Plan: | Crematorium Zorgpark Voorburg |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0865.vghBPCrematorium-VO01 |
De initiatiefnemer is voornemens om een uitvaartcentrum met crematorium te ontwikkelen op de locatie Eikenven aan de Laan van Voorburg 3 in Vught. De locatie Eikenven is onderdeel van het Zorgpark Voorburg en is tot op heden in gebruik geweest voor de facilitaire dienst van het Zorgpark.
De geestelijke gezondheidszorg is sinds enige tijd aan het veranderen. Een steeds groter deel van de activiteiten vindt plaats buiten het terrein. Deze ontwikkeling is voor de initiatiefnemer aanleiding de in gebruik zijnde oppervlakte van gebouwen en terrein te reduceren op het eigen terrein.
De rust en een sfeervolle parkachtige omgeving maken dat deze locatie geschikt is voor een uitvaartcentrum met crematorium. Door de parkachtige, natuurlijke en historische omgeving van het landgoed Voorburg kan een kwalitatief hoogwaardige voorziening worden gecreëerd, waarmee ook in een brede maatschappelijke behoefte wordt voorzien.
De locatie van het plangebied heeft de bestemming ‘Maatschappelijk -1’ en heeft de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - centrale voorzieningen' in het vigerende bestemmingsplan 'Voorburg en omgeving'. De beoogde functie van het uitvaartcentrum met crematorium past niet binnen deze bestemming. Daarnaast wordt door de realisatie van het planvoornemen het vastgelegde maximale bebouwingspercentage van 10% overschreden. Derhalve is voorliggend bestemmingsplan opgesteld om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
Het plangebied ligt aan de Laan van Voorburg 3 in de gemeente Vught, ten zuiden van de kern Vught. Het plangebied ligt op het Zorgpark Voorburg en wordt begrensd door de Laan van Voorburg (noord- en oostzijde), Zorgpark Voorburg, en de rijksweg A2 (oostzijde). Het betreft kadastraal perceel 2391.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding ligging en begrenzing plangebied
Afbeelding ligging plangebied t.o.v. kern Vught
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Voorburg en omgeving' (onherroepelijk 2014-05-27). Het bestemmingsplan is een gedetailleerd bestemmingsplan met overwegend een beheerkarakter. Binnen het plangebied
van het bestemmingsplan zijn in de planperiode geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, behoudens de reguliere ontwikkelingen op het Zorgpark Voorburg en het Kentalisterrein.
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen.
Tevens zijn de volgende aanduidingen opgenomen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – centrale voorzieningen' zijn centrale voorzieningen toegestaan. Een exacte definitie wat centrale voorzieningen zijn is niet bepaald in het bestemmingsplan. Gesteld wordt dat het beoogde uitvaartcentrum met crematorium hier niet onder geschaard kan worden en daarmee niet past binnen de bestemmingsomschrijving.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak is maximaal 10%. De goothoogte is maximaal 10 meter en de bouwhoogte is maximaal 15 meter. Het bebouwingspercentage van de beoogde ontwikkeling bedraagt meer dan 10% en is daarmee in strijd met de bouwregels van de maatschappelijke bestemming.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie ' is de grond mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Er mag uitsluitend worden gebouwd, nadat door middel van archeologisch vooronderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld. Dit is niet van toepassing indien de bouwwerkzaamheden een grondoppervlakte betreffen van minder dan 100m² en minder dan 0,3 meter beneden maaiveld. Deze maximale criteria worden overschreden door de realisatie van het planvoornemen, daarom is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in 4.1.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
Voorliggend plan is een gedetailleerd bestemmingsplan waarmee de ontwikkeling van een uitvaartcentrum met crematorium om het plangebied planologisch mogelijk wordt gemaakt.
In het bestemmingsplan is zowel de realisatie van het uitvaartcentrum, als de verdere inrichting van het terrein mogelijk gemaakt binnen de toegekende bestemmingen.
Het Zorgpark vormt een substantieel deel van de kern Vught. Kenmerkend voor het Zorgpark is de ligging:
De locatie Eikenven ligt in de zuidoosthoek van het Zorgpark Voorburg, naast de A2.
Het plangebied kent een lange ontwikkelingsgeschiedenis. Kenmerkend voor Vught zijn de landgoederen. Al in de Middeleeuwen lagen in de omgeving van het dorp Vught kastelen en kloosters. Vanaf de 17e eeuw werden door voorname burgers uit de stad buitenplaatsen (zomerresidenties) en landgoederen (permanente bewoning) aangelegd. Op de kaart van circa 1900 is te zien dat het gehele dorp in die tijd door landgoederen omgeven was.
Landgoed Voorburg is een van de Vughtse landgoederen. Dit landgoed is in 1840 een relatief omvangrijk landgoed, met villa, waterpartijen en een gevarieerd landschap met lanen, bossen en weiden. In 1900 is de landgoedsituatie verdwenen en vervangen door een groot instituutsgebouw in een parkachtige omgeving. Deze institutionele situatie is in de vorige eeuw uitgegroeid tot het omvangrijke ensemble van het huidige Voorburg.
Afbeelding historische kaart 1900
Het huidige Zorgpark Voorburg vindt zijn oorsprong in 1885, toen de Godshuizen 100 ha land op Voorburg kochten. Het buitengesticht Reinier van Arkel werd als eerste opgericht. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Voorburg het aanzien van een psychiatrisch ziekenhuis. In 1990 zijn Voorburg en Reinier van Arkel in ’s-Hertogenbosch gefuseerd tot één ziekenhuis. In 1998 volgde een nieuwe fusie met het Riagg en RIBW, inmiddels genaamd de Reinier van Arkel Groep. In de loop van de tijd is Zorgpark Voorburg uitgegroeid tot een eigen wijk van Vught.
De Glorieuxlaan - Laagstraat - Wolfskamerweg - Vijverbosweg vormt de hoofdontsluiting van het zuidelijk deel van Vught. Via deze verbinding worden de woongebieden Vijverhof, Molenstraat, Vughtse Hoeven en De Baarzen alsmede het Zorgpark rechtstreeks ontsloten.
Het plangebied ligt aan de oostelijke rand van het Zorgpark. Ten noorden van het Zorgpark liggen het complex Mariaoord en het woongebied ten zuiden van het centrum van Vught. Dit woongebied sluit aan op de woonbuurt Vlashoek in het plangebied. Ten westen van het Zorgpark ligt de bedrijvenzone Kempenlandstraat - Industrieweg. Deze bedrijvenzone ligt parallel aan de in het plangebied gelegen bedrijventerreinen De Ketting en De Schakel. De overige zijden van het plangebied zijn groengebieden.
Het Zorgpark ligt in een overgangszone van het bebouwde gebied van de kern Vught naar het buitengebied ten zuiden van de Kettingweg en ten westen van de A2.
Het plangebied is een open plek in het groen. Deze wordt aan drie kanten omsloten door bosachtige begroeiing. Alleen naar het oosten, richting de A2, is de groene omsluiting deels wat transparanter en naar die zijde is er zicht.
In de wijdere omgeving zijn ontwikkelingen voorzien op het Zorgpark. Deze hebben geen effect op het plangebied.
De ontwikkelingen op het Zorgpark worden in een later stadium gerealiseerd dan het planvoornemen. Derhalve kan er in voorliggend bestemmingsplan nog geen rekening mee worden gehouden. Als de andere ontwikkelingen op het Zorgpark worden gerealiseerd, moet wel rekening worden gehouden met de aanwezigheid van het crematorium.
