Plan: | Kern Hoedekenskerke, gedeelte Tiny Houses Vinningestraat, 2020 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0654.BPHKTHVS2020-0001 |
R&B Wonen heeft het voornemen om op de locatie aan de Vinningestraat/Achterweg in Hoedekenskerke het braakliggende terrein in te richten als park met vijf tiny houses. Op de locatie hebben 12 huurwoningen van woningcorporatie R&B Wonen gestaan. Deze zijn gesloopt en de locatie is vervolgens met gras ingezaaid. Door de locatie in te richten als park met tiny houses wordt hoogwaardig openbaar groen aan de kern toegevoegd en wordt voorzien in de behoefte aan het wonen in tiny houses. Het project betreft een pilot binnen de gemeente Borsele.
De ontwikkeling van een park met tiny houses op deze locatie past niet binnen de geldende beheersverordening "Kern Hoedekenskerke 2013". Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van de inrichting van de locatie als park en het plaatsen van vijf tiny houses.
Afbeelding 1 | Huidige situatie plangebied (bron: Inpassingsstudie Tiny Houses, Ruimte&Groen Tuin- en Landschapsarchitectuur)
Het plangebied bestaat uit de braakliggende locatie tussen de percelen Vinningestraat 2 en 28 in Hoedekenskerke. Het ligt daarmee midden in de woonwijk. De locatie is kadastraal bekend als nummer 1598, sectie AM van de kadastrale gemeente BSL01. De locatie heeft een oppervlakte van 3.340 m2.
Afbeelding 2 | Begrenzing plangebied
Na de sloop van de woningen is het gebied ingezaaid met gras. Het gebied wordt momenteel gebruikt als trapveldje/speelgras. Aan de noordoostkant wordt een klein deel van het terrein bij vorst als ijsbaan gebruikt. Aan de oostzijde staan langs de rand van het plangebied zes bomen (Sierperen). In het midden op het terrein staat één grote boom (Veldesdoorn).
Ter plaatse van het volledige plangebied geldt de beheersverordening "Kern Hoedekenskerke 2013" van de gemeente Borsele. Deze beheersverordening is op 5 september 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden binnen het plangebied zijn in deze beheersverordening bestemd voor 'Wonen' en 'Groen'. Op deze locatie kunnen alleen aaneengesloten woningen worden gerealiseerd en mag het bestaande woningtype niet wijzigen. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen. Met deze beheersverordening zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan voor Hoedekenskerke uit 2003 gecontinueerd. Binnen deze bestaande regeling is het niet mogelijk om een park met tiny houses te realiseren.
Afbeelding 3 | Uitsnede beheersverordening "Kern Hoedekenskerke 2013'' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit nog zes hoofdstukken. In Hoofdstuk 2 kom het ruimtelijk relevante beleid uit de geldende beleidskaders aan bod. In Hoofdstuk 3 wordt het project toegelicht. Vervolgens worden in Hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijving van de juridische aspecten. In Hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Tot slot komt in Hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
De structuurvisie heeft voornamelijk betrekking op het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland, het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid en het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin waarden behouden zijn. De voorgestane ontwikkeling in het plangebied is kleinschalig, waardoor het SVIR geen bijzondere randvoorwaarden hieraan stelt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit plan gaat het om de plaatsing van vijf tiny houses in de plaats van 12 (reeds gesloopte) woningen. Daarmee is er een afname van het aantal woningen. In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Nadere toetsing aan de ladders is niet nodig.
Conclusie
Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling binnen het plangebied.
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft de provincie het Omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld waarin alle provinciale beleidsvisies over de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd.
Ten aanzien van woningbouw is het doel een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland, met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad te realiseren. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop. Hier stelt de provincie de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Daarnaast is een goed functionerende, dynamische woningmarkt met voldoende nieuwbouw, doorstroming en verandering binnen de bestaande woningvoorraad van provinciaal belang. Tevens ziet de provincie kansen in de vergrijzing voor vernieuwing van de woningvoorraad. Daarvoor moet wel de juiste kwaliteit op de juiste plaats geboden worden en moeten verouderde woningen worden gerenoveerd of gesloopt.
