels voor horecaondernemers. Ook stelt de raad enkele specifieke regels vast, zoals het verbod op gemotoriseerde watersport en sporten die niet goed passen op de drukke stranden (blokarten). Om het strand en de omgeving leefbaar te houden en de veiligheid te waarborgen is toezicht houden en handhaving van de regels heel belangrijk. In samenspraak met handhavingspartners zoals politie, brandweer en de betrokken stadsdelen worden werkafspraken gemaakt over de inzet van de gemeentelijke handhavingsorganisatie. Daarnaast zal ook beoordeeld worden of inzet en capaciteit voor het strand nog passend is bij het verhoogde ambitieniveau.
Conclusie:
Het bestemmingsplan Strand Den Haag is in overeenstemming met het gemeentelijke strandbeleid. Zo wordt met dit bestemmingsplan de huidige zonering van rust en reuring aangehouden, laten we geen nieuwe bebouwing toe op de stranddelen grenzend aan natuurgebieden, zijn de strandhuisjes in dit bestemmingsplan opgenomen, krijgen horeca- en watersportpaviljoens de mogelijkheid om ondergeschikte detailhandel en/of recreatieve en culturele diensten uit te voeren en hebben watersportpaviljoens de gelegenheid om een drank- en horecavergunning aan te vragen. Tevens zijn de vergunde jaarrond strandpaviljoens in dit bestemmingsplan opgenomen.
In 2015 heeft de gemeente Den Haag de agenda en het bijbehorende programma De Kust Gezond (RIS 281160) gepresenteerd. Doel ervan is het kwaliteitsniveau van de buitenruimte aan de kust te verhogen. De Kust Gezond rust op 4 pijlers:
Een deel van het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft valt binnen de invloedsfeer van de Kust Gezond. Voor dit deel sluit het bestemmingsplan aan op de agenda, onder andere via de vernieuwde Morales Boulevard die het ambitieniveau van "De Kust Gezond" vertegenwoordigd en is opgenomen in het bestemmingsplan.
In het Haagse reclamebeleid wordt de stad verdeeld in zeven reclamezones (2009, RIS168688). Voor elk van deze zones wordt aangegeven wat er aan reclame mogelijk is. In sommige delen van Den Haag is ruimte voor meer en meer grootschalige reclame, andere delen van de stad vragen juist om terughoudendheid.
Voor reclame aan en bij de strandpaviljoens betekent dit dat zij dient te voldoen aan het reclamebeleid behorende bij de reclamezone "strand", zoals beschreven in het schema Gevelreclame dat onderdeel is van de reclamenota.
Cultureel erfgoed is al datgeen wat aan cultuur uit vroeger tijden is doorgegeven en overgeleverd. Het omvat sporen, objecten, artefacten of patronen die al of niet zichtbaar deel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van de ontwikkelingsgeschiedenis en de historisch gevormde omgeving. Gedoeld wordt onder meer op het archeologische erfgoed, het historisch- stedenbouwkundige en het historisch-landschappelijke erfgoed. In die zin behoort het gehele strand tot het culturele en archeologische erfgoed al was het alleen al omdat ze voor de vorming en wordingsgeschiedenis van Nederland de eerste belangrijke voorwaarde was en nog steeds is.
Rijksbeschermd stadsgezicht
Het plangebied dat met dit bestemmingsplan wordt geactualiseerd maakt geen deel uit van een Rijksbeschermd stadsgezicht. Ook zijn er in het plangebied geen objecten en gebieden die op rijksniveau zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol.
Provinciaal beleid
Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren.
De cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:
Voor dit bestemmingsplan is de Atlantikwall als erfgoedlijn van belang. Een erfgoedlijn met een kenmerkend ensemble van erfgoed, landschap en water dat beschikt over een groot recreatief-toeristisch potentieel. Het ruimtelijke beleid van de provincie is erop gericht het erfgoed te kunnen beleven en te benutten, door behoud en versterking van de structuur in combinatie met het stimuleren van eigentijdse bestemmingen voor dit erfgoed. De Atlantikwall was tijdens de tweede wereldoorlog een onderdeel van de Duitse kust verdedigingslinie. De bunkers en andere overblijfselen vormen nu een herinneringslandschap dat verwijst naar het ingrijpende gebeurtenissen van de tweede wereldoorlog.
Een deel van de Atlantikwall valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan Strand Den Haag. In dit plangebied zijn nog enkele restanten van de Atlantikwall zichtbaar. Als onderdeel van de “Atlantikwall” zijn op de Boulevard een drietal (waarvan één verplaatst is) mitrailleurkazematten aanwezig, die als gemeentelijk monument zijn opgenomen in het register van beschermde monumenten. Voor werkzaamheden in de nabijheid van de op- en afritten (trappen) van en naar de mitrailleurkazematten, is op basis van de monumentenverordening een vergunning nodig.
Gemeentelijk beleid
De Structuurvisie Den Haag 2020 vermeldt vier grote troeven van Den Haag, één daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad heeft de status van beschermd stadsgezicht. In het plangebied van bestemmingsplan Strand Den Haag zijn geen beschermde stadsgezichten aanwezig. Grenzend aan het plangebied ligt het beschermde stadsgezicht Scheveningen-Dorp, met daarin:
Conclusie: Binnen het plangebied van het Strand Den Haag ligt de Atlantikwall als erfgoedlijn. Planologisch wordt een dergelijk erfgoed niet beschermd via een bestemmingsplan, maar wel via de monumentenverordening.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (overgangsrecht Erfgoedwet). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 'In het verleden ligt het heden' (RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeente dekkende AWVK komen drie eenheden voor gekoppeld aan gemeentelijk beleid:
Initiatiefnemers van activiteiten die bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting teweeg kunnen brengen, wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van archeologische resten die het behouden waard zijn, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij. Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op:
https://www.denhaag.nl/nl/in-de-stad/vrije-tijd-en-recreatie/kunst-en-cultuur/archeologie/beleidsnota-arch eologie-2011-2020.htm
Conclusie: Op basis van de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart van Den Haag (AWVK) heeft slechts een smalle strook van het plangebied van het bestemmingsplan Strand Den Haag langs de Strandweg, tussen de Vissershavenweg en de Scheveningse Slag, een archeologische verwachting. Archeologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat de kans klein is op het aantreffen van archeologische resten in deze strook. Uitzondering hierop vormt een zone die ligt ter hoogte van de oude kern van Scheveningen. Bij archeologisch booronderzoek is hier rond 2 m +NAP bouwmateriaal aangetroffen dat vermoedelijk dateert uit de periode 16de-17de eeuw. Deze zone heeft een dubbelbestemming waarde-archeologie gekregen op de planverbeelding van het bestemmingsplan Strand Den Haag.
Het plangebied van bestemmingsplan Strand Den Haag bestaat uit strand en duinen. De duinen worden als groene natuurlijke buffers gezien, tussen het strand en het achterland. Het strand grenst aan drie beschermde duinnatuur- en recreatiegebieden, te weten, Oostduinen, het Westduinpark en Solleveld. Ze zijn met het strand verbonden, mede door de verschillende strandopgangen.
IIn de Agenda Groen voor de Stad (RIS294705) wordt geconstateerd dat door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag de leefkwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk is komen te staan. Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven, moeten strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatieven en bij ontwikkelingen het groen toekomstbestendig wordt vormgegeven: groen kapitaal als basis voor een goede leefkwaliteit. Het doel is het Haagse groen kwalitatief te ontwikkelen.
De stedelijke leefkwaliteit is afhankelijk van gebiedskenmerken als bebouwingsgraad, aanwezigheid van infrastructuur en het gebruik van de ruimte (wonen, werken, recreatie, natuur). Het Haagse Groen moet gezien worden als een vorm van kapitaal met een ecologische, maatschappelijke en economische waarde. Mede op basis van de stadsgesprekken en het online platform zijn deze waarden uitgewerkt in zes thema's: klimaat, biodiversiteit, gezondheid, ontspanning imago en ontwikkeling.
Voor Hagenaars voelt het vaak of groen voor nieuwe ontwikkelingen moet wijken. Het is de uitdaging om intensivering te combineren met een waardevolle, betekenisvolle, gezonde en goed functionerende groenstructuur. Intensivering van de stad vraagt om intensivering van groen en groenkwaliteit. Naarmate de stad verdicht, neemt de waarde van het groen toe. Omgekeerd zorgt groen ook voor toename van vastgoedwaarde. Deze twee waarden zouden elkaar moeten vinden en versterken.
Het streven is dat iedere (vastgoed)ontwikkeling moet bijdragen aan de groene kwaliteit van Den Haag. Dit gebeurt op verschillende wijze: op de klassieke wijze door ontwikkeling van parken en straatgroen, door het ontwikkelen en openstellen van groene binnengebieden en daktuinen, als ook door het realiseren van geveltuintjes of groene gevels. Ook kunnen investeringen in kwaliteit of gebruikswaarde uitkomst bieden.
Stedelijke Groene Hoofdstructuur
De Stedelijke Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad. De Stedelijke Groene Hoofdstructuur dient duurzaam in stand gehouden te worden en waar mogelijk versterkt (RIS300506). Het groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijk natuurnetwerk, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur. Deze structuur sluit aan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De Stedelijke Groene Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones.
Afbeelding 9: Stedelijke Groene Hoofdstructuur
Conclusie: Het bestemmingsplan Strand Den Haag is in lijn met de Agenda Groen voor de stad.
In Den Haag zien we de natuur als belangrijk onderdeel van de stad. Een stad met een vitale stadsnatuur is een gezonde stad. In de Nota Stadsnatuur (16-12-2020 RIS305824) zijn de uitgangsprincipes geformuleerd waarmee een gezond stadsecosysteem met meer biodiversiteit tot stand kan worden gebracht.
Een groene stad heeft veel te bieden aan inwoners. Bomen en planten zorgen immers voor verkoeling tijdens warme zomers en bieden een aangename plek voor bewoners om te verblijven. Een groene stad is ook beter toegerust om mee te bewegen op veranderingen in het klimaat, zoals uitschieters in temperaturen en neerslag. Een stad waar veel verschillende planten- en diersoorten zoals vlinders en vogels voorkomen, blijkt positief te zijn voor het welzijn van mensen. Een hoge biodiversiteit zorgt ervoor dat lastige soorten minder kans krijgen en er genoeg natuurlijke vijanden zijn om plaagsoorten in toom te houden.
Een belangrijke voorwaarde voor een gezond stadsecosysteem is de aanwezigheid van een uitgebreid netwerk van groengebieden die onderling met elkaar verbonden zijn. De groengebieden zijn de belangrijke kerngebieden voor allerlei planten- en diersoorten. De ecologische verbindingszones zorgen als robuuste brede groenblauwe structuren voor de verbinding van deze gebieden. Zo kunnen dieren zich makkelijker verplaatsen en functioneren deze daarnaast ook als belangrijke leefgebieden. In deze nota wordt de nadruk gelegd op een optimale ecologische inrichting door middel van vuistregels voor biotopen en -beheer, behoud en de mogelijke uitbreiding van de ecologische verbindingszones. Is extra ruimtebeslag van een niet-ecologische functie onvermijdelijk dan moet de inpasbaarheid hiervan worden onderzocht.
Naast het behoud en de ontwikkeling van bovengenoemd netwerk, wordt aandacht besteed aan het rekening houden met leefomstandigheden van planten en dieren bij beheer en inrichting van groen in brede zin. We werken aan een natuur inclusieve stad met een ecologisch gezond stadswatersysteem, het beheersbaar houden van overlast gevende planten en dieren en zetten in op de monitoring van onze stadsnatuur.
Conclusie: Het plangebied van het bestemmingsplan Strand Den Haag maakt geen deel uit van het netwerk aan ecologische verbindingszones.
Voor het plangebied grenzend aan het Westduinpark is de nota een agendabepalend document van de gemeente Den Haag en geeft richting aan het nieuwe Natura 2000-beheerplan dat door de Provincie Zuid-Holland wordt opgesteld. Daarbij is de nota, gezien de ligging van het gebied als onderdeel van het Nationaal park Hollandse Duinen, een vooruitstrevende bijdrage aan de ontwikkeling van dit nationale park. De nota richt zich op een evenwicht tussen natuurlijke en menselijke dynamiek. Er wordt hoge prioriteit gesteld aan het in stand houden, herstellen en ontwikkelen van natuurwaarden in het gebied. Recreatievormen die schade aan de natuur of overlast voor het duingebied veroorzaken worden niet gestimuleerd en gefaciliteerd.
Conclusie: Het bestemmingsplan Strand Den Haag grenst deels aan het Westduinpark en Wapendal en laat geen ontwikkelingen toe die de bescherming van deze groengebieden verminderen.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten.
Het nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2). Het plan geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's.
Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021(Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren:de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud.
Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik tot 2050. Met dit NWP2 wordt een volgende ambitieuze stap gezet naar het robuust en toekomstgericht inrichten van het landelijke watersysteem. Een watersysteem dat een goede bescherming biedt tegen overstromingen, dat wateroverlast en droogte voorkomt en dat een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer, en goede milieutoestand van de Noordzee weet te bereiken. Kortom een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Het beleid van de Provincie Zuid Holland is gebaseerd op het besluit van 29 juni 2016 waarin is aangegeven dat het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016 – 2021 bestaat uit:
Het Waterbeheerplan 2016-2021 (ook wel WBP 5) is het strategisch werkplan van het Hoogheemraadschap van Delfland. Passend bij het verstedelijkte karakter van het beheergebied zet het hoogheemraadschap volop in op stedelijk waterbeheer en samen met de gemeenten op klimaatadaptatie. Het hoogheemraadschap draagt zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater, het beheer van de waterkeringen en het kwantiteitsbeheer van het grondwater.
Voor de lange termijn moet de waterveiligheid en het optimaal functioneren van het watersysteem gewaarborgd blijven. De doelen in dit kader zijn:
Watertoets
Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient een watertoets te worden toegepast. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).
Delfland heeft de Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. In de Handreiking Watertoets (www.hhdelfland.nl/watertoets) worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.
Deze paragraaf wordt aangevuld na reactie Hoogheemraadschap Delfland
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren ('standstill' beginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld door nieuw oppervlaktewater toe te voegen in het plan, of verbeteringen nabij de locatie.
Veiligheid en waterkeringen
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.
De kust is onderdeel van de primaire waterkering. De kernzone en beschermingszone zijn in de regels en op de verbeelding aangegeven.
Dynamisch kustbeheer
Waterkwantiteit
Bij dit onderdeel aangeven of het een bestemmingsplan is waarbinnen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden of dat het een conserverend plan betreft waar respectievelijk de berginsopgave in meegenomen wordt of niet. Ook moet aangegeven worden of door ontwikkelingen een toename van verharding plaatsvindt.
Het plangebied ligt binnen de >>Naam van de polder<<…polder, peil -0,.. m NAP / de boezem van Delfland (-0,43 m NAP). Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie [g]een waterbergingsopgave voor het plangebied.
Binnen het plangebied tzijn wel/geen primaire boezem- en polderwatergangen aanwezig.
Indien wel: Deze zullen in de regels en op de verbeelding als 'Water' worden opgenomen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het plangebied bevinden zich wel/geen KRW-waterlichamen. Het boezemwater binnen het plangebied is een KRW-lichaam. De waterkwaliteit hiervan niet mag verslechteren. Den Haag en Delfland hebben een bestuurlijke overeenkomst gesloten om de waterkwaliteit van deze wateren te verbeteren, bijvoorbeeld door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen.
Indien van toepassing
Het plangebied van het bestemmingsplan Strand Den Haag ligt in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied dient extra rekening gehouden te worden met ecologische factoren.
Afvalwater en riolering
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals: koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. In het plangebied bevinden zich wel rioolpersleidingen. De rioolpersleiding heeft een diameter van xxx m en voert rioolwater naar de zuivering >>naam zuivering noemen<< . De leiding wordt beschermd door een 5 meter brede zone aan weerszijden die vrij wordt gehouden van bebouwing, diepwortelende beplanting en zware belastingen. Voor werkzaamheden in deze zone is toestemming nodig van de beheerder, Delfluent Services.
Klimaatadaptatie
Beleidsdocument Toekomstbestendig Haags water formuleert de belangrijkste doelen, uitgangspunten en principes met betrekking tot klimaatadaptatie. Hoogheemraadschap Delfland wil samen met de gemeente Den Haag zich vooral richten op het benutten van kansen die een bijdrage leveren aan zowel de versterking van het watersysteem als de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad. Klimaatscenario's laten zien dat we naar verwachting in de toekomst te maken krijgen met een toegenomen kans op extreme weersomstandigheden. Daardoor wordt de belasting van het watersysteem groter en neemt de kans op wateroverlast toe als er niets wordt gedaan. Bovendien zijn door de beschikbaarheid van nieuwe technieken en rekenmodellen de afgelopen jaren nieuwe inzichten ontstaan in de werking van het Haagse watersysteem.
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig wanneer activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd in de bodem.
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.
De gemeente Den Haag maakt onderdeel uit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De MRDH is sinds 2015 de samenwerking aangegaan met 23 gemeenten die hun krachten hebben gebundeld om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. Om de bereikbaarheid te verbeteren heeft de MRDH een uitvoeringsagenda opgesteld waarin diverse projecten en maatregelen genoemd zijn voor de periode 2016-2025. Op het gebied van het openbaar vervoer wordt in de Uitvoeringsagenda ingezet op het opwaarderen van tramlijn 1. Het tracé Den Haag Centrum-Scheveningen bevindt zich in de Planstudiefase. De realisatie van de rotonde Duinstraat-Scheveningseweg heeft een directe samenhang met het opwaarderen van tramlijn 1. Daarnaast wordt in de Uitvoeringsagenda ingezet op het realiseren van een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding richting het Norfolkterrein. Ook deze verbinding bevindt zich in de planstudiefase.
Conclusie: Deze verbindingen liggen buiten het plangebied Strand Den Haag, maar hebben tot doel om de bereikbaarheid van het plangebied te verbeteren.
In de Haagse Nota Mobiliteit (2011, RIS180762) staat het verkeers- en vervoersbeleid van Den Haag beschreven. Voor Scheveningen is dit beleid verder geconcretiseerd in de Verkeersvisie Scheveningen (2016, RIS295689):
Verkeer algemeen
De ambitie van de gemeente is om het aantal bezoekers aan Scheveningen in de komende jaren geleidelijk te laten toenemen van 14,5 miljoen naar 22 miljoen bezoeken per jaar. Het is nadrukkelijk de bedoeling van de gemeente om de groei dusdanig te verdelen over het jaar dat de bezoekersaantallen tijdens piekdrukte niet verder toenemen, maar dat vooral tijdens reguliere dagen meer bezoekers naar Scheveningen worden getrokken. Met de groei van Scheveningen heeft ook het verkeers- en vervoerssysteem zich stapsgewijs ontwikkeld tot de huidige situatie. De capaciteit van het wegennet kan echter -gegeven de beperkte fysieke ruimte- niet veel meer toenemen. Om de gewenste verkeerssituatie voor Scheveningen te realiseren, met aandacht voor de leefbaarheid en verblijfskwaliteit van het gebied zijn in de Verkeersvisie Scheveningen per modaliteit, ambities, maatregelen en onderzoeksopgaven geformuleerd. In 2019 is door het college van burgemeester en wethouders de Mobiliteitstransitiebrief gepresenteerd als een vervolg op de Haagse Nota Mobiliteit. Den Haag groeit sneller dan ten tijde van de Haagse Nota Mobiliteit werd verwacht. Het verkeer wordt drukker en er is minder ruimte in de stad. Om Den Haag ook in de toekomst leefbaar, verkeersveilig en bereikbaar te houden moet anders worden gekeken naar mobiliteit. De mobiliteitstransitie is de noodzakelijke doorontwikkeling van het mobiliteitssysteem zodat de stad de komende decennia bereikbaar, leefbaar en verkeersveilig blijft. Bovendien moet het mobiliteitssysteem duurzaam zijn en een natuurlijk onderdeel vormen van een aantrekkelijke stad waar het fijn wonen, werken, winkelen, leren en recreëren is.
Fietsen
De boulevard en het strand trekken veel bezoekers. De gemeente wil bezoekers stimuleren met de fiets te komen, door:
Fietsparkeernormen
De gemeente Den Haag heeft in de "Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016" normen vastgesteld voor de aanwezigheid van fietsparkeerplaatsen bij kantoren, bedrijven en voorzieningen. Deze fietsparkeernormen worden toegepast bij nieuwbouw en verbouw waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Bij de bepaling van de fietsparkeernormen is het faciliteren van het groeiende fietsgebruik het uitgangspunt geweest. De fietsparkeer behoefte van een ontwikkeling met een niet-woonfunctie wordt berekend aan de hand van het bouwplan en de daarbij behorende parkeernorm.
Voor het vaststellen van de fiets parkeereis wordt vervolgens de berekende parkeerbehoefte afgezet tegen de specifieke kenmerken en grootte van het bouwplan en tegen de omgeving van het bouwplan. Indien concrete aanleiding bestaat om de berekende fiets parkeerbehoefte bij te stellen, is het aan de ontwikkelaar om aan te tonen op grond waarvan dat nodig is. Dubbelgebruik kan bijvoorbeeld een aanleiding zijn. Aan de parkeereis kan op eigen terrein worden voldaan door middel van een storting in het fiets parkeerfonds. Fietsparkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd dienen goed bereikbaar en comfortabel te zijn. Bij afkoop van de fiets parkeereis door middel van een storting in het parkeerfonds, dient de gemeente te voorzien in de behoefte van fietsparkeerplaatsen door realisatie en exploitatie van (openbaar toegankelijke) fietsparkeervoorzieningen. Tenslotte worden de afspraken tussen ontwikkelaar en gemeente vastgelegd voor de nieuw- en verbouwplannen waarmee het beoogde gebruik van de fiets parkeeroplossingen kan worden bewaakt.
Conclusie: De actuele fietsparkeernormen zijn in het bestemmigsplan Strand Den Haag opgenomen in de planregels, artikel 12 en artikel 13 van dit bestemmingsplan.
Voetgangers
Traditioneel gezien staat bij het ontwerpen van de verkeersruimte de voetganger niet centraal, ondanks het gegeven dat iedere bezoeker tijdens het eerste of laatste deel van zijn reis voetganger is. De verblijfskwaliteit van de openbare ruimte is niet overal optimaal. Binnen Scheveningen Bad geeft de gemeente met het programma "De Kust Gezond" een kwaliteitsimpuls aan de openbare ruimte. De gemeente investeert in het verhogen van de verblijfskwaliteit van straten, pleinen en looproutes voor voetgangers tussen belangrijke openbaar vervoerhaltes, parkeergarages en de boulevard. Uitgangspunt hierbij is, dat de voetganger meer ruimte krijgt.
Openbaar vervoer
Scheveningen is goed ontsloten met het openbaar vervoer. Er zijn vijf tramlijnen die Scheveningen verbinden met de binnenstad en de beide hoofdstations. Naast tramlijnen wordt Scheveningen doorkruist door verschillende buslijnen. Het openbaar vervoer is qua inzet van materieel en dienstregeling niet gedimensioneerd op piekmomenten. Het openbaar vervoer rijdt tijdens drukke dagen net zo vaak als tijdens rustige dagen. Dat is niet logisch. Er wordt samen met de MRDH en de HTM onderzoek gedaan naar:
Auto's
Voor wat betreft de auto wil de gemeente het (zoek)verkeer verminderen en de verkeersstructuur en parkeersituatie verbeteren door onder andere:
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is summier autoverkeer toegestaan. Alleen op de Strandweg in Scheveningen is dit mogelijk. De strandweg is bestemd als een verkeersstraat (Vs). Op dit wegvak geldt een gebod voor één rijrichting van het autoverkeer vanaf Scheveningseslag richting Vissershavenweg.
Autoparkeernormen
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS168473). De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de "Nota Parkeernormen Den Haag" (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en is in 2016 op een beperkt aantal onderdelen gewijzigd en aangevuld (Rv21: RIS 291425_160223). Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm.
Conclusie: De actuele parkeernormen zijn in het bestemmingsplan Strand Den Haag opgenomen in de planregels, artikel 12 en artikel 13 van dit bestemmingsplan.
Algemeen: Economische Visie Den Haag+ 2030; brede economische groei in een stad zonder grenzen
De economische visie dient als Kadernota economisch beleid (RIS303550) en vervangt de beleidsnota "de Kracht van Kwaliteit" (RIS180414). De brede economische groei als algemene doel wordt via vier strategische doelen verwezenlijkt:
Brede economische groei is een integrale opgave. Ruimte voor werk moet mee groeien met het inwoneraantal zodat elke inwoner van Den Haag mee kan doen: ondernemer en werknemer, onafhankelijk van opleidingsniveau. Er is dringend behoefte aan meer en kwalitatief diverse betaalbare, duurzame en bereikbare bedrijfsruimte. De Haagse agglomeratie moet meer ruimte bieden aan verschillende soorten bedrijvigheid: van internationale topmilieus tot bedrijventerreinen en kleinschalige bedrijfsruimte in de wijken met voldoende leer-werkmogelijkheden voor vakmensen.
Hoofdkantoren, innovatieve bedrijven en instellingen willen in gemengde locaties, dicht bij elkaar en bij het openbaar vervoer zijn gevestigd. Sfeer, imago en uitstraling zijn belangrijke vestigingsvoorwaarden voor ondernemers, onder andere om talent aan te trekken. De ambitie van Den Haag is in 2030 de beste score op het woon- en leefklimaat van de vier grote Nederlandse steden te laten zien en dé stad te zijn voor kwaliteitstoerisme in Nederland. Ontwikkelingen als digitalisering, technologische vernieuwing en verduurzaming en de inzet op schonere lucht en minder geluidhinder zullen daaraan bijdragen.
