1.1 plan
het bestemmingsplan Herenweg 74, Noordwijk met identificatienummer NL.IMRO.0575.BPNBHerenweg74-VO01 van de Gemeente Noordwijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-verbonden beroep en bedrijf
een beroep of bedrijf, dat door de bewoner in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bed & breakfast
een voorziening gericht op het, binnen een woning en door de bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteiten aan maximaal 4 personen.
1.10 bestaand
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip onherroepelijk verleende vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorende bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.14 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk dat geen gebouw is.
1.22 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.23 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.25 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.26 erker
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en ondergeschikt is aan de massa van het hoofdgebouw.
1.27 evenement
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:
- kleine evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 500 of minder bedraagt;
- middelgrote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is tussen de 500 en 5.000 bedraagt;
- grote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 5.000 of meer bedraagt.
1.28 gastouderopvang
een vorm van kinderopvang dien met behoud van de woonfunctie door een bewoner van een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van kinderopvang voor maximaal 6 kinderen tegelijkertijd.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.31 horeca
een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen onder horeca worden begrepen.
1.32 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.33 omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.34 omgevingsvergunning voor het afwijken
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
1.35 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
1.36 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
1.37 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.38 perceel
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en de openbare registers de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt (Kadasterwet).
1.39 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.40 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens en telefooncellen.
1.41 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.42 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.43 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.44 woning
een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 peil
- peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
- peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst:
de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel.
2.8 totale oppervlakte bijbehorende bouwwerken
het totaal aan oppervlakte van bijbehorende bouwwerken exclusief de oppervlakte van vergunningsvrije bouwwerken zoals bedoeld in Bijlage II, artikel 2 Besluit omgevingsrecht.
2.9 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- kunstwerken;
- bermen en beplanting;
- voet- en fietspaden;
- water;
- verhardingen;
- reclamevoorzieningen.
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van andere bouwwerken en overkappingen.
3.2.2 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
- de totale oppervlakte per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 15 m².
3.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,0 m;
- de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,0 m;
- de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,0 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen;
- parkeren;
met daarbij behorend:
- ongebouwde parkeervoorzieningen;
- in- en uitritten.
4.2.1 Algemeen
Op en onder de in
lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij de volgende regels gelden.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- binnen de bestemming mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouw van een bijbehorend bouwwerk (in de vorm van een luifel) ten behoeve van de direct aangrenzende bestemming '
Wonen' aan de voorgevelgrens is toegestaan, met dien verstande dat:
- de diepte is niet meer dan 1,0 m, waarbij tenminste 2,0 m tuindiepte dient te resteren;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dat 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de woning;
- de breedte niet meer bedraagt dan 1,0 m.
4.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1,0 m bedragen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen;
- straten en paden;
- bruggen en duikers;
- fiets- en wandelpaden, met dien verstande dat ter plaastse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- fiets- en wandelpad' uitsluitend fiets- en wandelpaden zijn toegestaan;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- evenementen;
- water.
5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- andere bouwwerken, waaronder lichtmasten, terreinafscheidingen, terrasafschermingen en (horizontale)zonweringen.
5.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5,0 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3,0 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels ten behoeve van evenementen:
- kleine evenementen zijn toegestaan;
- middelgrote en grote evenementen zijn niet toegestaan.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- tuinen en erven;
- aan de functie als bedoeld onder a en b gebonden (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- bij de bestemming behorende voorzieningen, waaronder groen, water en paden.
6.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen uitsluitend worden gebouwd:
- hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- andere bouwwerken.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, onder voorwaarde dat bestaande hoofdgebouwen volledig zijn gesloopt;
- het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan staat aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
- onder hoofdgebouwen mogen kelders met één bouwlaag worden gebouwd.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- de hoogte van een aan- of uitbouw aan de achter- of zijgevel is maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
- de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 2,50 m gerekend vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
- de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,0 m respectievelijk 4,50 m;
- de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot het openbaar toegankelijk gebied mag niet minder bedragen dan 1,0 m;
- bijbehorende bouwwerken en gebouwen mogen niet minder dan 1,0 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- per bouwperceel mag het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied als gevolg van alle bijbehorende bouwwerken voor niet meer dan 50% worden bebouwd, met dien verstande dat, de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij (half)vrijstaande woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60 m².
