Buitengebied Mill en Sint Hubert, herziening 2016

Status: voorontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0815.BPL15065HBU-VO01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch – Paardenhouderij

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Ecologische Hoofdstructuur

Artikel 6 Agrarisch met waarden – Groenblauwe Mantel

Artikel 7 Bedrijf

Artikel 8 Bedrijf – Molen

Artikel 9 Bedrijf – Nutsvoorziening

Artikel 10 Bos

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

Artikel 12 Detailhandel

Artikel 13 Dienstverlening

Artikel 14 Gemengd

Artikel 15 Groen - Landschapselement

Artikel 16 Horeca

Artikel 17 Maatschappelijk

Artikel 18 Natuur

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

Artikel 20 Recreatie – Recreatiewoning

Artikel 21 Recreatie – Verblijfsrecreatie

Artikel 22 Sport

Artikel 23 Verkeer

Artikel 24 Verkeer - Onverhard

Artikel 25 Water

Artikel 26 Wonen

Artikel 27 Leiding

Artikel 28 Waarde – Archeologie 1

Artikel 29 Waarde – Archeologie 2

Artikel 30 Waarde – Archeologie 3

Artikel 31 Waarde – Cultuurhistorie

Artikel 32 Waterstaat – Attentiegebied EHS

Artikel 33 Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Artikel 35 Algemene bouwregels

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

Artikel 40 Overige regels

Artikel 41 Overgangsrecht

Artikel 42 Slotregel

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

 

 

 

 

Bijlage 1: Staat van bedijfsactiviteiten

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel A Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en Sint Hubert, herziening 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0815.BPL15065HBU-VO01 van de gemeente Mill en Sint Hubert.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

 

Artikel B Toepassingsbereik

  1. De verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en Sint Hubert' van de gemeente Mill en Sint Hubert, zoals vastgesteld op 7 juni 2012 wordt herzien zoals aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan, tenzij anders aangegeven in deze regels. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en Sint Hubert' ongewijzigd van toepassing.

 

  1. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en Sint Hubert' van de gemeente Mill en Sint Hubert, zoals vastgesteld op 7 juni 2012 worden herzien zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van deze regels. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en SInt Hubert' ongewijzigd van toepassing.

 

  1. De regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en Sint Hubert' van de gemeente Mill en Sint Hubert, zoals vastgesteld op 7 juni 2012 wordt herzien zoals genoemd onder a en b, inclusief de volgende wijzigingsplannen:

  • 'Hogeweg 1a, Langenboom', zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Mill op 15 september 2015;

  • 'Wethouder Lindersstraat 153, Wilbertoord', zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Mill op 15 september 2015;

  • 'Beelenweg 16 - 18 Wilbertoord', zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Mill op 7 juli 2015;

  • 'Wijzigingsplan tot boerderijsplitsing ex artikel 3.6 Wro juncto artikel 39.10 bestemmingsplan Buitengebied Mill en Sint Hubert Tipweg 20 te Wilbertoord’, zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Mill op 23 september 2014;

  • ‘Wijzigingsplan tot verwijdering van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ aan de Achterdijk 110’ te Sint Hubert’, zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Mill op 17 maart 2015;

  • Tipweg 20 te Wilbertoord, zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Mill op 23 september 2014.

 

De in rood weergegeven regels worden toegevoegd of vervangen aan de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en Sint Hubert'.

De in rood weergegeven doorhalingen worden verwijderd uit de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Mill en SInt Hubert'.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Buitengebied Mill en Sint Hubert’ van de gemeente Mill en Sint Hubert.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0185.BPL12022HBU-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 

aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

  1. een (vollegronds)teeltbedrijf;

  2. een veehouderij;

  3. een glastuinbouwbedrijf;

  4. een overig agrarisch bedrijf.

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

a agrarisch bedrijf, (vollegronds)teeltbedrijf:

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

b agrarisch bedrijf, veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren, waarbij nader onderscheid wordt gemaakt in:

 

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

 

agrarisch bedrijf, overige veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van dieren, niet zijnde een intensieve veehouderij of overig agrarisch bedrijf.

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.

 

c agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

 

agrarisch bedrijf, niet grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt

 

d agrarisch bedrijf, overig niet grondgebonden:

een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij , waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

een paardenfokkerij of agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, gebruiksgerichte paardenhouderij of veehouderij, gericht op het telen van vissen, wormen, insecten en/of gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, zoals witlof of champignons.

 

agrarisch bedrijf, gebruiksgerichte paardenhouderij:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht, houden en stallen van paarden en pony's, met mogelijk als ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

 

agrarisch-technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

 

agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.

 

archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

attentiegebied ehs:

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bebouwing ten behoeve van een (intensieve) veehouderij:

onder bedrijfsbebouwing ten behoeve van een (intensieve) veehouderij wordt verstaan:

  • gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee (niet zijnde hobbyvee);

  • gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals bijvoorbeeld een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);

  • bouwwerken voor de opslag van mest.

 

bestaand(e situatie):

  1. ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkintreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  1. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkintreding van het plan.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfsgebonden mestbewerking en –verwerking:

mestbewerking en –verwerking uitsluitend ten behoeve van en ondergeschikt aan het eigen agrarische bedrijf, met bijbehorende voorzieningen.

 

bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.

 

bedrijfswoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming, noodzakelijk is.

 

bestaande situatie:

de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering of functie en/of bouwvlakken.

 

boerderijsplitsing:

het eenmalig opdelen van een oorspronkelijke (woon-)boerderij, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, in niet meer dan 2 woningen.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

bouwmassa:

een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in

of op de grond.

 

café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenfunctie het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

 

cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

 

dagrecreatie:

bieden van diensten op het gebied van recreatie, educatie, cultuur of sport, door middel van grootschalige en publieksaantrekkende voorzieningen, welke door de consument binnen één dag kan worden afgenomen en welke zich geheel of in overwegende mate in de open lucht bevinden.

 

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

duurzame locatie intensieve veehouderij:

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

 

ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

 

ecologische verbindingszone (evz):

in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

 

zoekgebied voor ecologische verbindingszone (evz):

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

 

ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

 

eenheden:

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

 

erfbeplanting:

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning.

 

erfbeplantingsplan:

plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

erker:

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.

 

 

extensieve (openlucht)recreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

 

extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidsgevoelige objecten en terreinen:

geluidsgevoelige objecten en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

gemeenschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals ruimtes voor vermaak (slechtweervoorziening) en sanitaire voorzieningen.

 

groenblauwe mantel:

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

 

herbouw:

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.

 

hergebruik:

gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf.

 

hervestiging van een agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

 

 

 

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 

hooischelf:

een gebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik, waarbij op de begane grond veelal een dierverblijf/ schuilgelegenheid is gesitueerd, met daarboven op een verdieping de opslag van hooi.

 

horeca:

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

 

houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

 

huisvesting seizoensarbeiders:

het bieden van een tijdelijk onderkomen voor seizoensarbeiders.

 

hydrologische waarde:

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.

 

kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

karakteristiek:

herkenbaar, markant, wegens schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van belang.

 

kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1, 5 m.

 

kelder:

een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

 

kleinschalig logeren:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies (en ontbijt) tot een in de regels aangegeven maximum aantal verblijfseenheden.

 

mestbewerking:

toepassen van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

 

mestkelder:

ondergronds gelegen ruimte die hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het opslaan van mest.

 

kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal van (25) kampeermiddelen.

 

kleinschalig logeren:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal logeereenheden, zoals logeren bij de boer, bed&breakfast en dergelijke.

 

landschapselementen:

ter plaatse gebonden ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.

 

landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

 

logeereenheid:

voorziening voor het bieden van logies aan één persoon.

 

maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening.

 

manege:

een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid aan eenieder geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

natuurwaarden/natuurwetenschappelijke waarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

netto glas:

aantal m² kasoppervlakte.

 

niet-agrarische functies:

  1. opslag;

  2. recreatie;

  3. een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

  4. zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, met ondergeschikte horeca;

 

nieuwe bedrijfswoning:

een niet reeds bestaande bedrijfswoning.

 

nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens dit bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak.

 

nevenfunctie:

activiteit uitgeoefend in aanvulling op de hoofdfunctie zoals recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies en statische binnenopslag.

 

omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

 

ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.

 

ondergeschikte nevenfunctie:

een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

 

onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

 

perceelsgrens:

grens van een bouwperceel.