Het plangebied is ontsloten via de Laan van Voorburg, één van de toegangen van het Zorgpark. Deze weg takt aan de oostkant op de Boxtelseweg, welke in noordelijke richting doorloopt richting de Glorieuxlaan. De Glorieuxlaan is één van de hoofdsluitingswegen van het zuidelijk deel van Vught.
De bebouwing op het Zorgpark Voorburg geeft een gevarieerd beeld. De cultuurhistorische bebouwing wordt afgewisseld met bebouwing uit de 70er en 80er jaren van de vorige eeuw en recente, moderne bebouwing. Het schaalverschil is duidelijk waarneembaar. De bebouwing ligt geclusterd in open parkgebied. De bebouwing varieert daarbij qua hoogte van één en twee bouwlagen met schuine kappen, tot meer lagen met platte daken.
Ten noorden van het plangebied, aan de Laan van Voorburg, is de karakteristieke Villa Voorburg gesitueerd.
Het Zorgpark is omkaderd door groene randen, behalve ter plaatse van het bedrijventerrein De Ketting, waar sprake is van een open overgang. Vanuit de groene randen ligt het groen in netwerkpatroon over het Zorgpark.
De interne groenstructuur van het Zorgpark wordt gekenmerkt door boscomplexen, lanen, boompartijen en open grasvelden. De lanen lopen als groene lijnen over het terrein. Tussen deze lijnen liggen vlakken / compartimenten die sterk in karakter verschillen. Naast beboste gebieden komen ook grote grasvelden voor met een diversiteit aan solitaire bomen en overige landschappelijke elementen, zoals de begraafplaats en waterelementen. De contramal van het landschappelijk raamwerk zijn de bebouwingscomponenten. Hier kunnen ontwikkelingen plaatsvinden. De bebouwingscomponenten worden omzoomd door de elementen van het landschappelijk raamwerk. Door het robuuste landschappelijke raamwerk zijn er diverse ontwikkelingen mogelijk in de bebouwingscomponenten, zonder dat dit van invloed is op de ruimtelijke kwaliteit.
Ook komen op het terrein een aantal (zicht)lijnen voor, die deels samenvallen met de genoemde lanen. Deze lijnen hebben een belangrijke functie in de beleving van het gebied. Tevens verbinden de lanen verschillende sferen waardoor de zichtlijnen een gevarieerd ruimtelijk beeld bieden.
Afbeelding landschappelijk raamwerk uit het Masterplan (links) en de bebouwingscompartimenten (rechts)
De groenstructuur van het Zorgpark wordt meegenomen in het ontwerp van het plangebied.
Water is prominent aanwezig op het Zorgpark en vormt daarin een belangrijk onderdeel van de totale groenstructuur. De waterpartijen liggen overwegend aan de oostelijke rand van het Zorgpark Voorburg. Ze bieden samen met de groene rand een zeer aantrekkelijk parkgebied. Binnen het Zorgpark liggen voorts aangelegde waterpartijen langs de hoofdontsluiting (Parklaan), een aantal sloten en enkele solitaire waterpartijen. Een waterloop van structurele betekenis ligt in de zuid- en zuidwestrand van het Zorgpark Voorburg langs de Kettingweg en de Lagedwarsstraat. In de zone tussen de Boxtelseweg en de rijksweg A2 ligt een groot aantal sloten.
Het plangebied grenst alle zijden aan een bestaande watergang.
Binnen het Zorgpark Voorburg zijn een vijftal instellingen actief:
De oppervlakte van het Zorgpark bedraagt circa 78,7 ha inclusief Cello.
De Reinier van Arkelgroep is gespecialiseerd in ziekenhuispsychiatrie, traumaverwerking, behandeling en begeleiding van mensen met psychiatrische problematiek, die daarnaast doof of slechthorend zijn en is samen met Cello specialist op het gebied van cliënten met een licht-verstandelijke beperking, in combinatie met psychiatrische problematiek.
Ter ondersteuning van de Reinier van Arkelgroep functioneert een servicebedrijf met een breed aanbod van producten en diensten op het gebied van facilitaire- en zorgondersteuning.
De gronden van Reinier van Arkel hebben een oppervlakte van circa 72 ha.
Het plangebied ligt aan de rand van het Zorgpark en in de directe omgeving liggen diverse zorgfuncties. De geestelijke gezondheidszorg is sinds enige tijd aan het veranderen. Waar mogelijk worden cliënten zoveel mogelijk ambulant (in de wijk) behandeld. Dat betekent dat een steeds groter deel van de activiteiten plaatsvindt buiten het terrein.
Deze ontwikkeling is voor Reinier van Arkel aanleiding de in gebruik zijnde oppervlakte van gebouwen en terrein te
reduceren. Reinier van Arkel zoekt naar nieuwe gebruikers en functies die qua aard en uitstraling passen op het zorgterrein. Hierdoor is Villa Voorburg momenteel in gebruik als kantoor. Ten zuiden van het plangebied, buiten het Zorgpark ligt een kloosterhotel. Aansluitend op de functionele structuur is de initiatiefnemer voornemens een uitvaartcentrum met crematorium te laten realiseren door derden.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De aanleiding voor het opstellen van deze structuurvisie is gelegen in het feit dat er nieuwe politieke accenten zijn gelegd en doordat er veranderende omstandigheden zijn zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Dit laatste onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota's ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan.
Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van:
Het Rijk onderscheidt hiertoe 13 nationale belangen in de SVIR. Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden onderbouwd.
Voor het plangebied heeft het beleid uit de SVIR geen specifieke consequenties.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, heeft medio 2009 als ontwerp ter inzage gelegen, destijds nog als AMvB Ruimte. Begin 2012 is de SVIR vastgesteld, de basis waarop de regelgeving van het Barro gebaseerd is. Op 1 oktober 2012 is het Barro volledig in werking getreden.
Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Het plangebied ligt niet binnen een invloedssfeer van het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze schrijft voor dat gemeenten bij iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij een bestemmingsplan moeten beschrijven (en onderbouwen) dat een voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. En vervolgens moet er aangetoond worden dat die behoefte kan worden voorzien door benutting van gronden in bestaand stedelijk gebied door herstructurering, transformatie of anderszins. Als dat niet mogelijk is dan is onderbouwing noodzakelijk waarom de ontwikkeling past buiten stedelijk gebied.
Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden waarbij een nieuwe Laddersystematiek is gaan gelden. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
In paragraaf 3.1.4 wordt de ladder voor duurzame verstedelijking onderbouwd.
Bureau Stedelijke Planning heeft de ladderonderbouwing op gesteld. Hierin is onderzocht of er sprake is van een behoefte aan een nieuw uitvaartcentrum met crematorium. De ladderonderbouwing is als Bijlage 1 bijgesloten.
Uitgangspunten ladderonderbouwing
Conform de bepalingen in artikel 3.1.6 lid van het Bro moet aangetoond worden dat behoefte bestaat aan een uitvaartcentrum met crematorium zonder dat elders leegstand in een crematorium wordt veroorzaakt. Het zorgpark Voorburg en de locatie van het plangebied vallen binnen de vastgestelde bebouwde kom van de gemeente Vught.
In de ladderonderbouwing is uitgegaan van verzorgingsgebied dat bestaat uit de regio in een straal van 10 kilometer rond de planlocatie. Dit is voor dit crematorium een passend verzorgingsgebied. De onderzoeksperiode voor dit onderzoek betreft tien jaar. Met andere woorden: de behoefte nu en over tien jaar is in beeld gebracht. Aanvullend is rekening gehouden met in- en uitstroom van de crematoria binnen de 15 kilometer zone.