De verouderde woningen die op de locaties aanwezig waren, zijn reeds gesloopt. Vanwege het duurzame karakter, de huidige trend, mogelijke verplaatsbaarheid en lage woonlasten kiest R&B Wonen voor het concept tiny houses. Daarmee wordt ook de differentiatie in woonvormen en het aantal duurzame woonconcepten binnen de gemeente vergroot. Door gebruik te maken van een voorheen bebouwde locatie, gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, wordt zorgvuldig gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De provincie Zeeland heeft, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, op 21 september 2018 een nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld, Ten aanzien van het onderwerp 'wonen' is uitsluitend een regeling opgenomen voor kleinschalige locaties in het buitengebied. Daarvan is hier geen sprake. Het plan is niet in strijd met de omgevingsverordening.
Conclusie
Het provinciaal beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.
Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 (regionale woningmarktafspraken)
De vijf gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal stellen de volgende kernthema's vast, die de basis vormen voor de woningmarktafspraken:
De ontwikkeling van de tiny houses is niet met name genoemd in het woningbouwprogramma. Wel is voor Hoedekenskerke een categorie "<10 woningen" opgenomen waarbinnen 8 woningen zijn gepland. De woningvoorraad in Hoedekenskerke is sinds de totstandkoming van de Agenda Wonen met 1 woning toegenomen (1 functiewijziging en 1 nieuwbouw minus 1 samenvoeging). Daarmee biedt het programma nog ruimte voor de toevoeging van 7 woningen in Hoedekenskerke. Het voorgestane plan past hierbinnen. Overigens stonden voorheen in het plangebied 12 woningen. Deze woningen zijn reeds in 2011 gesloopt en destijds verwerkt in de woningbouwplanning. Met dit plan voor de realisatie van vijf tiny houses komen zeven woningen op deze locatie te vervallen. Daarmee neemt de plancapaciteit ter plaatse af. Met de realisatie van de tiny houses wordt voorzien in een specifieke woonvorm waar elders in de gemeente nog niet in wordt voorzien. De ontwikkeling past binnen de kaders van de regionale woningmarktafspraken.
Conclusie
Het plan past in het woningbouwprogramma en sluit aan bij het regionale woningmarktbeleid.
Structuurvisie gemeente Borsele 2015-2020
De structuurvisie Borsele 2015-2020 geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie is een visie op hoofdlijnen en bevat een beschrijving van de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Er zijn drie centrale beleidsdoelen geformuleerd:
De woningbehoefte wordt in grote mate bepaald door de demografische ontwikkelingen (vergrijzing, ontgroening, inwonersdaling, aantal huishoudens). Uitgangspunt is dat woningen in eerste instantie binnen bestaande dorpsgebieden worden gerealiseerd door middel van inbreiding en herstructurering. In de dorpen zijn verschillende herstructureringslocaties aanwezig. Bij voorkeur moet het woningbouwprogramma door middel van inbreiding en herstructurering (dorpsvernieuwing) worden gerealiseerd. Bij dorpsvernieuwing staan drie componenten centraal. Ten eerste de kwaliteit van de woningen en van de woonomgeving van de kernen. Leegstand en verpaupering van woningen wordt zoveel mogelijk voorkomen. Dorpsvernieuwing is ook het treffen van energetische maatregelen aan de woning. De derde component is het levensloopgeschikt maken van de woningen. In de dorpsprofielen is aangegeven op welke wijze de dorpsvernieuwing in de verschillende kernen wordt ingezet.
In het dorpsprofiel voor Hoedekenskerke is de volgende strategie opgenomen:
"Het versterken van de relatie van Hoedekenskerke met de Westerschelde is een belangrijk uitgangspunt dat op verschillende manieren kan worden bereikt. Het ontwikkelen van een verbinding, het kwalitatief verbeteren van de havens in relatie tot het uitbreiden van recreatieve functies (onder andere onderscheidende verblijfsrecreatie) rondom de voormalige spoorlijn en het havenplateau zijn daarbij aandachtspunten. De nadruk bij de ontwikkeling van woningen ligt op inbreiden en herstructureren, waaronder de Koningin Julianastraat. Het stimuleren van kleinschalige detailhandel en diensten en het versterken van plattelandshoreca is een aandachtspunt, bij voorkeur rondom het eindhaltepunt van de stoomtrein of de andere recreatieve voorzieningen."
Afbeelding 4 | Strategiekaart Hoedekenskerke (bron: Structuurvisie gemeente Borsele 2015-2020)
Conclusie
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, sluit aan bij het gemeentelijke beleid. De gewenste ontwikkeling is een herstructureringsopgave waarin de woningcorporatie de locatie voorziet van duurzame tiny houses in een parkachtige omgeving.
