Herziening Buitengebied 2015

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0809.BPHERZBUITENGEB-ON01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoud

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 2
Artikel A Begripsbepalingen

Artikel B Toepassingsverklaring

Artikel C Herziening van de regels en verbeelding

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

Artikel 6 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden

Artikel 7 Bedrijf

Artikel 8 Bos

Artikel 9 Groen

Artikel 10 Horeca

Artikel 11 Maatschappelijk

Artikel 12 Natuur

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

Artikel 14 Recreatie – Kampeerterrein 1 (Droomgaard)

Artikel 15 Recreatie – Kampeerterrein 2 (Het Genieten)

Artikel 16 Recreatie – Kampeerterrein 3 (Duinlust)

Artikel 17 Recreatie – Kampeerterrein 4 (Bernehoeve)

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Artikel 19 Sport - Sport

Artikel 20 Sport – Manege

Artikel 21 Tuin

Artikel 22 Verkeer

Artikel 23 Verkeer - Onverhard

Artikel 24 Water

Artikel 25 Wonen - 1

Artikel 26 Wonen - 2

Artikel 27 Leiding

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

Artikel 30 Waterstaat – Attentiegebied EHS

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

Artikel 32 Algemene bouwregels

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

Artikel 34 Algemene aanduidingregels

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

Artikel 37 Overige regels

Artikel 38 Overgangsrecht

Artikel 39 Slotregel

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

 

Artikel D.1 Overgangsregel

Artikel D.2 Slotregel

 

 

Bijlagen:

  1. Staat van bedrijfsactiviteiten

  2. Landschappelijke inpassing

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel A Begripsbepalingen

 

plan:

het bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied 2015 ' met identificatienummer NL.IMRO.0809.BPHERZBUITENGEB-ON01 van de gemeente Loon op Zand.

 

 

Artikel B Toepassingsverklaring

 

De regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Loon op Zand op 15 december 2011 en opnieuw vastgesteld op 16 december 2013 worden herzien, zoals in Artikel C beschreven. Voor het overige blijven de regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van toepassing.

 

 

Artikel C Herziening van de regels en verbeelding

 

De regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Loon op Zand op 15 december 2011 en opnieuw vastgesteld op 16 december 2013 worden als volgt herzien:

  • De verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van de gemeente Loon op Zand, zoals vastgesteld op 15 december 2011 en opnieuw vastgesteld op 16 december 2013, wordt herzien zoals aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' ongewijzigd van toepassing.

  • De in groen weergegeven regels worden toegevoegd of vervangen aan de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'.

  • De in grijs weergegeven doorhalingen worden verwijderd uit de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011’ van de gemeente Loon op Zand;

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0809.BPBuitengebied2011-VG02 met de bijbehorende regels en bijlage.

  

AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzakelijkheid.

 

aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aaneengebouwde bebouwing:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.

 

aangebouwd bijgebouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw, maar dat in bouwkundig opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

aan huis gebonden bedrijf:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentenverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 

aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

agrarisch bedrijf, veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.

 

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

 

agrarisch bedrijf glastuinbouwbedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

 

agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt. agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

 

agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

 

 

agrarisch bedrijf, (vollegronds)teeltbedrijf:

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

agrarisch technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

 
agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, paardenhouderijen, hondenkennels, hoveniers- bedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.

 

archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologische verwachtingswaarden:

verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

attentiegebied ehs:

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

bed en breakfast:

het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande woongebouwen gericht op kortdurend verblijf. Het maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van een Bed and Breakfast in de gemeente Loon op Zand is gesteld op vijf en het wonen moet in overwegende mate gehandhaafd blijven.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfsbebouwing ten behoeve van een veehouderij:

onder bedrijfsbebouwing ten behoeve van een (intensieve) veehouderij wordt verstaan:

  • gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee (niet zijnde hobbyvee);

  • gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals bijvoorbeeld een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);

  • bouwwerken voor de opslag van mest.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw of bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.

 

bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

bestaande situatie:

de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (o.a. weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (o.a. opslag en energievoorziening).

 

bijgebouw:

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

boerderij of boerderijgebouw:

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals bijvoorbeeld een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.

 

boerderijsplitsing:

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.

 

boog- en tunnelkassen:

al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of sierteelt.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag of verdieping(slaag):

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

bouwmassa:

een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceel grens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

 

cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

 

dagrecreatie:

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.

 

dagrecreatieve voorziening:

voorziening ten behoeve van dagrecreatie.

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

duurzame locatie intensieve veehouderij:

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

 

ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

 

ecologische verbindingszone (evz):

in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

 

 
ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

 

erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen e.d., al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gemeenschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals een ontvangstkantoor/receptie, kampeerwinkel, ruimtes voor vermaak, sport- en speelvoorzieningen, sanitaire voorzieningen, een zwembad, of horeca.

 

groenblauwe mantel:

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en wate.

 

groepsaccommodatie:

(voormalig) agrarisch bedrijf, waarvan de gebouwen en/of gronden geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin respectievelijk daarop gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf.

 

 
groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

 

herbouw:

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.

 

hergebruik:

gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf.

 

hervestiging van een agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en dat geen bijgebouw is.

 

hotel/pension:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

 

horeca:

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotelaccommodatie, bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

 

houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

 

hulpgebouw:

een gebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilgelegenheden, melkschuren, etc.

 

hydrologisch neutraal:

geen negatief effect hebbend op de hydrologische situatie, d.w.z. dat grondwaterstanden gelijk blijven en de  afvoer van hemelwater uit het plangebied neemt niet toe ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Afstromend hemelwater van nieuwe verharding of afgekoppeld hemelwater wordt in de bodem geïnfiltreerd en/of via een bergingsvoorziening vertraagd afgevoerd naar een watervoerende sloot.

 

hydrologische waarde:

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem i.v.m. beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.

 

kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, bedoelt voor recreatief nachtverblijf.

 

karakteristiek:

herkenbaar, markant, wegen schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van belang.

 

kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m.

 

kelder:

een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

 

kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.

 

kleinschalig logeren:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies (en ontbijt) tot een in de regels aangegeven maximum aantal verblijfseenheden, zoals logeren bij de boer.

 

kleinschalige verblijfsrecreatie:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies (en ontbijt) tot een in de regels aangegeven maximum aantal verblijfseenheden met een eigen voorziening van beperkte aard om buiten de eigen woning te kunnen overnachten, zoals een vakantieappartement.

 

kuilplaat:

een verharding danwel bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder opstaande randen, voor het opslaan van veevoeder.

 

(beperkt) kwetsbare objecten:

een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

 
landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.

 

lawaaisporten:

het in wedstrijdverband, voorafgaand aan wedstrijden of voor recreatieve doeleinden gebruiken van bromfietsen en/of gemotoriseerde voertuigen,waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de autosport, motorsport (inclusief 4x4-terreinrijden), (model)vliegsport, karting, watersport in de vorm van Jetski’s en soortgelijke geluidsproducerende sporten.

 

landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

 

maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening.

 

manege:

een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

 

mestverwerking:

het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan.

 

monument:

alle tenminste 50 jaar geleden vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde (art.1 Monumentenwet 1988), met inbegrip van de aangewezen gemeentelijke of rijksmonumenten.

 

natuurwaarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

 

 
natuurontwikkelingsgebied:

landbouwgronden, die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur waardoor ruimtelijke ingrepen die natuurontwikkeling kunnen frustreren moeten worden voorkomen.

 

nevenfunctie:

onder nevenfuncties, naast de hoofdfunctie, worden verstaan:

  1. recreatieve functies;

  2. agrarisch verwante functies;

  3. agrarisch technische functies;

  4. statische binnenopslag;

  5. verbrede landbouw.

 

Nederlandse Grootte Eenheid (NGE):

Nederlandse Grootte Eenheid (NGE), een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd word door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

 

netto glas:

aantal m² kasoppervlakte.

 

niet-agrarische functies:

onder niet-agrarische functies, worden verstaan:

  • (statische) opslag;

  • recreatie;

  • een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

  • zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, met ondergeschikte horeca;

 

nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens dit bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak.

 

nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

 

omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

 

ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.

 

ondergeschikte nevenactiviteit:

een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

 

overkapping:

een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

overstek:

een overstekend deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel niet dieper mag zijn dan 0,50 m.

peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

  1. in andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

paardenbak:

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

paardenhouderij:

een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen, en verhandelen van paarden, en het produceren van agrarische producten als melk en vlees. Voorbeelden: paarden fokken of opfokken, hengstenhouderij, paardenmelkerij, training- en sportstallen, handelsstallen, stalhouderijen, spermawinstations en paardenpensions;

 

partycentrum:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

 

perceelsindeling:

de omvang, vorm en situering van percelen.

 

perceelsgrens:

de grens van een perceel.

 

permanent verblijf:

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten, met dien verstande dat van permanent verblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

 

plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

 

plattelandswoning:

een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf.

 

productiegebonden detailhandel:

qua oppervlakte beperkte detailhandel van streekproducten en/of eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

prostitutie, raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

prostitutie, straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

reconstructiewetzone:

landbouwontwikkelingsgebied:

zone binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn.

 

verwevingsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

extensiveringsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

recreatief verblijf:

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte ten behoeve van niet permanent verblijf.

 

recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik.

 

recreatiewoning:

woning ten behoeve van recreatief verblijf.

 

recreatieverblijf:

een gebouw of onderkomen, zoals een chalet of stacaravan, bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden.

 

reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.

 

restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

 

ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

sleufsilo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met opstaande randen voor het opslaan van veevoeder.

 

 
sociale en educatieve voorzieningen:

een kleinschalige al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke is gericht op het (in groepsverband) informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.

 

sportvoorziening:

faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sporthal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.

 

stacaravans:

zie recreatieverblijf

 

standplaats (voor een kampeermiddel):

een afgescheiden, gemarkeerde of anderszins aangegeven plaats op een kampeerterrein voor het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een mobiel kampeermiddel, waarbij een bijzettentje niet als afzonderlijk kampeermiddel wordt aangemerkt.

 

statische (binnen)opslag:

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

 

teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

 

(teelt)ondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.

 

teeltondersteunende voorzieningen, permanent:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas. Hieronder worden verstaan schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 meter).

 

teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

 

teeltondersteunende voorzieningen, overig

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 3 m, op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek en regenkappen).

 

twee-aaneen gebouwde bebouwing:

bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen.

 

uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

verblijfseenheden:

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

 

verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etcetera.

 

verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.

 

verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

 

voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse bestemmingsgrenzen.

 

volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

 

volwaardig(heid van een) bedrijf:

een bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen zowel bedrijfseconomisch als milieuhygiënisch.

 

vormverandering van een bouwvlak:

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

 

vrijstaande bebouwing:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens.

 

vrijstaand bijgebouw:

een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 

waterwingebied:

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater.

 

weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

 

werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

windmolen:

bouwwerk bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van wind(energie).

 

wonen:

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

 

woonboerderij:

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

 

woonunit:

een geprefabriceerd, demontabel en/of relatief eenvoudig te verwijderen gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht (met de basisvoorzieningen) ten dienste van een niet permanent (woon)verblijf;

 

zaalaccommodatie:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

 

zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen:

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

 

zorgboerderij:

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

 

zorgvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in combinatie met de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.