Conclusie: Het bestemmingsplan Strand Den Haag is in lijn met de economische visie.
Ambulante handel
In de nota Markten, Straathandel en Kiosken 2016-2021 “De straat verdient het: handel in de buitenruimte” (zie RIS283882) heeft de gemeente de ambitie uitgesproken meer ruimte te willen bieden aan ambulante handel. Straathandel zorgt voor reuring en dynamiek op straat, verhoogt de aantrekkelijkheid van de stad voor bewoners en bezoekers en schept werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De uitwerking van deze nota is in de Markt- en Straathandelsverordening vastgelegd (RIS 295091).
Conclusie: Het bestemmingsplan Strand Den Haag is overwegend conserverend van aard. Binnen het plangebied is de huidige vergunde ambulante handel aan de Strandweg en de Scheveningseslag toegestaan. Er wordt geen nieuwe ambulante handel, dan wel kiosken binnen het bestemmingsplan Strand Den Haag mogelijk gemaakt.
Horecavisie
Den Haag wil met de kracht van horeca de aantrekkelijkheid van Den Haag vergroten, de ontwikkeling van gebieden met grote economische betekenis verder aanjagen en groei van werkgelegenheid in de horecasector stimuleren. De visie voor het gemeentelijk horecabeleid in de komende jaren wordt in de 'Horecavisie Den Haag' (RIS 288645) uiteengezet. Horeca op het strand komt voor in de vorm van strandpaviljoens (met uitzondering van de watersportpaviljoens) en valt daarmee onder de horecavisie. De exploitatievorm van de strandpaviljoens is bij de huidige staat van horeca-categorieën in te delen onder categorie zwaar; De strandpaviljoens zijn na 23:00 uur open met het exploitatie accent op vermaak. De watersportpaviljoens mogen aan de functie gerelateerde horeca voeren. Dit geldt niet voor de speelvoorzieningen, daar is alleen ondergeschikte horeca (zonder alcohol) toegestaan.
Conclusie: De actualisering van het bestemmingsplan Strand Den Haag heeft de hiervoor genoemde uitgangpunten voor het horecabeleid in de planregels verwerkt en overgenomen.
Het terrein aangewezen voor meer grootschalige evenementen bevindt zich niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Het beachstadion en het aangrenzende parkeerterrein zal ruimte kunnen bieden voor diverse evenementen. Verder biedt het strand de mogelijkheid om uiteenlopende evenementen te laten plaatsvinden, zoals de strandentocht en het internationale vuurwerkfestival.
Op het strand is bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen die onder hulpdiensten kunnen worden begrepen zoals Politie, Brandweer, Reddingsbrigade, EHBO en kinderbewaarplaatsen mogelijk. Bij het laatste gaat het om de opvang van kinderen die hun ouders of verzorgers zijn kwijtgeraakt.
Conclusie: De actualisering van het bestemmingsplan Strand Den Haag heeft deze maatschappelijke voorzieningen in de planregels verwerkt en overgenomen, waaronder twee permanente hulpposten.
Het strand is van groot belang voor het economisch functioneren van de stad. De bedrijvigheid, waaronder die van de strandpaviljoens zorgt voor een fors aantal arbeidsplaatsen. Het strand is een belangrijk 'unique selling point' ten opzichte van concurrerende steden zoals Amsterdam en Rotterdam. Scheveningen is de grootste badplaats van Noordwest-Europa.
Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 ( RIS 127846) naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisure domein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), op stedelijk, nationaal en zelfs internationaal niveau.
Een goed aanbod van leisure voorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen van bewoners en bezoekers. Bovendien is het van belang voor het woonklimaat. Belangrijkste leisure locaties zijn Scheveningen en de historische binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisure structuur van Scheveningen Bad en Kijkduin Bad voorgestaan.Belangrijke doelstellingen voor Scheveningen zijn het verhogen van de bezoekersaantallen in de niet-zomermaanden en het verhogen van de gemiddelde verblijfsduur en besteding per bezoeker.
Conclusie: De actualisering van het bestemmingsplan Strand Den Haag is in lijn met het gemeentelijke cultuur en ontspanningsbeleid. Het Paviljoen Noordboulevard is aan het einde van de Noordboulevard gerealiseerd en krijgt een bestemming voor "Cultuur en Ontspanning".
Het gemeentelijke sportbeleid (2015, RIS283153) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat en zich daarbij te positioneren als sportstad aan zee. De kuststrook bij Scheveningen is uitgegroeid tot een Mekka van de beachsport in Nederland, met Nationale Trainingscentra (NTC) voor Beachvolleybal en Zeilen.
De nota Strandbeleid (2016, RIS294701) gaat specifiek in op sporten op het strand. Sport op het strand is een onderscheidend element van de stranden aan de kust van Kijkduin en Scheveningen. Het moet logisch zijn dat (inter-) nationale topsportevenementen daar plaatsvinden en dat het ook op dagen zonder activiteiten en evenementen een komen en gaan is van surfers, beachvolleyballers, hardlopers, wandelaars, liefhebbers van yoga, bootcampers, lange afstand zwemmers, enzovoorts. Het college zal sportevenementen en sportieve activiteiten op het strand met voorrang mogelijk maken.
Voor sporters, hun aanhang en bezoekers is de combinatie van sport op het strand en de nabijheid van een bruisende stad een pluspunt. Beachcity is de vlag waaronder deze activiteiten op het sportstrand plaatsvinden. Concreet betekent dit dat in samenwerking met evenementenorganisatoren, strandexploitanten, verenigingen en sportbonden zal worden gewerkt aan het jaarrond benutten van het sportstrand en (de verdere ontwikkeling van) het Beachstadion. De gemeente zal stap voor stap meewerken aan een sterk imago van Den Haag als outdoor sportstad met strandsporten, watersporten en boulevardsporten.
Watersport op zee mag zich verheugen in een enorme belangstelling. Niet alleen bij liefhebbers, maar zeker ook bij professionals. Dat is ook goed te merken aan de Haagse kust. De zee en de stranden van Kijkduin en Scheveningen hebben de potentie zich te ontwikkelen tot een serieus 'surfersparadijs'. Met de Zandmotor erbij wordt zelfs al gesproken van het 'surfersparadijs van West-Europa'.
Conclusie: De actualisering van het bestemmingsplan Strand Den Haag is in lijn met het gemeentelijke sport- en strandbeleid, onder andere middels de in dit bestemmingsplan opgenomen reeds vergunde jaarrond watersportpaviljoens.
Kadernota duurzaamheid - schone energie in een groene stad (5 maart 2019, RIS 301829)
Samen met alle inwoners van Den Haag werkt de gemeente aan een stad die schoner, groener en duurzamer wordt. Zo wordt duurzaam denken én doen een nog belangrijker onderdeel van de Haagse mores: duurzaam is de nieuwe norm. Om duurzame ontwikkeling hanteerbaar te maken richt de gemeente zich op vier thema's: de overgang naar schone energie, een aantrekkelijke leefomgeving, schone mobiliteit en het hergebruik van grondstoffen. Doel is om op de gestelde doelen concrete resultaten te boeken en deze resultaten via monitoring zichtbaar te maken. Dit doet de gemeente in de vorm van een jaarlijkse Programmabrief Duurzaamheid en een jaarlijkse Voortgangsbrief Duurzaamheid. Per thema is een plan van aanpak en een werkagenda voor de periode 2019-2022 opgesteld.
Energie
Den Haag zet betekenisvolle en concrete stappen naar het doel van een klimaatneutrale stad in 2030. Hiermee sluit de gemeente aan op de besluiten van de rijksoverheid die op energieterrein zijn genomen. Dit betekent onder andere dat elk nieuw gebouw klimaatneutraal en dus zonder aardgas wordt opgeleverd. Bij grootschalige renovaties is aardgasvrij het uitgangspunt. Daarnaast is de ambitie om in de periode 2018-2022 25.000 tot 30.000 bestaande woningen van duurzame energie te voorzien of ze hierop voor te bereiden, zodat ze klaar zijn om aangesloten te worden op schone energie. Per wijk worden wijkenergieplannen opgesteld. In deze plannen wordt beschreven welke toekomstige energievoorziening in de wijk beschikbaar is en hoe de overstap wordt gemaakt. Verder is de ambitie dat ieder geschikt dak in Den Haag zonnepanelen en zonneboilers heeft, groen is of anders wit.
Leefomgeving
Het opvangen van de groei van de stad dient met de ambitie van een gezonde, aangename leefomgeving gepaard gaan. Dit vraagt een maximale inzet op klimaatbestendigheid (omgaan met wateroverlast, hitte en droogte) en een sterke vooruitgang in milieukwaliteit. Klimaatbestendigheidsmaatregelen moeten zo mogelijk samenvallen met andere fysieke werkzaamheden in de stad, zoals gebiedsontwikkelingen, herinrichtingen en grootschalig onderhoud. Groen in de stad wordt kwalitatief ontwikkeld, zodat groen toekomstbestendig wordt. In intensiveringsgebieden zal groen in, op, en aan gebouwen een belangrijk middel zijn om bij te dragen aan de verschillende functies van groen in de stad (natuurontwikkeling, bijdragen aan klimaatbestendigheid, bieden plekken voor rust en ontspanning).
Voorts wordt ingezet op schone lucht en bodem, aangenaam omgevingsgeluidsniveau en externe veiligheid. Het behalen van milieunormen is hierbij niet voldoende. Uitganspunt is dat ontwikkelingen in de stad op een verantwoorde wijze worden mogelijk gemaakt. Een afgewogen gebruik en beheer van de boven- én ondergrond wordt steeds belangrijker.
Mobiliteit
Den Haag kiest vooral voor vervoer dat weinig ruimte vraagt, duurzaam en gezond is: lopen, fietsen, lichte elektrische voertuigen (LEV's) en OV. Bij het inrichten van de buitenruimte krijgt dit prioriteit. Daarbij is extra aandacht voor de mensen met een beperking. Den Haag zet in op schoon vervoer. Dat doet de gemeente onder meer door het stimuleren van elektrische voertuigen. Elektrische auto's kunnen bijdragen aan een evenwicht tussen vraag en aanbod van stroom en aan een efficiënt gebruik van het stroomnetwerk in de stad.
De groei van de stad vraagt om een andere organisatie van parkeren, rekening houdend met de omstandigheden en behoeften per wijk. Alternatieven worden gestimuleerd, zoals het gebruik van (elektrische-) deelauto's. De parkeernormen voor nieuw woongebouwen worden flexibeler en meer gebiedsgericht; binnen het invloedsgebied van de OV-corridors en rond OV-knopen kan een lagere parkeernorm gaan gelden.
Grondstoffen
Den Haag wil inzetten op hergebruik dat lokaal het meest kansrijk is en de meeste impact heeft. Met dat doel voor ogen zal Den Haag zich concentreren op zes sporen: gebruiksgoederen delen en hergebruiken, hergebruik uit huishoudelijk afval, hergebruik uit de bouw, plastic terugdringen, voedselverspilling tegengaan, ondernemers ondersteunen in grondstoffenmanagement. De gemeente stelt eisen aan circulair gebruik van materialen en grondstoffen bij al haar opdrachten in zowel de bouw en sloop van gebouwen als de grond-, weg- en waterwerkzaamheden in de buitenruimte. Daarnaast zal de gemeente bij gebiedsontwikkeling en gronduitgifte het circulair gebruik van materialen en grondstoffen stimuleren middels gunningscriteria in ontwikkelcompetities. Grote winst is te behalen met slimme, modulaire ontwerpoplossingen in bouwprojecten.
Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (2012; RIS 251776)
Het document beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals het terugdringen van energieverbruik, het aanpassen van kust-klimaat-groen aan klimaatverandering, het stimuleren van loop en fiets bewegingen, en bouwen en hergebruiken van gebouwen. Duurzame stedelijke ontwikkeling betekent kiezen voor schone en gezonde systemen, rekening houdend met de eindgebruiker en met de mogelijkheid van geleidelijke vernieuwing. Stedenbouwkundige en planologische keuzes ten aanzien van de situering van functies, afstemming tussen functies en (ruimtelijke) inrichtingselementen, grondgebruik (dichtheden), structuren en maatvoering kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Het doel is een adaptieve stedelijke omgeving die met zorgvuldig gebruik van grondstoffen en zonder ingrijpende aanpassingen lang meegaat en mooi kan verouderen. Den Haag kiest voor stedelijkheid en efficiënt grondgebruik, met een lage milieubelasting, minder energieverbruik en een beperkte mobiliteitsbehoefte. Dit betekent in grote lijnen voor het plangebied, dat er ingezet wordt op hoge dichtheid bij een OV-knooppunt.
Dit is een belangrijke opgave voor de stedenbouwkundige planvorming in plangebied. Een duurzaam ingerichte stedelijke omgeving betekent een aantrekkelijke stad waar mensen graag wonen en werken. Duurzaamheid is dus is een belangrijke vestigingsconditie voor bewoners, bedrijven en instellingen.