Het concept Tiny houses
Een tiny house is een nieuwe woonvorm. Tiny houses worden bewust gebouwd en bewoond vanuit de behoefte een meer eenvoudig leven te leiden, minder gericht op consumeren en met een kleinere ecologische voetafdruk dan bij een 'gewone' woning. Bij het ontwerp en de bouw van de kleine woningen wordt slim gebruik gemaakt van ruimte en innovatieve technologieën. Een tiny house heeft een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m2, is idealiter (deels) zelfvoorzienend, van goede kwaliteit, esthetisch gebouwd en functionerend als permanent bewoonde woning.
Tiny houses Hoedekenskerke
R&B Wonen wil meer differentiatie in hun woningbezit en duurzame woonconcepten en alternatieve woonvormen aanbieden. Tijdens een brainstormsessie voor potentiële huurders, is gebleken dat er voldoende vraag is naar deze woonvorm en daarmee een basis om daadwerkelijk vijf tiny houses te realiseren. Het betreft een pilot binnen de gemeente Borsele.
Afbeelding 5 | Inrichtingsplan (bron: Ruimte&Groen Tuin- en Landschapsarchitectuur)
Voor de inrichting van de locatie zijn de uitgangspunten die horen bij de leefstijl van de bewoners van tiny houses zoveel mogelijk doorgevoerd in het ontwerp. Zo komen de woningen in een groene omgeving te staan en worden ze efficiënt geplaatst op de kavel zodat een meervoudig gebruik van de ruimte mogelijk is. Het gebied blijft namelijk ook toegankelijk voor de andere dorpsbewoners. De tiny houses zijn aan de buitenranden van de kavel gesitueerd, op enige afstand van de straat. Hierdoor ontstaat een centraal, groen middengebied. Dit middengebied kan als gemeenschappelijke ruimte voor de tiny house bewoners dienen en tevens als openbaar parkje en ommetje voor dorpsbewoners. Een fraai middelpunt in de centrale ruimte vormt de grote, bestaande boom. Deze blijft behouden.
Het is niet de bedoeling dat het een alleen op zichzelf staand en naar binnen gericht gebied wordt. Om dit te voorkomen worden alleen ter plaatse van de tiny houses privacy-gevende beplantingen/bosjes aangeplant om voldoende rugdekking en privacy te genereren. Door de open ruimten ertussen blijft er 'lucht en ruimte' over voor contact en aansluiting met de wijk. Het beheer en onderhoud van het openbaar groen wordt door de gemeente uitgevoerd. De bewoners van de tiny houses zullen aan bepaalde woon- en leefregels moeten voldoen.
Afhankelijk van de wensen van de toekomstige bewoners kan aan de zuidoostkant van de locatie ook een moestuin, fruittuin en/of bloementuin worden aangelegd. Ten behoeve van de biodiversiteit kunnen hoogstamfruitbomen worden toegepast en een bloemenmengsel worden ingezaaid. De bestaande sierperen aan de Vinningestraat blijven behouden.
De huidige terreinverlaging aan de noordoostzijde van de locatie is bij vorst in gebruik als schaatsbaantje. Uitgangspunt is om de schaatsmogelijkheid te behouden. Er wordt een waterpartij gegraven die door de airatie in diepte en randlengte van de waterovergang/oever ecologisch interessanter is en bijdraagt aan de ruimtelijke beleving. De waterpartij wordt ook gebruikt voor waterberging en de hemelwaterafvoer van de tiny houses.
Aan de noordzijde van de locatie wordt een gezamenlijke schuur geplaatst. Deze wordt aan de bestaande oprit gesitueerd. Deze schuur functiohneert als een gemeenschappelijke opslagplaats/(fietsen)berging. Aan de Vinningestraat worden vijf langsparkeerplaatsen aangelegd. Aan de Achterweg is reeds een langsparkeerstrook aanwezig. Deze wordt heringericht en biedt ruimte voor tien parkeerplaatsen. Alle parkeerplaatsen worden uitgevoerd in doorgroei/grastegels.