 

zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand tot de weg:

de afstand tot de bebouwing en de as van de weg.

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren.

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de bouwhoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot en met de as van de molen.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een gebouw:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. agrarische bedrijven met dien verstande dat:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij’ een intensieve kwekerij is toegestaan;

  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan;

  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij is toegestaan;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. één bedrijfswoning waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;

  1. aan huis gebonden beroepen;

  2. productiegebonden detailhandel;

  3. tevens een caravanstalling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;

  4. tevens dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

  5. tevens een autoraparatiebedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – autoreparatiebedrijf’;

  6. tevens bestaande voorzieningen voor huisvesting seizoensarbeiders uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’;

  7. tevens een kleinschalige groothandel in agrarische producten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalige groothandel in agrarische producten’;

  8. tevens kleinschalig kamperen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’;

  9. tevens kleinschalig logeren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalig logeren’;

  10. tevens productiegebonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – verkoopruimte’;

  11. tevens een zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;

  12. tevens een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  13. tevens een gastank uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gastank';

  14. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  15. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  16. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;

  17. behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  18. extensief recreatief medegebruik.

 

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  2. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders bepaald.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder bedraagt dan 15 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de grens van het bouwvlak niet minder bedraagt dan 5 m.

  1. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  3. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. De bebouwing ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing:

  1. die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder d is uitbreiding van de bebouwing toegestaan, mits:

  1. de bebouwing niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;

  2. het voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

3.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van grondgebonden en overige niet- grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van grondgebonden en overige niet - grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  3. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

3.2.4 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Kassen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, waarbij geldt dat:

  1. Uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar glastuinbouw niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 3 ha, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.

  3. De goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.

  1. In afwijking van het bepaalde onder c, mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  2. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  3. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

3.2.5 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

3.2.6 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

  1. Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd ten behoeve van de mestbewerking van mest van het eigen veehouderijbedrijf.

  2. Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de wieken vermeerderd met 1 m.

  2. De bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan 12 m.

  1. De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan 6 m.

  6. De bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  7. De bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer dan 2,5 ha bedraagt.

  2. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer dan 2,5 ha 3 ha bedraagt.

  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.1 sub b voor bouwen van paardenbakken buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen- 1’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen – 1’, enkel indien er geen sprake is van een bestemming 'Tuin' of de paardenbak niet kan worden gerealiseerd binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen – 1’ en 'Tuin'.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 800 m².

  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 1,7 m

  4. Er worden geen lichtmasten opgericht.

  5. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

  6. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  1. lid 3.2.1 onder c sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 3.2.1 onder c sub 2 voor het bouwen binnen 5 m van de grens van het bouwvlak, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  3. lid 3.2.4 onder c voor het bouwen van hogere kassen met een goothoogte van maximaal 7,5 m en een bouwhoogte van maximaal 10 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  4. lid 3.2.2, 3.2.3 , 3.2.4 onder d voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere oppervlakte tot maximaal 5.000 m², indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Deze afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

 

3.3.2 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder d voor de uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met f.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.3.3 Bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f, 3.2.3 onder d, 3.2.4 onder e voor het (ver)bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders en/of voor het plaatsen van stacaravans en/of woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De huisvestingsvoorziening mag alleen worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  2. Het bouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  3. Er is geen sprake van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden en geen sprake van permanente bewoning.

  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Het totaal aan bebouwing en/of stacaravans en/of woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders mag niet meer bedragen dan 150 m2.

  6. Voor het bouwen van stacaravans en/of woonunits gelden aanvullend op het bepaalde onder a. tot en met e. de volgende voorwaarden:

  1. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  2. De stacaravans en/of woonunits worden binnen het bestaande bouwvlak geplaatst.

  3. Per bouwvlak zijn maximaal 5 stacaravans/woonunits toegestaan.

  4. De oppervlakte per stacaravan/woonunit bedraagt maximaal 30 m².

  5. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit bedraagt maximaal 3 m.

  6. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

  1. Het in gebruik nemen van gebouwen, niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij, voor de uitoefening van een veehouderij is niet toegestaan.

  2. Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  3. Het in gebruik nemen van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan.

 

3.4.2 Bestaande nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw

Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ zijn toegestaan:

  1. De totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte aan productiegebonden detailhandel per bouwvlak bedraagt niet meer dan 50 m², uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – verkoopruimte’ waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m².

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ een caravanstalling van maximaal 1.000 m².

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ een dagrecreatieve voorziening met horeca van maximaal 165 m².

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’ bestaande voorzieningen voor huisvesting van seizoensarbeiders.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalige groothandel in agrarische producten’ een kleinschalige groothandel in agrarische producten van maximaal 80 m².

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’ kleinschalig kamperen met maximaal 15 25 standplaatsen.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalig logeren en kamperen’ kleinschalig logeren met een oppervlakte van maximaal 400 m² en kleinschalig kamperen met maximaal 25 standplaatsen.

  8. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – autoreparatiebedrijf’ een autoreparatiebedrijf van maximaal 70 m².

  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’ een zorgboerderij.

 

3.4.3 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

3.4.4 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  2. De oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 ha.

  3. De oppervlakte aan overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 ha.

 

3.4.5 Huisvesting seizoensarbeiders

Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen en/of stacaravans en/of woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan, indien geen sprake is van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden en geen sprake van permanente bewoning. Tevens moet worden voldaan aan het bepaalde in 3.3.3.

 

3.4.6 Intensieve veehouderij

Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

 

3.4.7 Hervestiging van en omschakeling naar intensieve geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van en omschakeling naar een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

3.4.8 Landschappelijke inpassing

De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing 3.1’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 2.1 bij deze regels.

 

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Nevenfuncties en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Het agrarisch bouwvlak wordt ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw niet uitgebreid.

  3. Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.

  4. De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. Agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m2;

  2. Zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m2 ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;

  3. Dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;

  4. Statische binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m²;

  5. Kleinschalig logeren, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden tot een maximum van 250 m² en maximaal 70 m² per stuk;

  6. In afwijking van het voorgaande bedraagt de oppervlakte ten behoeve van groepsaccommodaties niet meer dan 500 m²;

  7. Kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 15 25 kampeermiddelen alsmede maximaal 25 m² aan algemene voorzieningen in bestaande bebouwing.

  8. Productiegebonden detailhandel en/of detailhandel in streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van 100 m².

  1. Binnen de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn statische binnenopslag, kleinschalig logeren, groepsaccommodaties en kleinschalig kamperen niet toegestaan.

  2. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².

  3. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  4. In afwijking van het bepaalde onder g, bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.500 m² en voor het overige maximaal 1.250 m².

  5. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.

  6. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg;

  7. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  9. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

 

3.5.2 Gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder a voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.5.3 Gebruik bedrijfswoning als plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder c voor het gebruik van de bedrijfswoning, bijbehorende bijgebouwen en overkappingen en de bijbehorende gronden voor wonen (plattelandswoning), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Uitsluitend de bestaande bedrijfswoning mag gebruikt worden als woning, waarbij dit gebouw wordt aangemerkt als belangrijkste hoofdgebouw.

  2. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de overige bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met wonen, waarbij de oppervlakte ten behoeve van dit gebruik niet meer mag bedragen dan 80 m².

  3. Er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat.

  4. Voor het overige de regels in 3.2.5 en 3.2.6 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.

 

 

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren in (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone': het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

 

3.6.2 Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden indien deze gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  4. voorzover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.

 

 

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.

 

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Er mag geen sprake zijn van uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van een veehouderij.

  2. Indien sprake is van een veehouderij moet, naast het bepaalde onder d, worden voldaan de volgende voorwaarden:

  1. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  2. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  3. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  1. Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:

  1. niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;

  2. voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;

  3. er sprake is van grondgebonden of niet - grondgebonden agrarisch bedrijven, niet zijnde veehouderijen.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  2. De totale oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot.

  3. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Vooraf is advies ingewonnen bij de AAB.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.2 Vergroting bouwvlak veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met h.

  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.

  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

  8. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  6. De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

 

 

3.7.3 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bouwvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 25%.

  2. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha netto glas. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ 'overige zone - glastuinbouwgebied' is vergroting van glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ toegestaan tot een maximum van 5,5 ha, waarvan niet meer dan 5 ha netto glas. Er dient een zorgvuldige dialoog gevoerd te zijn, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

  3. Voor overige niet grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  4. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  6. De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

3.7.4 Omschakelen naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde veehouderij of glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet- grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering en mag maximaal 1,5 ha bedragen.

  2. De ontwikkeling is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' dient de omschakeling:

  1. Bij te dragen aan een afname van de uitstoot van milieubelastende stoffen.

  2. Een positieve bijdrage te leveren aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  1. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 ha 4,5 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 1,5 ha 3 ha uitsluitend gebruikt wordt voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  5. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel (volle)grondteeltbedrijf.

  6. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

3.7.6 Sleufsilo’s en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Uitsluitend ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 1,6 2 ha en het totale oppervlak van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ nooit meer bedraagt dan 1,5 ha.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.

  6. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ en het verkleinen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding / maximum oppervlakte’ en/of 'specifieke vorm van agarisch - veehouderij' en/of ‘glastuinbouw’ en/of ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde veehouderij.

 

3.7.8 Bouwen 1e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.

  2. De bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  3. De bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De woning voldoet aan de Wet geluidhinder.

  5. Er wordt vooraf advies ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.9 Wijzigen ten behoeve van wonen en tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen - 1’ of 'Wonen - 1' en 'Tuin' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is.

  3. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  4. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen - 1’ of 'Wonen - 1' en 'Tuin' bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  5. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  6. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  7. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.10 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.

  3. Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  4. Het bouwvlak wordt verwijderd waarbij voor het nieuwe bestemmingsvlak waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie is gesitueerd geldt dat:

  1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m² ten behoeve van niet - agrarische functies;

  2. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan het oorspronkelijke bouwvlak met een maximum van 1,5 ha ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' waar de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m²;

  1. In afwijking van het bepaalde onder c, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan 1,5 ha uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ waar de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m².

  2. Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  3. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. Statische (binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;

  • de oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag, bedraagt maximaal 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ / 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 1.000 m²;

  • Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  1. recreatieve voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve voorziening, bedraagt maximaal 750 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ / 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 500 m²;

  • Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 50 m².

  1. agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid bedraagt maximaal 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m²,

  • Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan.

  • Buitenopslag is niet toegestaan;

  1. Zorgvoorzieningen, waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor zorgvoorzieningen maximaal 400 m² bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 250 m²,

  1. Bij cumulatie van meerdere niet – agrarische functies bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen is niet toegestaan.

  3. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  4. De niet-agrarische functie heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  5. De vestiging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De niet – agrarische functies zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. In afwijking van het bepaalde in lid n, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

  9. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  10. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

3.7.11 Wijziging ten behoeve van paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De oppervlakte aan bouwvlak mag niet meer bedragen dan het oorspronkelijke bouwvlak en maximaal 1,5 ha. per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie wordt door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht tot maximaal 1,5 ha, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  3. De paardenhouderij heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  4. Buitenopslag, detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.

