direct naar inhoud van Regels
Plan: Hilvarenbeek Noord - Oostzijde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPHvbnoordoost-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Hilvarenbeek Noord - Oostzijde" te Hilvarenbeek met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPHvbnoordoost-ON01 van de gemeente Hilvarenbeek;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht onderzicht is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruiken en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.7 aan huis verbonden beroep

een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.8 achtererf

gedeelte van een erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelsgrens;

1.9 achtergevel

de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

1.10 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.11 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.12 attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak in procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak;

1.15 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

1.16 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd overeenkomstig een verleende vergunning of kan worden gebouwd krachtens een vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in bouwkundig, ruimtelijk, functioneel, architectonisch of stedenbouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 (bouw)perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.24 (bouw)perceelgrens

een grens van een (bouw)perceel;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.27 erfbebouwing

alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gevellijn

de aangeduide lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.31 huishouden

de bewoning van een woning door:

  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.32 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.33 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.34 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.35 peil
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.36 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.37 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seks en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscooop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.38 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.39 verdiepingen

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.40 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;

1.41 vrijstaande woning

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;

1.42 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.43 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.44 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.45 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan de zijkant van de lijn gelegen perceelsgrens;

1.46 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.47 in deze regels wordt mede verstaan onder

gebruiken: het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

uitvoeren: het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden en (kikker)poelen, met dien verstande dat (kikker)poelen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 200 m2 en een diepte van maximaal 1,5 m;
  • d. bescherming, instandhouding en versterking van de landschapswaarden, zoals cultuurhistorische en ecologische waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 12, beogen te beschermen;
  • e. erfbeplanting;
  • f. onverharde paden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Toegestane bouwwerken binnen de gehele bestemming

Binnen de gehele bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van agrarisch grondgebruik, met dien verstande dat uitsluitend open perceelsafscheidingen zijn toegestaan

3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van open perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

3.2.4 Bestaande maatvoering

In afwijking van het voorstaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 teneinde gebouwen toe te staan in de vorm van schuilgelegenheden mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan:

  • a. de schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn in het kader van dierenwelzijn;
  • b. het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha aaneengesloten agrarisch gebied dat in samenhang gebruikt wordt, waarbij het maximum aantal schuilgelegenheden 2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m2;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven;
  • f. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden op aaneengesloten gronden die in samenhang gebruikt worden, bedraagt ten minste 100 m;
  • g. er vindt kwaliteitsverbetering plaats in de vorm van zorgvuldige landschappelijke inpassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en/of opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. mestbe- en -verwerking en vergisting;
  • c. het betreden met en beproeven van, racen of crossen met motoren of overige motorvoertuigen (lawaaisporten);
  • d. verblijfsrecreatieve doeleinden zoals lig- en/of speelweide, staanplaats voor onderkomens of kamperen;
  • e. als wedstrijd- of sportterein voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • f. het beproeven en in gebruik hebben van geluidsapparaten en toestellen;
  • g. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
  • h. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van bestaande boomgaarden en vervanging van bestaande boomgaarden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken, plantsoenen en groenstroken;
  • b. beplantingen;

en tevens voor:

  • c. openbare tuinen en andere voor het publiek toegankelijke groenvoorzieningen;
  • d. bermen, bermsloten;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water(lopen);
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • k. kunstuitingen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
    • 1. kunstuitingen: 12 m;
    • 2. verlichting en speelvoorzieningen: 6 m;
    • 3. overige bouwwerken, gebouwen zijnde: 2 m.

Artikel 5 Groen - Landschappelijke inpassing

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, ter inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in het landschap;
  • b. onder landschappelijk inpassingsplan wordt in deze regels verstaan het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  • c. bescherming, instandhouding en versterking van de landschapswaarden, zoals cultuurhistorische en ecologische waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 12, beogen te beschermen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Specifieke gebruiksregels

5.2.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en voet- en fietspaden;
  • b. pleinen;
  • c. parkeerterreinen en andere openbare ruimten met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen;

alsmede voor:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groen en water(lopen);
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • i. kunstwerken;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven doeleinden en met een maximale bouwhoogte voor:

  • a. verlichting: 6m;
  • b. voorzieningen voor de verkeersgeleiding: 10 m;
  • c. speelvoorzieningen: 6 m;
  • d. kunstuitingen: 12 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen met ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen;

alsmede voor:

  • a. aan huis verbonden beroepen;
  • b. erven en tuinen;
  • c. paden;
  • d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met bijbehorende:

  • e. hoofdgebouwen;
  • f. onderbouwen;
  • g. aan- en uitbouwen;
  • h. bijgebouwen;
  • i. overkappingen;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.1.2 Woningvermeerdering

Ten aanzien van de in artikel 7.1.1 genoemde functies geldt de beperking dat:

  • a. het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, hieronder niet begrepen woningen die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan;
  • b. nieuw te bouwen woningen uitsluitend zijn toegestaan daar waar dat met een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, met dien verstande dat het aantal nieuw te bouwen woningen maximaal het door middel van deze aanduiding aangegeven aantal mag bedragen.