De bebouwingsreichting van de tiny houses sluit aan bij die van de bestaande bebouwing aan de Vinningestraat. De huisjes hebben een maximale bruto vloeroppervlakte van 50 m2. De tiny houses worden met een kap uitgevoerd. Zie afbeelding 6 voor een sfeerimpressie. Op het dak worden zonnepanelen geplaatst. De woningen zijn bedoeld voor 1- en 2-persoons huishoudens.
Afbeelding 6 | Sfeerimpressies tiny houses (bron: Mill Home)
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge
geluidniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de
lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt
over wat acceptabele geluidniveaus zijn en wat niet (de geluidnormen). Bij
ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij
geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet
geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van
geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en
luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke
ontwikkeling een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van
een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Woningen zijn geluidsgevoelige objecten. De Vinningestraat en Achterweg zijn beide straten met een snelheidsregime van 30 km/uur. Gevoelige objecten binnen een 30 km/uur zone hebben geen beoordeling van de geluidsbelasting nodig in het kader van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel te worden gewaarborgd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Zowel de Vinningestraat als de Achterweg is een rustige (woon)straat welke hoofdzakelijk gebruikt wordt door bestemmingsverkeer. Er zijn geen verkeersaantrekkende functies in de directe omgeving aan deze straten aanwezig. De verkeersintensiteiten liggen ter plaatse van de planlocatie laag, waardoor er geen sprake is van een hinderlijke geluidsbelasting. Een goed woon- en leefklimaat is ten opzichte van de 30 km/uur-straten daarom gewaarborgd.
Op circa 160 meter afstand vanaf de planlocatie is de Nieuwe Veerweg gelegen. Deze weg heeft een snelheidsregime van 60 km/uur en op basis van de Wet geluidhinder een onderzoekszone van 250 meter. De planlocatie ligt binnen deze onderzoekszone. Tussen de Nieuwe Veerweg en de planlocatie is diverse bebouwing gelegen met een afschermende werking. Ook is ter plaatse van het spoor van de stoomtrein een grondlichaam aanwezig. De Nieuwe Veerweg loopt langs de Haven de Val en het daarbij gelegen restaurant naar het buitengebied. De verkeersintensiteit op de Nieuwe Veerweg is laag. Geluidsoverlast als gevolg van verkeer op deze weg is dan ook niet aannemelijk. Een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
Aan de oostzijde van Hoedekenskerke ligt de toeristische spoorlijn van de stoomtrein. Conform de Wet geluidhinder zijn uitsluitend spoorwegen gezoneerd die zijn aangegeven op de kaart behorende bij het Besluit geluidhinder spoorwegen. De toeristische spoorlijn is niet op deze kaart opgenomen.
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, is van belang dat er inzicht is in de bodemkwaliteit. In het kader van het bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het uitvoeren van het project.
Een bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd wanneer er een gevoeligere bestemming wordt mogelijk gemaakt. Momenteel heeft een deel van het plangebied reeds een gevoelige bestemming (wonen). Het andere deel heeft een groenbestemming. Omdat de tiny houses verdeeld over de locatie worden geplaatst, is door Mitec een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om aan te kunnen tonen dat de grond geschikt is voor het beoogde gebruik. Het rapport van het onderzoek is als Bijlage 1 toegevoegd.
Op basis van verkregen informatie is de hypothese gesteld dat ter plaatse van de onderzoekslocatie mogelijk bodemverontreiniging is te verwachten, aangezien de locatie in de dorpskern ligt. De onderzoekslocatie is daarom aangemerkt als een verdachte locatie. Vervolgens zijn 15 boringen uitgevoerd waarvan één boring met peilbuis. Tijdens het uitvoeren van het veldwerk is aandacht geschonken aan de aanwezigheid van asbestverdachte materialen op het maaiveld en in de opgeboorde grond. Dit materiaal is zintuiglijk niet waargenomen.
Uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat in de mengmonster 1, 3, 4 en 7 voor de onderzochte parameters een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetoond. In mengmonster 2, 5, 6, 8 en 9 zijn voor de onderzochte parameters geen overschrijding van de achtergrondwaarde aangetoond. In het ondiepe grondwater is voor de onderzochte parameters barium, kwik en xylenen een overschrijding van de streefwaarde aangetoond. Gezien de verkregen resultaten van het onderzoek dient de gestelde hypothese "verdachte locatie" voor de locatie te worden gehandhaafd. De interventiewaarden worden nergens overschreden.