Duurzaam bouwen in Den Haag
Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatie Deze energieprestatie is de afgelopen jaren stapsgewijs aangescherpt. Vanaf 1 januari 2021 dient alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, te voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG).
GPR beleid: GPR staat voor Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Duurzaam Bouwen. De Gemeente Den Haag voert als algemeen beleid dat minimaal voldaan moet worden aan een GPR-waarde van 7 voor woningbouw en 8 voor utiliteitsbouw. Voor nieuwe kantoren en andere utiliteitsgebouwen wordt minimaal een GPR van 8 gevraagd (Kantorenstrategie 2010-2030, RIS 170032). Een GPR-waarde van minimaal 7 of hoger kan opgenomen worden in de gronduitgifte.
Volgens het gemeentelijk beleid mogen initiatiefnemers ook andere instrumenten gebruiken, mits minimaal een vergelijkbare ambitie wordt geleverd (bijvoorbeeld BREEAM, LEED).
Conclusie: Het bestemmingsplan Strand Den Haag is in overeenstemming met het duurzaamheidsbeleid.
In het gebied, waarop het bestemmingsplan Strand Den Haag van toepassing is, zijn geen seksinrichtingen aanwezig. Op grond van het "Bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen" is tevens de vestiging van een dergelijke inrichting niet toegestaan.
In het gebied, waarop het bestemmingsplan Strand Den Haag van toepassing is, zijn geen vestigingen aanwezig, waar vuurwerk mag worden verkocht. Op grond van de “Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk” is tevens de vestiging van een dergelijke inrichting niet toegestaan.
De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, natuurbescherming en bodem.
Wijzigingswet Wet milieubeheer
De wijzigingen van de m.e.r.-richtlijn zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wijzigingswet Wet milieubeheer. In deze wet zijn alleen de noodzakelijke wijzigingen vastgelegd. Met name wordt géén gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ondergrenzen voor de m.e.r.- beoordelingsplichtige activiteiten aan te geven.
De procedurele en inhoudsvereisten voor de m.e.r.-beoordeling waren al grotendeels vastgelegd in de wetgeving tot nu toe. Zo was al geregeld dat de m.e.r.-beoordelingsbeslissing binnen 6 weken moet plaatsvinden. Nu is in artikel 7.16 een uitgebreide lijst van te overleggen gegevens opgenomen voor initiatiefnemers. Maar deze verschillen niet heel veel van wat gebruikelijk is.
Aanpassing van het Besluit m.e.r.
Met de aanpassing van het Besluit m.e.r., zoals deze 7 juli 2017 in werking is getreden, gelden deze procedurele en inhoudsvereisten ook voor activiteiten onder de drempelwaarden, dus in het geval van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het belangrijkste verschil met een m.e.r.-beoordeling voor gevallen boven de drempelwaarde is dat het bevoegd gezag geen mededeling hoeft te doen van zijn beslissing omtrent de vraag of een MER moet worden gemaakt door een kennisgeving en ter inzage legging niet nodig is. De beslissing dat er (g)een MER moet worden gemaakt, maakt uiteindelijk deel uit van het m.e.r.(beoordelings)-plichtige besluit (omgevingsvergunning of bestemmingsplan).
Gevolgen voor de bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor afwijking of milieu
Voor de formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige projecten boven de drempelwaarden is er qua procedure niet zo heel veel veranderd. Hier moest altijd al een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden gepubliceerd. Nieuw is wel dat eventuele mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen bij de beoordeling, maar dat moet dan wel worden vastgelegd in het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. Voor vormvrije m.e.r.-beoordelingsplichtige projecten geldt nu, net als bij formele m.e.r.- beoordelingsplichtige projecten, dat bij besluiten op aanvraag (aanmeldingsnotitie) er binnen 6 weken moet worden beslist of een MER moet worden gemaakt. Waar het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is moet nu (net als bij een formele m.e.r.-beoordeling) ook bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit c.q. -plan een m.e.r.-beoordelingsbeslissing zijn genomen. Deze hoeft niet apart te worden gepubliceerd, maar zal in de praktijk wel meegaan bij de terinzagelegging van het ontwerpbesluit c.q. -plan.
Stedelijke ontwikkelingsprojecten
Dat een m.e.r-beoordelingsbeslissing moet worden gemaakt is een aandachtspunt voor een aantal activiteiten die in kolom 1 vallen. Een belangrijk voorbeeld is categorie D 11.2 uit de bijlage van het Besluit m.e.r., stedelijke ontwikkelingsprojecten: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Als de gevalsomschrijving (drempelwaarde) niet meer bepalend is voor de noodzaak van een m.e.r.- beoordelingsbeslissing valt hier opeens heel veel onder.
Samenvatting
Uit voorgaande blijkt dat bij veel (meer) plannen een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, bestaand uit een apart besluit in een zo vroeg mogelijke planfase op basis van een zelfstandig document waarin expliciet wordt aangetoond of er sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten nadat er een afweging heeft plaatsgevonden aangaande de volgende drie criteria:
Omdat er geen drempelwaarden meer gelden en er geen duidelijke definitie van stedelijke ontwikkelingsprojecten is opgenomen, is het bij het mogelijk maken van een paar woningen of extra strandbebouwing al snel een discussiepunt 'wel of geen stedelijk ontwikkelingsproject'.
Door de omgevingsdienst wordt beoordeeld of voor de genoemde activiteiten welke in het Besluit milieueffectrapportage zijn opgenomen eerst een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Daar is wel enige nuancering op zijn plaats. Uit uitspraken van de Raad van State volgt namelijk dat er wel sprake moet zijn van activiteiten met een zekere omvang. Er begint zich al wel een zekere lijn af te tekenen in de jurisprudentie, maar veel blijf afhankelijk van de aard en omvang van het concrete project en het gebied waarbinnen dit plaatsvindt.
De Afdeling heeft daarin bijvoorbeeld expliciet overwogen dat dat het geval is voor de ontwikkeling van volumineuze detailhandel met een oppervlakte van 17.000 m2 (ABRvS 24 december 2014,201307608/1/R1, r.o. 20.3) en 95 woningen (ABRvS 27 mei 2015, 201404713/1/R3, r.o. 13.2). Onduidelijk is of een nieuw muziekcentrum (ABRvS 28 november 2012, 201112213/1/R4, r.o. 5), 14 woningen (ABRvS 19 december 2012, 201201154/1/R4, r.o. 8.3 en 17 woningen (ABRvS 20 februari 2013, 201208192/1/R3, r.o. 5.3) als een stedelijk ontwikkelingsproject laat kwalificeren.
Natura 2000 gebieden
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Onder het Westduinpark wordt “Westduinpark & Wapendal inclusief Bosjes van Poot” verstaan. In onderstaande afbeelding zijn de verschillende deelgebieden op kaart weergegeven. Westduinpark & Wapendal maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzeekust zijn gelegen (de aaneenschakeling is hier en daar onderbroken door onder andere bebouwing, zoals steden als Den Haag of Katwijk). Ten noorden van het Westduinpark ligt het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide en ten zuiden ligt het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.
Afbeelding 10: deelgebieden in het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal
Het plangebied grenst aan is Westduinpark, Wapendal/ Meijendel & Berkheide gelegen/Solleveld & Kapittelduinen, welke onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied. Het onderhavige bestemmingsplan is concerverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Conclusie:
Het bestemmingsplan Strand Den Haag betreft een actualisering van het huidige bestemmingsplan. In deze actualisering worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, niet anders dan alleen vergunde ontwikkeling waarbij de vergunning getoetst is op de effecten van de omgeving, getoetst zijn op verleende Wnb vergunningen die zijn afgegeven. Wanneer bij vergunningverlening geconcludeerd is dat er geen toetsing noodzakelijk was, nemen wij deze conclusie in dit bestemmingsplan over. Daarmee zijn alle ten opzichte van het vorige bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden zijn getoetst aan de Wnb in het kader van vergunningverlening. Het iets vergroten van een strandpaviljoen leidt niet significant tot meer klandizie, met name niet op meer effect op de omgeving van het plangebied. Immers komen door vergroten van strandpaviljoens (in bouwvolume ten opzichte van anders meer terras) niet meer toeristen of dagjesmensen naar het plangebied (het uitgegeven exploitatievlak blijft hetzelfde, of er nu meer of minder bebouwing en dus meer terras al dan niet overdekt, of meer oppervlakte aan gebouw wordt gerealiseerd binnen dat exploitatievlak). Daarnaast is dit plan een conserverend bestemmingsplan. Zoals aangegeven zijn wel de bestaande en reeds uitgevoerde ontwikkelingen van afgelopen decennia meegenomen en wordt nieuw beleid met betrekking tot jaarrond en vergoten van strandpaviljoens mogelijk gemaakt, voortvloeiend uit het beleid Strandnota 2017-2022 'Het strand is van iedereen'. Voor een volledige beschrijving van deze ontwikkelingen wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Planbeschrijving. Geconcludeerd kan worden, dat met de ingezette beleidslijn enige kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, maar niet noemenswaardige ontwikkelingen zijn die invloed op de fysieke leefomgeving hebben om een vormvrije - m.e.r.- aanvraag (aanmeldingsnotitie) en beoordeling te doen. De verdere fysieke leefomgevingsaspecten ten aanzien van dit plangebied worden in de hierna volgende paragrafen beschreven.
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Tot risicovolle inrichtingen behoren ook LNG- en waterstoftankstations en windturbines. Hierop is het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet van toepassing. Voor dergelijke objecten zijn wel rekenmethoden vastgelegd om de veiligheidscontouren te bepalen. Hierbij worden vergelijkbare grenswaarden (PR 10-6) gehanteerd.
Voor de opslag van explosieven wordt geen risicobenadering maar een effectbenadering gehanteerd. Op grond van artikel 2.6.6 (veiligheidszones munitieopslag civiele inrichting) van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening worden drie veiligheidszones aangewezen.
Voor zowel LPG- als LNG-tankstations heeft het Rijk aanvullend effectgericht beleid geformuleerd door middel van het vaststellen van circulaires. In de circulaires wordt onderscheid gemaakt tussen (beperkt) kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een verzorgingstehuis en kindercrèche). Mensen op hoge leeftijd en kleine kinderen zijn beperkt zelfredzaam. Daarom moet voor dergelijke verblijfsobjecten een grotere afstand tot het vulpunt van een LNG- of LPG-installatie aangehouden worden.
Aan de effectbenadering wordt verder vormgegeven in het kader van de Omgevingswet.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling).
Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
In de toelichting moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid). Deze verplichting geldt ongeacht of het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroutes. Op het vraagstuk zelfredzaamheid moet worden ingegaan wanneer (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke weg zijn geprojecteerd.
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Dit routeringsbesluit is gewijzigd (RIS302166) en bij besluit van 16 mei 2019 door de gemeenteraad vastgesteld (besluiten-lijst RIS302538 onder G.10). De wijziging is op 1 oktober 2019 in werking getreden. Doorgaand vervoer van routeplichtige stoffen, met uitzondering van het bevoorraden van de LPG-tankstations aan de Prof. B.M. Teldersweg en de Rijksstraat 447 (Wassenaar) door middel van een ontheffing, is vanaf die datum niet meer toegestaan. Voor het vervoer in tankwagens van overige gevaarlijke stoffen (zoals benzine, dieselolie en medicinale zuurstof) geldt dit verbod dus niet. Vanaf die datum zijn de venstertijden voor het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg komen te vervallen.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
Gemeentelijk beleid
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico vereist waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Conclusie:
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied van het bestemmingsplan Strand Den Haag en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom eveneens achterwege blijven.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:
Conclusie:
In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen (spoor)wegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden. Tevens worden er in het plangebied Strand Den Haag geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Derhalve is toetsing aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder niet aan de orde.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Conclusie
Het bestemmingsplan Strand Den Haag maakt geen ontwikkelingen mogelijk, danwel geen ontwikkelingen die gevolgen heeft voor de luchtkwaliteiten.
De wet- en regelgeving voor de groene waarden betreft de Wet natuurbescherming, de Wet milieubeheer, de Gemeentewet en de Wet ruimtelijke ordening.
De bescherming van de groene waarden kent in de wet- en regelgeving verschillende invalshoeken: gebiedsbescherming, soortenbescherming, bomenbescherming areaalbescherming en netwerkbescherming. Op elk wordt ingegaan.
In de Wet natuurbescherming (Wnb) is de gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura2000-gebieden, overgenomen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Hieraan voorafgaand is in januari 2006 de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en sinds 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.
In Den Haag dient rekening te worden gehouden met de Natura2000-gebieden: Meijendel & Berkheide (inclusief Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark & Wapendal (inclusief Bosjes van Poot) alsmede Solleveld & Kapittelduinen (inclusief landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.
Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. Is er op grond van de Wet milieubeheer (Wm) sprake van een passende beoordeling dan is een MER nodig. Voor de andere gevallen kent de Wm de vormvrije merbeoordeling. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan onder de verplichtingen vanuit deze wet valt.