  5. De vestiging van de paardenhouderij is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  6. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

 

 

 

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. paardenhouderijen met bijbehorende voorzieningen;

  2. tevens een caravanstalling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;

  3. tevens een hondenpension uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hondenpension’;

  4. tevens kleinschalig kamperen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’;

  5. tevens een kleinschalige logeervoorziening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalig logeren’;

  6. één bedrijfswoning waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;

  1. aan huis gebonden beroepen;

  2. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  3. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één paardenhouderij toegestaan, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

  2. Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder bedraagt dan 15 m.

  2. de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 5 m.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

4.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd ten behoeve van de mestbewerking van mest van het eigen bedrijf.

  2. Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de wieken vermeerderd met 1 m.

  2. De bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan 12 m.

  1. De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan 15 m.

  6. De bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan 6 m.

  7. De bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 4.2.1 onder b voor het bouwen binnen 5 m van de bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

 

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Bestaande nevenactiviteiten en vormen van verbrede landbouw

Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Paardenhouderij’ zijn toegestaan:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ een caravanstalling van maximaal 1.000 m².

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hondenpension’ bedraagt de oppervlakte niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’ kleinschalig kamperen met maximaal 15 25 standplaatsen.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalig logeren’ een kleinschalige logeervoorziening van maximaal 100 m².

 

4.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Paardenhouderij’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

4.4.3 Specifieke gebruiksregeling houden van vee

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - specifieke gebruiksregeling houden van vee’ is het bedrijfsmatig houden van vee niet toegestaan, uitgezonderd het houden van 13 paarden.

 

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Nevenfuncties en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het bestemmingsvlak bij paardenhouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenhouderij functie blijft op het bestemmingsvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.

  3. De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw zijn toegestaan:

  1. Agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m²;

  2. Zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;

  3. Dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;

  4. Statische binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m²;

  5. Kleinschalig logeren, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden tot een maximum van 250 m² en maximaal 70 m² per stuk;

  6. In afwijking van het voorgaande bedraagt de oppervlakte ten behoeve van groepsaccommodaties niet meer dan 500 m²;

  7. Kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 15 25 kampeermiddelen alsmede maximaal 25 m² aan algemene voorzieningen in bestaande bebouwing.

  8. Productiegebonden detailhandel en/of detailhandel in streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van 100 m².

  1. Binnen de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn statische binnenopslag, kleinschalig logeren, groepsaccommodaties en kleinschalig kamperen niet toegestaan.

  2. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².

  3. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  4. In afwijking van het bepaalde onder e, bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1500 m² en voor het overige maximaal 1250 m².

  5. Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.

  6. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  7. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  8. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  9. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  10. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Bouwen 1e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardige paardenhouderij.

  2. De bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  3. De bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De woning voldoet aan de Wet geluidhinder.

  5. Er wordt vooraf advies ingewonnen bij de AAB inzake de volwaardigheid van het bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.6.2 Wijzigen ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen - 1’ of 'Wonen - 1' en 'Tuin' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het paardenhouderijbedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  5. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  6. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.6.3 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het paardenhouderijbedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bestemmingsvlak wordt verkleind waarbij voor het nieuwe bestemmingsvlak waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie is gesitueerd, geldt dat:

  1. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m² ten behoeve van niet - agrarische functies;

  2. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan het oorspronkelijke bouwvlak met een maximum van 1,5 ha ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' waar de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m²;

  1. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  2. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. Statische (binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • de opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;

  • de oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag, bedraagt maximaal 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 1.000 m²;

  • opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  1. Recreatieve voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • de oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve voorziening, bedraagt maximaal 750 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 500 m²;

  • ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 50 m².

  1. Agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid bedraagt maximaal 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m²;

  • alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan;

  • buitenopslag is niet toegestaan.

  1. Zorgvoorzieningen, waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor zorgvoorzieningen maximaal 400 m² bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 250 m².

  2. Maneges, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • Deze wijziging is niet mogelijk op locaties gelegen binnen ‘Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden 1’ en ‘Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden 2’.

  • Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 50 m².

  • De manege vervult een recreatieve functie die past binnen de recreatieve visie van het Reconstructieplan Meierij en het gemeentelijke beleid voor recreatie en er is tevens sprake van een verrijking van het toeristisch recreatieve product.

  1. Bij cumulatie van meerdere niet – agrarische functies bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen is niet toegestaan.

  3. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  4. De niet-agrarische functie heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  5. De vestiging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De niet – agrarische functies zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. agrarische bedrijven met dien verstande dat:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij’ een intensieve kwekerij is toegestaan;

  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan;

  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij is toegestaan;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig is per bouwvlak;

  1. één bedrijfswoning waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;

  1. aan huis gebonden beroepen;

  2. productiegebonden detailhandel;

  3. tevens een caravanstalling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;

  4. tevens een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  5. tevens een groothandel in diervoeder ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – groothandel in diervoeder’;

  6. tevens bestaande voorzieningen voor huisvesting seizoensarbeiders uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’;

  7. tevens een agrarisch hulpgebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hulpgebouw’;

  8. tevens kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm agrarisch met waarden – kleinschalig kamperen’;

  9. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  10. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  11. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;

  12. behoud van monumentale / beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  13. een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  14. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  15. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´

  2. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

  3. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel';

  1. extensief recreatief medegebruik.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  2. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders bepaald.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder bedraagt dan 15 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de grens van het bouwvlak niet minder bedraagt dan 5 m.

  1. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  3. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. De bebouwing ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing:

  1. die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder d is uitbreiding van de bebouwing toegestaan, mits:

  1. de bebouwing niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;

  2. het voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

5.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van grondgebonden en overige niet- grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van grondgebonden en overige niet - grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  3. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

5.2.4 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Kassen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, waarbij geldt dat:

  1. Uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar glastuinbouw niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 3 ha, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.

  3. De goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.

  1. In afwijking van het bepaalde onder c, mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  2. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  3. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

5.2.5 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

 

5.2.6 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

  1. Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd ten behoeve van de mestbewerking van mest van het eigen veehouderijbedrijf.

  2. Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de wieken vermeerderd met 1 m.

  2. De bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan 12 m.

  1. De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan 6m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan 6 m.

  6. De bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  7. De bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

5.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.

  2. Buiten het bouwvlak mogen enkel overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

 

 

 

 

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.2.1 voor bouwen van paardenbakken buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen – 1’ , waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen – 1’, enkel indien er geen sprake is van een bestemming 'Tuin' of de paardenbak niet kan worden gerealiseerd binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen – 1’ en 'Tuin'.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 800 m².

  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 1,7 m.

  4. Er worden geen lichtmasten opgericht.

  5. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

  6. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan

  1. lid 5.2.1 onder c sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 5.2.1 onder c sub 2 voor het bouwen binnen 5 m van de grens van het bouwvlak, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  3. lid 5.2.4 onder c voor het bouwen van hogere kassen met een goothoogte tot maximaal 7,5 m en een bouwhoogte tot maximaal 10 m, indien dit nodig is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  4. lid 5.2.2 , 5.2.3 , 5.2.4 onder d voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere oppervlakte tot maximaal 5.000 m², indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  5. lid 5.2.8 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 1,5 ha.

  3. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  1. lid 5.2.8 onder e voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 1,5 ha.

  3. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

 

5.3.2 Vergroting oppervlake bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder d voor de uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met f.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

5.3.3 Bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder f, 5.2.3 onder d, 5.2.4 onder e voor het (ver)bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders en/of voor het plaatsen van stacaravans en/of woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De huisvestingsvoorziening mag alleen worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  2. Het bouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  3. Er is geen sprake van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden en geen sprake van permanente bewoning.

  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Het totaal aan bebouwing en of stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders mag niet meer bedragen dan 150 m2.

  6. Voor het bouwen van stacaravans en/of woonunits gelden aanvullende op het bepaalde onder a. tot en met e. de volgende voorwaarden:

  1. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  2. De stacaravans en/of woonunits worden binnen het bestaande bouwvlak geplaatst.

  3. Per bouwvlak zijn maximaal 5 stacaravans/woonunits toegestaan.

  4. De oppervlakte per stacaravan/woonunit bedraagt maximaal 30 m².

  5. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit bedraagt maximaal 3 m.

  6. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

  1. Het in gebruik nemen van gebouwen, niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor de uitoefening van een veehouderij is niet toegestaan.

  2. Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  3. Het in gebruik nemen van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan.

 

5.4.2 Bestaande nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw

Binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ zijn toegestaan:

  1. De totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte aan productiegebonden detailhandel per bouwvlak bedraagt niet meer dan 50 m².

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ een caravanstalling van maximaal 1.000 m².

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’ bestaande voorzieningen voor huisvesting van seizoensarbeiders.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschalig kamperen’ kleinschalig kamperen met maximaal 15 25 standplaatsen.

 

5.4.3 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

5.4.4 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.

 

5.4.5 Huisvesting seizoensarbeiders

Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen en/of stacaravans en/of woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan, indien geen sprake is van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden en geen sprake van permanente bewoning. Tevens moet worden voldaan aan het bepaalde in 5.3.3.

 

 

5.4.6 Intensieve veehouderij

Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

 

5.4.7 Hervestiging van en omschakeling naar intensieve geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van en omschakeling naar een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

 

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  2. De oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 1,5 ha.

  3. De oppervlakte aan overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 1,5 ha.

  4. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

 

5.5.2 Nevenfuncties en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Het agrarisch bouwvlak wordt ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw niet uitgebreid.

  3. Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.

  4. De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. Agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m2;

  2. zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;

  3. dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ / 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;

  4. statische binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m²;

  5. kleinschalig logeren, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden en tot een maximum van 250 m² en maximaal 70 m² per stuk;

  6. in afwijking van het voorgaande, bedraagt de oppervlakte ten behoeve van groepsaccommodaties niet meer dan 500 m²;

  7. kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 15 25 kampeermiddelen alsmede maximaal 25 m² aan algemene voorzieningen in bestaande bebouwing.

  8. productiegebonden detailhandel en/of detailhandel in streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van 100 m².

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².

  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  3. In afwijking van het bepaalde onder f bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1500 m² en voor het overige maximaal 1250 m².

  4. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.

  5. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  6. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  9. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

 

5.5.3 Gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder a voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

5.5.4 Gebruik bedrijfswoning als plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder c voor het gebruik van de bedrijfswoning, bijbehorende bijgebouwen en overkappingen en de bijbehorende gronden voor wonen (plattelandswoning), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Uitsluitend de bestaande bedrijfswoning mag gebruikt worden als woning, waarbij dit gebouw wordt aangemerkt als belangrijkste hoofdgebouw.

  2. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de overige bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met wonen, waarbij de oppervlakte ten behoeve van dit gebruik niet meer mag bedragen dan 80 m².

  3. Er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat.

  4. Voor het overige de regels in 5.2.5 en 5.2.6 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.

 

 

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  6. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevol gebied':

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen of verdiepen van (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  5. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  6. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden.

  7. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  8. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

  1. in (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone':

  1. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  1. in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’:

  1. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  2. het ophogen van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaatsvinden;

  4. voorzover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Er mag geen sprake zijn van uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van een veehouderij.