De 10 kilometerzone is voor dit crematorium een passend verzorgingsgebied vanwege het relatief hoge bevolkingsdichtheid in noord Brabant en het grote aantal crematoria is groot in de provincie. Vooral DELA heeft relatief veel crematoria in de provincie, onder meer die in Vlijmen en Rosmalen. Dit maakt dat nabestaanden niet snel bereid zullen zijn verder te reizen dan 10 kilometer voor een uitvaart: op minder dan 10 kilometer zijn immers vaak voldoende alternatieven te vinden.Tevens is in de Ladderonderbouwing behorende bij het vastgestelde bestemmingsplan voor de ontwikkeling van het crematorium bij Schijndel is ook uitgegaan van een verzorgingsgebied bestaande uit de regio in een straal van 10 kilometer.
Concreet bestaat het verzorgingsgebied uit de gemeenten Vught, Sint-Michielsgestel, Boxtel, Haaren, het leeuwendeel van de gemeenten ’s-Hertogenbosch, Heusden en Oisterwijk en een gedeelte van de gemeenten Maasdriel, Oss, Bernheze, Meierijstad, Best, Oirschot, Oisterwijk, Tilburg en Loon op Zand. Binnen het verzorgingsgebied bevinden zich momenteel geen andere crematoria. Wel zijn er plannen voor een crematorium in Schijndel op 5 kilometer afstand van de projectlocatie. Net buiten het verzorgingsgebied bevinden zich momenteel twee bestaande uitvaartcentra van DELA met eigen crematorium in één en hetzelfde gebouw. Omdat zich geen andere crematoria in de nabijheid bevinden, zal hieronder nader ingegaan worden op het aanbod van uitvaartdiensten met crematie in deze drie centra.
Kwantitatieve onderbouwing
De totale vraag in het verzorgingsgebied bestaat uit 1737 uitvaartdiensten met crematies. Het maximaal toegestane aanbod aan diensten in het crematorium van Schijndel bedraagt 450.
Rekening houdend met een in- en uitstroom van aanvragen van buiten het verzorgingsgebied is behoefte aan 734 uitvaartdiensten met crematies in 2020.
In 2030 blijft binnen het verzorgingsgebied ook na de opening van het crematorium in Schijndel nog een aanzienlijke behoefte bestaan. Rekening houdend met een in- en uitstroom van aanvragen van buiten het verzorgingsgebied is behoefte c.q. Ladderruimte voor 810 uitvaartdiensten met crematie. Het geplande crematorium in Vught met een capaciteit van 600 uitvaartdiensten past daarmee binnen de behoefte. Hiermee kan het crematorium goed bestaan naast de huidige crematoria buiten het verzorgingsgebied en het geplande crematorium in Schijndel.
Voorts is een belangrijk doel van de Ladder het tegengaan van leegstand. Het risico hierop is in de regio nihil. Over het algemeen wordt een aantal van 400 tot 500 jaarlijkse crematies aangehouden als het minimale aantal crematies voor het exploiteren van een rendabel crematorium. Door uit te gaan van de maximale realistische capaciteit is de inschatting van de behoefte nog aan de conservatieve kant.
Kwalitatieve onderbouwing
De kwalitatieve vraag is onderbouwd door een confrontatie van de kwalitatieve vraag (de klantwensen) en een vergelijking met het huidige en toekomstige aanbod. De kwalitatieve vraag bij een crematie is afhankelijk van een combinatie van factoren. Het gaat om veel meer dan alleen de fysieke aanwezigheid van een crematieoven. Zowel de omgeving, de architectonische uitstraling van het gebouw, de dienstverlening van de uitvaartonderneming en de mogelijkheden om de as na afloop een bestemming te geven, spelen een rol. Door het realiseren van een nieuw en modern crematorium in een mooie en groene omgeving, komt het geplande crematorium in Vught tegemoet aan de kwalitatieve vraag (zie hiervoor ook bijgevoegd rapport in Bijlage 1).
Conclusie
Voor de geplande ontwikkeling van de nieuwe uitvaartfaciliteit in Vught is, op basis van de vereisten van Ladder in kwantitatief en kwalitatief opzicht, voldoende behoefte. Hiermee is voldaan aan de eisen die in het Besluit ruimtelijke ordening ten aanzien van de ladder worden gesteld en is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik.
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 14 december 2018 de Omgevingsvisie “De Kwaliteit van Brabant” vastgesteld. De omgevingsvisie is het document waarin de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving zijn vastgelegd. De basisopgave betreft werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De andere 4 hoofdopgaven hebben betrekking op de Brabantse energietransitie, klimaatproof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie.
Deze opgaven worden kort toegelicht:
Het beoogde initiatief moet in lijn zijn met de opgave 'klimaatproof brabant' en met de basisopgave waarin veiligheid, gezondheid en een goede omgevingskwaliteit centraal staan. De ontwikkelingen in dit plangebied zorgen ervoor dat er een kwalitatief hoogwaardige voorziening wordt gecreëerd in een parkachtige, natuurlijke en historische omgeving, waarmee ook in een brede maatschappelijke behoefte wordt voorzien. Het planvoornemen, waar het bestaande groen en water zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en extra groen wordt aangelegd, zorgt voor een nieuwe aantrekkelijke voorziening. Dit draagt bij aan een goede omgevingskwaliteit.
Op 25 oktober 2019 is de Interim omgevingsverordening vastgesteld. De Interim Omgevingsverordening vormt het toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. Per 23 maart 2021 ligt de Omgevingsverordening ter inzage, de regels die van toepassing zijn op het plangebied zijn inhoudelijk gelijk aan de regels zoals zijn opgenomen in de Interim omgevingsverordening. Derhalve wordt het plan niet separaat nog inhoudelijk getoets aan de nog vast te stellen Omgevingsverordening.
De volgende regels gelden in het plangebied:
Externe werking Natuur Netwerk Brabant
In aanvulling op de Wet natuurbescherming bepaalt een bestemmingsplan dat een ontwikkeling toelaat in Stedelijk Gebied of in Landelijk Gebied, die een aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken in het Natuur Netwerk Brabant, dat de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd, overeenkomstig artikel 3.22 Compensatie. Het plangebied ligt in de buurt van landelijk gebied. Het planvoornemen heeft geen negatief invloed op dit gebied.
Afbeelding uitsnede kaart externe werking Natuur Netwerk Brabant Interim omgevingsverordening
Stedelijk gebied
Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied, Concentratiegebied. Herbestemmen in het stedelijk gebied is het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen interessante kansen voor het toekomstbestendig maken van het stedelijk gebied en ook voor het creëren van ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen.
Het planvoornemen voorziet in de herbestemming van een locatie in het stedelijk gebied. Met de herontwikkeling van de locatie wordt ruimte gecreëerd voor een nieuwe voorziening in het bestaand stedelijk gebied.
In artikel 3.42 van de Interim omgevingsverordening zijn de regels voor duurzame stedelijke ontwikkeling opgenomen. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen binnen Stedelijk gebied ligt en bevat een onderbouwing dat:
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
De onderbouwing wordt onderstaand toegelicht.
Afbeelding uitsnede kaart stedelijk gebied en concentratiegebied Interim omgevingsverordening
Onderbouwing Duurzame stedelijke ontwikkeling
In de regionale afspraken is aangegeven dat de nadruk ligt op duurzame verstedelijking, dat er vraaggericht ingezet moet worden, er zorgvuldig wordt omgegaan met het ruimtegebruik, integrale aanpak van leegstand waarbij kansen slim worden benut, een flexibel planaanbod moet zijn en de regionale samenwerking versterkt moet worden. Met onderhavig plan wordt een extra voorziening toegevoegd, waarbij leegstand wordt voorkomen en de ruimte zorgvuldig wordt gebruikt. Derhalve past het plan binnen de regionale afspraken en daarmee voldoet het plan aan lid 1 van artikel 3.42.
