Archeologie

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0786.BPARCHEOLOGIE-VA01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Toepassingsverklaring

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Herziening van de regels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Slotregel

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Archeologie’ met identificatienummer NL.IMRO.0786.BPARCHEOLOGIE-VA01 van de gemeente Grave.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

akkerdek:

humusrijk grondpakket ontstaan door grondomwerking.

 

archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

 

archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

 

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

bodemingreep/ bodemverstoring:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwvoor:

bovenste deel van de bodem van bijvoorbeeld een akker dat door menging door ploegen of spitten is ontstaan en humusrijker is dan de ondergrond (zie ook akkerdek). De grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. Doorgaans de bovenste 30 cm.

 

bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

categorie:

zone of gebied dat op de gemeentelijke beleidskaart archeologie is opgenomen.

 

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

 

diepploegen:

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,50 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.

 

diepte bodemingreep:

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).

 

diepwoelen:

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,50 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

normaal onderhoud en beheer van een watergang:

het in zodanige conditie houden of brengen van de watergang dat de detaillering, profilering en vormgeving voldoet aan het ontwerpprofiel.

 

oppervlakte bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.

 

 

 

 

Artikel 2 Toepassingsverklaring

Dit plan heeft betrekking op de volgende vigerende bestemmingsplannen van de gemeente Grave:

 

 

Bestemmingsplan

Datum vaststelling

Idn

nummer

Maaszicht, Grave

2011-05-24

NL.IMRO.0786.BPMaaszicht-va01

Uitwerking de Bons, Grave

2011-06-28

NL.IMRO.0786.BPUitwerkingDeBons-va01

Kerkdorpen, Grave

2011-06-28

NL.IMRO.0786.BPKerkdorpen-va01

WSV De Stuw

2012-09-18

NL.IMRO.0786.BPDeStuwGrave-va01

Woonwijken, Grave

2012-11-13

NL.IMRO.0786.BPWoonwijken-va01

Centrum Grave

2013-0-26

NL.IMRO.0786.BPCentrumGrave-va01

Koninginnedijk

2005-11-07

NL.IMRO.0786.BPKoninginnedij

Bedrijventerrein (De Bons, Kooikersweg en De Eek)

2006-12-06

NL.IMRO.0786.BPBedrijventerr

Buitengebied 1998

1998-02-02

NL.IMRO.0786.BPBuitengeb1998

 

 

 

  

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Herziening van de regels

 

De regels van de bestemmingsplannen zoals genoemd in artikel 2, worden als volgt herzien:

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Maaszicht’:

  1. wordt artikel 6A ‘Waarde Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Uitwerking de Bons’:

  1. wordt artikel 9A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Kerkdorpen’:

  1. komt artikel 21 ‘Waarde – Archeologie’ te vervallen;

  2. wordt artikel 24A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. In het bestemmingsplan ‘WSV De Stuw’:

  1. wordt artikel 4A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Woonwijken’:

  1. komt artikel 17 ‘Waarde – Archeologie’ te vervallen;

  2. wordt artikel 21A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Centrum’:

  1. komt artikel 19 ‘Waarde – Archeologie’ te vervallen;

  2. wordt artikel 23A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Koninginnedijk’:

  1. komt artikel 14 ‘Archeologisch waardevol gebied’ te vervallen;

  2. wordt artikel 14A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein’:

  1. wordt artikel 10A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. In het bestemmingsplan ‘Buitengebied’:

  1. komt artikel 32 ‘Archeologisch waardevolle vindplaats’ te vervallen;

  2. wordt artikel 35A ‘Waarde – Archeologie’ toegevoegd zoals opgenomen onder j.