  2. Indien sprake is van een veehouderij moet, naast het bepaalde onder d, worden voldaan de volgende voorwaarden:

  1. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  2. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  3. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  1. Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:

  1. niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;

  2. voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;

  3. er sprake is van grondgebonden of niet - grondgebonden agrarisch bedrijven, niet zijnde veehouderijen.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  2. De totale oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot.

  3. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Vooraf is advies ingewonnen bij de AAB.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

 

 

5.7.2 Vergroting bouwvlak veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met h.

  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.

  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

  8. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  6. De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

 

 

 

5.7.3 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bouwvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 20%.

  2. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha netto glas.

  3. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  6. De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. In afwijking van het bepaalde in sub 4 van lid c, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

 

 

 

5.7.4 Omschakelen naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde veehouderij of glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet- grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering en mag maximaal 1,5 ha bedragen.

  2. De ontwikkeling is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' dient de omschakeling:

  1. Bij te dragen aan een afname van de uitstoot van milieubelastende stoffen.

  2. Een positieve bijdrage te leveren aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  1. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 ha 4,5 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 1,5 ha 3 ha uitsluitend gebruikt wordt voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  5. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel (volle)grondteeltbedrijf.

  6. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.6 Sleufsilo’s en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Uitsluitend ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 1,6 2 ha en het totale oppervlak van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ nooit meer bedraagt dan 1,5 ha.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.

  6. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

 

 

5.7.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ en het verkleinen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding / maximum oppervlakte’ en/of 'specifieke vorm van agarisch met waarden - veehouderij' en/of ‘glastuinbouw’ en/of ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde veehouderij.

 

5.7.8 Bouwen 1e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.

  2. De bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  3. De bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De woning voldoet aan de Wet geluidhinder.

  5. Er wordt vooraf advies ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.9 Wijzigen ten behoeve van wonen en tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 1' en 'Tuin' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen - 1’ of 'Wonen - 1' en 'Tuin' bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m2 mag bedragen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  5. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  6. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.10 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd waarbij voor het nieuwe bestemmingsvlak waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie is gesitueerd geldt dat:

  1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m² ten behoeve van niet - agrarische functies;

  2. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan het oorspronkelijke bouwvlak met een maximum van 1,5 ha ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' waar de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m²;

  1. In afwijking van het bepaalde onder c, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan 1,5 ha uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ waar de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m².

  2. Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  3. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. Statische (binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;

  • de oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag, bedraagt maximaal 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 1.000 m²;

  • Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  1. recreatieve voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve voorziening, bedraagt maximaal 750 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 500 m²;

  • Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 50 m².

  1. agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid bedraagt maximaal 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m²,

  • Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan.

  • Buitenopslag is niet toegestaan;

  1. Zorgvoorzieningen, waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor zorgvoorzieningen maximaal 400 m² bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 250 m²,

  1. Bij cumulatie van meerdere niet – agrarische functies bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen is niet toegestaan.

  3. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  4. De niet-agrarische functie heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  5. De vestiging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De niet – agrarische functies zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. In afwijking van het bepaalde in lid n, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.11 Wijziging ten behoeve van paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte aan bouwvlak mag niet meer bedragen dan het oorspronkelijke bouwvlak en maximaal 1,5 ha. per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie wordt door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht tot maximaal 1,5 ha, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  2. De paardenhouderij heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  3. Buitenopslag, detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.

  4. De vestiging van de paardenhouderij is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  6. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. In afwijking van het bepaalde in lid g, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

 

 

Artikel 6 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. agrarische bedrijven met dien verstande dat:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij’ een intensieve kwekerij is toegestaan;

  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan;

  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij is toegestaan;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. één bedrijfswoning waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;

  1. aan huis gebonden beroepen;

  2. productiegebonden detailhandel;

  3. tevens kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kleinschalig kamperen’;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;

  7. behoud van monumentale / beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  8. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´

  2. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)´;

  2. natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´;

  3. struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;

  4. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel';

  1. extensief recreatief medegebruik.

 

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  2. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders bepaald.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder bedraagt dan 15 m.

  2. De afstand van gebouwen tot de grens van het bouwvlak niet minder bedraagt dan 5 m.

  1. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  3. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. De bebouwing ten dienste van veehouderijen en intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing:

  1. die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder d is uitbreiding van de bebouwing toegestaan, mits:

  1. de bebouwing niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;

  2. het voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

 

 

 

 

 

6.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van grondgebonden en overige niet - grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van grondgebonden en overige niet - grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  3. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

6.2.4 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Kassen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, waarbij geldt dat:

  1. Uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar glastuinbouw niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 3 ha, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.

  3. De goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  4. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.

  1. In afwijking van het bepaalde onder c, mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:

  1. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m².

  2. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  3. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 m.

  1. Het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’.

 

6.2.5 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

 

6.2.6 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd. waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

  1. Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd ten behoeve van de mestbewerking van mest van het eigen veehouderijbedrijf.

  2. Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de wieken vermeerderd met 1 m.

  2. De bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan 12 m.

  1. De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan 6 m.

  6. De bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  7. De bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

6.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de afrastering een open karakter dient te hebben.

  2. Buiten het bouwvlak mogen enkel overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

 

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 onder c sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 6.2.1 onder c sub 2 voor het bouwen binnen 5 m van de grens van het bouwvlak, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast

  3. lid 6.2.4 onder c voor het bouwen van hogere kassen met een goothoogte van maximaal 7,5 m en een bouwhoogte van maximaal 10 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  4. lid 6.2.2 , 6.2.3, 6.2.4 onder d voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere oppervlakte tot maximaal 5.000 m², indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Deze afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  5. lid 6.2.8 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouw niet is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´, ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´ en ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  1. lid 6.2.8 voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouw niet is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´, ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´ en ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

6.3.2 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder d voor de uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met f.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

6.3.3 Bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder f, 6.2.3 onder d, 6.2.4 onder e voor het (ver)bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders en/of voor het plaatsen van stacaravans en/of woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De huisvestingsvoorziening mag alleen worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  2. Het bouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  3. Er is geen sprake van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden en geen sprake van permanente bewoning.

  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Het totaal aan bebouwing en of stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders mag niet meer bedragen dan 150 m2.

  6. Voor het bouwen van stacaravans en/of woonunits gelden aanvullende op het bepaalde onder a. tot en met e. de volgende voorwaarden:

  1. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  2. De stacaravans en/of woonunits worden binnen het bestaande bouwvlak geplaatst.

  3. Per bouwvlak zijn maximaal 5 stacaravans/woonunits toegestaan.

  4. De oppervlakte per stacaravan/woonunit bedraagt maximaal 30 m².

  5. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit bedraagt maximaal 3 m.

  6. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Strijdig gebruik

  1. Het in gebruik nemen van gebouwen, niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor de uitoefening van een veehouderij is niet toegestaan.

  2. Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  3. Het in gebruik nemen van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan.

 

 

 

6.4.2 Bestaande nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw

Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ zijn toegestaan:

  1. De totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte aan productiegebonden detailhandel per bouwvlak bedraagt niet meer dan 50 m².

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’ kleinschalig kamperen met maximaal 15 25 standplaatsen.

 

6.4.3 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

6.4.4 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.

 

6.4.5 Huisvesting seizoensarbeiders

Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen en/of stacaravans en/of woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan, indien geen sprake is van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden en geen sprake van permanente bewoning. Tevens moet worden voldaan aan het bepaalde in 6.3.3.

 

6.4.6 Intensieve veehouderij

Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

 

6.4.7 Hervestiging van en omschakeling naar intensieve geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van en omschakeling naar een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´, ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´ en ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  3. De oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 1,5 ha.

  4. De oppervlakte aan overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 1,5 ha.

  5. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

 

6.5.2 Nevenfuncties en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Het agrarisch bouwvlak wordt ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw niet uitgebreid.

  3. Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.

  4. De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m²;

  2. zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige niet meer dan 250 m²;

  3. dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige niet meer dan 250 m²;

  4. statische binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m²;

  5. kleinschalig logeren, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden en tot een maximum van 250 m² en maximaal 70 m² per stuk;

  6. in afwijking van het voorgaande bedraagt de oppervlakte ten behoeve van groepsaccommodaties niet meer dan 500 m²;

  7. kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 15 25 kampeermiddelen alsmede maximaal 25 m² aan algemene voorzieningen in bestaande bebouwing.

  8. Productiegebonden detailhandel en/of detailhandel in streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van 100 m².

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².

  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of vormen van verbrede landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  3. In afwijking van het bepaalde onder f, bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.500 m² en voor het overige maximaal 1.250 m².

  4. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.

  5. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg;

  6. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  9. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

 

6.5.3 Gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 onder a voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

 

 

 

6.5.4 Gebruik bedrijfswoning als plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder c voor het gebruik van de bedrijfswoning, bijbehorende bijgebouwen en overkappingen en de bijbehorende gronden voor wonen (plattelandswoning), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Uitsluitend de bestaande bedrijfswoning mag gebruikt worden als woning, waarbij dit gebouw wordt aangemerkt als belangrijkste hoofdgebouw.

  2. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de overige bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met wonen, waarbij de oppervlakte ten behoeve van dit gebruik niet meer mag bedragen dan 80 m².

  3. Er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat.

  4. Voor het overige de regels in 3.2.5 en 3.2.6 met betrekking tot een bedrijfswoning en bijgebouwen en overkappingen van toepassing zijn.

 

 

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  6. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevol gebied':

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen of verdiepen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  5. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  6. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden.

  7. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)':

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.50 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen of verdiepen van (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  6. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  7. Het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

  8. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur.

  9. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden.

  10. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  11. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen of verdiepen van (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  6. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  7. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':

  1. Het aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  2. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  3. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  4. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden.

  5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  6. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaatsvinden;

  4. voorzover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Er mag geen sprake zijn van uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van een veehouderij.

  2. Indien sprake is van een veehouderij moet, naast het bepaalde onder d, worden voldaan de volgende voorwaarden:

  1. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  2. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  3. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  1. Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing indien de uitbreiding van de bebouwing:

  1. niet wordt gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;

  2. voorzieningen betreft, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer;

  3. er sprake is van grondgebonden of niet - grondgebonden agrarisch bedrijven, niet zijnde veehouderijen.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  2. De totale oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot.

  3. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Vooraf is advies ingewonnen bij de AAB.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De vormverandering mag niet plaatsvinden in de bestemming 'Bos' en/of 'Natuur' (ecologische hoofdstructuur).

 

6.7.2 Vergroting bouwvlak veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met h.

  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.

  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

  7. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  6. De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. De vormverandering mag niet plaatsvinden in de bestemming 'Bos' en/of 'Natuur' (ecologische hoofdstructuur).

 

6.7.3 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bouwvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 20%.

  2. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha netto glas.

  3. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak en mag niet plaatsvinden in de bestemming 'Bos' en/of 'Natuur' (ecologische hoofdstructuur).

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Bij vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien het bouwvlak is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 ha, tenzij de vergroting gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  6. De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  9. In afwijking van het bepaalde in sub 4 van lid c, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  11. De vormverandering mag niet plaatsvinden in de bestemming 'Bos' en/of 'Natuur' (ecologische hoofdstructuur).

 

6.7.4 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´, ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´ (ecologische hoofdstructuur) en ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´.