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
De ontwikkelingen in dit plangebied zorgen ervoor dat er een kwalitatief hoogwaardige voorziening wordt gecreëerd in een parkachtige, natuurlijke en historische omgeving. De groene, natuurlijke en stille omgeving van het plangebied versterkt de omgevingskwaliteit.
Voor het plan is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het planvoornemen gerealiseerd wordt in bestaand stedelijk gebied. De aanwezige bebouwing in het plangebied is niet geschikt voor transformatie naar een uitvaartcentrum. Hierdoor is nieuwbouw noodzakelijk. De voormalige functie van het plangebied wordt elders ondergebracht. Hierdoor komt de ruimte vrij voor een nieuw functie. De rust en een sfeervolle parkachtige omgeving maken dat deze locatie geschikt is voor een uitvaartcentrum met crematorium.
De beoogde uitvaartcentrum met crematorium wordt gebouwd met oog voor duurzame energieopwekking.
Het planvoornemen, waar het bestaande groen en water zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en extra groen wordt aangelegd, heeft positieve gevolgen voor hittestress en opvang van water.
Comfort voor langzaam verkeer heeft prioriteit door het gebied heen. Er komen goed ingerichte, veilige routes, looppaden en openbare ruimten die uitnodigen tot lopen of fietsen.
De beoogde uitvaartcentrum met crematorium dragen bij aan de economie.
De conclusie is dat wordt voldaan aan de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Veehouderij
Ter plaatse van het plangebied geldt ook artikel 2.72 Verbod uitbreiding veehouderij. Een bestemmingsplan bepaalt ter plaatse van de aanduiding 'Beperkingen veehouderij' en een veeehouderij in stedelijk gebied dat: uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet zijn toegestaan.
In het bestemmingsplan wordt geen veehouderij toegestaan.
Wateroverlast
Ter plaatse van het gebied geldt artikel Artikel 4.3 Afwijkende norm wateroverlast Stedelijk gebied. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt binnen Afwijkende norm wateroverlast Stedelijk gebied als norm een overstromingskans 1/150 per jaar. Er wordt voldaan aan dit aspect. De bestaande watergangen blijven gehandhaafd. Het aspect water is nader toegelicht in paragraaf 4.10.
Afbeelding uitsnede kaart norm afwijkende norm wateroverlast stedelijk gebied Interim omgevingsverordening
De realisatie van het planvoornemen zorgt voor invulling van een behoefte aan crematoria in het stedelijk gebied en voor verdere concentratie en ontwikkeling van een maatschappelijke functie op het Zorgpark. Dit sluit aan bij het provinciaal beleid aangaande het stedelijk concentratiegebied en zorgvuldig ruimtegebruik. De realisatie van het planvoornemen betreft een duurzame stedelijke ontwikkeling en zorgt voor een bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van de locatie. Daarnaast wordt de nieuwe bebouwing landschappelijk ingepast door de toevoeging van nieuw groen en water.
In de structuurvisie wordt de gewenste ruimtelijke structuur voor de komende 10 tot 15 jaar vastgelegd. Het motto van de structuurvisie is ‘één Vught’. Dit motto is in drie hoofdopgaven uitgewerkt.
Eén Vught uit zich in:
In de gebiedsgerichte uitwerking van de structuurvisie is het volgende opgenomen over het Zorgpark Voorburg:
Zorgpark Voorburg
Zorgpark Voorburg vormt een belangrijke voorziening voor Vught en de regio. Voor Vught zelf is het behalve een grote zorgvoorziening, ook een belangrijke werkgever.
Het Zorgpark is onderdeel van de landgoederenzone. Het draagt bij aan de groene uitstraling van Vught. De groene uitstraling van Zorgpark Voorburg kan echter wel nog meer uitgebuit worden. Deze sfeer kan doorgetrokken worden naar de naastgelegen wijken en bebouwing (over o.a. de Laagstraat heen naar buiten toe). Daarnaast moet er een goede verbinding zijn van Voorburg met de overige delen van Vught, zo ook met het centrum.
Afbeelding kaart gebiedsgerichte uitwerking van Zorgpark Vught
In heel Vught kunnen er verspreid enkele kristallisatiepunten komen waar zorg aangeboden wordt. Andersom kan Voorburg eventueel ruimte bieden voor wonen (voor doelgroepen). Zorgpark Voorburg heeft, als landgoed, een “campusstijl” met veel ruimte en grote gebouwen. Bebouwing mag hier dus ook wat steviger zijn dan in de overige delen van Vught. In onderstaande afbeelding zijn de locaties in Vught te zien waar een accent in hoogte voorstelbaar is. Deze locaties zijn er door hun vormgeving geschikt voor (de landgoederen, het kazerneterrein), of door de functie die ze hebben (het centrum en de aanloopstraten van het centrum).
Afbeelding locaties waar accent in hoogte voorstelbaar is
Groen is van grote waarde voor de uitstraling van de gemeente Vught. De Nota Groen, Groen Verbindt, (op 4 februari 2016 vastgesteld) biedt kaders en uitgangspunten voor de realisatie van een duurzame en karakteristieke groenstructuur.
De vastgelegde structuren zijn een leidraad voor de toekomstige ontwikkelingen in de openbare ruimte en vormen de basis voor de ontwikkeling van de gewenste groenstructuur. Groen is één van de aspecten die de inrichting van de openbare ruimte bepaald. In de Nota Groen worden dwarsverbanden gelegd tussen alle relevante plannen over groen en de buitenruimte.
Eén Vught!, dat is de hoofdambitie van de Vughtse structuurvisie. Vught bestaat uit meerdere puzzelstukjes (wijken, buurten, dorpen, centra). De verbinding tussen deze puzzelstukjes staat centraal in de structuurvisie. Groen speelt hierbij een belangrijke rol en mag nog meer dan nu een bindende factor zijn in Vught. Zowel de fysieke binding door herkenbare structuren en duidelijke routes als sociale binding door bruikbaar groen en betrokken bewoners: Groen Verbindt!.
Groen is en blijft een belangrijke ruimtelijke verbinder. De Nota Groen maakt daarbij onderscheid in structuurbepalend, beeldbepalend en overig groen. Belangrijke (cultuur)historische elementen en natuurlijk groen zijn structuurbepalend, evenals de belangrijkste ontsluitingswegen en diverse parken. Groen dat op wijkniveau bepalend is voor het gebruik en de uitstraling van de woon- en werkomgeving is opgenomen als beeldbepalend groen. De statustoekenning van ieder groenelement is daarbij medebepalend voor de inrichting en de ontwikkelingen die de gemeente toe staat.
Het zorgpark Voorburg waar de locatie deel van uitmaakt is beschreven als structuurbepalend groen. Dit zijn groenobjecten die een samenhangende en waardevolle groenstructuur vormen die van belang is voor de gehele gemeente Vught. Het uitgangspunt daarvoor is behoud van het aanwezige groen en waar nodig versterking ervan; aantasting van de structuur moet zoveel mogelijk voorkomen worden (alleen mogelijk met zwaarwegende argumenten).
Het crematorium wordt gerealiseerd in een open plek in het groen en tast geen waardevolle groenstructuur aan.
Het parkeerbeleid en parkeernormen 2013-2022 is op 7 februari 2013 vastgesteld. en geeft richting aan de wijze waarop de (beperkte) parkeerruimte in de gemeente Vught te verdelen is en de wijze waarop in de parkeerbehoefte (auto en fiets) te voorzien is. Daarbij wordt rekening gehouden met leefbaarheid, veiligheid en de kwaliteit van de openbare ruimte.
Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij sprake is van functiewijziging of -toevoeging moet met dit beleid rekening gehouden worden en dient de parkeerbehoefte inzichtelijk gemaakt te worden. Dit is gedaan in paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren.