Delen van het plangebied grenzen aan de Natura2000-gebieden, zoals het Westduinpark, Oostduinen en Solleveld. Uit paragraaf 4.2 van dit bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, dat er geen aanleiding is voor een separate vormvrije - m.e.r.- aanvraag (aanmeldingsnotitie) en beoordeling.
Afbeelding 10: Plangebied i.r.t. Natura 2000-gebieden Westduinpark & Wapendal en Meijendel en Berkheide
Conclusie:
Er worden met het bestemmingsplan Strand Den Haag geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, die effecten hebben op het Natura 2000-gebied. In deze actualisering van het bestemmmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, niet anders dan alleen vergunde ontwikkeling waarbij de vergunning getoetst is op de effecten van de omgeving, getoetst zijn op verleende Wnb vergunningen die zijn afgegeven. Wanneer bij vergunningverlelening geconcludeerd is dat er geen toetsing noodzakelijk was, nemen wij deze conclusie in dit bestemmingsplan over. Daarmee zijn alle ten opzichte van het vorige bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden zijn getoetst aan de Wnb in het kader van vergunningverlening. Het iets vergroten van een strandpaviljoen leidt niet tot meer klandizie, met namen niet op meer effect op de omgeving van het plangebied. Immers komen door vergroten van strandpaviljoens niet meer toeristen of dagjesmensen naar het plangebied.
Om de nationale ruimtelijke beleid te borgen in bestemmingsplannen is op grond van de Wet ruimtelijke ordening door het Rijk het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) van kracht. Daarin wordt de mogelijkheid geboden om stelsels van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang aan te wijzen dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten - het Natuurnetwerk Nederland. Deze gebieden moeten bij provinciale verordening worden aangewezen en hun ligging geometrisch vastgelegd. Ook de Wnb kent een gelijke bepaling voor dit netwerk. De door Provinciale Staten van Zuid-Holland vastgestelde Omgevingsverordening vervult deze functie. In artikel 6.24 van deze verordening wordt gesteld dat een bestemmingsplan voor gronden binnen dit netwerk, met bestaande natuur, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op afbeelding 11 geen bestemmingen aanwijst die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
Afbeelding 11: Plangebied ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland
Conclusie:
In het plangebied van het bestemmingsplan Strand Den Haag zijn de rustige delen van het strand onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Er worden met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, niet anders dan alleen vergunde ontwikkeling waarbij de vergunning getoetst is op de effecten van de omgeving, getoetst zijn op verleende Wnb vergunningen die zijn afgegeven. Wanneer bij vergunningverlelening geconcludeerd is dat er geen toetsing noodzakelijk was, nemen wij deze conclusie in dit bestemmingsplan over. Daarmee zijn alle ten opzichte van het vorige bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden zijn getoetst aan de Wnb in het kader van vergunningverlening. Het iets vergroten van een strandpaviljoen leidt niet tot meer klandizie, met namen niet op meer effect op de omgeving van het plangebied. Immers komen door vergroten van strandpaviljoens niet meer toeristen of dagjesmensen naar het plangebied. De instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden worden niet significant vermindert of aantast.
Verder heeft de Wnb de bescherming van planten- en diersoorten uit de Flora- en faunawet overgenomen. De wet gaat ervan uit dat zonder uitdrukkelijke toestemming geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. Dit betekent dat het gaat om het effect van een handeling op beschermde soorten.
De wet kent een drie aparte beschermingsregimes voor:
Hierbij hebben enkele wijzigingen plaatsgevonden in de soorten die beschermd zijn. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de wet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Conclusie:
Er worden met dit bestemmingsplan Strand Den Haag geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Zie hiervoor ook de conclusie bij Natuurnetwerk Nederland. De herziening van dit bestemmingsplan heeft dan ook geen effect op beschermde soorten (zoals vleermuizen) in het gebied. Wel dienen ontheffingen en nieuwe ontwikkelingen getoetst te worden aan de Wet natuurbescherming.
De Wnb beschermt geen houtopstanden binnen de bebouwde kom. Waar de grens van de bebouwde kom ligt, wordt bepaald door de gemeenteraad. Anders dan de naam wellicht doet vermoeden, gaat het hier niet om de grens van de bebouwde kom op grond van de Wegenverkeerswet. Aangezien de gemeente op 1 januari 2017 nog geen (nieuwe) komgrens op grond van deze wet heeft vastgesteld geldt volgens artikel 9.9 van de Wnb de komgrens zoals die door de gemeenteraad op 5 maart 1998 is vastgesteld onder de Boswet (RIS 021312).
Deze gebieden vallen per 1 januari 2017 onder de werking van de Wnb. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantingsplicht.
Conclusie:
Er bevinden zich geen bossen binnen het plangebied waardoor dit aspect niet speelt in het bestemmingsplan Strand Den Haag.
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Conclusie:
Niet alle locaties in het plangebied Strand Den Haag zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden. Indien permanente strandbebouwing mogelijk wordt gemaakt, moet door middel van bodemonderzoek worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderdeel van de toetsing voor stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen worden de door de gemeenteraad vastgestelde normen voor windhinder en bezonning gehanteerd (RIS 170509).
Indien het project niet voldoet aan de normen dan kan het project worden geweigerd dan wel desalniettemin worden besloten dat onder voorwaarden met de planontwikkeling wordt ingestemd. Naast bezonning en wind weegt de gemeente immers nog vele andere aspecten af zoals architectonische vormgeving, functies, verkeer, parkeren, financiën, volkshuisvesting, sociale veiligheid etcetera.
Onderdeel van de afweging is ook dat er voorwaarden (financieel en materieel) kunnen worden opgelegd aan de initiatiefnemer om maatregelen te nemen aan de vormgeving van het project en/of in de openbare ruimte met het oog op de reductie van windhinder. Overeenkomstig de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kunnen deze eisen worden vastgelegd in een grondexploitatieplan of in een overeenkomst met de initiatiefnemer. De gemeente heeft als taak om al deze aspecten op een evenwichtige wijze tot gelding te laten komen. Het spreekt voor zich dat het aspect veiligheid/gevaar en een slecht klimaat bij wind een hard punt moet zijn. Indien hiervan toch wordt afgeweken dan moeten daarvoor zwaarwegende redenen zijn. De overige aspecten t.a.v. wind en bezonning maken deel uit van de genoemde bredere afweging. Afwijking van die normen is in concrete gevallen mogelijk als de totale belangenafweging daartoe noopt.
Van windhinder is sprake als gedurende een te groot aantal uren per jaar een bepaalde windsnelheid wordt overschreden. Dit treedt op rond hoge gebouwen wanneer er sprake is verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam of zelfs gevaarlijk maken. In Nederland bestaat tot op heden geen wetgeving ter voorkoming van windhinder. Over het algemeen wordt gesteld dat voor gebouwen hoger dan 30 meter windonderzoek noodzakelijk is.
Conclusie:
In het plangebied van het bestemmingsplan Strand Den Haag zijn geen ontwikkeling toegestaan en geen bebouwing aanwezig met deze bouwhoogte, waardor toetsing aan windhinder achterwege kan blijven.
De realisatie bouwwerken kunnen gevolgen hebben voor de schaduwwerking in de omgeving. Binnen Nederland worden er geen formele eisen gesteld aan de bezonning van woningen of andere bouwwerken. Gemeenten zijn dus vrij om hun eigen eisen te stellen aan de bezonning. Gemeente Den Haag sluit grotendeels aan op de 'lichte TNO-norm'. De Haagse bezonningsnorm gaat er vanuit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van eer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen. De Haagse bezonningsnorm is van toepassing op de omgeving van de te realiseren nieuwbouw en geldt voor bouwwerken vanaf een hoogte van 25 meter of indien de nieuwbouw ten minste 1,5 maal hoger is dan de gemiddelde hoogte van de omgeving.
Conclusie:
De bebouwing op het strand geeft geen negatieve effecten op de bezonning en beschaduwing van andere bebouwing of openbare ruimte, waardoor een beonningsonderzoek achterwege kan blijven.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Deze hoofdstukken dragen de nodige kennis aan en geven inzicht in de af te wegen belangen die bij een bestemmingsplan aan de orde zijn. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. De stedenbouwkunige regeling wordt in paragraaf 5.3.8 beschreven. Op strandtoegangen en parkeervoorziening wordt ingegaan bij paragraaf 5.3.8 Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 de keuze verantwoord van de in het plan gehanteerde bestemmingen. Met deze verantwoording kan de opzet van het bestemmingsplan Strand Den Haag in paragraaf 5.6 en de verschillende bestemmingen globaal beschreven worden.
Bestemmingsplan Strand Den Haag is een overwegend conserverend bestemmingsplan. De doelstelling van de herziening is de wens om het planologisch kader voor de strandzone te actualiseren aan de hand van de strandnota 'Het strand is van iedereen', alsmede ontwikkelingen die daaruit voortvloeien. De bestaande situatie en het huidige functioneren worden vastgelegd. Deels zijn de bestaande rechten uit het geldende bestemmingsplan overgenomen en deels de bestaande situatie (op basis van uitgevoerde inventarisaties, luchtfoto's, hoogte kaarten etc.). Het gebruik van het strand verandert door de jaren naarmate de wensen en behoeften van bezoekers veranderen. En ook het strand zelf verandert continue. Met de kustversterkingswerkzaamheden, het innovatieve project de Zandmotor, de aanleg van de Morales boulevard en de verbetering van de natuurwaarden van het Westduinpark is een flinke kwaliteitsslag gemaakt in het kustgebied en het directe achterland. De komende jaren wordt hier verder op voortgebouwd met het programma De Kust Gezond, de aanpak van Scheveningen Haven en de vernieuwingen in Kijkduin. Op het strand zelf zijn ook vernieuwingen ingezet. Zo is eind 2012 besloten om zowel jaarrondexploitatie van strandpaviljoens op een deel van het Noorderstrand, als de plaatsing van strandhuisjes nabij Kijkduin mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen worden dan ook planologisch in dit bestemmingsplan overgenomen.
Het bestemmingsplan Strand Den Haag beslaat het gehele strand van Den Haag, exclusief Scheveningen haven en de pier van Scheveningen. Het plangebied wordt opgedeeld in de volgende gebieden:
Noorderstrand bestaande uit:
Zuiderstrand bestaande uit:
Binnen de enkel bestemming "Recreatie-Strand" zijn op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding bouwvlakken ingetekend waarbinnen strandbebouwing mogelijk is. Tevens zijn op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding bouwaanduidingen aangegeven die geheel of gedeeltelijk samenvallen met een uitgegeven exploitatievlak. De betreffende exploitatievlakken zijn verder niet op de planverbeelding getekend; alleen het exploitatienummer is vermeld bij de bouwaanduidingen. Binnen de bouwvlakken van de bouwaanduidingen zijn bebouwingsregels over maatvoering van de strandbebouwing beschreven in de bij het bestemmingsplan behorende regels. De bouwaanduidingen zijn verdeeld over het Noorderstrand en Zuiderstrand waarbij clusters of aanééngesloten vlakken veelal op het Noorderstrand voorkomen en de solitair gelegen vlakken met slechts één of twee bouwaanduidingen veelal op het Zuiderstrand gelegen zijn.
De vrijwel aanééngesloten strandpaviljoens waarvan de bebouwing nabij de boulevard is gelegen, zijn ter plaatse van belangrijke zichtpunten of strandtoegangen onderbroken. Verder zijn op het strand ten behoeve van hulpdiensten de vluchtwegen aangegeven naar belangrijke strandtoegangen die vrij van bebouwing of obstakels dienen te blijven. Buiten de aangegeven bouwvlakken behorende bij de bouwaanduidingen op de bij het bestemmingsplan behorende planverbeelding, is bebouwing of opslag niet mogelijk. Daarbij zijn de bouwkundige opstallen en overige strandvoorzieningen alleen toegelaten binnen de bouwvlakken van de betreffende functieaanduidingen binnen bestemming 'Recreatie - Strand'. Bij voorkeur dient bebouwing zoveel mogelijk aaneengesloten te zijn binnen het bouwvlak.
Terrassen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Indien voorzieningen worden getroffen om het terras, anders dan voor een evenement, blijvend te overkappen, wordt deze bebouwde oppervlakte bij de totale maximale toelaatbare oppervlakte van het paviljoen gerekend. Binnen dit maximale oppervlak dienen zaken als afval, opslag van strandmaterieel te worden opgenomen, zodat het beeld niet wordt ontsierd door uitbouwsels of containers. Deze maximale maat omvat dus tevens de overdekte zonneboxen, de opslagruimte voor strandmeubilair en afvalcontainers.
De oprichtingsduur van de bebouwing op het strand en overige bepalingen in verband met het dynamische kustbeheer, dienen in overeenstemming te zijn met het op dat gebied gestelde in de Keur van Delfland.
In de functieaanduidingen op het strand wordt een onderscheid gemaakt naar: horecapaviljoen, jaarrond horecapaviljoen, watersportpaviljoen, jaarrond watersportpaviljoen, speelvoorziening, recreatie-strandhuisjes, gebouwen voor maatschappelijke doeleinden of hulpposten en toegangen voor verkeer en calamiteiten.