  2. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  3. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  4. De totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 ha 4,5 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 1,5 ha 3 ha uitsluitend gebruikt wordt voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  5. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  6. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel (volle)grondteeltbedrijf.

  7. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  9. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone', wordt niet belemmerd of aangetast.

  10. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.5 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of ‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ en het verkleinen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding / maximum oppervlakte’ en/of 'specifieke vorm van agarisch met waarden - veehouderij' en/of ‘glastuinbouw’ en/of ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde veehouderij.

 

6.7.6 Bouwen 1e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.

  2. De bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  3. De bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De woning voldoet aan de Wet geluidhinder.

  5. Er wordt vooraf advies ingewonnen bij de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.7 Wijzigen ten behoeve van wonen en tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 1' en 'Tuin' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen - 1’ of 'Wonen - 1' en 'Tuin' bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  5. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  6. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.8 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd waarbij voor het nieuwe bestemmingsvlak waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie is gesitueerd geldt dat:

  1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m² ten behoeve van niet - agrarische functies;

  2. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan het oorspronkelijke bouwvlak met een maximum van 1,5 ha ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' waar de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m²;

  1. In afwijking van het bepaalde onder c, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan 1,5 ha uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ waar de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 5.000 m².

  2. Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  3. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. Statische (binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;

  • de oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag, bedraagt maximaal 1.250 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 1.000 m²;

  • Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  1. recreatieve voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve voorziening, bedraagt maximaal 750 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 500 m²;

  • Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximum oppervlakte van 50 m².

  1. agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • De oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid bedraagt maximaal 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m²,

  • Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan.

  • Buitenopslag is niet toegestaan;

  1. Zorgvoorzieningen, waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor zorgvoorzieningen maximaal 400 m² bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en voor het overige maximaal 250 m²,

  1. Bij cumulatie van meerdere niet – agrarische functies bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' maximaal 1.000 m² en voor het overige maximaal 750 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen is niet toegestaan.

  3. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  4. De niet-agrarische functie heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  5. De vestiging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De niet – agrarische functies zijn milieuhygiënisch inpasbaar.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. In afwijking van het bepaalde in lid n, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

  12. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

6.7.9 Wijziging ten behoeve van paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte aan bouwvlak per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie wordt door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht tot 1,5 ha, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  2. De paardenhouderij heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  3. Buitenopslag, detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.

  4. De vestiging van de paardenhouderij is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  6. Er is sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. In afwijking van het bepaalde in lid f, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel' ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.

 

Artikel 7 Bedrijf

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven in de vorm van:

  1. een agrarische loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;

  2. een hovenier ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;

  3. een cultuurtechnisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – cultuurtechnisch bedrijf’;

  1. niet-agrarische bedrijven in de vorm van:

  1. een caravanstalling ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;

  2. een kantoor ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

  3. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;

  4. een gronddepot ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  5. een aanhangwagenbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aanhangwagenbedrijf;

  6. een aannemersbedrijf ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemer’;

  7. een autogarage ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – autogarage’;

  8. een autorecyclebedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - autorecyclebedrijf’;

  9. een autosloperij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- autosloperij’;

  10. een autorecyclingbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – autorecyclingbedrijf’;

  11. een constructiewerkplaats ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – constructiewerkplaats’;

  12. een handel in auto- en motorfietsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- handel in auto- en motorfietsen’;

  13. een metselbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – metselbedrijf’;

  14. een openhaardhouthandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – openhaardhouthandel’;

  15. een opslag en werkplaats voor ambachtelijk houten vloeren’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag en werkplaats ambachtelijk houten vloeren’;

  16. een papierhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – papierhandel’;

  17. een papier- en metaalhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – papier- en metaalhandel’;

  18. een reparatie-inrichting en takelbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – reparatie-inrichting en takelbedrijf;

  19. een schoenhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – schoenhandel’;

  20. een steenhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – steenhandel’;

  21. een terrazzo- en verwerkingsbedrijf’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – terrazzo en verwerking’;

  22. een timmerbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf’;

  23. een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf’;

  24. een waterleidingstation ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – waterleidingstation’;

  25. een werkplaats voor paardenrijtuigen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – werkplaats paardenrijtuigen’;

  26. tuincentra ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’;

  27. een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;

  28. een waterzuiveringsinstallaties ter plaatse van de aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’;

  29. zend- en ontvanginstallaties ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en ontvanginstallatie;

  1. tevens een agrarische nevenactiviteit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – agrarische nevenactiviteit’;

  2. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  3. aan huis gebonden beroepen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen.

 

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.

  2. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m.

  3. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 5 m.

 

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Het bebouwde oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.

  4. In uitzondering op het bepaalde in lid c mag de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' niet meer bedragen dan bestaand.

 

7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

 

7.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte en oppervlakte van de luifel bij het verkooppunt motorbrandstoffen inclusief lpg ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ bedraagt niet meer dan 5 m respectievelijk 330 m².

  3. De bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘zend – ontvangstinstallatie’ niet meer dan 40 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 7.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 7.2.1 onder c voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

7.3.2 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  3. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven zoals genoemd in lid 7.1 onder a mogen uitbreiden met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Niet-agrarische bedrijven zoals genoemd in lid 7.1 onder b mogen uitbreiden met maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

 

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Aan huis gebonden beroep

Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

7.4.2 Overige gebruiksregels

  1. Risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’.

  2. De oppervlakte aan agrarische nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – agrarische nevenactiviteit’ mag niet meer bedragen dan 478 m².

 

7.4.3 Landschappelijke inpassing

De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – cultuurtechnisch bedrijf’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een cultuurtechnisch bedrijf indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voorwaarde landschappelijke inpassing 7.1’ is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 2.2 bij deze regels.

 

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan op basis van de bestemmingsomschrijving is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt niet vergroot.

  2. Het nieuw te vestigen bedrijf levert naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving op, waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage.

  3. Risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan.

  4. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zijn niet toegestaan.

  5. Het nieuw te vestigen bedrijf levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. Het nieuw te vestigen bedrijf heeft geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  7. Er vindt geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaats.

 

7.5.2 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt niet vergroot.

  2. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. De vormverandering mag niet plaatsvinden in de bestemming 'Bos' en/of 'Natuur' (ecologische hoofdstructuur).

 

7.5.3 Wijzigen ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 1' en 'Tuin' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  4. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 8 Bos

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;

  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

  4. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische en natuurwaarden;

  5. een parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik.

 

 

8.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd voor extensief recreatief medegebruik, met uitzondering van speelvoorzieningen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van een brand- of uitkijktoren, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer n dan 25 m².

  3. Het aantal en de situering van de brand- en/of uitkijktorens doet geen onevenredige afbreuk aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische waarden, natuurwaarden en landschappelijke waarden.

 

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen deze bestemmingen is het gebruik van de gronden ten behoeve van motorcross en lawaaisporten niet toegestaan.

 

 

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  6. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met productiefunctie.

  7. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur.

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden.

  9. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  10. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

 

8.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. voorzover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.

 

8.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 9 Groen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. behoud van verharde en onverharde paden en wegen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik.

 

 

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

 

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecavoorzieningen in de vorm van:

  1. een café uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – café’.

  2. een hotel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – hotel’.

  3. een partycentrum uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – partycentrum’.

  4. een restaurant uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – restaurant’.

  1. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. tevens recreatiebungalows uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’;

  3. aan huis gebonden beroepen;

  4. terras, tuinen, erven en terreinen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

 

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan.

  2. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.

  3. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m.

  4. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 5 m.

 

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Het bebouwde oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

10.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

10.2.5 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  2. De oppervlakte per recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 50 m².

 

10.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 10.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 10.2.1 onder d voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  3. lid 10.2.6 onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15m.

 

10.3.2 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De vergroting bedraagt maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan;

  5. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

 

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Horeca’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

10.4.2 Recreatieverblijven

Ten aanzien van recreatieverblijven zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  1. Het aantal recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ bedraagt maximaal 4.

  2. Permanente bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan.

 

 

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.5.1 Wijzigen ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  4. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

  2. religieuze doeleinden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;

  3. een bijenhoudersvereniging uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijenhoudersvereniging';

  4. een clubgebouw voor jeugdbelang uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – jeugdbelang’;

  5. een praktijk voor dierenfysiotherapie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – dierenfysiotherapie’;

  6. een dierenpension uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – dierenpension’

  7. een zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;

  8. één bedrijfswoning waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;

  1. aan huis gebonden beroepen;

  2. terras, tuinen, erven en terreinen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

 

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijke voorziening toegestaan

  2. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m.

  3. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 5 m.

 

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijenhoudersvereniging' waar de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

  3. Het bebouwde oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijenhoudersvereniging' geldt dat er maximaal 2 gebouwen zijn toegestaan van maximaal 40 m² per gebouw.

 

 

 

11.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750  m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

  6. De afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 5 m

 

11.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 11.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 11.2.1 onder d voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

11.3.2 Vergroting oppervlakte bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  3. Vergroting ten behoeve van de voorzieningen zoals genoemd in lid 11.1 onder a en c is mogelijk met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Vergroting ten behoeve van de voorzieningen zoals genoemd in lid 11.1 onder b, d en e is mogelijk met maximaal 15% van het aangegeven bebouwde oppervlakte.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan;

  6. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

 

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

 

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.5.1 Wijzigen ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  4. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 12 Natuur

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische en natuurwaarden;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;

  4. een parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  5. een speelbos, ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – speelbos’;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik.

 

 

12.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd voor extensief recreatief medegebruik, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m. Ten behoeve van een speelbos, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – speelbos’, bedraagt de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen 6 m.

 

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor het bouwen van een brand- of uitkijktoren, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer n dan 25 m².

  3. Het aantal en de situering van de brand- en/of uitkijktorens doet geen onevenredige afbreuk aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische waarden, natuurwaarden en landschappelijke waarden.

 

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen deze bestemmingen is het gebruik van de gronden ten behoeve van motorcross en lawaaisporten niet toegestaan.

 

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd.

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  5. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

  6. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  7. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  8. Het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met productiefunctie.

  9. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur.

  10. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden.

  11. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  12. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

 

12.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. voorzover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.

 

12.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 12.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden.

 

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. een scoutingterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – scoutingterrein’;

  3. aan de in a genoemde functie ondergeschikte horeca;

  4. aan huis gebonden beroepen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

 

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.

  2. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m.

  3. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 5 m.

  4. Binnen deze bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

 

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Het bebouwde oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.

 

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 13.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 13.2.1 onder c voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  3. lid 13.2.3 onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15m.

 

13.3.2 Vergroting oppervlakte bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De vergroting bedraagt maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

13.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Recreatie - Dagrecreatie’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

13.4.2 Verblijfsrecreatie op scoutingterrein

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – scoutingterrein’ zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. Verblijfsrecreatie ten behoeve van de scouting is toegestaan.

  2. Permanent verblijf is niet toegestaan.

 

13.4.3 Lawaaisporten

Binnen deze bestemming zijn lawaaisporten niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘geluidszone – industrie’ waar het gebruik van de gronden ten behoeve van motorcross en lawaaisporten niet is toegestaan tussen 19.00 en 7.00.