In 2016 is de welstandsnota van de gemeente Vught vastgesteld. Voor verschillende gebieden in de gemeente is het welstandsniveau bepaald. Voor het plangebied geldt categorie welstandsniveau 3, hiervoor gelden geen beoordelingscriteria.
Afbeelding uitsnede kaart welstandsnota
Voor het Zorgpark Voorburg is een masterplan, een landschappelijk raamwerk, opgesteld door Buro Lubbers. Een rode draad in het Masterplan is de relatie tussen het park en de directe omgeving. Een deel van het park wordt toegankelijker gemaakt als openbaar park. Voorzieningen die een reikwijdte buiten het Zorgpark hebben (zwembad, sportvelden, dierenweide, gymzalen en horeca) en de behandelinstellingen waar cliënten voor een beperkte periode worden opgenomen of poliklinisch worden behandeld staan in dit openbare park centraal. Voor een ander deel van de cliënten van Voorburg, waarvoor de samenleving een bedreiging kan vormen, biedt het park een beschermende omgeving met meer privacy (het zogenaamd opengesteld landgoed)
Het conceptuele onderscheid tussen een openbaar park en opengesteld landgoed, alsmede de landgoedachtige setting van het Zorgpark, vormen de basis van het masterplan. Het masterplan definieert een landschappelijk raamwerk waarbinnen op korte, middellange en lange termijn verschillende stedenbouwkundige ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt in het Masterplan de landschappelijke basiskwaliteit vastgelegd. Omdat de openbare ruimte met zijn krachtige groenstructuur het park draagt, blijft de landschappelijke kwaliteit overeind als er ontwikkelingen plaats vinden.
Het landschap, bestaande uit lanen velden, water, randen, schakels en parkzones, draagt de verschillende deelgebieden. Daarvoor worden sommige van de bestaande landschappelijke elementen van het raamwerk versterkt, bijvoorbeeld door de oude beuken- en eikenlanen uit te breiden met wandelpaden. In contrast met de lanen zorgt een aantal open en lege velden voor een gevoel van schaal en ruimte in het park. Soms zijn nieuwe landschappelijke elementen toegevoegd, zoals de waterpartij aan de Parklaan. De belangrijkste dragers van het landschappelijk raamwerk zijn de drie hoofdassen: voorzieningenas, woonas en de verbindingsas. Elke as krijgt zijn eigen identiteit gebaseerd op de situering van de as op het landgoed. Het plangebied ligt in de nabijheid van de woonas. De woonas heeft het karakter van een laan en begint bij Villa Voorburg, loopt langs historische monumentale bebouwing en eindigt bij de historische boerderijbebouwing.
Het heeft de kwaliteit van een landgoed.
Afbeelding masterplan Zorgpark Voorburg
Het planvoornemen is passend binnen de gemeentelijke structuurvisie, masterplan en welstandsnota door de realisatie van een maatschappelijke voorziening op het Zorgpark welke landschappelijk wordt ingepast. Er gelden geen beoordelingscriteria gezien vanuit welstand.
Het gemeentelijk beleid staat een realisatie van het planvoornemen niet in de weg.
Door bureau Transect is in april 2018 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Vanuit het bestemmingsplan Voorburg en omgeving (2014) heeft het plangebied een archeologische waarde (‘dubbelbestemming waarde-archeologie’). De archeologische waarde kan in het kader van de bouw van het crematorium worden aangetast, gezien de omvang van de voorgenomen bodem ingrepen. Om deze reden is het archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Het rapport is als Bijlage 2 bijgesloten.
Conclusie
Op basis van het veldonderzoek is vastgesteld dat het plangebied oorspronkelijk in een vlakte van verspoelde dekzanden lag. De lage ligging zorgde ervoor dat het gebied altijd nat is geweest. Dit blijkt uit de vondst van beekeerdgronden, waarbij roestvlekken tot in de humeuze bovengrond en zelfs daarboven nog reikten. Deze omstandigheden bieden hierdoor doorgaans geen bewoningsmogelijkheden voor (pre-)historische samenlevingen. In de omgeving waren daarbij betere plaatsen aanwezig, zoals de dekzandruggen ten oosten en noordwesten van het plangebied. Tevens is op verschillende plekken de humeuze bovengrond doorwoeld, getuige het voorkomen van baksteen. De top van het dekzand is hierbij aangetast, waardoor eventuele archeologische resten (uit met name de steentijden, toen het landschap relatief iets droger was) zullen zijn aangetast. Zodoende is voor wat betreft de periode Laat-Paleolithicum-Late Middeleeuwen een lage archeologische verwachting toegekend.
Op het dekzand ligt een pakket ophogingsmateriaal. Dit dateert vermoedelijk op zijn vroegst in de 18e eeuw, toen het gebied als tuin is ingericht. Historische bebouwing heeft hier niet gestaan, vanwaar voor wat betreft de Nieuwe tijd voor het voorkomen van nederzettingsresten een lage archeologische verwachting geldt. Wat betreft sporen van landgebruik is theoretisch gezien nog wel een kans aanwezig, maar het geraadpleegde kaartmateriaal laat niet specifieke tuininrichtingen zien die als relevant zijn aan te merken (zoals Franse of Engelse tuininrichtingen met paden, zoals bij sommige oudere landgoederen het geval was). Tevens is de top van de bodemopbouw in het gebied omgewerkt tot een diepte van 50 cm, waarbij eventueel aanwezige sporen van landgebruik ook zullen zijn aangetast. Daarom wordt voorgesteld ook de verwachting op resten van tuininrichting naar laag bij te stellen.
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek is aan het plangebied een lage archeologische verwachting toegekend. Daarom zijn voor dit gebied geen vervolgmaatregelen geformuleerd. Mochten onverhoopt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden toch waardevolle archeologische resten gevonden worden, geldt conform de Erfgoedwet 2016 (artikel 5.10 en 5.11) een wettelijke meldingsplicht van de resten bij de gemeente Vught (als bevoegde overheid).
Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden is de archeologische dubbelbestemming uit het vigerende bestemmingsplan wel overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
AGEL adviseurs heeft in juni 2018 een quickscan bedrijven-en milieuzonering uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 3 bijgesloten.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieuhinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies (zoals woningen, scholen en zorginstellingen). In de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Conclusie
Het plangebied ligt in een gebied waar verschillende maatschappelijke (zorg gerelateerde) functies aanwezig zijn. Daarnaast is direct ten oosten van het plangebied de Rijksweg A2 aanwezig. Om die reden is de omgeving van het plangebied is te beschouwen als ‘gemengd gebied’. Een crematorium is in de VNG-handreiking aangeduid als een inrichting met milieucategorie 3.2. Rekening houdend met een gebiedstypering van ‘gemengd gebied’ wordt een gereduceerde richtafstand van 50 meter vanaf de inrichtingsgrens aangehouden.
In onderstaande afbeelding is de gereduceerde richtafstand weergegeven en de omliggende functies, waarbij in het rood de gezondheidzorgfuncties zijn aangegeven, in het groen woonfuncties en in het geel bijeenkomst-/ kantoorfuncties. In blauw is het plangebied met bijbehorende gereduceerde richtafstand weergegeven. Daarnaast is in het paars het geplande bouwvlak (waarbinnen het crematorium wordt gerealiseerd) met bijbehorende richtafstand weergegeven.
Afbeelding weergave gereduceerde richtafstand crematorium en omliggende functies
De richtafstand, gemeten vanaf het plangebied, is net over een bijeenkomst-/kantoorfunctie (Laan van Voorburg 1) gelegen. Wordt de richtafstand gemeten vanaf het bouwvlak, dan is de bijeenkomst-/kantoorfunctie net buiten de richtafstand van 50 meter gelegen.