Het maximale aantal strandpaviljoens, waterpaviljoens en speelvoorzieningen ligt vast. Dat aantal is gelijk aan het vorige (inmiddels verouderde) bestemmingsplan De opstallen voor maatschappelijke doeleinden en/of hulpposten worden uitgebreid met twee permanente posten; één op het Noorderstrand, tegenover de Keizerstraat, en één post aan de voet van de strandopgang Kijkduin.
Alle strandbebouwing dient te worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. Regenwater van bebouwing binnen het bestemmingsplan moet worden geïnfiltreerd in de bodem. Voor regenwater afkomstig van bestratingen zijn voorzieningen opgenomen in de diverse bouwkundige verbeteringen van de boulevard.
In de enkel bestemming "Recreatie - Strand" zijn de meeste functieaanduidingen gelegen, inclusief de daarin opgenomen bouwaanduidingen. De strandbebouwing en de functieaanduidingen die op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding worden weergegeven wordt onderscheiden in:
Dit overzicht correspondeert met de legenda van de planverbeeldingen behorende het bestemmingsplan Strand Den Haag en vergemakelijkt het lezen van de planverbeeldingen.
De bestemming "Recreatie - Strand" beslaat het gehele strandgebied van plangebied Strand Den Haag en strekt zich uit vanaf de zandmotor in Monster tot aan Meijendel in Wassenaar. De bestemming "Recreatie - Strand" is bedoeld voor een recreatief, sportief en educatief, openbaar gebruik, waarbij evenementen toegelaten zijn. Naast het recreatieve of sportieve gebruik van het strand, dient het gebied eveneens voor een verantwoord en duurzaam duinbeheer. Wel kunnen op het strand evenementen plaatsvinden, maar zijn ook waterhuishoudkundige doeleinden verbonden aan dit gebied dat tevens dient als zee- en waterkering. Het voorziene gebruik is alleen toegestaan met in achtneming van behoud, herstel en/of de verdere ontwikkeling van de aanwezige natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden.
In deze paragraaf worden de verschillende ontwikkelingen en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied Strand Den Haag beschreven die met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk zijn gemaakt. Daarnaast worden relevante zaken behandeld die in de aangrenzende gebieden of invloedsfeer van het bestemmingsplangebied zijn gelegen. In de nu volgende hoofdstukken worden ontwikkelingen en wijzigingen ten opzichte van het vorige bestemmingsplan "Strand" beschreven die op enigerlei wijze in de planregels en verbeelding van dit bestemmingsplan Strand Den Haag zijn opgenomen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de planologisch vastgelegde strandbebouwing binnen de bestemming "Recreatie - Strand" vastgelegd op de verbeelding en in de planregels van het bestermmingsplan Strand Den Haag. Naast speelvoorzieningen, strandhuisjes en maatschappelijke functies, waaronder hulpposten, zijn er strandpaviljoens in de vorm van horecapaviljoens en watersportpaviljoens mogelijk. Van beide laatst genoemde strandbebouwing, zijn 7 strandpaviljoens jaarrond in dit bestemmingsplan gefacilliteerd. Daarnaast worden er 2 permanente hulpposten planologisch mogelijk gemaakt.
Om te voorkomen dat de exploitatievakken bedoeld voor het oprichten strandpaviljoens een willekeur aan bebouwingsvormen opleveren wat de omvang en hoogte betreft, zijn de uiterste begrenzingen van de bouwvlakken, het maximale bouwoppervlak en de bouwhoogte van de strandpaviljoens aan regels gebonden en op sommige stranddelen aangepast.
In het bestemmingsplan Strand Den Haag worden de regels ten aanzien van het bouwen van strandpaviljoens zoals die al bestonden in het vorige bestemmingsplan, zoveel mogelijk in stand gehouden.
In totaal zijn binnen het bestemmingsplan Strand Den Haag maximaal 76 strandpaviljoens mogelijk. Wel geeft dit bestemmingsplan ten opzichte van het vorige bestemmingsplan "Strand" enige verruiming in bouwvolume van strandpaviljoens op enkele stranddelen. Dienaangaande zijn eerder raadsbesluiten genomen of zijn inmiddels vergunde situaties planologisch in dit bestemmingsplan vastgelegd. In dit bestemmingsplan is het bouwvolume, d.w.z. de maatvoering die de oppervlakte en bouwhoogte in planregels en verbeelding vastlegt, van de strandpaviljoens op het Zwarte Pad, langs Morales boulevard en op het Zuiderstrand aan elkaar gelijkgesteld. Een aanpassing die in overeenstemming is met het raadsbesluit uit 2008 (RIS 161651). Dat betekent dat voor het gehele Zuiderstrand de maximale oppervlakte van strandpaviljoens een verruiming heeft gekregen naar 335 m² met een maximale bouwhoogte van 4.50 meter. De strandpaviljoens langs het Zwarte Pad beschikten volgens het vorige bestemmingsplan al over deze maximale maatvoering. Dit betekent dat over het geheel genomen zowel op het Zuiderstrand als op het Noorderstrand een gelijke norm voor strandpaviljoens wordt gehanteerd. Alleen voor het deel grenzend aan Scheveningen (tussen golfbreker 44 en 46), voor de Midden- en Noordboulevard in Scheveningen Bad, waar de vrije ruimte voor de strandpaviljoens toch al zeer beperkt is door de drukke bezetting langs de boulevards, is een uitzondering gemaakt. Langs deze boulevards wordt het nu geldende maximum van 300 m² gehandhaafd voor de strandpaviljoens met een maximale bouwhoogte van 3.60 meter. Omdat de omgeving daar ook meer stedelijk van aard is, valt deze uitzondering goed te motiveren.
Overigens komen zowel op het Zuiderstrand als op het Noorderstrand enkele strandpaviljoens voor met een groter toegestaan bouwoppervlak. Dit grotere bouwoppervlak is bij recht verkregen met een vergunning of op basis van rechten uit het vorige bestemmingsplan. De bewuste strandpaviljoens met de afwijkende maatvoering hebben een maatbestemming gekregen en zijn op de verbeelding aangegeven met een specifieke bouwaanduiding waarbij het exploitatienummer van het betreffende strandpaviljoen is aangegeven.
De hoogte van de strandpaviljoens blijft beperkt tot één bouwlaag. Dakterrassen zijn niet mogelijk. De beleving van strand en water is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van het gehele strandgebied van de gemeente Den Haag. Een goed evenwicht tussen bebouwd en onbebouwd oppervlak is daarbij van belang. Bij twee bouwlagen wordt het beeld te sterk door de bebouwing bepaald. Daarbij kan een te hoge strandbebouwing strijdigheid opleveren met de verplichte onbelemmerde horizontale en verticale uitzichthoeken voor de observatieposten van de hulpdiensten.
Maximaal 54 exploitaties voor strandpaviljoens zijn beschikbaar voor het Noorderstrand. Voor het Noorderstrand is het maximale bebouwingsoppervlak per bouwvlak (lees per exploitatienummer) 335 m² met uitzondering van het deel dat zich direct voor de Midden- en Noordboulevard bevindt; ter hoogte van Paviljoen de Witte tot aan de keerlus van de tram aan het einde van de Gevers Deynootweg (ter hoogte van het Carlton Hotel). In dit laatste deel is het maximum bouwoppervlak per exploitatienummer maximaal 300 m² gehouden omdat de ruimte hier beperkt is, de exploitaties dicht tegen elkaar aangeschoven zijn en een verdere uitbreiding van het bouwoppervlak de enigszins transparante en open opzet langs de boulevard zou verstoren. Opslagruimte voor strandmeubilair en afvalcontainers dienen volledig inpandig te worden gerealiseerd en tellen mee in het totale maximale bebouwingsoppervlak, zodat opslag voorzieningen buiten de strandpaviljoens kunnen worden voorkomen. Naast de strandpaviljoens zijn er op het Noorderstrand 4 speelvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen toegestaan met een maximale omvang van 50 m² en een maximale bouwhoogte gerelateerd aan de maximale bouwhoogte van het betreffende stranddeel. In paragraaf 5.3.3 wordt verder ingegaan op de speelvoorziening.
De maatschappelijke voorzieningen, o.a. benodigd voor de plaatsing van seizoensgebonden hulpposten, is in de planregels van de bestemming "Recreatie - Strand" opgenomen. Een locatie voor een permanente hulppost die gedurende het gehele jaar kan worden gebruikt, is op de verbeelding aangegeven nabij en aan het einde van de Noordboulevard. In paragraaf 5.3.4 Strandveiligheid wordt nader ingegaan op de permanente hulpposten.
Vanaf het noordelijk havenhoofd tot en met golfbreker nr. 44, langs de Morales Boulevard, bevinden zich 15 strandpaviljoens, waarvan 5 paviljoens voor watersportverenigingen zijn gereserveerd. Deze worden in dit bestemmingsplan aangeduid als watersportpaviljoen. Van deze 15 strandpaviljoens hebben 7 strandpaviljoens een vergunning voor exploitatie gedurende het gehele jaar, een zogenaamd 'jaarrond strandpaviljoen'. Deze hebben in dit bestemmingsplan op de verbeelding een functieaanduiding gekregen met de toevoeging "jaarrond". In paragraaf 5.3.2 Jaarrond exploitaties strandpaviljoens wordt nader ingegaan op de jaarrond strandpaviljoens. Daarnaast is in dit stranddeel één speelvoorziening met bijbehorende voorzieningen (springkasteel, particuliere opvang) toegestaan met een maximale omvang van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 4.50 meter.
Omdat de verschillende strandpaviljoens in groepjes zijn geplaatst en het zicht op strand en zee niet wordt belemmerd, blijft het bouwoppervlak voor dit deel maximaal 335 m². Eventuele uitzicht beperkingen als gevolg van (te) grote bouwhoogten direct langs de boulevard, zijn hier niet zozeer aanwezig zodat de maximale bouwhoogte eveneens bepaald is op 4.50 meter.
In het stranddeel tussen golfbreker 44 (Scheveningseslag) en 46 (iets voorbij de Pier), is het bebouwingsoppervlak voor de strandpaviljoens maximaal 300 m². Hier treft men een grote dichtheid aan strandpaviljoens die vrijwel aanééngesloten langs de boulevard zijn opgesteld. Het maximum bebouwde oppervlak is op 300 m² gehouden, omdat beschikbare ruimte voor eventuele uitbreidingen niet of nauwelijks aanwezig is. Eventuele ruimte voor uitbreiding zeewaarts is onwenselijk en voorkomen moet worden dat doorgangen of het vrije zicht tussen de strandpaviljoens worden dichtgezet. Ook de bouwhoogte van de strandpaviljoens bepaalt in sterke mate de zichtbaarheid en de beleving van strand en zee vanaf de boulevard. Daarom wordt de huidige maximale bouwhoogte van 3.60 meter voor de strandpaviljoens langs de Midden- en Noordboulevard gehandhaafd. Om te voorkomen dat strandpaviljoens tegen elkaar aan worden gebouwd, en ook om redenen van brandveiligheid voldoende ruimte tussen de strandpaviljoens aanwezig moet zijn, dienen de strandpaviljoens elk een strook loodrecht op de kust van minimaal 5.00 meter breed tussen het naastgelegen strandpaviljoen vrij te houden van bebouwing. Een gebruik in de vorm van zonneboxen (transparant, open en zonder overkappingen) is mogelijk. Op die manier wordt het tot stand komen van een volledig gesloten bebouwing voorkomen. Deze regeling is van toepassing op het hele strandgebied, maar de situatie nabij de Midden- en Noordboulevard maakt, gelet op de vrijwel aaneengesloten opstelling van strandpaviljoens in dit gebied, een streng toezicht op uitvoering van deze regeling noodzakelijk. De oppervlakte van de zonneboxen die in de begripsomschrijving van het bestemmingsplan Strand Den Haag als gebouw worden aangeduid, wordt gerekend tot het maximaal toegestane bebouwde oppervlak van een strandpaviljoen.
De Midden- en Noordboulevard tellen 23 seizoensgebonden strandpaviljoens. Aanvullend zijn 2 speelvoorzieningen opgenomen inclusief bijbehorende voorzieningen met een maximale omvang van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 3.60 meter, 1 op de Middenboulevard en 1 op de Noordboulevard.
De Noordboulevard die direct ten noorden van pier is gelegen en loopt tot aan de keerlus van de tram aan het einde van de Gevers Deynootweg, bestaat uit 6 strandpaviljoens.
Het permanente paviljoen aan het einde van de Noordboulevard, welke recent is geplaatst heeft een andere bestemming gekregen dan alleen bedoeld voor een strandpaviljoen. De bedoeling is dat dit paviljoen een nieuw icoon wordt en een bezoek naar het 'einde van de boulevard' aantrekkelijk maakt. Een volwaardige uitspanning die ruimte biedt voor ontmoeting en verblijf. Dit permanente paviljoen, dat als enige niet op het strand is gesitueerd, heeft daarom een aparte bestemming meegekregen, namelijk "Cultuur en Ontspanning". Dit paviljoen past goed bij de ambities die de gemeente heeft voor de verdere ontwikkeling van Scheveningen als badplaats. Een badplaats die 365 dagen per jaar aantrekkelijk is en beschikt over publiekstrekkers van formaat.