6.2.4 Dakkapellen
Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
- bij meerdere dakkapellen op één dakvlak of op meerdere aaneengesloten dakvlakken zijn de dakkapellen regelmatig gerangschikt op horizontale lijn, dus niet boven elkaar;
- de onderzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet gelegen;
- de bovenzijde van een dakkapel is meer dan 0,50 m onder de daknok gelegen, met uitzondering van plaatsing in het achterdakvlak;
- op het voordakvlak geldt dat:
- meerdere dakkapellen per hoofdgebouw zijn toegestaan;
- de zijkanten van een dakkapel meer dan 0,80 m uit het hart van de woningscheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de zijgevel zijn gelegen;
- de hoogte van een dakkapel is maximaal 1,50 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim;
- de breedte van een dakkapel maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of buitenzijde van de gevels is;
- op het zijdakvlak geldt dat:
- de zijkanten van een dakkapel meer dan 0,50 m uit het hart van de scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de gevel zijn gelegen;
- de hoogte van een dakkapel maximaal 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim is;
- de breedte van een dakkapel maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of de buitenzijde van de gevels is.
6.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1,0 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2,0 m en daarvoor niet meer dan 1,0 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,0 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 6.2.4 sub d en
lid 6.2.4 sub e waarbij dakkapellen tot een maximale hoogte van 2,0 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim zijn toegestaan.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de in
lid 6.1 genoemde gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf geldt:
- de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
- uitsluitend worden activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën;
- de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
- maximaal 1/3e deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m²;
- horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
- bed & breakfast en gastouderopvang zijn toegestaan;
- buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan;
- lichtreclame is niet toegestaan;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken die zijn gelegen binnen een bouwvlak.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
7.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor aan burgemeester en wethouders, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
7.2.2 Verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in
lid 7.2.1 blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.
7.2.3 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels te verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlak kleiner dan 100 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering
Indien
lid 7.2.3 sub c van toepassing is, dat wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod
Het is verboden om op of in de gronden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm;
- heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- verlagen of verhogen van het waterpeil;
- aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
- landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
7.3.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in
lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:
- worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 7.3 van toepassing is;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- een gebied betreffen met een oppervlak kleiner dan 100 m²;
- niet dieper komen dan 50 cm onder het maaiveld.
7.3.3 Toelaatbaarheid
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 7.3.1 nadat de aanvrager een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd, waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
7.3.4 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 7.3.1 de volgende regels te verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering
Indien het bepaalde in
lid 7.3.4 sub c van toepassing is, wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Wijzigingsbevoegdheid 1
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in
lid 7.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
7.4.2 Wijzigingsbevoegdheid 2
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in
lid 7.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor aan burgemeester en wethouders, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
8.2.2 Verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in
lid 8.2.1 blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.
8.2.3 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels te verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlak kleiner dan 50.000 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering
Indien
lid 8.2.3 sub c van toepassing is, dat wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod
Het is verboden om op of in de gronden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm;
- heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- verlagen of verhogen van het waterpeil;
- aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
- landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
8.3.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in
lid 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:
- worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 8.3 van toepassing is;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- een gebied betreffen met een oppervlak kleiner dan 50.000 m²;
- niet dieper komen dan 50 cm onder het maaiveld.
8.3.3 Toelaatbaarheid
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 8.3.1 nadat de aanvrager een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd, waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
8.3.4 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 8.3.1 de volgende regels te verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering
Indien het bepaalde in
lid 8.3.4 sub c van toepassing is, wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Wijzigingsbevoegdheid 1
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in
lid 8.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
8.4.2 Wijzigingsbevoegdheid 2
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in
lid 8.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Bestaande maten c.q. bebouwing
Daar waar een hoofdgebouw, aan,- uit- of bijgebouw, overkapping of erfafscheiding niet voldoet aan de gestelde regels in de voorgaande artikelen gelden de bestaande maten, afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenheden zoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke vergunning is verleend ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.
10.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, toegangstrappen, stoepen, Delftse stoepen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor automatenhallen, een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- een gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Algemeen
Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:
- in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,50 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1,50 m ten behoeve van balkons;
- de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40,0 m;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,0 m;
- de regels ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,0 m mag bedragen.
12.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken
Het bevoegd gezag verleent slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Overige regels
13.1.1 Parkeernorm
Het gebruiken en/of bebouwen van gronden is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals die zijn neergelegd in 'Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013', dan wel de opvolger daarvan. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
13.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 13.1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in ‘Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013’, dan wel de opvolger daarvan, indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie geborgd is.
13.1.3 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in
lid 13.1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd ‘Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013’, dan wel de opvolger daarvan, ten einde een hogere parkeereis en/of zwaardere eisen ten aanzien van de bijbehorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading toe te passen, indien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie te borgen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in
lid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
lid 14.1.1 met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in
lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Veranderen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
lid 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Onderbreken strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
lid 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in
lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Herenweg 74, Noordwijk.