 

Artikel 14 Recreatie – Kampeerterrein 1 (Droomgaard)

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;

  2. drie bedrijfswoningen;

  3. tevens voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – huisvesting arbeidsmigranten’;

  4. aan huis gebonden beroepen;

  5. dagrecreatieve voorzieningen;

  6. aan de in a en e genoemde functie ondergeschikte horeca;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen.

 

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 10 m.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a, bedraagt de afstand tot de bestemmingsgrens bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet minder dan 5 m.

  3. Per standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².

 

14.2.2 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 580.

  2. De bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  3. De oppervlakte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 70 m².

 

14.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.

  2. De gezamenlijke oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan 4.000 m².

  3. De bouwhoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan 5 m.

 

14.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bedrijfswoningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.

  5. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

14.2.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  4. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  5. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

14.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 14.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen 10 m respectievelijk 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. lid 14.2.6 onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15 m.

 

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

 

14.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein 1’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

 

14.4.2 Huisvesting arbeidsmigranten

Binnen de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein 1’ zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – huisvesting arbeidsmigranten’ tevens voorzieningen in de vorm van recreatieverblijven ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten toegestaan, waarbij het aantal voorzieningen niet meer mag bedragen dan 200 recreatieverblijven.

 

14.4.3 Recreatieverblijven

Permanente bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan.

 

Artikel 15 Recreatie – Kampeerterrein 2 (Het Genieten)

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;

  2. één bedrijfswoning;

  3. aan huis gebonden beroepen;

  4. dagrecreatieve voorzieningen;

  5. aan de in a en d genoemde functie ondergeschikte horeca;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen.

 

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 10 m.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de afstand tot de bestemmingsgrens bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet minder dan 5 m.

  3. Per standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².

 

15.2.2 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 313.

  2. De bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  3. De oppervlakte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 70 m².

 

15.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.

  2. De gezamenlijke oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan 1.180 m².

  3. De bouwhoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan 5 m.

 

15.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bedrijfswoningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750  m3.

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.

  5. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

15.2.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  4. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  5. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

15.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 15.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen 10 m respectievelijk 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. lid 15.2.6 onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15m.

 

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

 

15.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein 2’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

15.4.2 Recreatieverblijven

Permanente bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan.

 

Artikel 16 Recreatie – Kampeerterrein 3 (Duinlust)

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;

  2. één bedrijfswoning;

  3. aan huis gebonden beroepen;

  4. dagrecreatieve voorzieningen;

  5. aan de in a en d genoemde functie ondergeschikte horeca;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen.

 

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 10 m.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a, bedraagt de afstand tot de bestemmingsgrens bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet minder dan 5 m.

  3. Per standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².

  4. Indien tussen de bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

16.2.2 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 200.

  2. De goothoogte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 3 m.

  3. De bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  4. De oppervlakte van vrijstaande recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 70 m².

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d bedraagt de oppervlakte van geschakelde recreatieverblijven in totaal niet meer dan 140 m² per 2 recreatieverblijven van 70 m² per stuk.

 

16.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.

  2. De gezamenlijke oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan 2.000 m², waarvan 280 450 m² horeca.

  3. De goothoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan 8 m.

 

 

 

16.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bedrijfswoning wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.

  5. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

16.2.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  4. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  5. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

16.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 16.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen 10 m respectievelijk 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. lid 16.2.6 onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15 m.

 

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

16.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein 3’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

16.4.2 Recreatieverblijven

Permanente bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan.

 

 

 

Artikel 17 Recreatie – Kampeerterrein 4 (Bernehoeve)

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;

  2. een caravanstalling;

  3. één bedrijfswoning;

  4. aan huis gebonden beroepen;

  5. dagrecreatieve voorzieningen;

  6. aan de in a en e genoemde functies ondergeschikte horeca;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen.

 

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

  1. De afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 10m.

  2. In afwijking van het bepaalde in sub a, bedraagt de afstand tot de bestemmingsgrens bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet minder dan 5 m.

  3. Per standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².

 

17.2.2 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 1.

  2. Het aantal recreatieverblijven in de vorm van stacaravans/chalets bedraagt niet meer dan 6.

  3. De bouwhoogte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  4. De oppervlakte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 106 m².

  5. De oppervlakte van recreatieverblijven in de vorm van stacaravans/chalets bedraagt niet meer dan 70 m².

 

17.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.

  2. De gezamenlijke oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan 915 m².

  3. De bouwhoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan 5 m.

 

17.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bedrijfswoning wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.

  5. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

17.2.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  4. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  5. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 17.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen 10 m respectievelijk 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. lid 17.2.6 onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15m.

 

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

 

17.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein 4’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

17.4.2 Toeristische standplaatsen

Het aantal toeristische standplaatsen mag niet meer bedragen dan 90.

 

17.4.3 Recreatieverblijven

Permanente bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan.

 

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie- Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatiebedrijven en/of recreatieterreinen bedoeld voor verblijfsrecreatie;

  2. een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;

  3. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  4. agrarische nevenactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – agrarische nevenactiviteit’;

  5. recreatieve blokhutten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – blokhutten’;

  6. een groepsaccommodatie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie’;

  7. kleinschalig kamperen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen’;

  8. kleinschalig logeren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verblijfsrecreatie – kleinschalig logeren’;

  9. een klimwand uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – klimwand’;

  10. een manege, groepsaccommodatie, restaurant en hotel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – manege, groepsaccommodatie, restaurant en hotel’;

  11. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieverblijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’;

  12. een naturistenterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - naturistenterrein'

  13. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;

  1. aan huis gebonden beroepen;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. aan de in f en j genoemde functies ondergeschikte horeca;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  8. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

 

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatiebedrijf of -terrein toegestaan. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.

  2. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m.

  3. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrenzen bedraagt niet minder dan 5 m.

 

18.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, niet zijnde recreatiewoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. In uitzondering op het bepaalde in lid b mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ niet meer bedragen dan 13,5 m.

  4. Het bebouwde oppervlakte aan bedrijfsbebouwingen overkappingen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.

 

18.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bedrijfswoningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.

  2. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750 m3.

  3. In uitzondering op het bepaalde in lid b mag de inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ niet meer bedragen dan 450 m³.

  4. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  5. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  6. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  7. In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

18.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

 

18.2.5 Recreatieve blokhutten

Voor het bouwen van blokhutten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – blokhutten’ gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van een blokhut bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  2. De oppervlakte per blokhut bedraagt niet meer dan 70 m².

  3. Het aantal blokhutten mag niet meer bedragen dan 6.

 

18.2.6 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  2. De oppervlakte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 70 m².

 

 

 

18.2.7 Recreatiewoning

Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende voorwaarden:

  1. Recreatiewoning zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.

  2. De inhoud van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan 250  m3.

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.

  5. De afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 10 m.

  6. Bij een recreatiewoning mag maximaal één bijgebouw worden gebouwd, waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 15 m²;

  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;

 

18.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

 

18.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 18.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 18.2.1 onder c voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  3. lid 18.2.8 onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15m.

 

18.3.2 Vergroting oppervlakte bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 onder d voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De vergroting bedraagt maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

 

 

 

 

18.4 Specifieke gebruiksregels

 

18.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

18.4.2 Recreatieverblijven

Het aantal recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ bedraagt niet meer dan

  1. 5 recreatieverblijven met een totale oppervlakte van 215 m².

  2. 5 recreatieverblijven in de vorm van stacaravans met een maximale oppervlakte van 70 m² per recreatieverblijf.

 

18.4.3 Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen’ is kleinschalig kamperen met maximaal 15 25 standplaatsen toegestaan.

 

18.4.4 Kleinschalig logeren

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kleinschalig logeren’ zijn maximaal 3 verblijfseenheden toegestaan.

 

18.4.5 Permanente bewoning

Permanente bewoning van verblijfsrecreatieve voorzieningen is niet toegestaan.

 

18.4.6 Landschappelijke inpassing

De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – voorwaarde landschappelijke inpassing 18.1’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een groepsaccommodatie indien landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 2.3 bij deze regels.

 

 

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren in (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone': het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

18.5.2 Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden indien deze gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  4. voorzover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.

 

18.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 18.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.

 

 

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.6.1 Bouwen 1e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  2. De bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. De woning voldoet aan de Wet geluidhinder.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

18.6.2 Wijzigen ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging niet is toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  4. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

 

Artikel 19 Sport - Sport

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen in de vorm van sportterreinen en -velden;

  2. een modelvliegtuigbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’;

  3. een gildeterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – gildeterrein’;

  4. een politiehondenvereniging uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – politiehondenvereniging’;

  5. een scoutingterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – scoutingterrein’;

  6. zend- en ontvangstinstallaties uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zend – ontvangstinstallatie’;

  7. aan de in a genoemde functie ondergeschikte horeca;

  8. terras, tuinen, erven en terreinen;

  9. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  10. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  11. groenvoorzieningen;

  12. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

 

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 5 m.

  3. Binnen deze bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

  4. Indien tussen de bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

19.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m.

 

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van kogelvangers ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - gildeterrein’ bedraagt niet meer dan 15 m;

  3. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 20 m;

  4. De bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘zend – ontvangstinstallatie’ bedraagt niet meer dan 40 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 10 m.

 

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder b voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

Artikel 20 Sport – Manege

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maneges met bijbehorende voorzieningen;

  2. een jongerencentrum uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – jongerencentrum’;

  3. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  4. aan huis gebonden beroepen;

  5. aan de in a en b genoemde functie ondergeschikte horeca;

  6. terras, tuinen, erven en terreinen;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

 

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  2. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.

  3. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m.

  4. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrenzen bedraagt niet minder dan 5 m.

  5. Indien tussen de bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

20.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  3. Het bebouwde oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en overkappingen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.

 

20.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 750  m3.

  2. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.

  3. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  4. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

 

20.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m.

  2. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 80 m².

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  5. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

20.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 6 m;

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

 

20.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 20.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 20.2.1 onder d voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

20.3.2 Vergroting oppervlakte bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder b voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt met maximaal 20% van de aangegeven bebouwde oppervlakte uitgebreid.

  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

 

20.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Sport – Manege ‘ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

 

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

20.5.1 Wijzigen ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen, waarbij het bestemmingsvlak voor 'Wonen - 1' maximaal 1.500 m² mag bedragen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 200 m².

  4. Bij sloop van overtollige bebouwing dienen monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 21 Tuin

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erven met bijbehorende voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. tuinpaden en in- en uitritten;

  4. bestaande paardenbakken;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. een gastenverblijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - gastenverblijf';

  7. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

  4. De oppervlakte van een gastenverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - gastenverblijf' mag niet meer bedragen dan 350 m².

 

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 21.2:

  1. lid a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 m vóór de voorgevel van de woning, mits de erf- en terreinafscheiding een open karakter heeft, de erf- en terreinafscheidingen stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. voor het bouwen van paardenbakken bij de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Per woning is in totaal maximaal 1 paardenbak toegestaan.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 800 m².

  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt mag niet meer dan 1,7 m.

  4. Er worden geen lichtmasten opgericht.

  5. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

  6. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ en/ of ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden’ met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De gronden worden niet langer als tuin ten behoeve van de bijbehorende woning gebruikt.