Aangezien het aannemelijk is dat in het gebied tussen de grens van het plangebied en het bouwvlak geen milieuhinderlijke activiteiten plaatsvinden, is de richtafstand vanuit het bouwvlak te meten. Daarbij wordt wel voldaan aan de gereduceerde richtafstand.
Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmering op voor de realisatie van het planvoornemen.
AGEL adviseurs heeft in juni 2018 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 4 bijgesloten. De aanleiding voor het uitvoeren van het bodemonderzoek vormt de bestemmingsplanwijziging op de locatie. In het kader hiervan is inzicht gewenst in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
Conclusie
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd:
Middels het verkennend bodemonderzoek is de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in voldoende mate vastgesteld. De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek.
Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt redelijkerwijs geen bezwaren met betrekking tot de voorgenomen bestemmingsplanwijziging van de locatie te verwachten.
Ekoza ecologisch advies heeft in maart 2018 een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgesloten. In het rapport zijn de resultaten van de quickscan beschreven. Het betreft een beoordeling van de huidige en potentiële aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren op de onderzoekslocatie en de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten en gebieden.
Conclusie
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Er zijn mogelijk negatieve effecten, dan wel significant negatieve effecten te verwachten door stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Hiervoor dient een berekening met het rekenmodel Aerius te worden uitgevoerd. In paragraaf 4.5 Stikstof is het onderzoek naar het aspect stikstof, waarvoor de Aerius tool is gehanteerd, opgenomen.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt buiten de grenzen van Natuurnetwerk Nederland en Natuurnetwerk Brabant, waardoor er geen effecten op de kernkwaliteiten van het gebied zijn.
Soortbescherming
Grondgebonden zoogdieren
Het is niet uit te sluiten dat de bunzing, wezel en eekhoorn verblijfplaatsen binnen het plangebied hebben of dat het plangebied onderdeel is van het leefgebied van deze soorten. De voorgenomen werkzaamheden kunnen een negatief effect opleveren voor grondgebonden zoogdieren als deze hier voorkomen. Nader onderzoek is daarom noodzakelijk. Dit onderzoek kan uitgevoerd worden in de periode van maart tot en met augustus doormiddel van cameravallen, marterbox, sporenbuis en/of nestkast.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Vleermuizen
Er zijn mogelijkheden voor verblijfplaatsen in het plangebied voor vleermuizen. Nader onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk vleermuizen verblijven. Vleermuisonderzoek wordt uitgevoerd conform het vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureaus en bestaat uit veldonderzoeken in de periode half mei tot en met half juli en 2 veldbezoeken in de periode half augustus tot en met september. Er is geen essentiële vliegroute aanwezig en het plangebied fungeert niet als essentieel foerageergebied.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Vogels
Het is niet uit te sluiten dat er vogels met jaarrond beschermde nesten in het plangebied nestelen. Onderzoek naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten is noodzakelijk. Hiervoor zijn 2 tot 4 veldbezoeken benodigd in de periode maart tot en met half mei.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Reptielen, amfibieën en vissen
Geschikt habitat om te rusten, zich voort te planten of te overwinteren is voor beschermde reptielen, amfibieën en vissen in het plangebied niet aanwezig. De greppels/watergangen liggen buiten het plangebied. De ontwikkeling heeft hier dus geen invloed op. Habitat/leefgebied wordt niet aangetast. De habitat wordt wel vergroot in de nieuwe situatie. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde planten te verwachten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Ongewervelde n
In het plangebied worden geen beschermde ongewervelden verwacht. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Houtopstanden
De te kappen bomen vallen buiten de bescherming van houtopstanden. Meld- en herplantplicht is hierbij dus niet van toepassing. Een omgevingsvergunning is waarschijnlijk wel nodig.
Conclusie
Aanvullend onderzoek naar grondgebonden zoogdieren (bunzing, wezel en eekhoorn), vleermuizen en vogels is uitgevoerd en wordt toegelicht in subparagraaf 4.4.2. De andere onderzochte aspecten in de quickscan staan een realisatie van het planvoornemen niet in de weg.
In het gebied staan redelijk wat bomen. Het gros van de bomen bestaat uit sparren. Gemeente geeft aan dat dit geen problemen opleveren met betrekking tot de vergunning. Een aanvullende bomenschouw is niet nodig.
Het aspect stikstof wordt in paragraaf 4.5 behandeld.
Ekoza ecologisch advies heeft in oktober 2018 een nader flora en fauna onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 6 bijgesloten.
Uit de quickscan flora en fauna is naar voren gekomen dat er mogelijk roofvogels, eekhoorns en kleine marters (bunzing en wezel) in het sparrenbos aanwezig kunnen zijn. Daarnaast kunnen vleermuizen in de aanwezige gebouwen verblijven. Om te bepalen of beschermde soorten aanwezig zijn en gebruik maken van het sparrenbos en de twee bebouwingen is het nader onderzoek noodzakelijk.
Conclusie
Roofvogel
In het plangebied is geen actief jaarrond beschermd nest aanwezig. Het plangebied wordt gebruikt om te foerageren, maar betreft geen essentieel leefgebied voor roofvogels. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
In de bomen en struiken kunnen vogels in het broedseizoen broeden. Actieve nesten mogen niet aangetast worden in broedtijd. Kap van bomen en verwijdering van struiken dient voor het broedseizoen (half maart) plaats te vinden om te voorkomen dat vogels zich erin nestelen. Indien dit niet voor het broedseizoen plaats kan vinden, moeten de bomen en struiken voor verwijdering onderzocht worden op aanwezigheid van actieve nesten.
Kleine marters
Door de voorgenomen werkzaamheden zal een deel van essentieel leefgebied voor bunzing en steenmarter verdwijnen. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is noodzakelijk. Hiervoor zullen mitigerende maatregelen getroffen worden en moet een projectplan worden opgesteld.
Het is onwaarschijnlijk dat de steenmarters een verblijfplaats in de twee gebouwen binnen het plangebied hebben omdat deze geen gaten of holen hebbenwaar de steenmarters binnen kunnen gaan. De ree, vos en bosmuis zijn in Noord-Brabant vrijgestelde soorten. Hiervoor moet rekening gehouden worden met de zorgplicht. In dit geval houdt dit in de deze dieren niet opzettelijk mogen worden gedood. Er is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming voor de ree, vos en bosmuis nodig.
Vleermuizen
De voorgenomen werkzaamheden kunnen een negatief effect hebben op vleermuizen. Er zijn 2 zomerverblijven en 1 paarverblijf van de gewone dwergvleermuis in het plangebied aanwezig. Voor beide gebouwen worden mitigerende maatregelen genomen voorafgaand aan de sloop. Voor de sloop is een ontheffing van de Wet natuurbescherming en een ecologische werkprotocol noodzakelijk.
Het plangebied wordt door vleermuizen gebruikt om te foerageren. Het betreft echter geen essentieel foerageergebied. Het gaat hier om enkele dieren en de omgeving biedt meer dan genoeg geschikt foerageergebied voor vleermuizen. Een negatief effect op foeragerende vleermuizen wordt uitgesloten.
Eekhoorns
Er zijn 2 eekhoornnesten in het plangebied aanwezig. Daarnaast gebruikt de eekhoorn het plangebied om te foerageren en te schuilen. Het plangebied is onderdeel van essentieel leefgebied voor de eekhoorn. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden is een ontheffing van de Wet natuurbescherming en een ecologisch werkprotocol noodzakelijk.