Conclusie
Op basis van het historische onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de huidige en voorgenomen activiteiten op de onderzoekslocatie. De interventiewaarde wordt nergens overschreden. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek De verkregen resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor een omgevingsvergunningaanvraag voor de nieuwbouw van woningen.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mogen niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden dat er geen beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving van het plangebied is op een afstand van circa 300 meter het Natura2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe gelegen. In de voorgaande situatie waren op het perceel 12 woningen aanwezig. Deze woningen zijn gesloopt. Met onderhavig bestemmingsplan worden maximaal vijf tiny houses mogelijk gemaakt. Daarmee neemt het aantal woningen af, neemt het aantal bewoners af en de tiny houses worden duurzamer uitgevoerd. De voorgenomen ontwikkeling leidt in de gebruiksfase niet tot extra stikstofuitstoot. Ook in de aanlegfase blijft de stikstofuitstoot beperkt. De tiny houses worden elders gebouwd en uitsluitend met een vrachtwagen naar de locatie gebracht en met een kraan geplaatst. Dit is eenmalig. Door de inrichting van het gebied als park, zal het gebied ook stikstof opnemen. Door de ontwikkeling zal de stiktstofdepositie ten opzichte van de 12 woningen afnemen. Op de locatie waren drie rijtjes van vier woningen aanwezig. Conform de standaard emissiefactoren van AERIUS (zie Bijlage 2) hebben oudere tussenwoningen een emissiefactor van 2,00 NOx kg/jaar en oudere hoekwoningen een emissiefactor van 2,42 NOx kg/jaar. De stikstofdepositie bedraagt daarmee 26,52 NOx kg/jaar (6 x 2,00 NOx kg/jaar + 6 x 2,42 NOx kg/jaar). Nieuwbouwwoningen hebben een lagere emissiefactor. Uitgaande van vrijstaande woningen bedraagt de stikstofdepositie van de tiny houses 15,15 NOx kg/jaar (5 x 3,03 NOx kg/jaar). Overigens betreft dit een worstcase benadering, omdat een tiny house niet vergelijkbaar is met een volwaardige vrijstaande woning. De stikstofdepositie van een tiny house zal lager zijn. In vergelijking met de 12 woningen die eerder op de locatie aanwezig waren, neemt de stikstofdepositie af. Dit compenseert ook de eenmalige beperkte extra stikstofuitstoot tijdens de aanlegfase. Op voorhand kan worden uitgesloten dat de voorgenomen ontwikkeling negatieve gevolgen heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe.
Soortenbescherming
De woningen op het perceel zijn gesloopt. Het plangebied bestaat uit gras met enkele bomen. Het gras wordt regelmatig gemaaid. Daardoor is het perceel (met uitzondering van de bomen) niet geschikt als leefgebied voor (beschermde) dier- en plantsoorten. De bomen blijven behouden en worden ingepast in het landschappelijk ontwerp. Het uitvoeren van onderzoek naar beschermde flora en fauna is daarom niet nodig.
Op basis van het landschappelijk inpassingsplan wordt meer diversiteit in beplanting aangebracht en wordt er een waterpartij/poel aangelegd met natuurlijke oeverbegroeiing. Daarnaast wordt voorgesteld om eventueel een fruitboomgaard aan te leggen en delen in te zaaien met bloemenmengsels. De biodiversiteit in het plangebied wordt als gevolg van onderhavig plan vergroot wat een positieve bijdrage heeft voor de flora en fauna in het gebied.
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
De bescherming van natuurgebieden komt voort uit de Europese richtlijnen voor behoud van Natura2000-gebieden en uit het provinciale beleid voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij ruimtelijke ontwikkeling in of nabij natuurgebieden dient beoordeeld te worden of er effecten zijn op de beschermde natuurgebieden.
Het plangebied is niet gelegen in of direct nabij een natuurgebied. Aan de noordoostzijde van het plangebied op circa 300 meter afstand is een gebied aangewezen voor nieuw natuur (Inlaag Hoedekenskerke). De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt heeft hier geen invloed op. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Zowel in als in de nabijheid van het plangebied zijn geen cultuurhistorische objecten aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden.