  2. De aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 22 Verkeer

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, bermen, paden en parkeervoorzieningen;

  2. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laanbeplanting.

 

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut, zoals wachthuisjes voor het openbaar vervoer, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m².

 

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties bedraagt niet meer dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.

 

 

Artikel 23 Verkeer - Onverhard

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, bermen, zandwegen en andere on- of halfverharde wegen en instandhouding daarvan als zodanig;

  2. (onverharde) fiets- en voetpaden;

  3. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laanbeplanting;

  6. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden en/of natuurwaarden.

 

 

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties bedraagt niet meer dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.

 

 

 

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verharden van paden en wegen;

  2. het vellen of rooien van struiken of bomen;

  3. het beplanten van gronden met struiken of bomen.

 

23.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. voorzover daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.

 

 

 

 

23.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

 

Artikel 24 Water

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;

  2. (onverharde) paden en wegen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

 

 

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende voorwaarde:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 m.

 

 

Artikel 25 Wonen - 1

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. tevens een recreatieverblijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;

  3. een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’;

  4. een kapper ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – kapper’;

  5. aan huis gebonden beroepen;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  10. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

 

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Algemeen

  1. Per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 1, met uitzondering van bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’ met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mogen uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen worden gebouwd.

  3. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  4. Bij vervangende nieuwbouw mogen de woningen uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen of de bestaande locatie en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

  5. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 5 m.

 

25.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van een woning bedraagt niet meer dan 750 m3.

  2. De inhoud van een woonboerderij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’, bedraagt niet meer dan 1.000 m3.

  3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  4. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.

  5. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.

  6. In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 3,2 meter.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan.

 

25.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd:

  1. op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning, waarbij de afstand tot de woning niet minder bedraagt dan 3 m. uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwen voor de voorgevel' waar vrijstaande bijgebouwen en overkappingen ook voor de voorgevel zijn toegestaan.

  2. op een afstand van tenminste 1 m en maximaal 30 m van de woning.

  1. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak bedraagt per woning:

  1. voor bestemmingsvlakken die niet groter zijn dan 800 m² niet meer dan 80 m²;

  2. voor bestemmingsvlakken die groter zijn dan 800 m² en niet groter zijn dan 1.000 m² niet meer dan 100 m²;

  3. voor bestemmingsvlakken die groter zijn dan 1000 m² en niet groter zijn dan 1.500 m² niet meer dan 150 m²;

  4. voor bestemmingsvlakken die groter zijn dan 1500 m² niet meer dan 200 m²;

mits het betreffende bestemmingsvlak voor niet meer dan 50% is bebouwd;

  1. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.

  3. In uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,2 m.

  4. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) en overkappingen met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen bijgebouwen, met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak bedraagt niet meer dan 200 m² per .

  5. Monumentale / beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt niet gesloopt.

 

25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

 

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

 

25.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 25.2.1 onder c voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

 

 

 

25.3.2 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2.4 voor het bouwen van paardenbakken bij de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Per woning is in totaal maximaal 1 paardenbak toegestaan.

  2. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 800 m².

  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt mag niet meer dan 1,7 m.

  4. Er worden geen lichtmasten opgericht.

  5. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

  6. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

 

25.3.3 Inhoud woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder a voor het vergroten van de inhoud van bestaande woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bestaande woning is gesitueerd op een perceel met een bestemmingsvlak groter dan 1.000 m².

  2. Het bebouwde oppervlak van de bestaande woning, een aangebouwd gebouw en een bestaand tussenlid daarbij inbegrepen, aanwezig ten van de vaststelling van het bestemmingsplan, mag niet worden uitgebreid.

  3. De vergroting blijft beperkt tot een dakopbouw.

  4. De maximaal toelaatbare inhoud wordt begrensd door het bestaande bebouwd oppervlak, als bedoeld onder a en de regels genoemd in lid 25.2.2 onder c en d, maar mag in ieder geval niet groter zijn 1.000 m².

  5. Het initiatief gaat gepaard met een verbetering van de kwaliteit van het landschap.

 

 

 

25.4 Specifieke gebruiksregels

 

25.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen - 1’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de woning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

25.4.2 Uitoefening kapperszaak

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – kapper’ is een kapper toegestaan met een oppervlakte van maximaal 58,5 m².

 

 

 

25.4.3 Recreatieverblijf

Ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ is een recreatieverblijf toegestaan met een oppervlakte van maximaal 130 m².

 

 

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

25.5.1 Aan huis gebonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.1 onder d voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven binnen de gebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er wordt geen afbreuk gedaan aan het karakter van de omgeving;

  2. er wordt, gelet op de omvang, ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk gedaan aan het milieu van de omgeving;

  3. de vloeroppervlakte die ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten in gebruik is, bedraagt niet meer dan 25 m²;

  4. aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage.

  5. er zijn daarvoor geen extra verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de openbare weg nodig;

  6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.

 

25.5.2 Kleinschalig logeren en/of kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.1 voor het vestigen van een kleinschalige logeervoorziening en/of kleinschalige kampeervoorziening bij de woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is een kleinschalige logeer- en/of kleinschalige kampeervoorziening niet toegestaan.

  2. De woonfunctie blijft op het bestemmingsvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  3. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.

  4. Het bestemmingsvlak wordt ten behoeve van de voorziening niet uitgebreid.

  5. Ten behoeve van de voorziening wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.

  6. De totale omvang van de kleinschalige logeervoorziening bedraagt niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden tot een maximum van 250 m² gezamenlijk en maximaal 70 m² per stuk.

  7. De totale omvang van de kleinschalige kampeervoorziening bedraagt niet meer dan 15 kampeermiddelen alsmede maximaal 25 m² aan algemene voorzieningen in bestaande bebouwing.

  8. De kleinschalige voorziening heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

  9. De kleinschalige voorziening is milieuhygiënisch inpasbaar.

  10. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’/ 'overige zone - bebouwingsconcentratie' wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.

 

 

25.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

25.6.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij’ is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken met cultuurhistorische waarden.

 

25.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

 

25.6.3 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 25.6.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan één van de volgende voorwaarden:

  1. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm van het woongebouw;

  2. de karakteristieke hoofdvorm van een woonboerderij is niet te handhaven vanwege de slechte bouwkundige staat;

  3. indien renovatie van een hoofdgebouw in de karakteristieke hoofdvorm van een woonboerderij niet mogelijk is mag het hoofdgebouw in de vorm van een woonboerderij in zijn geheel worden gesloopt indien een hoofdgebouw in de vorm van een woonboerderij wordt teruggebouwd waarbij geldt dat:

  1. De goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

  1. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden geldt dat op basis van een hiertoe opgesteld rapport door een terzake deskundige de betreffende cultuurhistorische waarden, de bouwkundige staat, de kosten van renovatie en de waarde van het pand voor en na eventuele renovatie, onderbouwd dienen te worden.

 

 

25.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

25.7.1 Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de splitsing van de woning, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’ in twee-aaneen gebouwde woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De bouwmassa van de te splitsen woning heeft een inhoud van ten minste 900 m3.

  3. Bij splitsing ontstaan maximaal twee volwaardige woningen, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.

  4. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden, wordt niet aangetast.

  5. De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen wordt toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m² per woning.

  6. Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  7. De woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De woning voldoet aan de Wet geluidhinder.

  9. De nieuwe woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

Artikel 26 Wonen - 2

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis gebonden beroepen;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

 

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

  2. Hoofdgebouwen dienen gebouwd te worden overeenkomstig de bouwwijze, zoals hieronder en binnen het bouwvlak is aangegeven ter plaatse van de aanduiding:

 

aanduiding

bouwwijze

aeg

aaneen gebouwde woningen

tae

twee-aaneen gebouwde woningen

vrij

vrijstaande woningen

 

 

26.2.2 Bouwvlak

Op de gronden die zijn aangeduid als bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  1. Binnen het bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan.

  2. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximale hoogte (m)’ is aangegeven.

  3. In afwijking van het bepaalde in lid a en b geldt dat indien geen maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven dat:

  1. De goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m.

  1. Hoofdgebouwen dienen voorzien te zijn van een kap, waarbij de dakhelling niet meer mag bedragen dan 65°.

  2. De afstand van een vrijstaande woning of een blok met aaneen gebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan 3 m, dan geldt deze bestaande afstand als minimale afstand.

 

 

 

 

 

 

26.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Bij een woning mogen bijgebouwen en overkappingen worden gerealiseerd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. Bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak of buiten de aanduiding ‘tuin’ worden gerealiseerd.

  2. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd, waarbij de afstand niet minder mag bedragen dan 2 m.

  3. De goothoogte van een bijgebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m.

  5. De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 m, mits het bijgebouw wordt afgedekt met een zadeldak.

  6. De bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 m, mits deze architectonisch één geheel vormen met het hoofdgebouw.

  7. Een aan de woning aangebouwd bijgebouw en overkapping mag de achtergrens van het bouwvlak en het verlengde daarvan met niet meer dan 4 m overschrijden.

  8. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag:

  • voor bouwpercelen die niet groter zijn dan 750 m² niet meer bedragen dan 75 m²;

  • voor bouwpercelen die groter zijn dan 750 m² en niet groter zijn dan 1.000 m² niet meer bedragen dan 100 m²;

  • voor bouwpercelen die groter zijn dan 1.000 m² en niet groter zijn dan 1.500 m² niet meer bedragen dan 150 m²;

  • voor bouwpercelen die groter zijn dan 1.500 m² niet meer bedragen dan 200 m²; mits het betreffende bouwperceel voor niet meer dan 50% is bebouwd.

 

26.2.4 Buiten bouwvlak en aanduidingen

Op de gronden buiten het bouwvlak en niet ter plaatse van een van de aanduidingen voor bijgebouwen mag per woning maximaal één portiek of erker worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. De afstand van de portiek of de erker tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 2 m.

  2. De oppervlakte van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan 6 m².

  3. De breedte van de portiek of erker mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning met een maximum van 4 m.

  4. De bouwhoogte van de portiek of de erker mag niet meer bedragen dan 3,2 m.

 

26.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van hekwerken op een balkon of dakterras mag niet meer bedragen dan 1,2 m gemeten vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon of dakterras.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een overkapping, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘tuin’.

 

 

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd die waarvoor krachtens de Woningwet geen bouwvergunning nodig is, indien dit noodzakelijk is in verband met het bewerkstelligen van voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoeken, met name op hoeken van wegen en paden.

 

 

26.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.2 voor het in het kader van mantelzorg realiseren van een afhankelijke woonruimte, bestaande uit een slaapkamer met natte cel op de begane grond (levensloopbestendig bouwen), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Aangetoond is, dat de toepassing van de onder 26.2 genoemde bouwmogelijkheden onvoldoende ruimte biedt om een extra slaapkamer en een natte cel op de begane grond te realiseren.

  2. Het perceel wordt door maximaal één gezin bewoond.

  3. Het oppervlak van deze voorziening mag niet meer bedragen dan 30 m².

  4. Het totaal van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, voor zover gelegen binnen het deel van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, mag niet meer bedragen dan 85 m².

  5. De bouw van de afhankelijke woonruimte mag niet tot gevolg hebben dat het deel van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ voor meer dan 50% wordt bebouwd.