Den Haag heeft de ambitie Scheveningen tot een kwalitatief hoogwaardig en aantrekkelijke badplaats te maken. Gezien de omstandigheid dat in dit deel van het Haagse strand de hoogte van de strandpaviljoens en het bebouwd oppervlak geen verdere negatieve invloed heeft op zichtlijnen vanuit het achterland op strand en zee, maar wel tegen Natura 2000 gebieden aan ligt, blijft het bebouwd oppervlak voor de strandpaviljoens gehandhaafd tot een maximum van 335 m². Een maximum dat ook voor het gehele Zuiderstrand geldt. De maximale bouwhoogte blijft 4.50 meter. Aanwezig zijn 16 strandpaviljoens, waarvan een watersportpaviljoen, de overige zijn horecapaviljoens. De maximale bouwhoogte blijft 4.50 meter.
Ook voor het gehele Zuiderstrand geldt een maximum bebouwingsoppervlak van 335 m² voor elk strandpaviljoen. Opslagruimte voor strandmeubilair en afvalcontainers dienen volledig inpandig te worden gerealiseerd en tellen mee in het totale maximale bebouwingsoppervlak, zodat opslag voorzieningen buiten de strandpaviljoens kunnen worden voorkomen.
De maximale bouwhoogte is 4.50 meter en daarmee gelijkgesteld aan de hoogte zoals die overwegend op het Noorderstrand geldt. Het Zuiderstrand telt in totaal 22 strandpaviljoens met een horecavergunning. Twee daarvan zijn watersportpaviljoens; één op het Stille Strand en één nabij Kijkduin. Verder zijn 2 speelvoorzieningen nabij Kijkduin opgenomen met een maximale omvang van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 4.50 meter. In paragraaf 5.3.3 wordt verder ingegaan op de speelvoorziening. De maatschappelijke voorzieningen, o.a. benodigd voor de plaatsing van seizoensgebonden hulpposten, is in de planregels van de bestemming "Recreatie - Strand" opgenomen. Een locatie voor een permanente hulppost die gedurende het gehele jaar kan worden gebruikt, is op de verbeelding aangegeven nabij de meest noordelijke strandopgang van Kijkduin. In paragraaf 5.3.4 Strandveiligheid wordt nader ingegaan op de permanente hulpposten.
Daarnaast zijn er op het Zuiderstrand 40 strandhuisjes planologisch vastgelegd. In paragraaf 5.3.5 wordt nader ingegaan op de strandhuisjes.
Eind 2012 heeft de gemeenteraad met het raadsbesluit Start Jaarrondexploitatie (RIS 254078) besloten om zeven jaarrondexploitatie van strandpaviljoens toe te staan. Om die reden zijn zeven strandpaviljoens die zijn gelegen op de twee clusters op het strand direct ten noorden van de haven de mogelijkheid om jaarrond te exploiteren. Naast de locatiekeuze heeft de gemeenteraad indertijd ook de uitgangspunten voor jaarrondexploitatie vastgelegd. De uitgangspunten die in het raadsbesluit 'Start Jaarrondexploitatie' (RIS254078) zijn geformuleerd blijven onverkort gelden. Deze voorwaarden zijn:
De eerste jaarrondstrandpaviljoens zijn geopend aan het begin van het strandseizoen 2015. Inmiddels zijn er vijf vergund. Vier daarvan zijn opgericht en één is nog niet geeffectueerd. De twee overige toegekend, maar nog niet vergunde jaarrond strandpaviljoens zijn wel op de planverbeelding opgenomen, maar moeten nog aangevraagd worden. Wel heeft daarvan een zich gemeld bij gemeente met concrete voornemens. De zeven strandpaviljoens die conform de raadsbesluiten van 2012 en recent in de zomer van 2021 jaarrond mogen staan zijn planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan Strand Den Haag met een toevoeging "jaarrond" aan het horeca- dan wel watersportpaviljoen. Buiten deze zeven jaarrond strandpaviljoens die opgenomen zijn in het bestemmingsplan Strand Den Haag is ook jaarrond toegekend voor het Beach-stadion jaarrond te exploiteren. Echter is het Beach-stadion niet in dit bestemmingsplan, maar in het bestemmingsplan "Scheveningen Haven" opgenomen.
In het bestemmingsplan Strand Den Haag zijn in totaal 6 commerciele speelvoorzieningen planologisch toegelaten. Daarvan zijn er 4 gelegen op het Noorderstrand, waarvan 1 op de Moralesboulevard (met springkasteel, particuliere opvang), 1 op de Middenboulevard, 1 op de Noordboulevard en 1 op het Zwarte Pad. Op het Zuiderstrand zijn 2 speelvoorzieningen nabij Kijkduin opgenomen. De speelvoorzieningen mogen een maximale omvang hebben van 50 m² en een maximale bouwhoogte gerelateerd aan de maximale bouwhoogte van het betreffende stranddeel, respectievelijk 3.60 meter danwel 4.50 meter. De commerciele speelvoorzieningen komen zowel los als in combinatie met een strandpaviljoen voor.
Nu het strand en de zee jaarrond steeds frequenter gebruikt wordt, is jaarrond strandbewaking noodzakelijk. Om dit mogelijk te maken zullen de Veiligheids Regio Haaglanden (VRH) en de Haagse Veiligheid Redding Brigade? (HVRB) op korte termijn jaarrond gaan werken vanuit een tweetal permanente hulpposten op de stranden van Kijkduin en Scheveningen. De intentie is om het gebruik van deze nieuwe hulpposten te verbreden door de huisvesting van verschillende functies samen te voegen. Tijdens het drukkere strandseizoen worden deze jaarrondposten aangevuld met een tweetal kleinere posten (ten noorden van de Pier en op het strand ter hoogte van Duindorp) zodat het strand goed bewaakt kan worden. Dit bestemmingsplan Strand Den Haag legt planologisch twee locaties ter grootte van 900 m² met een maximale bouwhoogte van 7.00 meter vast, waarbij een uitkijkpost maximaal 12 meter mag zijn op het Noorderstrand, aan het einde van de Noordboulevard voor hulpverlening waar verschillende hulpdiensten gezamenlijk gebruik van maken gedurende het hele jaar. Een tweede, soortgelijke hulppost wordt gerealiseerd in het westelijk deel van de meest oostelijke strandopgang in Kijkduin. Op die manier zijn op beide stranden permanente hulpposten mogelijk. De hulpposten zullen herkenbaar worden ontworpen en vormgegeven, waarbij rekening wordt gehouden met het beeldkwaliteitsplan van de Welstandcommissie en de stedenbouwkundige impact die de posten zullen hebben op de omgeving. De omvang van de posten is groter dan het ruimtebeslag van de tijdelijke posten door de clustering van verschillende functionaliteiten op twee locaties. Daar staat tegenover dat met de gekozen oplossing uiteindelijk veel minder bebouwing op het strand nodig is. De uitkijkfunctie van de post nabij Scheveningen zal in het bouwkundige programma van eisen worden opgenomen. Om voldoende schuifruimte te kunnen houden gedurende de jaren dat de permanente hulpposten worden gerealiseerd, blijven de tijdelijke hulpposten ook mogelijk.
In het bestemmingsplan Strand Den Haag zijn vier locaties van elk 10 strandhuisjes opgenomen, conform de afgegeven vergunningen. Het college heeft besloten om dit aantal niet verder uit te breiden (RIS306954, 2021). Dit bestemmingsplan biedt daar dan ook geen ruimte voor. Op het Noorderstrand zijn geen locaties voor strandhuisjes aangewezen gelet op de beperkte beschikbaarheid van ruimte en de strijdigheid met andere recreatieve functies op het strand. Het strand tussen het Zuidelijk Havenhoofd en Kijkduin-Bad is eveneens niet geschikt voor de plaatsing van huisjes gezien de ruimtelijke beperkingen, de aanwezigheid van beschermd natuurgebied en de al aanwezige druk op strand en duinen vanuit het achterliggende stedelijke gebied. In het stranddeel ten zuiden van Kijkduin Bad zijn ruimtelijk gezien de mogelijkheden voor de (seizoensgebonden) vestiging van deze onderkomens aanwezig omdat het strand sterk verbreed is, de bereikbaarheid op orde is en de locaties in economisch opzicht een versterking kunnen vormen voor het functioneren van Kijkduin Bad.
Naast strandbebouwing is er ook binnen het bestemmingsplan Strand Den Haag een bouwwerk in de vorm van een kunstmatige zandbank gesitueerd. In 2011 is een groot kustmatige zandbank in de vorm van een schiereiland voor de kust van Ter Heijde en Kijkduin gelegd. Deze "Zandmotor" is belangrijk als aanjager voor innovatief kustonderhoud. De zandmotor helpt om het zand met behulp van zeestromen, wind en golven langs de kust te verspreiden. Ook hebben diverse planten, vogels en andere dieren zich inmiddels in dit kustlandschap genesteld en heeft het gebied grote recreactieve waarde voor natuurliefhebbers en sporters. De zandmotor is in de planverbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.
Hierbij wordt de versterking van de zeewering, ontwikkelingen ten aanzien van de boulevards en Kijkduin-Bad beschreven. Deze ontwikkelingern vallen niet in dit bestemmingsplan Strand Den Haag, maar hebben wel invloed op het plangebied.
Het klimaat verandert en de zeespiegel stijgt. Om de veiligheid van West-Nederland ook op langere termijn te kunnen waarborgen moeten maatregelen genomen worden. Voor Den Haag zijn de noodzakelijke versterkingen van de zwakke plekken in de Delflandse kust, zoals de zeewering in Scheveningen en Kijkduin, inmiddels ter hand genomen. De noodzakelijke maatregelen om de zeewering te versterken zijn tegelijk aanleiding om de ruimtelijke kwaliteit van strand en aanliggende boulevards te verbeteren. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft voor de twee zwakke schakels een verbeteringsplan opgesteld samen met de gemeente Den Haag, gemeente Westland, provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat. De versterkingsmaatregelen hebben effect gehad op de grootte en het gebruik van het strand en een deel van de Boulevardboulevard tussen de Scheveningseslag en de keerlus van lijn 11. De versterking van de zeewering in Scheveningen is met de aanleg van een harde constructie in de boulevard ('dijk-in- boulevard') en door het ophogen van strand en vooroever tot stand gebracht. Deze 'verharde zeewering' ging uit van het volledig zeewaarts verplaatsen van de waterkering ter hoogte van de zwakke plekken Keizerstraat, Schuitenweg en Jongeneelstraat. Vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit - voorkomen van belemmering van uitzicht en het in stand houden van de relatie Scheveningen Dorp en zee - is de voorkeur gegeven aan een maximale hoogte van de harde constructie. Deze 'dijk-in-boulevard' is aangelegd op een hoogte van 10 meter boven NAP behalve bij Seinpostduin (12 meter boven NAP) en de Schuitenweg (8.50 meter boven NAP). Op deze 'dijk-in- boulevard' is vervolgens een nieuwe fiets en wandel boulevard gerealiseerd. De genoemde hoogten zijn allereerst bepaald door veiligheidsberekeningen. Vervolgens is waar mogelijk rekening gehouden met aanwezige hoogten en de wens het uitzicht op zee te behouden. De 'dijk-in- boulevard' is aangelegd tussen de Scheveningse slag en de tram lus ten zuiden van de Keizerstraat. Aan de noord- en zuidzijde van de 'dijk-in- boulevard' is de aansluiting op de bestaande zeewering van zand met behulp van diepwanden - in de grond gemaakte betonnen wanden - gerealiseerd.
De gemeente Den Haag heeft voor Scheveningen de Boulevard Scheveningen Visie opgesteld (RIS 200412249). De door de Spaanse architect De Solà-Morales opgestelde vernieuwing van de boulevard van Scheveningen is een integrale oplossing om de noodzakelijke versterking van de zeewering te verbinden met een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de badplaats. Hierbij zijn de eisen die nu eenmaal verbonden zijn aan het realiseren van een goede zeewering, op een intelligente en aangename wijze verbonden met belangen die spelen op het gebied van de leefbaarheid, economie, milieu en bereikbaarheid. Het inmiddels gerealiseerde ontwerp maakt optimaal gebruik van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten, waarbij ruimtelijke kwaliteit en samenhang sleutelwoorden zijn geweest voor de vormgeving van de boulevard. De meest opvallende verandering in de opzet van nieuwe boulevard is de gebogen lijn. De golvende beweging die Scheveningen-bad, dorp en haven met elkaar verbindt, heeft een vanzelfsprekende samenhang bereikt. De golvende promenade langs zee versterkt de oude (versteende) duinen, de historische kustlijn en de huidige uiterste bebouwingslijn. De promenade biedt royaal gelegenheid te flaneren of te verpozen, alle ruimte om te genieten van het uitzicht van de zonsondergang bijvoorbeeld of van de aanwezigheid van de Noordzee, maar ook aan fietsers en hardlopers is ruimte toebedeeld. De bestaande beeldentuin moest enigszins wijken voor de zeewering maar presenteert zich aan de nieuwe boulevard. Het museum 'Beelden aan zee' is niet te missen door de aanwezigheid van beelden in het openbaar gebied. Langs de nieuwe boulevard is het aantal kiosken gehandhaafd. De situering is in overleg met de kioskhouders bepaald en die werkwijze zal ook bij toekomstige nieuwe inrichtingen worden gevolgd. Het ontwerp van de Boulevard heeft betekend dat de relatie met de wandelboulevard en de Keizerstraat hersteld is waardoor een nieuwe economische impuls voor de Keizerstraat is aangebracht. De Vissershavenweg eindigt in een rotonde aan de boulevard die naar verschillende parkeerzones leidt. Aan het einde van de boulevard vormt een rechte route een opening in de richting van het noordelijk havenhoofd en zorgt daarmee ook voor de ontsluiting van het parkeergebied. De boulevard zelf is overigens geen onderdeel van dit bestemmingsplan.