In 2011 heeft de gemeente Borsele archeologiebeleid vastgesteld. Bij de invulling van dit beleid wordt onderscheid gemaakt tussen gewaardeerde terreinen en archeologische verwachtingszones. Op terreinen met een archeologische waarde is de aanwezigheid van archeologische sporen en resten bekend. De archeologische verwachtingszones doen een voorspelling over de kans dat er archeologische waarden voorkomen. De waarden- en verwachtingenkaart bestaan uit vier op elkaar te projecteren kaartbeelden die corresponderen met elkaar in tijd opvolgende landschappen waaraan archeologische betekenis kan worden gehecht:
1. Kaartlaag 1 Walcheren: Nieuwe Tijd, Late Middeleeuwen en Vroege Middeleeuwen
2. Kaartlaag 2 Hollandveen: Romeinse Tijd, IJzertijd en Bronstijd
3. Kaartlaag 3 Wormer: Neolithicum
4. Kaartlaag 4 Pleistoceen: Neolithicum, Mesolithicum, Paleolithicum
Op kaartlaag 1 Walcheren is de locatie aangewezen als een terrein van archeologische waarde. Ter plaatse geldt een onderzoeksverplichting bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 40 centimeter. Op kaartlaag 2 en 3 heeft de locatie een hoge archeologische verwachting en op kaartlaag 4 een gematigde verwachting.
Door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van verkennende boringen. Het rapport hiervan is als Bijlage 3 toegevoegd.
Voor de tiny houses wordt de bodem beperkt verstoord, maar daarnaast wordt een waterberging aangelegd met een oppervlakte van circa 300 m2 tot circa 2,05 m -NAP. Daarom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat:
De ondergrond bestaat binnen het plangebied uit een recent opgebracht pakket op antropogene lagen die mogelijk het gevolg zijn van het gebruik van het gebied gedurende de 19e en 20e eeuw. Echter het is niet uit te sluiten dat deze antropogene lagen een ouderen cultuur- of bewoningsniveau vormen uit de vroegere nieuwe tijd. Voor zover niet verstoord door de antropogene activiteiten bestaan de bovenzijde van de natuurlijke ondergrond hieronder uit afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Onder het Laagpakket van Walcheren bevindt zich (niet intact) Hollandveen op kleiafzettingen van het Laagpakket van Wormer.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek geldt er voor het plangebied een lage verwachting voor het laat-neolithicum tot en met de late middeleeuwen en een middelhoge verwachting voor de nieuwe tijd. De bovenzijde van het niveau uit de nieuwe tijd is bij de bouw en sloop van bewoning tussen 1970 en 2011/2012 verstoord tot een diepte van circa 0,8 m -mv ter plaatse van de 20e-eeuwse bebouwing en 0,15 m -mv buiten deze bebouwing.
De verwachting voor oudere perioden kon, door de grote diepteligging waarop deze zich naar verwachting bevinden niet getoetst worden, deze blijft laag.
Conclusie
Gelet op de resultaten van het onderzoek is bij het opstellen van het conceptrapport aanbevolen om ter plaatse van de 20e-eeuwse bebouwing een vrijstelling tot 0,8 m -mv op te nemen en in de overige delen van het plangebied de vrijstelling tot 0,4 m -mv uit de vigerende beheersverordening te handhaven. De bevoegde overheid (gemeente) heeft besloten af te wijken van het advies en het volledige plangebied vrij te stellen van vervolgonderzoek
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De locatie ligt niet in of in de nabijheid van waterkeringen. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
In het plangebied waren 12 woningen aanwezig. Deze zijn reeds gesloopt. Hiervoor in de plaats worden vijf tiny houses en een schuur/berging geplaatst. De bruto vloeroppervlakte van een tiny house bedraagt maximaal 50 m2. Het overige deel van het plangebied wordt ingericht als park. Het dakoppervlak en de oppervlakteverharding nemen af. Watercompensatie is niet aan de orde. Overigens neemt door de aanleg van een waterpartij/poel de hoeveelhied aan werberging binnen het plangebied toe. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het hemelwater vanaf de tiny houses wordt afgevoerd op de aan te leggen waterpartij/poel. De afvoer van afvalwater wordt aangesloten op het bestaande gemeentelijke rioleringsstelsel. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden |
Grondwateroverlast of onttrekking van grondwater is niet aan de orde. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De kwaliteit van het grondwater wijzigt niet. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
De kwaliteit van het oppervlaktewater verslechtert niet. Er worden geen uitlogende materialen gebruikt. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