 

permanente bewoning:

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

 

productiegebonden detailhandel:

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produ-ceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

RBV-regeling:

de in 2000 en 2001 door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij opengestelde Regeling Beëindiging Veehouderijbedrijven waarbij agrariërs in ruil voor ene financiële vergoeding hun mestproductierechten inleveren, de betreffende veehouderijtak wordt gestaakt en de daarvoor geldende milieuvergunning is doorgehaald.

 

reconstructiewetzone:

 

verwevingsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

extensiveringsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

recreatief nachtverblijf:

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte ten behoeve van niet permanent verblijf gedurende de nacht.

 

recreatiewoning:

woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf.

 

reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.

 

regionaal waterbergingsgebied:

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

relatie:

het koppelteken tussen bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken.

 

rijbak:

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

rijhal:

overdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

 

ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

 

schuilgelegenheid:

een gebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilgelegenheden, melkschuren, etc.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

sociale en educatieve voorzieningen:

kleinschalige voorzieningen al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke is gericht op het (in groepsverband) informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.

 

sportvoorziening:

faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sporthal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.

 

 

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze ingaan op het aanbod van prostitutie, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

statische (binnen)opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

 

teeltondersteunende voorziening:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

 

containerveld:

afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers;

 

teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

 

teeltondersteunende voorzieningen, permanent:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas: hieronder worden verstaan containervelden ten behoeve van containerteelt.

 

toename van stikstofemissie

er is sprake van een toename van stikstofemissie wanneer de stikstofemissie per jaar meer bedraagt dan de stikstofemissie per jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststellling van het plan aanwezige gebruik van de betreffende gronden en opstallen; of

indien ten tijde van de vaststelling van het plan sprake is van een onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, de stikstofemissie per jaar conform die vergunning.

 

VAB

voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende voormalige agrarische bedrijfswoning en bijgebouwen

 

verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.

 

verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.

 

verkoopvloeroppervlak:

in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, binnenwerks gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.

 

volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

volkstuin:

een volkstuin is een particuliere tuin, die niet bij de eigen woning ligt en benut wordt voor de teelt van groenten, fruit, kruiden en siergewassen.

 

vormverandering van een bouwvlak:

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

windmolen:

bouwwerk bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van wind(energie).

 

windvang:

de mate waarin een molen met zijn wieken de wind kan onderscheppen (vangen).

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woonboerderij:

een gebouw dat bestaat uit één (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

 

woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat geplaatst is op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel/in delen kan worden verplaatst.

 

 

zorgboerderij:

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

 

zorgvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in casu de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg. Onder zorgvoorzieningen worden zorgboerderijen, kinderboerderijen en educatieve voorzieningen verstaan.

 

zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 Algemeen

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

het gezamenlijk oppervlak van op een bouwperceel van de gebouwen en van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 m boven peil.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.

 

tiphoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een wiek van de windmolen.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

 

 

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische (vollegronds) teeltbedrijven met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan, met uitzondering van geiten- en schapenhouderijen behoudens als zodanig specifiek aangeduid;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ tevens overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

  4. 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' een overige veehouderij is toegestaan;

met één agrarisch bedrijf per bouwvlak;

  1. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'maximum aantal wooneenheden' het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.

  1. bedrijfsgebonden mestbewerking en –verwerking;

  2. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  3. bestaande nevenactiviteiten;

  4. een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';

  5. groenvoorzieningen en bestaande tuinen zoals aanwezig op het tijdstip van terinzage legging;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone';

  10. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  11. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  2. het leefgebied van struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels;

  3. het leefgebied van weidevogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  4. het leefgebied van dassen ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

  1. behoud van bestaande kazematten.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen , bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

  4. Het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m².

  4. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1’ is de bestaande oppervlakte aan bebouwing toegestaan.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 2’ zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan.

  7. Voor de oppervlakte gebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij, gelden de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning en gebouwen die niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij, mag ten hoogste de omvang hebben:

  • die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  • die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van de oppervlakte bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder 1 tot en met 5:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m².

  4. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1’ is de bestaande oppervlakte aan bebouwing toegestaan.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 2’ zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 3’ is de bestaande oppervlakte aan bebouwing en de bestaande goot- en bouwhoogte toegestaan

 

 

3.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van een woonboerderij meer bedragen indien de voormalige stalgedeelten binnen dezelfde bouwmassa bij het woongedeelte worden getrokken.

 

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s, en mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  6. Voor de oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij', geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'beperkingen veehouderij' de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij, ten hoogste de omvang mag hebben:

  1. die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Voor deze veehouderijen geldt het bepaalde onder f.

 

 

3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik;

  3. kadaverkoelingen en gastanks;

  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 8 m, respectievelijk 30 m².

  3. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van luchtwassers of combiwassers aan een bedrijfsgebouw, buiten het bouwvlak, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het is niet mogelijk de luchtwasser of combiwasser binnen het bouwvlak te bouwen.

  2. De luchtwasser of combiwasser is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. De diepte van de luchtwasser of combiwasser buiten het bouwvlak mag niet meer dan 5 m bedragen.

  4. De omvang van de luchtwasser of combiwasser mag niet meer bedragen dan noodzakelijk is.

  5. De luchtwasser of combiwasser is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  1. lid 3.2.2 onder b en/of c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  2. lid 3.2.2 onder c voor het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een oppervlakte van maximaal 15.000 m², waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering.

  2. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

 

3.3.2 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d voor het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

  2. Woonunits mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. Woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn maximaal 3 woonunits toegestaan.

  5. De oppervlakte per woonunit mag niet meer bedragen dan 30 m².

  6. De bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. Stapeling van woonunits is niet toegestaan.

  8. Het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  11. De woonunits zijn stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

 

3.3.3 Afwijken schuilgelegenheden en hooischelven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Schuilgelegenheden of hooischelven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone'.

  2. Het aantal schuilgelegenheden of hooischelven mag niet meer bedragen dan 1 per perceel.

  3. De oppervlakte van het perceel waarop schuilgelegenheden of hooischelven worden gebouwd mag niet minder bedragen dan 0,5 ha.

  4. De oppervlakte per schuilgelegenheid of hooischelf mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  5. De bouwhoogte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  6. De bouwhoogte van een hooischelf mag niet meer bedragen dan 6 m.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Schuilgelegenheden of hooischelven mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van hobbymatige activiteiten van particulieren.

  9. Schuilgelegenheden of hooischelven dienen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig te zijn.

  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  11. De schuilgelegenheid of hooischelf is stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

  12. De belangen van derden worden niet onevenredig aangetast.

 

3.3.4 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.7 onder e voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

3.3.5 Afwijken oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van

de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' met een grotere oppervlakte dan toegestaan op grond van het bepaalde in lid 3.2.2, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van de oppervlakte gebouwen ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Intensieve veehouderij

  1. Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij', met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  2. Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.

  3. Het is verboden gebouwen die niet in gebruik zijn voor de uitoefening van een veehouderij, in gebruik te nemen voor de uitoefening van een veehouderij.

  4. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.

 

3.4.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voor zover deze geen bouwwerken zijn, is toegestaan, met uitzondering van de gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

 

3.4.3 Paardenhouderij

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken binnen een bouwvlak voor een gebruiksgerichte paardenhouderij.

 

3.4.4 Huisvesting seizoensarbeiders

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders.

 

3.4.5 Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen toegestaan.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij het agrarische bedrijf.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

3.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

3.5.3 Afwijken gebruik bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder c voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Aanduiding:

LD = Leefgebied dassen

LKS = Leefgebied kwetsbare soorten

LS = Leefgebied struweelvogels

LW = Leefgebied weidevogels

 

LD

 

LKS

 

LS

 

LW

Werken en werkzaamheden

 

 

 

 

1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 of met meer dan 0,5 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd

OV

OV

+

OV

2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 0,4 m onder maaiveld

OV

OV

+

OV

3. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling

OV

OV

OV

OV

4. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren

OV

OV

+

OV

5. Het verwijderen of rooien van bos

-

-

-

-

6. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

OV

OV

OV

+

7. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

+

OV

+

OV

8. Het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie

 

OV

OV

+

OV

9. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur

OV

OV

+

OV

10. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen

OV

OV

OV

+

11. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m2

OV

OV

OV

OV

OV = omgevingsvergunning vereist

+ = toegestaan

- = niet voorkomend i.v.m. grondgebruik

 

 

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’/ overige zone - reserveringsgebied waterberging' kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheden

 

3.7.1 Vormverandering bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen in bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

 

3.7.2 Vormverandering en/of vergroting bouwvlak veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering en/of vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.