  6. De goot-en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4 m.

  7. De bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m.

  8. Er vindt geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige straatbeeld plaats.

  9. Er ontstaat stedenbouwkundig en architectonisch een evenwichtig geheel met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw en er wordt ook een evenwichtige afstemming gevonden ten opzichte van de zich op het perceel bevindende vrijstaande gebouwen.

  10. De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat met name de bezonning van belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.

 

 

26.5 Specifieke gebruiksregels

 

26.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  1. Gronden en bouwwerken voor nijverheid en dienstverlening, tenzij het betreft een aan huis gebonden beroep en behoudens ontheffing overeenkomstig artikel 26.5 onder a.

  2. Gronden en bouwwerken voor detail- en andere handel, tenzij het betreft detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en behoudens ontheffing overeenkomstig artikel 26.5 onder a.

  3. Vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning; bij aangebouwde bijgebouwen is de woonfunctie wel toegestaan.

 

26.5.2 Aan huis gebonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen - 2’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen toegestaan, hiervoor gelden de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloer-oppervlakte van de bebouwing (zowel hoofdgebouw als bijgebouwen) tot een maximum van 45 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.

  4. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.

  5. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.

 

 

26.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

26.6.1 Afwijken aan huis gebonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.5 ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden bedrijven binnen gebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving.

  2. Er wordt, gelet op de omvang, ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk gedaan aan het milieu van de omgeving.

  3. De vloeroppervlakte die ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten in gebruik is, bedraagt niet meer dan 25 m².

  4. Aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage.

  5. Er zijn daarvoor geen extra verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de openbare weg nodig.

  6. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van de aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.

 

26.6.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.1 voor het vestigen van een Bed and Breakfast bij de woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Het wonen blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.

  3. De voorziening ten behoeve van Bed and Breakfast wordt binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd.

  4. De voorziening functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als een zelfstandige woning.

  5. Maximaal twee slaapkamers van een woning worden gebruikt ten behoeve van Bed and Breakfast, met dien verstande dat er minimaal één slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning.

  6. Het maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer van ten hoogste 15 m² bedraagt 3.

  7. Het maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer groter dan 15 m² bedraagt 4.

  8. Het maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van de Bed and Breakfast is gesteld op 5.

  9. De activiteiten zijn infrastructureel goed inpasbaar en hebben geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg.

  10. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Alleen binnen de (verkeerskundige) bebouwde kom kan hier in sommige gevallen van worden afgeweken. Hier wordt rekening gehouden met de gegevens met betrekking tot de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in de gemeente Loon op Zand.

 

Artikel 27 Leiding

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:

  • rioolpersleiding, ter plaatse van de aanduiding, ‘hartlijn leiding - afvalwater’;

  • ondergrondse hoge druk gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’;

  • bovengrondse hoogspanningsleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningverbinding’;

  • aardolieleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - olie aardolie’;

  • hoge druk ruwe olie transportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – olie 24’ en een hoge druk olie transportleiding ter plaatse van ‘hartlijn leiding – olie 36’

  • waterleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’;

  • warmwaterleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – water warm’.

  1. groenvoorzieningen.

 

 

27.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond:

  1. uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leiding(en);

  2. ter plaatse van bovengrondse hoogspanningsleidingen uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 60 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de bovengrondse hoogspanningsleiding.

 

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de water, afvalwater en/of energievoorziening is gewaarborgd;

  2. Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder;

  3. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

 

27.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden te gebruiken voor het aanleggen van een tijdelijk evenemententerrein.

 

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  3. diepploegen;

  4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  6. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;

  7. hoger dan 2 m bij bovengrondse hoogspanningsleidingen;

  8. het ophogen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;

  9. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;

  10. het aanbrengen van drainage;

  11. het opslaan van grond en/of goederen;

  12. het rooien van diepwortelende beplanting/ bomen.

 

27.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 27.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

 

 

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden in de vorm van monumenten.

 

 

28.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1 m² en dieper dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in lid 28.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 1 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;

  4. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 28.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

 

 

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

29.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en met een diepte van 0,5 onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in lid 29.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van een bouwvlak.

 

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;

  4. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.

 

29.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 30 Waterstaat – Attentiegebied EHS

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

 

 

30.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

 

30.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 30.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

30.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 30.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

 

30.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging van de begrenzing noodzakelijk is heeft geen invloed op de waterhuishouding ter plaatse.

  2. Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

  3. Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 32 Algemene bouwregels

 

32.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of bestemmingsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

 

32.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

32.3 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. De verticale diepte bedraagt bij ondergronds bouwen niet meer dan 3,5 m.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

 

32.4 Afwijken regels ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo’s of mestbasins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

 

33.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

  2. Het gebruik van woningen ten behoeve van mantelzorg.

  3. Wonen in vrijstaande bijgebouwen.

 

 

33.2 Afwijken gebruiksverbod ten behoeve van de bewoning in het kader van mantelzorg

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.1 sub b voor het realiseren van een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg in een woning, danwel van het bepaalde in lid 33.1 onder c voor het bewonen van een vrijstaand bijgebouw bij een woning ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  2. Een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een mantelzorg.

  3. De zorgbehoefte wordt te worden aangetoond door middel van een CIZ, GGD-verklaring, een verklaring van de behandelend arts of een verklaring van de gemeente Loon op Zand.

  4. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

  5. De afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake woningen danwel bijgebouwen.

  6. De bewoning vindt plaats op een vloeroppervlakte van maximaal 85 m².

  7. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  • De ontheffing omgevingsvergunning wordt verleend voor het verlenen van mantelzorg door (mantelzorgverlener) ten behoeve van (mantelzorgontvanger).

  • Binnen één maand na beëindiging van de zorgvraag wordt het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg beëindigd en wordt dit schriftelijk gemeld aan burgemeester en wethouders.

  • Binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg wordt dit bijgebouw door het verwijderen van de essentiële woonvoorzieningen ongeschikt gemaakt voor bewoning.

  • Binnen drie maanden na het beëindigen van het gebruik van de afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg dient het bijgebouw weer overeenkomstig de bestemming te (kunnen) worden gebruikt.

 

33.3 Parkeren

  1. In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen. Hiertoe dienen de parkeernormen in acht te worden genomen zoals opgenomen in het parkeerbeleid van de gemeente Loon op Zand.

  2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, indien:

  1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd; of

  2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.

 

Artikel 34 Algemene aanduidingregels

 

34.1 Geluidzone - industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie’, mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij ingevolge de Wet geluidhinder een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachteming van die hogere waarde.

 

 

34.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

 

 

34.3 Veiligheidszone - lpg

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

 

34.4 Veiligheidszone - leiding

 

34.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van een leiding. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, zijn ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

34.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 34.4.1, mits:

  1. de omgevingsvergunning niet strijdig is met de belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen leiding, alsmede de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord;

  2. de beheerder van de leiding vooraf om advies is gevraagd omtrent het voornemen om een omgevingsvergunning te verlenen.

 

 

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. De bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen.

  2. De bestemmingsregels voor het toestaan van meer dan 15 kampeerplaatsenmiddelen ter plaatse van een bouwvlak, bestemmingsvlak ‘Wonen – 1’ en/of ‘specifieke vorm van verblijfsrecreatie – kleinschalig kamperen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het toestaan van meer dan 15 kampeerplaatsen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van en/of aansluitend aan een bestemmingsvlak ‘Wonen – 1’ en/of ‘specifieke vorm van verblijfsrecreatie – kleinschalig kamperen’.

  2. Het aantal kampeerplaatsen totaal bedraagt niet meer dan 25.

  3. De gronden die gebruikt worden voor het kleinschalig kamperen grenzen direct aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van het agrarische bedrijf of woning.

  4. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  1. De bestemmingsregels en toestaan dat woningen worden herbouwd op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De herbouw is op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar.

  2. Herbouw vindt uitsluitend plaats binnen het bouwvlak, indien geen bouwvlak aanwezig is vindt de herbouw plaats binnen het bestemmingsvlak.

  3. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 15 m, is bij herbouw op een andere locatie de afstand tot de weg groter dan de bestaande afstand.

  4. De afstand tot de bestemmingsgrenzen bedraagt niet minder dan 5 m.

  5. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  6. De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat, waaronder begrepen is dat de herbouw binnen de contour van Risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en de herbouw binnen de contour van Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, niet is toegestaan. Dit moet middels onderzoek worden aangetoond.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.

  1. De bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

  2. De bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. De oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² bedraagt.

  2. De bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt.

  1. De bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. Ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m.

  2. Ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10m.

  1. De onder a tot en met f genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. De verkeersveiligheid.

  3. De sociale veiligheid.

  4. De milieusituatie.

  5. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

 

36.1 Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.

  2. De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

 

36.2 Wijziging naar Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.

  2. De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

 

36.3 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt niet vergroot.

  2. De wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Natuur- en Landschapswaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

36.4 Vergroting bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel paardenhouderijbedrijf.

  4. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.

  6. De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ 'overige zone - groenblauwe mantel', wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied.

  8. De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

 

36.5 Wijziging aanduiding ‘ecologische verbindingszone’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone kan met de beoogde wijziging ten minste een vergelijkbare functie vervullen.

  2. Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.

 

 

36.6 Wijziging aanduiding ‘groenblauwe mantel’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging leidt tot een beter resultaat voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken of doordat door een ruimtelijke ontwikkeling het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de groenblauwe mantel niet langer zinvol is.

  2. De wijziging mag niet leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de aangeduide gebieden met het oog op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  3. Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.

 

 

36.7 Wijziging aanduiding ‘karakteristiek en/of ‘cultuurhistorisch waardevol’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘karakteristiek’ toe te voegen danwel te verwijderen indien:

  1. Is aangetoond dat de betreffende waarde van de bebouwing niet meer aanwezig is danwel is aangetoond dat de betreffende waarde aanwezig is welke een bescherming rechtvaardigt.

  2. Een terzake doende deskundige is geraadpleegd.

 

 

36.8 Wijziging begrenzing ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging is noodzakelijk jn om deze in overeenstemming te brengen met de begrenzing zoals deze bij of krachtens de verordening, zoals bedoeld in artikel 1.2 eerste lid van de Wet milieubeheer is vastgesteld.

  2. Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

 

 

36.9 Wijziging aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ en/of ‘veiligheidszone – leiding’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ en/of ‘veiligheidszone – leiding’ te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefmilieu, of, bij verwijdering, de bescherming van het woon- en leefmilieu ter plaatse niet meer noodzakelijk is.

 

 

36.10 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door een aanduiding zoals genoemd in de artikelen 3 tot en met 29 en/of 33 te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 37 Overige regels

 

37.1 Overige wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

 

37.2 Algemeen geldende regels bij wijziging

  1. Op gronden waar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing zijn, is toepassing van de in deze regels opgenomen wijzigingen uitsluitend toegestaan indien een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toepassen van de wijziging zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de wijziging:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de wijziging te stellen kwalificaties.

 

 

37.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

 

Artikel 38 Overgangsrecht

 

38.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

38.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

 

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011’.

 

Vastgesteld: 15 december 2011

Opnieuw vastgesteld: 16 december 2013

 

 

 

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

 

 

 

Artikel D Overgangsrecht

 

D.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

D.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel E Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Herziening Buitengebied 2015 '.