 

  1. Waarde - Archeologie

 

Waarde – Archeologie

 

x.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologie (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

 

 

x.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in x.1 omschreven doeleinden, en voor de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken en/of waterstaatkundige werken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

  2. het verstoringsoppervlak (nieuw te bebouwen oppervlak plus fundering, leidingsleuven en infiltratiekoffers), niet groter is dan:

1. ten hoogste 30 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 1’;

2. ten hoogste 50 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 2’;

3. ten hoogste 100 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 3’;

4. ten hoogste 250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 4’;

5. ten hoogste 2.500 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 5’; en

  1. de verstoringsdiepte niet dieper is dan:

1. 0,3 m ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie categorie 1’; en

2. 0,5 m ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 2’, ‘overige zone - archeologie categorie 3’, ‘overige zone - archeologie categorie 4 en/of ‘overige zone - archeologie categorie 5’;

onder maaiveld; of

  1. het een bouwwerk betreft dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 m;

  2. de werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

  3. de werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

 

x.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

 

 

x.4 Afwijken van de bouwregels

 

x.4.1 Afwijking

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in x.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien het bepaalde onder x.4.1.a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

 

 

x.4.2 Verplichting rapportage

  1. De omgevingsvergunning als bedoeld in x.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;

  2. Een onderzoek als bedoeld in x.4.1.a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

  3. Een onderzoek als bedoeld in x.4.2.a is ook niet vereist indien door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de Laatmiddeleeuwse en moderne bouwvoor (akkerdek);

  4. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel genoegzaam blijkt dat:

1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

3. de verstoringsdiepte minder diep reikt dan het akkerdek;

4. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

x.4.3 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag kan beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in x.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

x.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

 

x.5.1 Vergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werkzaamheden of andere werken uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;

  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;

  3. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;

  4. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  5. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;

  6. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

  7. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;

  8. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  10. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedragen;

  11. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroeringplaatsvindt;

  12. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;

  13. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie;

  14. verwijderen/vervangen van funderingen van waterstaatkundige werken.

 

x.5.2 Uitzonderingen

  1. Het bepaalde in x.5.1. is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:

1. maximaal 0,3 m diep reiken, ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie categorie 1’, ten opzichte van het maaiveld; of

2. maximaal 0,5 m diep reiken, ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie categorie 2’, ‘archeologie categorie 3’, ‘archeologie categorie 4 en/of ‘archeologie categorie 5’, ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen genoemd onder x.5.1 sub h, l en m; of

3. een verstoringsoppervlakte hebben van:

a. ten hoogste 30 m² ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie categorie 1’;

b. ten hoogste 50 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 2’;

c. ten hoogste 100 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 3’;

d. ten hoogste 250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 4’;

e. ten hoogste 2.500 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 5’; of

4. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; of

5. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; of

6. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud - en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; of

7. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grond bewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van:

a. 0,3 m onder maaiveld wordt geroerd, ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 1’,

b. 0,5 m onder maaiveld wordt geroerd, ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - archeologie categorie 2’, ‘overige zone - archeologie categorie 3’, ‘overige zone - archeologie categorie 4' en/of ‘overige zone - archeologie categorie 5’; of

8. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor op dat moment het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in dit kader is verleend; of

9. voor zover de werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; of

10. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in x.4; of

11. het normaal beheer en onderhoud van watergangen, waaronder baggeren tot het ontwerpprofiel, betreffen; of

12. vervangingswerkzaamheden betreffen van bestaande waterstaatswerken.

  1. Het verbod als bedoeld in x.5.1 is ook niet van toepassing indien:

1. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan de diepte van het akkerdek, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder x.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist; of

2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder x.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

 

x.5.3 Verlening

  1. Een vergunning als bedoeld in x.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

4. Indien het bepaalde onder x.5.3.a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

 

x.5.4 Verplichting rapportage

  1. De vergunning als bedoeld in x.5.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

  2. Een onderzoek als bedoeld in x.5.4.a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

  3. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat :

1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

x.5.5 Advies archeologisch deskundige

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een vergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

x.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

  1. Aan gronden de dubbelstemming ‘Waarde-Archeologie’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betreffende gronden archeologische waarden aanwezig zijn die bescherming behoeven.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Archeologie’.