  2. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2013 vergroting niet toegestaan.

  3. Vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’;

  2. 'overige zone - beperkingen veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met i.

  1. Bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot.

  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.

  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

  8. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige, uitgezonderd de uitbreiding zoals genoemd in lid b.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak bouwperceel wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

3.7.3 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2,5 1,5 ha.

  2. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3 ha netto glas.

  3. Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  4. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  5. De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  6. Ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak bouwperceel wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ overige zone - ecologische verbindingszone', ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ overige zone - leefgebied kwetsbare soorten', ‘leefgebied weidevogels’/ overige zone - leefgebied weidevogels' en ‘leefgebied dassen’/ overige zone - leefgebied dassen' dient rekening te worden gehouden met de specifieke aanwezige waarden van genoemde gebieden mede in relatie tot de gevolgen voor de genoemde (dier)soorten.

  8. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  9. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

3.7.4 Wijzigen ten behoeve van omschakeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ deze aanduiding wordt toegevoegd waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' en ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ deze aanduiding wordt toegevoegd waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’ is omschakeling naar intensieve veehouderij niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ mag de omschakeling naar ‘intensieve veehouderij’ uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken indien het een duurzame locatie betreft en waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen aanwezig voor de lange termijn die noodzaken tot omschakeling ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ mag bij omschakeling naar intensieve veehouderij de oppervlakte van het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien de bestaande oppervlakte groter is dan 1,5 ha deze oppervlakte dient te worden teruggebracht tot 1,5 ha.

  2. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden geldt dat bij wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  4. Tot 1 juni 2013 is omschakeling naar een intensieve geiten- of schapenhouderij niet toegestaan.

  5. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  2. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'beperkingen veehouderij' is omschakeling naar een veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij, uitsluitend toegestaan indien sprake is van een grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met h.

  3. Bij omschakeling mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  4. Bij omschakeling naar een veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij, dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  5. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  6. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  7. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  8. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

  9. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  2. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

3.7.5 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

3.7.6 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hierbij mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt niet toegepast op bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

  2. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  3. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  4. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 1,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  6. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Ten minste 5% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  13. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

3.7.7 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’, 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden een (vollegronds)teeltbedrijf agrarische bedrijfsvoering, en de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

3.7.8 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' bedraagt maximaal 5.000 m².

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 500 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Bij wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ mag een aanduiding voor een bestaande nevenfunctie en/of verbrede landbouw worden opgenomen, als ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  • productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  • dagrecreatieve voorzieningen;

  • verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak;

  • een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  • statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  • bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone -zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.9 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bouwwerken en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. In afwijking van het bepaalde onder d mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  5. De niet-agrarische functie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  6. Alle overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt.

  7. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag bij bedrijven als bedoeld in sub g onder 5, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn.

  2. De opslag is niet zichtbaar vanaf de openbare weg.

  3. De opslag is stedenbouwkundig, ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  2. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De niet-agrarische functie dient wat betreft aard en schaal passend te zijn in de omgeving.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

3.7.10 Wijziging naar ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een gebruiksgerichte paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte aan bouwvlak per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot maximaal 1,5 ha.

  4. Buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan.

  5. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

3.7.11 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

3.7.12 Wijziging naar ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ overige zone - ecologische verbindingszone'.

 

3.7.13 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

 

 

 

Artikel 4 Agrarisch – Paardenhouderij

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebruiksgerichte paardenhouderijen met bijbehorende voorzieningen, met één paardenhouderij per bouwvlak;

  2. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak;

  3. bestaande nevenactiviteiten;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt in het algemeen de volgende regel:

  1. Gebouwen , bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte van rijhallen mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van een woonboerderij meer bedragen indien de voormalige stalgedeelten binnen dezelfde bouwmassa bij het woongedeelte worden getrokken.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kadaverkoelingen en gastanks;

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenhouderij op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de paardenhouderij.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.5.1 Wijzigen ten behoeve van omschakeling naar grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

  2. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een onafhankelijke deskundige inzake de volwaardigheid van het bedrijf.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

 

4.5.2 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

4.5.3 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De paardenhouderij ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' bedraagt maximaal 5.000 m2.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 500 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Bij wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ mag een aanduiding voor bestaande nevenfuncties worden opgenomen, als ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  • productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  • dagrecreatieve voorzieningen;

  • verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak;

  • een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  • statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  • bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan het kwaliteitskader zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.5.4 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De paardenhouderij ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bouwwerken en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  5. De niet-agrarische functie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  6. Alle overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt.

  7. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag bij bedrijven als bedoeld in sub g onder 5, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn.

  2. De opslag is niet zichtbaar vanaf de openbare weg.

  3. De opslag is stedenbouwkundig, ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  2. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De niet-agrarische functie dient wat betreft aard en schaal passend te zijn in de omgeving.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waabij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Ecologische Hoofdstructuur

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Ecologische Hoofdstructuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische (vollegronds) teeltbedrijven met één agrarisch bedrijf per bouwvlak;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'maximum aantal wooneenheden' het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.

  1. behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

  2. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. behoud van bestaande kazematten.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

  4. De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan bestaand.

  5. Het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m².

  4. De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan bestaand.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1’ is de bestaande oppervlakte aan bebouwing toegestaan.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 2’ zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan.

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van een woonboerderij meer bedragen indien de voormalige stalgedeelten binnen dezelfde bouwmassa bij het woongedeelte worden getrokken.

 

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik;

  3. kadaverkoelingen en gastanks;

  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 8 m, respectievelijk 30 m².

  3. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogel';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – 1’ zijn tevens de volgende functies als (neven)activiteit toegestaan:

  • zorgboerderij;

  • infocentrum;

  • verblijfsrecreatie.

 

5.4.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij het agrarische bedrijf.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

5.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het gebruiken van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

 

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  8. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

  9. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  10. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’/ 'overige zone - reserveringsgebied waterberging' kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

 

5.7.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

5.7.2 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' .

 

5.7.3 Wijziging naar ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - ecologische verbindingszone'.

 

Artikel 6 Agrarisch met waarden – Groenblauwe Mantel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Groenblauwe Mantel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  2. agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  3. grondgebonden agrarische (vollegronds) teeltbedrijven met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan, met uitzondering van geiten- en schapenhouderijen behoudens als zodanig specifiek aangeduid;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ tevens overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. ‘glastuinbouw’ tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

  4. 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' een overige veehouderij is toegestaan;

met één agrarisch bedrijf per bouwvlak;

  1. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘maximum aantal wooneenheden' het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is een bedrijfswoning uitgesloten.

  2. bedrijfsgebonden mestbewerking en –verwerking;

  3. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  4. bestaande nevenactiviteiten;

  5. een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduding 'kampeerterrein';

  6. groenvoorzieningen;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’;

  9. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone';

  12. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  13. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  2. het leefgebied van struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels;

  3. het leefgebied van weidevogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  4. het leefgebied van dassen ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

  1. behoud van bestaande kazematten.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen , bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals verhardingen, mestzakken en foliebassins zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning niet is toegestaan.

  4. Het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

  4. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

  5. Voor de oppervlakte gebouwen ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij, gelden de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning en gebouwen die niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij, mag ten hoogste de omvang hebben:

  • die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  • die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van de oppervlakte bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder 1 tot en met 5:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

6.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m².

  4. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

 

6.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van een woonboerderij meer bedragen indien de voormalige stalgedeelten binnen dezelfde bouwmassa bij het woongedeelte worden getrokken.

 

6.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s, en mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  6. Voor de oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij', geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'beperkingen veehouderij' de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij, ten hoogste de omvang mag hebben:

  1. die op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Voor deze veehouderijen geldt het bepaalde onder f.

 

6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. Uitsluitend deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik;

  3. kadaverkoelingen en gastanks;

  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

  5. voeropslag in de vorm van verharding en/of sleufsilo's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voeropslag';

  6. verharding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verharding'. Ter plaatse van deze verharding is geen voeropslag toegestaan.

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 8 m, respectievelijk 30 m².