7.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ter dienste van de in artikel 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. de voorgevel van hoofdgebouwen mag in of tot 5 meter achter de gevellijn worden gebouwd;
  • b. de diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 13 m bedragen;
  • c. onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.1;
  • d. het aantal woningen mag ten hoogste bedragen het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • e. bij hoofdgebouwen dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2,5 m te bedragen;
  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • g. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • h. de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 17 m bedragen;
  • i. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • j. op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 11.2 van toepassing;
  • k. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten;
  • l. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
    • 1. aan- en uitbouwen: goothoogte 3 m, bouwhoogte 5,5 m;
    • 2. bijgebouwen: goothoogte 3 m, bouwhoogte 5,5 m;
    • 3. overkappingen: bouwhoogte 3 m;
    • 4. erfafscheidingen voor de voorgevel: bouwhoogte 1 m;
    • 5. erfafscheidingen achter de voorgevel: bouwhoogte 2 m;
    • 6. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Voorwaardelijke bepaling in gebruikname gronden en bouwwerken

Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de aanleg en instandhouding van de landscchapsmaatregelen, overeenkomstig de in lid 7.1.1 opgenomen omschrijving, conform het in bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan;
  • b. de voormalige bedrijfsgebouwen, zoals aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 2 van deze regels, zijn gesloopt.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.4.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1.1, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsoppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • b. het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels, of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge verwachtingswaarde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen eisen burgemeester en wethouders uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergroting van bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij ter realisering bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk zijn, die:

  • a. een totale oppervlakte hebben groter dan 500 m2, en
  • b. waarvoor grond op een diepte van 0,5 m of meer onder het maaiveld, moet worden geroerd.

dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

8.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 50 cm;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
  • d. het verlagen van de grondwaterstand over een oppervlakte van 500 m2.

8.3.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in 8.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen eisen burgemeester en wethouders uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergroting van bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij ter realisering bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk zijn, die:

  • a. een totale oppervlakte hebben groter dan 2.500 m2, en
  • b. waarvoor grond op een diepte van 0,5 m of meer onder het maaiveld, moet worden geroerd

dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

9.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieopleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
  • d. het verlagen van de grondwaterstand over een oppervlakte van 2.500 m2.

9.3.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in 9.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  • c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in dit plan omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag beragen.

11.2 Overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,1 m mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
    • 1. een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
    • 2. de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
    • 3. een erker aan de zijgevel ten minste 3 m achter de gevellijn dient te liggen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • e. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 milieuzone - milieuzonering

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - milieuzonering' zijn geen gebouwen toegestaan in verband met de daar aanwezige milieuzone afkomstig van omliggende bedrijven. Ook vergunningvrij is binnen deze zone niet toegestaan.

12.2 overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

12.3 overige zone - beekdal

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de kenmerkende verkaveling van het beekdal. Er wordt hier gestreefd naar een ruimtelijke verdichting van het gebied en accentuering van het beekdal door middel van de aanleg van nieuwe landschapselementen.

12.4 overige zone - historische verkavelingsstructuur

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - historische verkavelingsstructuur' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van de historische verkavelingsstructuur uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

Aanduidingen/activiteiten   A   B   C   D   E   F   G  
overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant   +   +   +   +   +   +   -  
overige zone - beekdal   +   +   +   -   -   -   +  
overige zone - historische verkavelingsstructuur   -   -   -   -   -   -   +  

+ = omgevingsvergunning vereist

- = toegestaan (zonder omgevingsvergunning)

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
  • b. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • c. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • d. dempen van poelen, sloten en greppels;
  • e. aanleggen van drainage;
  • f. verlagen van de waterstand;
  • g. het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven.

12.5.2 Overleg waterschap

Indien de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' dient bij de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in sublid 12.5.1 het betrokken waterschapsbestuur te worden gehoord.

12.5.3 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 12.5.1 alleen indien door de in sublid 12.5.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

12.5.4 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 12.5.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • c. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo);
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk in of krachtens deze regels is toegestaan;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:

  • a. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen geometrisch is bepaald niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Wijzigen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de wettelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

15.2 Wijzigen bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Groen'. De gronden die gewijzigd worden in de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor:

  • a. parken;
  • b. plantsoenen;
  • c. groenstroken;
  • d. beplantingen;
  • e. speelvoorzieningen.

Van deze wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien de bouw van de woningen niet gerealiseerd is binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 17 Overige regels

Met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te wroden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in het 'Parkeerbeleidsplan 2015 -2020' inclusief bijlagen d.d. 16 juli 2015;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is bedoeld in sub a, daarbij rekening houdens met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • c. indien het 'Parkeerbeleidsplan 2015-2020' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.

Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • 3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind';
  • 3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daana te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Hilvarenbeek Noord - Oostzijde".