Omdat voor de werkzaamheden een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is is er door Ekoza een activiteitenplan opgesteld. Deze is bijgevoegd als Bijlage 8. Hierin staan de te nemen mitigerende maatregelen beschreven. Dit document maakt onderdeel uit van de ontheffingsaanvraag.
AGEL adviseurs heeft in juli 2021 de stikstofdepositie ten gevolge van de realisatie van het planvoornemen onderzocht. Het rapport is als Bijlage 7 bijgesloten. Vanaf 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming (Wnb) en is gericht op de bescherming van Natura 2000-gebieden ten behoeve van beschermde planten- en diersoorten en houtopstanden. Op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wnb is vastgelegd dat het verboden is zonder vergunning van gedeputeerde staten van de provincie een project te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Samengevat betekent dat wanneer een plan gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied niet in gevaar brengt, significante gevolgen zijn uitgesloten.
Vanaf 1 juli 2021 is de ‘Spoedwet aanpak stikstof’ van kracht. Met deze spoedwet is artikel 2.9a toegevoegd in de Wet natuurbescherming. De strekking van dit artikel is dat de tijdelijke activiteiten voor de bouwsector niet hoeven te worden getoetst. Kortom, voor de bouw- en sloopfase is geen berekening naar de stikstofdepositie uitgevoerd.
Op ongeveer 3 kilometer ten noorden van de locatie is het Natura 2000-gebied ‘Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek’ aanwezig.
Conclusie
Op het Zorgpark is het voornemen om op het adres Laan van Voorburg 3 te Vught een nieuw crematorium te realiseren. Om dit mogelijk te maken wordt wel de bestaande bebouwing gesloopt. Omdat het nieuwe crematorium nu juridisch-planologisch niet is toegestaan wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. In het kader van die procedure is de stikstofdepositie berekend.
Met de inwerkingtreding van de ‘Spoedwet aanpak stikstof’ (d.d. 1 juli jl.) is artikel 2.9a in de Wet natuurbescherming gevoegd. Op basis van dit artikel is de bouw- en sloopfase uitgezonderd aan toetsing naar de stikstofdepositie.
Uit de berekening blijkt dat het gebruik van het nieuwe crematorium niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Op grond van de Wet Natuurbescherming geldt een vrijstelling van de vergunningplicht en is nader onderzoek niet noodzakelijk. De Wet natuurbescherming vormt dan ook geen belemmering.
De realisatie van het uitvaartcentrum met crematorium betreft geen realisatie van geluidgevoelige functie. Uit het oogpunt van de Wet geluidhinder is dan ook geen onderzoek noodzakelijk.
Er is ook geen sprake van geluidhinder ten gevolge van de realisatie van het planvoornemen op omliggende functies. In paragraaf 4.2 is toegelicht dat ter plaatste van het plangebied wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter.
Derhalve is er geen geluidsonderzoek uitgevoerd.
Door AGEL adviseurs is in juni 2018 onderzoek gedaan naar de hoogte van het groepsrisico voor de transportroute A2. Het rapport is als Bijlage 9 bijgevoegd.
De oostgrens van het plangebied is gelegen op een afstand van circa 20 meter uit de buitenrand van de snelweg A2. Over deze snelweg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Door de realisatie van een nieuw crematorium neemt het aandeel personen in het invloedsgebied van deze transportroute toe, waardoor het aspect externe veiligheid van belang is met betrekking tot de haalbaarheid van de realisatie van het nieuwe crematorium.
In onderstaande afbeelding een deel van de risicokaart weergegeven van de woonplaats Vught. De ligging van de onderzoekslocatie voor de vestiging van het crematorium is rood gemarkeerd aangegeven. Daarnaast is de transportroute A2 aangegeven. Andere risicobronnen, waaronder de spoorlijn ten oosten van het plangebied, zijn op voldoende afstand van het plangebied gelegen.
Het doel van het onderzoek was het in beeld brengen van de hoogte van het groepsrisico van de nabijgelegen snelweg A2. Het veiligheidsbeleid voor transportroutes is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
Afbeelding uitsnede risicokaart externe veiligheid
Conclusie
Binnen het plangebied wordt een crematorium gevestigd met een capaciteit van 250 zitplaatsen. Het aantal aanwezige medewerkers bedraagt maximaal 5.
In het rekenmodel is gebruik gemaakt van de vervoerscijfers uit de Regeling Basisnet en het populatiebestand uit de BAG populatieservice. Op basis van de gebruiksmogelijkheden is binnen het plangebied sprake van een toename van het aantal personen van 5 naar 255 personen. In de nachtperiode zijn geen personen aanwezig.
Snelweg A2
Het plangebied ligt niet binnen de PR 10-6 contour. Op basis hiervan geeft het plaatsgebonden risico geen beperkingen aan de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
Voor de snelweg A2 is geen plasbrandaandachtsgebied vastgesteld. Een verantwoording van een plasbrand is niet van toepassing.
Uit de resultaten van de groepsrisicoberekeningen blijkt dat er sprake is van een toename van de hoogte van het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico neemt toe van 0,002 x OW voor de autonome situatie naar 0,055 x OW voor de nieuwe situatie. Hiermee wordt de oriëntatiewaarde 1 x OW ruim onderschreden.
Verantwoording groepsrisico
Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat er sprake is van een toename van de hoogte van het groepsrisico voor de maatgevende kilometer maar dat deze ruim gelegen is onder de oriëntatiewaarde (< 0,1 x OW) en dat op grond van artikel 8 lid 2a van het Bevt geen verantwoording van deze toename noodzakelijk is.
Wel dient voldaan te worden aan de verantwoording van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijding en beperking van rampen (zie voor de verantwoording Bijlage 9) en dient de gemeente Vught, als bevoegd gezag, en de Veiligheidsregio Brabant-Noord in staat te stellen om een advies uit te brengen.
In 2012 is in opdracht van de gemeente Vught door REASeuro een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van CE in de gemeente Vught. Uit de bijbehorende bodembelastingkaart blijkt dat het hele grondgebied van Vught is verdacht op geschutmunitie. Geadviseerd wordt een vooronderzoek naar mogelijk aanwezige Conventionele Explosieven (CE) uit te voeren.
Afbeelding: CE-bodembelastingkaart gemeente Vught
Door AGEL adviseurs is in juni 2018 een luchtkwaliteitsonderzoek gedaan. Het luchtkwaliteitonderzoek is uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 ‘Luchtkwaliteitseisen’ van de Wet milieubeheer (Wm). Het rapport is als Bijlage 10 bijgesloten.
Conclusie
Uit de berekeningen met de NIBM-rekentool blijkt, dat de jaargemiddelde concentratie NO2 maximaal 0,11 ug/m3 toeneemt en de jaargemiddelde concentratie PM10 maximaal 0,02 ug/m3. De beide toenamen zijn ruim lager dan de toegestane NIBM-norm van 1,2 ug/m3.
Het planvoornemen wordt aangemerkt als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit is zodoende niet benodigd. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Afbeelding resultaten NIBM-rekentool, versie 2018
Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. De jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 26 ug/m3, 19 ug/m3 en 12 ug/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 ug/m3) en PM2,5 (25 ug/m3) worden niet overschreden. De waarden zijn veel lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Vanwege de algemene trend dat de emissies en achtergrond-concentraties zullen dalen worden er ook in de toekomst geen overschrijdingen verwacht.
Afbeelding overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5, peiljaar 2016 (NSL-monitoringstool 2017)
Ter plaatse van het plangebied is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Door AGEL adviseurs is in mei 2018 de waterparagraaf opgesteld. De volledige waterparagraaf is als Bijlage 12
bijgesloten. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap De Dommel.