  3. De bouwhoogte van kadaverkoelingen en gastanks mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 onder a voor het bouwen van luchtwassers of combiwassers aan een bedrijfsgebouw, buiten het bouwvlak, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het is niet mogelijk de luchtwasser of combiwasser binnen het bouwvlak te bouwen.

  2. De luchtwasser of combiwasser is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. De diepte van de luchtwasser of combiwasser buiten het bouwvlak mag niet meer dan 5 m bedragen.

  4. De omvang van de luchtwasser of combiwasser mag niet meer bedragen dan noodzakelijk is.

  5. De luchtwasser of combiwasser is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  1. lid 6.2.2 onder b en/of c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 14 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

 

6.3.2 Afwijken schuilgelegenheden en hooischelven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Schuilgelegenheden of hooischelven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone'.

  2. Het aantal schuilgelegenheden of hooischelven mag niet meer bedragen dan 1 per perceel.

  3. De oppervlakte van het perceel waarop schuilgelegenheden of hooischelven worden gebouwd mag niet minder bedragen dan 0,5 ha.

  4. De oppervlakte per schuilgelegenheid of hooischelf mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  5. De bouwhoogte van een schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  6. De bouwhoogte van een hooischelf mag niet meer bedragen dan 6 m.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Schuilgelegenheden of hooischelven mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van hobbymatige activiteiten van particulieren.

  9. Schuilgelegenheden of hooischelven dienen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig te zijn.

  10. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  11. De schuilgelegenheid of hooischelf is stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

  12. De belangen van derden worden niet onevenredig aangetast.

 

6.3.3 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder e voor het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

  2. Woonunits mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. Woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn maximaal 3 woonunits toegestaan.

  5. De oppervlakte per woonunit mag niet meer bedragen dan 30 m².

  6. De bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. Stapeling van woonunits is niet toegestaan.

  8. Het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De woonunits zijn stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

 

 

 

6.3.4 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.7 onder e voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

6.3.5 Afwijken oppervlakte bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van

de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' met een grotere oppervlakte dan toegestaan op grond van het bepaalde in lid 6.2.2, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van de oppervlakte gebouwen ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Intensieve veehouderij

  1. Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' , met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  2. Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.

  3. Het is verboden gebouwen die niet in gebruik zijn voor de uitoefening van een veehouderij, in gebruik te nemen voor de uitoefening van een veehouderij.

  4. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.

 

6.4.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn is toegestaan, met uitzondering van de gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

 

6.4.3 Paardenhouderij

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken binnen een bouwvlak voor een gebruiksgerichte paardenhouderij.

 

6.4.4 Huisvesting seizoensarbeiders

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders.

 

6.4.5 Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen toegestaan.

 

6.4.6 Nevenactiviteiten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteiten' zijn bestaande nevenactiviteiten in de vorm van een zorgboerderij, groepsaccommodatie, 4 luxe verblijfskamers, een informatiecentrum en ondergeschikte horeca toegestaan.

 

 

 

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van dagrecreatieve activiteiten zoals boerengolf die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  3. De volgende nevenfuncties en/of verbrede landbouwactiviteiten zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak;

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven.

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie;

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij het agrarische bedrijf.

  3. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie en/of verbrede landbouwactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

 

6.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.2 voor het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. De waarden die beschermd worden met de desbetreffende aanduiding worden niet onevenredig aangetast.

 

6.5.3 Afwijken gebruik bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 onder c voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals aangegeven in onderstaande tabel:

 

Tabel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Aanduiding

LD = Leefgebied dassen

LKS = Leefgebied kwetsbare soorten

LS = Leefgebied struweelvogels

LW = Leefgebied weidevogels

 

LD

 

LKS

 

LS

 

LW

Werken en werkzaamheden

 

 

 

 

1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 of met meer dan 0,5 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd

OV

OV

+

OV

2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 0,4 m onder maaiveld

OV

OV

+

OV

3. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling

OV

OV

OV

OV

4. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren

OV

OV

+

OV

5. Het verwijderen of rooien van bos

-

-

-

-

6. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

OV

OV

OV

+

7. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie

+

OV

+

OV

8. Het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie

OV

OV

+

OV

9. Het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur

OV

OV

+

OV

10. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen

OV

OV

OV

+

11. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m2

OV

OV

OV

OV

OV = omgevingsvergunning vereist

+ = toegestaan

- = niet voorkomend i.v.m. grondgebruik

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’/ overige zone - reserveringsgebied waterberging' kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheden

 

6.7.1 Vormverandering bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen in bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  6. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

'

6.7.2 Vormverandering en/of vergroting bouwvlak veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering en/of vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ en de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduidingen ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2013 vergroting niet toegestaan.

  2. Vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’;

  2. 'overige zone - beperkingen veehouderij', tenzij er sprake is van een grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Waarbij tevens moet worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met i.

  1. Bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot.

  2. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 1,5 ha.

  3. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  5. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  6. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

  8. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige, uitgezonderd de uitbreiding zoals genoemd in lid b.

  4. De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. Ten minste 10% van het bouwvlak bouwperceel wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  1. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  2. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

6.7.3 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2,5 1,5 ha.

  2. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3 ha netto glas.

  3. Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  4. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  3. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  4. De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' , ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten', ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels', en ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen' dient rekening te worden gehouden met de specifieke aanwezige waarden van genoemde gebieden mede in relatie tot de gevolgen voor de genoemde (dier)soorten.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak bouwperceel wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ overige zone - ecologische verbindingszone', ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ overige zone - leefgebied kwetsbare soorten', ‘leefgebied weidevogels’/ overige zone - leefgebied weidevogels' en ‘leefgebied dassen’/ overige zone - leefgebied dassen' dient rekening te worden gehouden met de specifieke aanwezige waarden van genoemde gebieden mede in relatie tot de gevolgen voor de genoemde (dier)soorten.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ overige zone - ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

6.7.4 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

6.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hierbij mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging wordt niet toegepast op bouwvlakken met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

  2. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  3. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  4. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 1,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  6. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Ten minste 5% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. Er dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  13. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  14. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

6.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’, 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij' en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden een (vollegronds)teeltbedrijf agrarische bedrijfsvoering, en de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

6.7.7 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. Bij wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ mag een aanduiding voor een bestaande nevenfunctie en/of verbrede landbouw worden opgenomen, als ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  • productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  • dagrecreatieve voorzieningen;

  • verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

  • een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  • statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  • bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.7.8 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bouwwerken en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  5. De niet-agrarische functie mag uitgeoefend worden in bestaande bebouwing dan wel in vervangende nieuwbouw.

  6. Alle overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt.

  7. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:

  1. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten, waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  2. dagrecreatieve voorzieningen;

  3. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.

  4. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen,

  5. statische opslag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  6. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

  7. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  8. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepaccommodatie.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag bij bedrijven als bedoeld in sub g onder 5, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Opslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn.

  2. De opslag is niet zichtbaar vanaf de openbare weg.

  3. De opslag is stedenbouwkundig, ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.

  2. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De niet-agrarische functie dient wat betreft aard en schaal passend te zijn in de omgeving.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  8. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

6.7.9 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' .

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

6.7.10 Wijziging naar ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' .

 

6.7.11 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

 

 

 

Artikel 7 Bedrijf

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’;

  2. bedrijven, eventueel in een hogere milieucategorie, zoals opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

 

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 7.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 7.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

7.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 1’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  6. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.4.1 Afwijken productiegebonden detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van productiegebonden detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bedrijfsfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. Buitenopslag ten behoeve van de productiegebonden detailhandel is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

7.4.2 Afwijken vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van bedrijven welke niet voorkomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat deze bedrijven:

  1. naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën 1 en 2.

  2. naar aard en schaal passend zijn in de omgeving.

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

7.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het bedrijf ter plaatse is beëindigd.

  3. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning. Indien nog geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mag een woning worden gebouwd indien het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ is gelegen in een gebied aangeduid met bebouwingsconcentratie 1 of 2.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

7.5.3 Andere bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan op basis van de bestemmingsomschrijving is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt niet vergroot.

  2. Het nieuw te vestigen bedrijf levert naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving op, waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).

  3. Risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan.

  4. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zijn niet toegestaan.

  5. Het nieuw te vestigen bedrijf levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. Het nieuw te vestigen bedrijf heeft geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  7. Er vindt geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaats.