Middenboulevard
De middenboulevard ligt tegen het hiervoor beschreven plangebied aan. De Middenboulevard wordt vanaf 2020 opnieuw ingedeeld. Dit deel van de boulevard wordt van een nieuwe bestrating voorzien en krijgt nieuwe toegangen tot het strand. Er komt een ruim 35 meter brede trap, precies tegenover het Kurhaus. De trap ligt op de plek waar vroeger de oude Pier begon. In de Middenboulevard zijn drie grote openbare pleinen gemarkeerd voor verschillende activiteiten. Ook hier geldt dat de inrichting en indeling van de boulevard zelf buiten dit bestemmingsplan valt.
Noordboulevard
De Noordboulevard is het deel van de boulevard ten noorden van de Pier. Deze nieuwe boulevard is verlengd, breder gemaakt en heeft daarbij een licht gebogen vorm gekregen. Hierdoor sluit de boulevard beter aan bij de loop van de kustlijn die door duinenrijen aan de noordzijde van Scheveningen wordt begrensd. Vanaf de boulevard zijn strand en strandpaviljoens via 4 brede vaste trappen eenvoudig bereikbaar. Voor mindervaliden zijn hellingbanen nabij de Pier en het Zwarte Pad voorzien.
Kijkduin-Bad wordt herontwikkeld. De tweede badplaats van Den Haag krijgt een impuls waarmee de ruimtelijke, landschappelijke en ecologische kwaliteit van Kijkduin wordt versterkt en er een unieke familiebadplaats ontstaat met het accent op wellness, ontspanning en gezondheid. Daarnaast wordt ook de woonfunctie versterkt op een manier die passend is bij de identiteit en de landschappelijke kwaliteit van Kijkduin. Al deze onderdelen worden verbonden door een openbare ruimte van hoogwaardige kwaliteit waarbij de nieuwe Boulevard en het nieuwe Deltaplein de beëindiging vormen van de lange lijn(Lozerlaan-Kijkduinsestraat) naar zee.
Verkeer en parkeren
De Boulevard is vooral een voetgangersgebied en voor autoverkeer slechts beperkt toegankelijk. Van de Scheveningseslag tot aan de kruising met de Vissershavenweg rijdt het autoverkeer over een éénrichtingsweg. Van de Vissershavenweg tot aan het Adriaan Maasplein maakt het autoverkeer gebruik van de huidige route. Deze weg is de enige toegang tot de parkeerplaatsen die langs de route zijn gelegen.
Na de bushalte bij de Scheveningseslag, tevens een keerpunt voor de bussen, begint de éénnrichtingsweg (Strandweg) die is bestraat met een eigen, wat grover materiaal. De automobilist wordt hier gedwongen langzaam te rijden en heeft vanuit de auto een panoramisch uitzicht over boulevard en zee. De weg vormt een smal lint, half terug liggend op de dijk, die zich vanzelfsprekend onderscheidt door een eigen, wat hoger liggend niveau. Parallel aan deze weg loopt een breed fietspad dat vanaf de Scheveningseslag afdaalt en zich daarna bij hetzelfde niveau voegt als de hoge boulevard.
Volgens de Omgevingsverordening van de Provincie Zuid-Holland bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe stedelijke ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen een verantwoording van de locatiekeuze. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd. Als in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen stedelijk gebied kan worden voorzien en de locatie is groter dan 3 hectare, dan moet er tevens gebruik worden gemaakt van de locaties die zijn opgenomen in het Programma Ruimte van de provincie.
De definitie voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling is: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Dit hangt af van de aard en omvang van de ontwikkeling i.r.t. de omgeving. De stedelijke ontwikkeling is "nieuw" als er sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Dit betreft de vergelijking van de functiewijziging en de wijzigingen van het planologisch ruimtebeslag van de nieuwe stedelijke ontwikkeling ten opzichte van het geldende planologisch regime. Als het nieuwe plan geen functiewijziging en geen extra ruimtebeslag geeft, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
De definitie voor bestaand stedelijk gebied is: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en ook de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Als er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dan moet er worden aangetoond dat deze plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied en wordt voorzien in een actuele (regionale) behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd, om te voldoen aan de ladder.
De ontwikkelingen voortvloeiend uit het gemeentelijke strandbeleid vinden plaats binnen bestaand stedelijk gebied en zijn zo kleinschalig van aard dat er geen sprake is van een gevolg voor de actuele regionale behoefte.
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
Invullen voor het betreffende plangebied na overleg met HHD
Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente is beschreven in de kadernota Duurzaamheid (5 maart 2019, RIS 301829) en de bijbehorende jaarlijkse programmabrief. Deze duurzaamheidsparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met het duurzaamheidsbeleid van de gemeente.
in dit bestemmingsplan zijn geen maatregelen in de openbare ruimte in het kader van klimaatbestendigheid voorzien. Mogelijk worden in de toekomst klimaatbestendige maatregelen genomen in het plangebied. Indien nodig, zullen voor die aanpassingen van het openbaar gebied aparte ruimtelijke procedures worden gevolgd.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'digitale verbeelding' en de 'analoge verbeelding'.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting en is digitaal raadpleegbaar. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving die o.a. via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. . Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in een nieuw tabblad in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan toelichting Bestemmingsplan Standaard Den Haag 2017 behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ruimtelijk beleid | ||||||||||||||||||||||||||||||||
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(inmiddels opgevolgd door de Nationale Omgevingsvisie) wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. | De ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven in hoofdstuk 5 paragraaf 5.4.1. In het plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor de ladder voor duurzame verstelijking op het bestemmingsplan Strand Den Haag niet van toepassing is | |||||||||||||||||||||||||||||||
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur. | Het bestemmingsplan Strand Den Haag is in overeenstemming met het provinciaal beleid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet. | Het bestemmingsplan "Strand Den Haag"maakt geen detailhandel mogelijk, enkel ondergeschikte detailhandel bij strandpaviljoens. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Cultureel erfgoed | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Cultuur historische waarde | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | Binnen het bestemmingsplan Strand Den Haag heeft een kleine zone ter hoogte van de oude kern van Scheveningen een dubbelbestemming waarde-archeologie (zie paragraaf 3.3.2). |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Water | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Waterberging en waterkwaliteit en kwantiteit | De bestemming Water - Zee is bedoeld voor de zee. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Groen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Inzet is de Stedelijke Groen Hoofdstructuur (paragraaf Groene waarden) duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. | De bestemming Natuur - Duinen is bedoeld voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarde van het duingebied. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Verkeer en parkeren | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie | De bestemming Verkeer - Verblijfsstraat is bedoeld als 30 km/uur of verblijfsstraat. en betreft de boulevard. | |||||||||||||||||||||||||||||||
De nota gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte | In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernormen Den Haag | |||||||||||||||||||||||||||||||
Economie | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Horeca |
In het bestemmingsplan Strand Den Haag zijn voor de horeca functie de horecapaviljoens opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Detailhandel |
In het bestemmingsplan Strand Den Haag is detaihandel aan de strandpaviljoens ondergeschikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sport en recreatie | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Sport | De bestaande sportvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan Strand Den Haag opgenomen.Dit zijn de watersportpaviljoens. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Recreatie | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Cultuur en Ontspanning | In het bestemmingsplan is het nieuw gerealiseerde paviljoen aan noorderstand opgenomen met de bestemming "Cultuur en ontspanning" met een publieksaantrekkende werking. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Overig | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De in de parapluherzieningen opgenomen functies (verkoop van vuurwerk, seksinrichtingen) zijn niet aanwezig in het plangebied. Wel is het algemene beleid ten aanzien van deze functies in de algemene regels van dit plan verwerkt. |
Erfgoed | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Typering te beschermen culturele waarden en archeologie | Vertaling in het bestemmingsplan | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse. | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de plankaart overgenomen. Het historische patroon van straten, stegen en open ruimten is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen. De schaal van de bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van bouwvlakken. Daarbij zijn de huidige goot- en bouwhoogtes opgenomen. De hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
De profilering en inrichting van de openbare ruimte | De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om). | |||||||||||||||||||||||||||||||
De verkavelings- en bebouwingsstructuur is geborgd door per exploitatie een bouwvlak op te nemen waarbinnen de hoofdbebouwing gerealiseerd mag worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De vormgeving van de bebouwing wordt gereguleerd door de Welstandsnota. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.3.2 Archeologie) Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 3.3.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. |
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In artikel 1' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
In artrikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
De bestemming "Cultuur en Ontspanning", artikel 3 is toegekend aan een permanente paviljoen aan het einde van de Noordboulevard. Deze voorziening is bedoeld voor ontmoeting, verblijf, welness en horeca.
Gronden met de bestemming ‘Natuur - Duinen’, artikel 4 zijn bestemd voor natuur en duinen, het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarde, alsmede voor ondergeschikte recreatief en educatief medegebruik. Voet-, fiets- en ruiterpaden zijn eveneens toegestaan. Deze gronden hebben ook een waterkerende en waterhuishoudkundige functie.
De bestemming "Recreatie - Strand", artikel 5 beslaat het gehele strandgebied van plangebied Strand Den Haag en strekt zich uit vanaf de zandmotor in Monster tot aan Meijendel in Wassenaar. De bestemming "Recreatie - Strand" is bedoeld voor een recreatief, sportief en educatief, openbaar gebruik, waarbij evenementen toegelaten zijn. Naast het recreatieve of sportieve gebruik van het strand, dient het gebied eveneens voor een verantwoord en duurzaam duinbeheer. Wel kunnen op het strand evenementen plaatsvinden, maar zijn ook waterhuishoudkundige doeleinden verbonden aan dit gebied dat tevens dient als zee- en waterkering. Het voorziene gebruik is alleen toegestaan met in achtneming van behoud, herstel en/of de verdere ontwikkeling van de aanwezige natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden. In deze enkel bestemming "Recreatie - Strand" zijn de meeste functieaanduidingen gelegen, inclusief de daarin opgenomen bouwaanduidingen. De strandbebouwing en de functieaanduidingen die op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding worden weergegeven wordt onderscheiden in:
De bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat", artikel 9 is toegekend aan de Strandweg en is bedoeld als verkeerstraat met voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen.
Gronden met de bestemming ‘Water - Zee’, artikel 7 zijn bestemd voor de de zee. Het gedeelte van de branding en de Noordzee tot aan de gemeente grens, wat fungeert als waterberging, waterhuishouding, water- en zeewering. Recreatief medegebruik, zoals zwermmen, zeil en watersport is daarbij toegestaan, alsook scheepvaart.
Het bestemmingsplan kent ook dubbelbestemmingen, te weten: artikel 8, 9 en artikel 10.
In de betreffende artikelen zijn regels opgenomen om de belangen die betrekking hebben op de dubbelbestemming te beschermen. Het belang van deze dubbelbestemming gaat op deze gronden voor op de andere bestemmingen die aan dezelfde gronden zijn toegekend. Ander gebruik en andere bebouwing is slechts mogelijk als de belangen van de dubbelbestemming zich er niet tegen verzetten. Hiermee worden de belangen van de transportleiding, archeologie en de waterkering beschermd met de volgende dubbelbestemmingen Leiding - Riool, Waarde - Archeologie 2 en Waterstaat - Waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene regels: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels: De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 14 Algemene afwijkingsregels.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:
Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.
Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.
Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.
Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 14 Algemene afwijkingsregels. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerking treding van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
artikel 17
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan toelichting Bestemmingsplan Standaard Den Haag 2017'
Het bestemmingsplan Strand Den Haag vormt in hoofdzaak een nieuw juridisch-planologisch kader voor een bestaande situatie. De regeling gaat uit van consolidatie van de bestaande situatie en aan de uitvoering hiervan zijn geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien zijn met dit bestemmingsplan geen (nieuwe) bouwplannen voorzien, zoals genoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), waarop kostenverhaal mogelijk is. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.