In het plangebied wordt een waterpartij/poel aangelegd. Deze zal door de gemeente onderhouden worden. Er wordt een natuurvriendelijke oever aangelegd met taluds 1:2 - 1:3. Risico's op verdrinkingsgevaar wordt hiermee verkleind. Er zijn geen risico's voor de volksgezondheid. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Bodemdaling is niet aan de orde. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Binnen het plangebied is geen natte natuur aanwezig en wordt er geen natte natuur gerealiseerd. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Er zal een waterpartij/poel worden aangelegd. Onderhoud hiervan zal door de gemeente plaatsvinden. |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen terreinen van de waterbeheerder aanwezig. Ook zijn er geen waterkeringen gelegen. |
Wegen in beheer bij het waterschap
* in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? * na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plankunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
Er zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen wegen in eigendom of beheer bij het waterschap aanwezig. |
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Het plangebied ligt in een rustige woonwijk. De functies, anders dan wonen, die in de omgeving aanwezig zijn, betreft een dorpshuis en een school op het perceel havenstraat 13/Oostendestraat 4a en een agrarisch loonbedrijf op het perceel Havenstraat 33. Het perceel is op circa 30 meter afstand gelegen. Aan de richtafstand wordt voldaan. De richtafstand voor een dorpshuis/school bedraagt 30 meter. Hieraan wordt met een afstand van circa 30 meter voldaan. De richtafstand voor een agrarisch loonbedrijf (b.o. > 500 m2) bedraagt 50 meter. Het perceel is op circa 80 meter afstand gelegen. Aan de richtafstand wordt voldaan. Op het perceel Havenstraat 12 was een hotel aanwezig. In het pand vindt momenteel huisvesting van arbeidsmigranten plaats en wordt beoordeeld als een pension. De richtafstand voor ene pension is 10 meter. Hieraan wordt voldaan.
Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.
Het beleid rondom externe veiligheid is in ontwikkeling. Voor het begrip "Externe Veiligheid" zal in de toekomst de term "Omgevingsveiligheid" gebruikt gaan worden. Bij het beoordelen van de omgevingsveiligheid in bestemmingsplannen wordt het Advieskader Omgevingsveiligheid van de Veiligheidsregio Zeeland gebruikt.
In het plangebied zelf zijn geen inrichtingen aanwezig die van belang zijn in het kader van externe veiligheid. In de omgeving van het plangebied zijn wel enkele risicobronnen aanwezig.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans weer om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico wordt op de risicokaart met zogeheten plaatsgebonden risicocontouren (PR-contouren) aangegeven. In of in de directe omgeving van het plangebied liggen geen PR-contouren.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Ten aanzien van het groepsrisico als gevolg van dit plan kan worden gesteld dat het groepsrisico niet zal toenemen. Er zijn 12 (gezins)woningen gesloopt en hiervoor komen vijf tiny houses in de plaats die geschikt zijn voor 1- en 2-persoons huishoudens. Hierdoor zal het groepsrisico afnemen.
Afbeelding 7 | Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Inrichtingen
Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. In het plangebied zelf zijn, zoals eerder vermeld, geen inrichtingen aanwezig die van belang zijn in het kader van externe veiligheid. Volgens de risicokaart bevindt zich aan de westkant van het plangebied wel twee inrichtingen die op een grotere afstand zijn gelegen. Dit betreft een bovengrondse propaantank op het perceel 's-Gravenpoldersestraat 23. De tank heeft een inhoud van 3 m3 en een PR 10-6 contour van 10 meter. De contour valt binnen de perceelsgrenzen van de inrichting en heeft geen invloed op de ontwikkeling in het plangebied.
Op het perceel Zuiddeeweg 9 is eveneens een bovengrondse propaantank aanwezig. Deze tank heeft een inhoud van 4,99 m3, een PR 10-6 contour van 20 meter en een effectafstand van 390 meter. De propaantank is op circa 350 meter afstand van het plangebied gelegen. Het plangebied ligt daarmee ver buiten de PR 10-6 contour maar binnen de effectafstand. Omdat het groepsrisico afneemt doordat het aantal woningen (en dus het aantal bewoners/personen) in het gebied afneemt is een nadere verantwoording niet nodig.
Transportroutes
Voor het transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht is geworden transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Tevens is de Regeling basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op circa 300 meter afstand van het plangebied is de vaarverbinding Westerschelde gelegen. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour valt binnen de begrenzing van de vaarweg. De groepsrisicocontour ligt op 200 meter vanaf het hart van de vaarweg. Het plangebied ligt buiten deze zone. Het groepsrisico hoeft niet nader beschouwd te worden.