 

 

Tabel Bedrijven

 

Aanduiding

Adres

Functie

sb-1

Achterdijk 42

Agrarisch verwant (loonwerkbedrijf)

sb-2

Beerseweg 36

Agrarisch technisch hulpbedrijf (bewerking RVS)

sb-3

Boersestraat 7

Montagebedrijf

sb-4

Boersestraat 11

Woninginrichting en meubelproduktie

sb-5

Cuijksedijk 5

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-6

Cuijksedijk 1

Tentenverhuur

sb-7

Dellenweg 4

Metaalbedrijf

sb-8

Dellenweg 29

Maïsdrogerij, maïshandel

sb-9

Dominicanenstraat 12/12a

Transportbedrijf

sb-10

Eikenlaan 5

Garagebedrijf

sb-11

Eikenlaan 11a

Garagebedrijf

sb-12

Eikenlaan 34

Fabricage, montage en reparatie van bedrijfshallen

sb-13

Graafseweg 14

Tuincentrum

sb-14

Graafseweg 81

Caravanstalling

sb-15

Hapsedijk 8

Agrarisch verwant (loonwerkbedrijf)

sb-16

Hapseweg 30

Agrarisch verwant (loonwerkbedrijf)

sb-17

Hogeweg 1a

Woninginrichting en meubelproductie

sb-18

Langenboomseweg 103

Betonfabriek

sb-19

Langenboomseweg 105

Garagebedrijf

sb-20

Langenboomseweg 148

Materialen + verkoop

sb-21

Langenboomseweg 147

Slachterij

sb-22

Langenboomseweg 137

Zeefdrukkerij

sb-23

Noordstraat 100

Vloerenbedrijf

sb-24

Petersweg 30

Stukadoorsbedrijf

sb-25

Prinsenweg 1

Autoschade herstelbedrijf

sb-26

Prinsenweg 3a

Interieurbouw

sb-27

Princepeelweg 41/ 43

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-28

Pastoor Jacobsstraat 4

installatie en verkoop elektrische artikelen

sb-29

Roijendijk 30

Betonfabriek

sb-32

Udensedijk 12

Tekenbureau

sb-33

Uilweg 4

Agrarisch verwant (hoveniersbedrijf)

sb-34

Uilweg 30-32

Siervogelkwekerij

sb-35

Van Ophovenlaan 18

Grindmakerij

sb-36

Voortsestraat 3

Montagebedrijf

sb-37

Voortsestraat 5

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-38

Voortsestraat 15

Agrarisch verwant (landbouwmechanisatie)

sb-39

Van der Kruizeweg 9

Diamantenterugwinning

sb-40

Voordijk 29

Cateringbedrijf

sb-41

Wethouder Lindersstraat 153

Geen activiteiten

sb-42

Wethouder Lindersstraat 130

Grondboor- en grondbemalingsbedrijf

sb-43

Wethouder Lindersstraat 143

Dierenkliniek

sb-44

Wethouder Lindersstraat 145

Groothandel en reparatie motoren

sb-45

Willemsweg 15/17

Agrarisch verwant (loonwerkbedrijf)

sb-46

Witweg 7

Verkoop sportprijzen/ reclamedrukkerij

sb-47

Wanroijseweg 97a

Landbouwmachines

sb-48

Wollembergseweg 8

Agrarisch verwant (hoveniersbedrijf inclusief twee vakantieappartementen))

sb-49

Zeelandsedijk 34

Veehandel

sb-50

Zeelandseweg 33/37

Tankstation (LPG)

sb-51

Zandvoortsestraat 1

Agrarisch verwant (hoveniersbedrijf)

sb-52

Zuidelijke Bergseweg 12

Opslag grind

sb-53

Zuid Carolinaweg 11

Schoonmaakbedrijf

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Bedrijf – Molen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Molen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een maalderij;

  2. groenvoorzieningen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. nutsvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

 

8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van een molen mag niet meer bedragen dan 25 m.

  2. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.3.1 Afwijken productiegebonden detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van productiegebonden detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

  3. Buitenopslag ten behoeve van de productiegebonden detailhandel is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De productiegebonden detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

Artikel 9 Bedrijf – Nutsvoorziening

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening;

  2. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – gasontvangststation’;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

 

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

Artikel 10 Bos

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  6. militair oefenterrein;

  7. behoud van bestaande kazematten.

 

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2 voor:

  1. bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;

  1. brandtorens, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

 

10.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuur en ontspanning zoals opgenomen in de ‘Tabel Cultuur en ontspanning;

  2. groenvoorzieningen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. nutsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

 

11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.4.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het detailhandelsbedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

Tabel Cultuur en ontspanning

Aanduiding

Adres

Functie

sco-1

Uilweg ong

speeltuin

 

 

Artikel 12 Detailhandel

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel zoals opgenomen in de ‘Tabel Detailhandel’;

  2. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. nutsvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één detailhandelsbedrijf toegestaan.

 

12.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

12.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 12.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 12.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

12.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Afwijken ander detailhandelsbedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van een ander detailhandelsbedrijf dan is aangegeven in de ‘Tabel Detailhandel’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het detailhandelsbedrijf is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Het detailhandelsbedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. Het detailhandelsbedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

 

 

 

 

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

12.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

12.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het detailhandelsbedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

 

 

Tabel Detailhandel

Aanduiding

Adres

Functie

sdh-1

Beerseweg 27

Fotozaak

sdh-2

Pastoor Jacobsstraat 2c

Bouw- en woonzaak

sdh-3

Pastoor Jacobsstraat 2c b

Keukenzaak

sdh-4

Pastoor Jacobsstraat 2c a

Bouwmarkt

 

 

Artikel 13 Dienstverlening

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlenende activiteiten zoals opgenomen in de ‘Tabel Dienstverlening’

  2. detailhandel, verband houdende met de onder a genoemde activiteiten;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één dienstverlenende bedrijf toegestaan.

 

13.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

13.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.4.1 Afwijken ander detailhandelsbedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van een ander dienstverlenend bedrijf dan is aangegeven in de ‘Tabel Dienstverlening’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het dienstverlenende bedrijf is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Het dienstverlenende bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. Het dienstverlenende bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

13.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

13.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het dienstverlenende bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

 

Tabel Dienstverlening

Aanduiding

Adres

Functie

sdv-1

Hogeweg 3 1b

Kapsalon

 

Artikel 14 Gemengd

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gemengde voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Gemengd’;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak;

  4. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

  5. groenvoorzieningen;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regel:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

 

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

14.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

14.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

14.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.3.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  7. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

 

Tabel Gemengd

Aanduiding

Adres

Functie

sgd-1

Tongelaar

Landgoed: cultuur-maatschappelijke activiteiten, educatie, workshops, dagrecreatieve activiteiten, congres- en vergaderaccommodatie, horeca in de vorm van zaalaccommodatie (incl organisatie van huwelijken en bruiloften), café, restaurant, verblijfsrecreatie in boerderij Benedenhof maximaal 15 personen, ambachtelijke bedrijfsactiviteiten max categorie 2.

 

 

Artikel 15 Groen - Landschapselement

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Landschapelement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapelementen;

  3. (onverharde) paden en wegen;

  4. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik.

 

15.2 Bouwregels

Op of in de gronden met de bestemming ‘Groen - Landschapselement’ zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

 

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgend voorwaarden :

  1. De bouwhoogte van verlichtingsmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.

  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 meter.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 m.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond, waarbij het maaiveld over meer dan
    100 m2 per perceel of meer dan 0,45 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,45 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit (van) oppervlaktewateren.

  4. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur-, en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder productiefunctie.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

 

15.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. vallen onder de werking van Boswet.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, het inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

  2. Indien noodzakelijk wordt er voorzien in voldoende boscompensatie.

 

Artikel 16 Horeca

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven zoals opgenomen in de ‘Tabel Horeca’;

  2. terrasvoorzieningen;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan.

 

16.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

16.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 16.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 16.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 15%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.4.1 Afwijken ander horecabedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.1 ten behoeve van een ander horecabedrijf dan is aangegeven in de ‘Tabel Horeca’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het horecabedrijf is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Het horecabedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. Het horecabedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

16.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het horecabedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

 

16.5.3 Wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het horecabedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De recreatieve voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De recreatieve voorziening dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

Tabel Horeca

Aanduiding

Adres

Functie

sh-1

Graafseweg 89

Restaurant

sh-2

Langenboomseweg 73

Café/restaurant

sh-3

Wanroijseweg 95

Bowling, café, restaurant

 

 

Artikel 17 Maatschappelijk

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Maatschappelijk’;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  4. groenvoorzieningen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  7. nutsvoorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijke voorziening toegestaan.

 

17.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

17.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 17.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 17.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

17.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 4’ mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.4.1 Afwijken andere maatschappelijke voorziening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.1 ten behoeve van een andere maatschappelijke voorziening dan is aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijk’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De maatschappelijke voorziening is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. De maatschappelijke voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De maatschappelijke voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

17.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De maatschappelijke voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

17.5.3 Wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De maatschappelijke voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. De recreatieve voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. De recreatieve voorziening dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

 

Tabel Maatschappelijk

Aanduiding

Adres

Functie

sm-1

Achterdijk 24

Zorgboerderij

sm-2

Gagelweg 1

opvang en huisvesting hulpbehoevenden en dagactiviteiten

sm-3

Graafseweg 46

Zorgwoning

sm-4

Graafseweg ong

Scouting

sm-5

Kammerbergweg ong.

Kapel

sm-6

Kapelweg ongenummerd

Trouwkapel

sm-7

Pastoor Jacobsstraat 2d

Ambulanceuitrijpost

sm-8

Russendaalweg 20 en overzijde

Conferentieoord

sm-9

Schaapsdijkweg 20

Retraitehuis

sm-10

Schippersweg 10

Management trainingscentrum

sm-11

Tongelaar ong

Kapel

sm-12

Voordijk 22, 23a en 25

Kraamzorg (bemiddelingsburo)

sm-13

Zeelandseweg 27

Praktijk psychologie

 

 

Artikel 18 Natuur

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;

  6. behoud van bestaande kazematten.

 

18.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

  2. een gebouw ten behoeve van het beheer ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – 1’. De oppervlakten en hoogten mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en hoogten.

  3. voorzieningen ten behoeve van een visvereniging ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – 2’. De oppervlakten en hoogten mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en hoogten.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.2 voor:

  1. bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;

  1. brandtorens, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

 

18.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

18.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 18.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen zoals aangegeven in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’;

  2. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. nutsvoorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één dagrecreatieve voorziening toegestaan.

 

19.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

19.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 19.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 19.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 1’ mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie – 2’ waar vergroting is toegestaan met 20%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.4.1 Afwijken andere dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van een andere dagrecreatieve voorziening dan is aangegeven in de ‘Tabel Recreatie - Dagrecreatie’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De dagrecreatieve voorziening is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. De dagrecreatieve voorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De dagrecreatieve voorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.5.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

19.5.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De dagrecreatieve voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Tabel Recreatie - Dagrecreatie

Aanduiding

Adres

Functie

sr-9

Rogstraat 15-17

Kinderboerderij, siertuin, minigolf

sr-10

Fazantenweg ong

Strand, verhuur en opslag1 watersport

sr-11

Fazantenweg ong

Paviljoen

1 Verhuur en opslag is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak

 

 

Artikel 20 Recreatie – Recreatiewoning

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen’;

  2. groenvoorzieningen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  5. nutsvoorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  1. Per bestemmingsvlak is niet meer dan één recreatiewoning toegestaan.

  2. Nieuwbouw van een recreatiewoning is alleen toegestaan als vervanging van een bestaande recreatiewoning.

  3. De goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 4 m.

  4. De bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 6,5 m.

  5. De oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 45 m².

  6. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder e voor het toestaan van een grotere oppervlakte, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%.

  2. Vergroting is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 21 Recreatie – Verblijfsrecreatie

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Verblijfsrecreatie’;

  2. aan de in a genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen ondergeschikte horeca, zoals aangegeven in de 'Tabel Verblijfsrecreatie’;

  3. dagrecreatieve voorzieningen ten behoeve van de gebruikers van de onder a genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen;

  4. één bestaande bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het bestaande aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  5. groenvoorzieningen;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan zoals opgenomen in de ‘Tabel Verblijfsrecreatie’.

 

21.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

21.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 21.2.2 onder a van toepassing is.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 21.2.2 onder b van toepassing is.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

21.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

21.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van terreinverlichting mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

21.4.1 Vergroting inhoudsmaat bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m3.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

21.4.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De verblijfsrecreatieve voorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

Tabel Verblijfsrecreatie

Aanduiding

Adres

Functie

sr-1

Dominicanenstraat 20

Logeerboerderij, workshops, bedrijfsuitjes 9 kamers

sr-2

Hapseweg 24 en 24a

Camping,

1 appartement, 1 chalet, 10 langetermijnstandplaatsen, 10 standplaatsen

sr-3

Nieuwenhofweg 5

logeerboerderij, pleisterplaats, camping, kaasmakerij, schaapsherder, 10 standplaatsen, 2 schaapskooitjes, groepsaccommodatie, verkoop van ambachtelijk geproduceerde boerderij en streekproducten.

sr-4

Oude Wanroijseweg 24/26

Camping,

100 vaste plaatsen, 50 standplaatsen

sr-5

Tipweg 10

Camping

75 standplaatsen, 20 vaste plaatsen, groepsaccomodatie

sr-6

Wollenbergseweg ong.

Camping

10 vaste plaatsen, 20 standplaatsen

sr-7

Paulweg 16

Pleisterplaats met horeca

sr-8

Achterdijk 100

Natuurcamping

 

 

Artikel 22 Sport

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Sport’;

  2. aan de in a genoemde ondergeschikte horeca, zoals aangegeven in de 'Tabel Sport’;

  3. groenvoorzieningen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  6. nutsvoorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één sportvoorziening toegestaan.

 

22.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

  4. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – 1’ maximaal 7.500 m2 is toegestaan.

 

22.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 22.2.2 onder a van toepassing is.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 22.2.2 onder b van toepassing is.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

22.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

22.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat voor de voorste bouwgrens uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, reclamezuilen en lantaarnpalen mogen worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van terreinverlichting mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Vergroting is toegestaan met maximaal 10%.

  5. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

22.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

22.4.1 Afwijken andere sportvoorziening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.1 ten behoeve van een andere sportvoorziening dan is aangegeven in de ‘Tabel Sport’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De sportvoorziening is naar aard en schaal passend in de omgeving.

  2. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. De sportvoorziening mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  4. De sportvoorziening mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

22.5.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. De sportvoorziening ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen en de wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 60% van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m².

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

Tabel Sport

Aanduiding

Adres

Functie

ss-1

Ericaweg 2

Tenniscentrum

ss-3

Peter Ebbenweg

Sportvelden

ss-4

Schippersdijk ongenummerd

Visvijver

ss-5

Verbindingsweg

Modelvliegtuigen

ss-6

Wanroijseweg ongenummerd

Hondensport

ss-7

Witweg 10

Manege

 

 

Artikel 23 Verkeer

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (on)verharde wegen, bermen, (onverharde) paden en parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;

  3. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  4. nutsvoorzieningen.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende voorwaarde:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

Artikel 24 Verkeer - Onverhard

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Onverhard’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder onverharde wegen, bermen, onverharde paden en parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;

  3. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  4. nutsvoorzieningen.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende voorwaarde:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verharden van wegen;

  2. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.

 

24.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

24.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 25 Water

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, stuwen en voorzieningen voor waterkering;

  2. behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

  3. bescherming en instandhouding van de oevers en oeverbeplanting;

  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen, steigers en duikers;

  5. groenvoorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik, met uitzondering van gemotoriseerde vaartuigen, met bijbehorende voorzieningen;

  7. behoud van bestaande kazematten.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

 

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen.

 

25.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 26 Wonen

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis gebonden beroepen;

  3. een aan huis gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’;

  4. terras, tuinen, erven en terreinen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor infiltratie;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. Per bestemmingsvlak is niet meer dan één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

  2. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven dan worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ zijn enkel aaneengebouwde woningen toegestaan. Vrijstaande woningen zijn ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ niet toegestaan.

  4. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste bestemmingsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

  5. De afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.

  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’mag een bedrijfsgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 200 m2.

 

26.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van een woonboerderij meer bedragen indien de voormalige stalgedeelten binnen dezelfde bouwmassa bij het woongedeelte worden getrokken.