Conclusie
Op basis van de bovenstaande bevindingen, kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkelingen.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, elektra)
opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van
externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen
geldt een veiligheidszone omdat deze een risico met zich meebrengen. Het gaat
hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Met dit aspect dient verder geen rekening te worden gehouden bij de ontwikkeling van dit plan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden
met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft,
waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de
grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling
'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse
verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de
buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
De ontwikkeling binnen dit bestemmingsplan betreft de plaatsing van vijf tiny houses. Hiermee wordt ruim onder de 1500 woningen gebleven. Tevens neem het aantal woningen af ten opzichte van de voorgaande situatie. Er is sprake van een project dat 'Niet In Betekenende Mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien onder de drempelwaarde wordt gebleven dan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Sinds 7 juli 2017 geldt ook voor die beoordelingen dat een aanmeldnotitie moet worden gemaakt. Het moet dan gaan om plannen met enige te verwachten milieueffecten.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is mede afhankelijk van de aard en omvang van het project en het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt. In onderhavig plan is er sprake van het wegbestemmen van 12 huurwoningen en de toevoeging van 5 tiny houses. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de ligging van de locatie in een bestaand dorpsgebied, wordt deze ontwikkeling niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Tevens is er geen sprake van milieueffecten van enige omvang. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is daarom niet nodig.
Voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan is aangesloten bij het handboek van de gemeente Borsele. Omdat tiny houses een specifieke woonvorm betreft die een directe relatie heeft met de (openbare) ruimte eromheen, is er voor gekozen om een specifieke bestemming op te nemen die zowel recht doet aan de te realiseren groenstructuur als aan de woonfunctie van de tiny houses. Daarom is de bestemming 'Groen - Tiny Houses' opgenomen. Binnen deze bestemming is openbaar groen en de realisatie van maximaal vijf tiny houses mogelijk gemaakt. In de begripsbepaling is aangegeven wat onder een tiny house wordt verstaan. Dit betreft een volledig uitgeruste woning, met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m2 en is bedoeld om het hele jaar door bewoond te worden.
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft
het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het
ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het Rijk. In de ministeriële
'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor
de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot
een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in
Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij
tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding
gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het
overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit
ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet
gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud
en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Artikel Groen - Tiny Houses
Het gehele plangebied is bestemd als 'Groen - Tiny Houses'. De gronden zijn bestemd voor plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor maximaal vijf tiny houses. De aan te leggen parkeerplaatsen worden uitgevoerd in doorgroei/grastegels en zijn binnen de bestemming aangegeven met een aanduiding. De bruto vloeroppervlakte van een tiny house mag niet meer bedragen dan 50 m2. De goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter. Bij een tiny house mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Wel wordt er één bijgebouw mogelijk gemaakt ten behoeve van de gezamenlijke berging.
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat nadere eisen die burgemeester en wethouders kunnen stellen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen. Daarbij gaat het om nadere eisen aan de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, de dakhelling en de plaatsing en vormgeving van overige bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een geringe afmeting en voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens. Daarnaast kan afgeweken worden voor geringe afwijkingen die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken en die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Ten slotte kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Kostenverhaal
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
In onderhavig plan is sprake van een bouwplan als bedoeld in eerdergenoemd wetsartikel. Tussen de gemeente en R&B Wonen is een grondexploitatieovereenkomst (anterieure overeenkomst) gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet nodig.
Economische uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening dient de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen, waaronder de economische uitvoerbaarheid, te worden aangetoond. De ontwikkelkosten, waaronder ook aansluitingen op het gemeentelijk rioleringsstelsel en inrichting van de buitenruimte, zijn voor rekening van de initiatiefnemer.
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat over plannen vooroverleg moet plaatsvinden, alvorens deze in procedure te brengen. In het kader van het vooroverleg dient het plan aan de overlegpartners te worden voorgelegd. Het plan wordt voorgelegd aan de provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en de Veiligheidsregio Zeeland.
Conform de Wet ruimtelijke ordening is het niet verplicht om een inspraakprocedure te volgen. De gemeente is vrij om toch inspraak te verlenen. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt vier weken ter inzage gelegd. Tijdens de terinzagelegging wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro juncto afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder krijgt dan de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.