 

26.2.3 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

26.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

26.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

 

26.3.1 Afwijken algemeen

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 26.2.1 onder d voor het bouwen op een kortere afstand tot de bestemmingsgrenzen mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

  2. lid 26.2.1 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  3. lid 26.2.2 c voor het bouwen van woningen met een inhoud tot maximaal 850 m³, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;

  4. lid 26.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  5. lid 26.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  6. lid 26.2.4 onder c voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, tot maximaal 250 m2, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en er sprake is van substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  7. lid 26.2.4 onder c en toestaan dat na sloop van alle op het perceel aanwezige overtollige voormalige (agrarische) (bedrijfs)bebouwing, 50% van de gesloopte voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 400 m², met dien verstande dat nooit meer dan de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen gerealiseerd mag worden met een maximum van 400 m². De toegevoegde oppervlakte dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn is.

  1. De afwijking onder 3 gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

26.3.2 Afwijken nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.2.3 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen hetzelfde bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  2. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  3. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  4. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  5. Bij een gesplitste woning mogen de twee woningen niet vervangen worden voor twee vrijstaande woningen.

  6. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

26.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

26.4.1 Afwijken nevenfuncties bij woonfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.1 voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenfuncties bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  3. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak tot een maximale oppervlakte van 250 m2.

  4. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak danwel het bestemmingsvlak 'Wonen', in de bestemming ‘Agrarisch’ en/of ‘Agrarisch met waarden - Groenblauwe Mantel'; alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak;

  3. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  4. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  5. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepsaccommodatie;

  6. ondergeschikte horeca waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  7. kleinschalig logeren als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij geldt dat:

  • de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 100 m².

  • het aantal logeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 5.

  • de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  1. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  2. Ondergeschikte horeca is toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  3. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

26.4.2 Afwijken nevenfuncties bij woonfunctie VAB

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.1 voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenfuncties bij de woonfunctie VAB, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Afwijking is uitsluitend mogelijk bij voormalige agrarische bedrijven.

  2. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  3. Gebruikmaking van deze afwijkingsbevoegdheid leidt niet tot meer bebouwing dan in de bestaande situatie aanwezig is.

  4. De oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan 400 m2.

  5. De overtollige bebouwing dient te worden gesloopt.

  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  7. Nevenfuncties zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  8. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen uitsluitend in of aansluitend aan het bouwvlak danwel bestemmingsvlak 'Wonen', in de bestemming ‘Agrarisch’ en/of ‘Agrarisch met waarden - Groenblauwe Mantel'; alsmede maximaal 75 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak;

  3. een zorgboerderij, kinderboerderij, educatieve en sociale voorzieningen;

  4. statische opslag, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  5. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieve nachtverblijven;

  6. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepsaccommodatie;

  7. ondergeschikte horeca waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;

  8. kleinschalig logeren als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij geldt dat:

  • de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 100 m².

  • het aantal logeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 5.

  • de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  1. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie, met dien verstande dat in geval van woonboerderijen het voormalige stalgedeelte binnen de bestaande bouwmassa volledig mag worden benut.

  2. Ondergeschikte horeca is toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  3. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  4. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie is niet toegestaan.

  5. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  10. Reclame-uitingen in de vorm van vlaggenmasten en/of reclameborden ten behoeve van de nevenfunctie zijn buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De breedte mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De reclame-uitingen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. De afwijking gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 27 Leiding

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

  1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ en een zone van 27,5 m aan weerszijden van de leiding;

  2. een ondergrondse gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding;

  3. een ondergrondse rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’ en een zone van 3,5 m aan weerszijden van de leiding;

  4. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leiding.

 

27.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze gronden worden gebouwd:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van ondergrondse leidingen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ hoogspanningsmasten ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsverbinding.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse overige bestemming(en), indien de belangen van de leiding(en) zich niet hiertegen verzetten en vooraf advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de betreffende leiding(en).

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’ en een zone van 27,5 m aan weerszijden van de leiding:

  1. het vellen of rooien van hoogopgaande beplantingen of bomen;

  2. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;

  3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 m;

  4. het ophogen van de bodem of opslaan van materialen of goederen boven een maat van 2,50 m;

  1. Ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - gas’, ‘hartlijn leiding - riool’ en ‘hartlijn leiding - water’ en een zone van 5 m aan weerszijden van de leidingen:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde.

  6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 27.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheersinstantie van de betreffende leiding(en).

 

27.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemmingen “Leiding – Gas’ voorrang krijgt.

 

Artikel 28 Waarde – Archeologie 1

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

28.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m² .

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 28.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

Artikel 29 Waarde – Archeologie 2

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (te verwachten archeologische) waarden van de gronden.

 

29.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 250 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 250 m² .

 

29.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

 

Artikel 30 Waarde – Archeologie 3

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

30.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 30.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 2.500 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 2.500 m² .

 

30.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

30.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 30.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

Artikel 31 Waarde – Cultuurhistorie

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van:

  1. het landgoed Russelaar;

  2. het landgoed Tongelaar;

wat tot uitdrukking komt in de structuur en de ruimtelijke kwaliteit van de genoemde gebieden.

 

31.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, de gevelbreedte, de goot- en bouwhoogte, de dakhelling en de nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van de vaststelling van het plan gehandhaafd moet worden, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast .

 

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, de nokrichting van de kappen van gebouwen, de gevelindeling en het materiaal- en kleurgebruik ten behoeve van het behoud, de versterking en/of het herstel van het beschermde dorpsgezicht.

 

31.4 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in 31.2 en toestaan dat de hoofdvorm van de gebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan niet wordt gehandhaafd.

 

31.4.1 Afwegingskader

De in 31.4 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  1. voor zover de gebouwen voldoen aan de regels van de basisbestemming;

  2. het landgoed niet onevenredig wordt aangetast;

  3. nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daar omtrent is gehoord.

 

31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.5.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke bomenverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan.

  2. Het planten van bomen.

  3. Het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden.

  4. Het verharden van de openbare ruimte, alsmede de onbebouwde ruimte vóór de voorgevelrooilijnen.

  5. Het wijzigen van de aard van de oppervlakteverhardingen.

 

31.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 31.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. Het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Waarin de Monumentenwet 1988 voorziet.

 

31.5.3 Afwegingskader

De in 31.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  1. Indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of onevenredig nadeel ontstaat voor het beschermde dorpsgezicht of de historische buitenplaats.

  2. Nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daaromtrent is gehoord.

 

Artikel 32 Waterstaat – Attentiegebied EHS

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

 

32.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

 

32.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 32.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 32.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 32.2.1 wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

Artikel 33 Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

 

33.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

 

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 33.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

33.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  2. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

  4. Het ophogen van gronden, aanleggen en/of wijzigen van kaden.

 

33.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 33.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

33.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 33.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 35 Algemene bouwregels

 

35.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

35.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

35.3 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a zijn bij agrarische bedrijven mestkelders overal binnen het bouwvlak toegestaan.

  3. Ondergrondse bouwwerken mogen uit niet meer dan één bouwlaag bestaan.

  4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

35.4 Rijbakken

Voor het bouwen van rijbakken gelden de volgende regels:

  1. Rijbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, grenzend aan een bouwvlak of grenzend aan een bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.

  2. De afmetingen van een rijbak mogen niet meer bedragen dan 800 m².

  3. De bouwhoogte van lichtmasten bij de rijbak mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. De bouwhoogte van afscheidingen van de rijbak mag niet meer bedragen dan 2 m.

  5. Indien een rijbak grenzend aan een bouwvlak of grenzend aan een bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan wordt gesitueerd, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

 

36.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  3. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;

  4. het (proef)boren naar gas (waaronder schaliegas).

 

36.2 Aan huis gebonden beroep

Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie gelden de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m².

  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  3. Detailhandel en groothandel is niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met die activiteit, en handelsactiviteiten via het internet.

 

36.3 Kleinschalig logeren

Voor kleinschalig logeren als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie gelden de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².

  2. Het aantal logeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 5.

  3. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

 

37.1 Aardkundig waardevol gebied

 

37.1.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden;

  6. het verwijderen van paden en onverharde wegen het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

37.1.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.1.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische aardkundige waarden.

 

37.2 Cultuurhistorisch waardevol gebied

 

37.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het permanent omzetten van grasland;

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden en het verwijderen van paden en onverharde wegen;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m².

  10. het aanplanten van bomen in beekdalen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal';

  11. het vergraven van de perceleringsstructuur in de Hollanderbroek, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Hollanderbroek'.

 

37.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de cultuurhistorische waarden.

 

37.3 Geluidzone – industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

37.4 Geluidzone - vliegveld

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - vliegveld’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten en terreinen worden opgericht.

 

37.5 Luchtvaartverkeerzones

 

37.5.1 Funnel

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 1’, ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 2’, ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 3’ zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 30 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 1’;

  2. 35 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 2’;

  3. 40 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel 3’.

 

 

37.5.2 IHCS-zone

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – IHCS-zone, zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP.

 

37.5.3 ILS-zone

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 3’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’, luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’, ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’ en ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’ zijn mede bestemd voor een obstakelvrije ruimte ten behoeve van de vliegveiligheid van het nabijgelegen luchtvaartterrein.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:

  1. 18,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 1’;

  2. 28,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 2’;

  3. 38,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 3’;

  4. 48,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 4’;

  5. 58,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 5’;

  6. 68,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’;

  7. 78,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 7’;

  8. 38,9 m + NAP plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 8’.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van de ILS-zone niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.

 

37.5.4 Radarverstoringsgebied

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - radarverstoringsgebied’ zijn mede bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied.

  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 65 m + NAP.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van het radarverstoringsgebied niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.

 

37.6 Reconstructiewetzone – extensiveringsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ zijn gelegen binnen het extensiveringsgebied.

 

37.7 Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied.

 

 

 

37.8 Reconstructiewetzone – verwevingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ zijn gelegen binnen het verwevingsgebied.

 

37.9 Reserveringsgebied – waterberging

  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ zijn mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het reserveringsgebied.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reserveringsgebied – waterberging’ kan geen omgevingsvergunning verleend worden voor het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.

 

37.10 Veiligheidszone – bevi

 

37.10.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - bevi’ is geen nieuw-bouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

37.10.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 37.10.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van de betreffende Bevi-inrichting, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

  2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.

 

37.11 Veiligheidszone - lpg

 

37.11.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

37.11.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 37.11.1, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van het betreffende vulpunt voor lpg, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

  2. Er wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige.

 

 

 

 

37.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

37.12.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

 

37.12.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:

  1. Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd of beplanting worden gerealiseerd die hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek).

  2. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 500 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H=X/75+0,2*Z

waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen

Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte).

 

37.12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 37.12.2, met dien verstande dat:

  1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige;

  2. toepassing van de in lid 37.12.2 bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

 

37.13 Zoekgebied ecologische verbindingszone

 

37.13.1 Werken en werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergings-capaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 100 m²;

  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

 

37.13.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.13.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

37.13.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.13.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige waarden.

 

37.14 Vervallen aanduidingsregels

 

37.14.1 Reconstructiewetzone

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - extensiveringsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - extensiveringsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - verwevingsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - verwevingsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

 

 

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

 

38.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, niet zijnde het bebouwingspercentage;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

  2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot maximaal 20 meter, mits voldaan wordt aan het bepaalde van artikel 38.1, sub c1.

  1. de bestemmingsregels voor het bouwen van windmolens, waarbij de volgende regels gelden:

  1. Deze afwijking is niet mogelijk binnen de bestemming ‘Agrarisch – Ecologische Hoofdstructuur’.

  2. Per bouwperceel zijn niet meer dan 2 windmolens toegestaan.

  3. De hoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.

  4. De tiphoogte mag niet meer bedragen dan 20 m.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De windmolen zijn stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  1. de onder a tot en met e genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de milieusituatie, en;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

38.2 Afwijken aan huis gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 36.2 voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie met een grotere oppervlakte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².

  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  3. Detailhandel en groothandel is niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de activiteit en handelsactiviteiten via het internet.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

38.3 Afwijken aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 36.2 voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Als aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel daarin niet genoemd, maar de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijfsactiviteiten die wel in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen.

  2. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².

  3. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  4. Detailhandel en groothandel bij een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de activiteit en handelsactiviteiten via het internet.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. De afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

 

38.4 Afwijken mantelzorg

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 36.1 onder b, en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk bij de (bedrijfs-)woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen wordt aangetoond door een deskundige instantie.

  2. De omvang van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  3. Een afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

  4. De maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt niet overschreden.

  5. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

  6. In het geval van nieuwbouw mag de afstand van de nieuwbouw tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 m.

  1. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van het bepaalde onder a, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

 

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

 

39.1 Wijziging aanduidingen waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduidingen:

  1. ‘aardkundig waardevol gebied’/ 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';

  2. ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’/ 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';

  3. ‘leefgebied kwetsbare soorten’/ 'overige zone - leefgebied kwetsbare soorten';

  4. ‘leefgebied struweelvogels’/ 'overige zone - leefgebied struweelvogels';

  5. ‘leefgebied weidevogels’/ 'overige zone - leefgebied weidevogels';

  6. ‘leefgebied dassen’/ 'overige zone - leefgebied dassen'.

in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen of toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Bij geheel of gedeeltelijk verwijderen van een aanduiding dient door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat de desbetreffende waarde ter plaatse niet (meer) aanwezig is, dan wel dat bescherming van de waarde met de aanduiding niet (meer) noodzakelijk is.

  2. Bij het wijzigen van de omvang en/of vorm van de aanduiding of het toekennen van de aanduiding dient door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat dit noodzakelijk is ter bescherming van de desbetreffende waarde.

 

39.2 Wijziging aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De ecologische verbindingszone is gerealiseerd.

  2. Bescherming van het zoekgebied ten behoeve van de ecologische verbindingszone is niet meer noodzakelijk.

 

39.3 Wijziging aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en/of ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en/of ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De zonering in het kader van de Reconstructiewet of provinciale Verordening Ruimte is herzien.

 

39.4 Wijziging aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien het betreffende vulpunt is beëindigd.

 

39.5 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak, en eventueel daarmee samenhangend vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

  2. De wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Indien de wijziging betrekking heeft op de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’ dient er een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.6 Vergroting bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, en eventueel daarmee samenhangend vergroting van het bouwvlak waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. De vergroting mag uitsluitend plaatsvinden in agrarisch gebied en aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen.

  4. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel paardenhouderijbedrijf.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfs-bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. De wijziging mag geen betrekking hebben op gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’.

  13. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.7 Vergroting bestemmingsvlak en bouwvlak ‘Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, en/of het vergroten van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor niet-agrarische bedrijven is vergroting van het bestemmingsvlak toegestaan tot een maximum van 5.000 m².

  2. Voor agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven is vergroting van het bestemmingsvlak toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  3. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  4. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan met maximaal 20%.

  5. De vergroting van het bestemmingsvlak en/of bouwvlak dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  7. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfs-bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  12. Indien de wijziging betrekking heeft op de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’ dient er een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  13. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.8 Vergroting bestemmingsvlak en bouwvlak ‘Horeca’ of ‘Maatschappelijk’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Horeca’ of ‘Maatschappelijk’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, en/of het vergroten van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De vergroting van het bestemmingsvlak en/of bouwvlak dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een horecabedrijf of maatschappelijke voorziening.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een onafhankelijke deskundige.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfs-bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Indien de wijziging betrekking heeft op de bestemming ‘Agrarisch – Groenblauwe Mantel’ dient er een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

 

39.9 Wijziging naar ‘Bos’ of ‘Natuur’

Burgemeester en wethouders zijn bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ te wijzigen ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ 'overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone' .

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

39.10 Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten behoeve van de splitsing van een (bedrijfs-)woning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Splitsing is alleen toegestaan indien het een karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij betreft op basis van erfgoedbeleid.

  2. De inhoud van de te splitsen woonboerderij dient ten minste 900 m³ te bedragen.

  3. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.

  4. Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.

  5. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.

  6. Voor zover de gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 200 m², dient overtollige bebouwing te worden gesloopt, tenzij dit leidt tot aantasting van het bestaande architectonische karakter van de boerderij of het bijbehorende bouwwerk en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden.

  7. De splitsing mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De splitsing dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  9. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  10. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  11. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

Artikel 40 Overige regels

 

40.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige voorwaarden;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

40.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

 

Artikel 41 Overgangsrecht

 

41.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

41.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 42 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Mill en Sint Hubert’.

 

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

 

Artikel D Overgangsrecht

 

D.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

D.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel E Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Mill en Sint Hubert, herziening 2016'