Waterschap aspecten
In het plangebied zelf zijn geen gecategoriseerde waterlopen gesitueerd. Wel wordt het plangebied omkaderd door categorie B-waterlopen.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingsgebied, beschermd gebied wat is aangewezen als natte natuurparel, waterberging, keringen of peilbesluitgebied.
Grondwater
Conform de grondwatertrappen, bevindt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) zich op 40 – 80 cm –mv. Uitgaande van een maaiveldhoogte van 5,10 m +NAP, ligt de GHG op maximaal 4,70 m +NAP.
Verhard oppervlak
Ten gevolge van het planvoornemen neemt het verhard oppervlak in het plangebied toe. Er is sprake van een verhardingstoename van 983 m2 (huidige(456 + 2.418 m²) – toekomstig (1.197 + 2.107 m²)). Dit betekent dat de toename aan verhard oppervlak minder dan 2.000 m2, waarmee er geen compensatieplicht is. De verdeling van de oppervlaktes ten opzichte van de huidige en toekomstige situatie zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding oppervlakteverdeling bestaande vs. toekomstige situatie
Met betrekking tot hydrologisch neutraal ontwikkelen hebben de drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hun keuren geharmoniseerd tot de Keur 2015. Daarnaast zijn de algemene regels vastgelegd binnen de “Algemene regels waterschap De Dommel”. De beleidsregels aanvullend op de Keur zijn verder vastgelegd binnen de “Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater”. Aanvullend op de beleidsregel 13 is het stuk “Hydrologische uitgangspunten bij de keurregel voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen”.
De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. De grenswaarden waaraan getoetst wordt zijn; minder dan 500 m², tussen de 500 m² en 10.000 m² en meer dan 10.000 m².
Behandeling regenwater (RWA)
Regenwater zal geborgen en geïnfiltreerd moeten worden op eigen terrein. De locatie dient namelijk hydrologisch neutraal ingericht te worden. Dit houdt in dat een neerslaggebeurtenis die eens in de honderd jaar voorkomt (T=100-bui) geborgen dient te worden.
Het toekomstig oppervlak aan water binnen het plangebied (ca. 1.623 m2) is aangesloten op het open water, waarmee deze geen bergingsfunctie heeft en niet in aanmerking komt voor compensatie.
Behandeling vuilwater (DWA)
Conform tabel B1.4 uit de Leidraad Riolering B2100, bedraagt de maatgevende belasting afvalwater 15 L/h/persoon. Dit is een indicatieve waarde. Uitgaande van 5 medewerkers en 250 zitplaatsen, bedraagt de hoeveelheid afvalwater 3,83 m³/h. Het vuilwater vanuit het plangebied dient te worden aangesloten op een – eventueel aan te leggen – gemeentelijk rioolstelsel. De verdere uitwerking hiervan dient in samenspraak met de gemeente Vught te worden uitgevoerd.
Ontwatering planlocatie en verdiept bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen, wordt gestreefd naar een bepaalde minimale ontwateringsdiepte bij de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Zo hanteert de gemeente Vught voor bijvoorbeeld woningen met een kruipruimte een minimaal benodigde ontwateringsdiepte van +0,70 m ten opzichte van de maatgevende hoogste grondwaterstand. De maatgevende GHG-situatie bedraagt maximaal 4,70 m +N.A.P. met een bestaand maaiveldniveau ter plaatse van het plangebied van 5,10 m +N.A.P. Hiermee wordt er – uitgaande van deze extreme GHG-situatie – niet voldaan aan de minimale ontwateringsdiepte die gesteld wordt door de gemeente.
Geadviseerd wordt om een peilbuis in het plangebied te plaatsen ten behoeve van grondwatermonitoring. Afhankelijk van deze nieuwe gegevens dient gecontroleerd te worden of er voldaan wordt aan de ontwateringseisen en of ophoging van het gebied of andere ontwateringsmiddelen noodzakelijk zijn om voldoende ontwatering te hebben.
Compenstie in verband met verhardingstoeame
Het initiatief om een crematorium te realiseren op het zorgpark aan de Laan van Voorburg 3 te Vught zal zorgen voor een verhardingstoename. Deze ontwikkeling zal zorgen voor een verhardingstoename van 983 m2. Het beleid van het Waterschap De Dommel was dat er geen compenstie vereist werd bij een verhardingstoename van minder dan 2.000 m2. Dit is op 25 maart 2021 echter bijgesteld naar 500 m2. Dit betekent dat er door deze bijstelling, compensatie moet plaatsvinden. Hieronder de berekening van deze compensatie.
Voor toenama van verhard oppervlak tussen 500 m2 en maximaal 10.000 m2 geldt een rekenregel waarmee de vereiste compensatie voor een specifieke locatie berekend kan worden. De vereiste compensatie kan berekend worden door de toename van het verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met een waterschijf van 60 mm (0,06 m). Daaruit volgt de omvang van de vereiste compensatie in kubieke meters (m3). De kaart Algemene regel afvoer regenwater door verhard oppervlak 2015 geeft vervolgens aan of voor een specifieke locatie met minder compensatie volstaan kan worden. Deze kaart is gebaseerd op een combinatie van locatiespecifieke bodemkundige en hydrologische omstandigheden. Het plangebied heeft een gevoeligheidsfactor 1 (vermenigvuldigt de berekende compensatie met één) Dit geeft aan dat alleen met de volledige compensatie volstaan kan worden. De rekenregel luidt als volgt:
Benodigde compensatie (in m3) = Toename verhard oppervlak (in m2) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m)
De toename van het verhard oppervlakte is 983 m2. Dit vereist een compensatie van 59 m3. In het plan wordt 1632 m2 nieuw water gerealiseerd. Een deel daarvan (tenminste 270 m2) zal om te fungeren als waterberging niet meer direct worden aangesloten op het open water, en als waterberging / infiltratie worden gebruikt. Hiermee wordt het water in het gebied vastgehouden. In het definitieve inrichtingsplan zal hiermee rekening worden gehouden
Conclusie
Het initiatief om een crematorium te realiseren op het zorgpark aan de Laan van Voorburg 3 te Vught zal zorgen voor een verhardingstoename van 983 m2. Er dient hiervooreen compensatie te worden gerealiseerd van 59 m3. Een deel van het water in het plangebied zal hiervoor worden gebruikt. Hiermee dient in het definitieve inrichtingsplan rekening gehouden te worden.
Het vuilwater vanuit het plangebied dient te worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
Om te voldoen aan de watertoets dient deze waterparagraaf formeel ter beoordeling te worden voorgelegd aan waterschap De Dommel voor een wateradvies.
Verkeer
Door AGEL adviseurs is in juni 2018 een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 11 bijgesloten.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking is bepaald op basis van kengetallen uit de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers tot parkeernormen' (december 2018). Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is uitgangspunt wat het bestemmingsplan toestaat. Bij het bepalen van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van de gemiddelde verkeersgeneratie op een weekdag:
In de CROW-publicatie 381 is aangegeven dat de verkeersgeneratie voor een crematorium varieert van 34,8 en maximaal 48,6 verkeersbewegingen per plechtigheid voor een gemiddelde weekdag. De exploitant heeft aangegeven dat er maximaal 3 plechtigheden per dag plaatsvinden. De verkeers-generatie voor het nieuwe crematorium varieert dan ook van 104,4 tot maximaal 145,8 verkeersbewegingen voor een gemiddelde weekdag.
Door de realisatie van een crematorium in het Zorgpark in Vught (Laan van Voorburg 3) neemt het verkeer toe op de ontsluitende weg de Boxtelseweg. Aangenomen is dat een dergelijke lage verkeersaantrekkende werking niet leidt tot verkeersproblemen voor de doorstroming op deze ontsluitende weg.
De maximale verkeersgeneratie is 510 verkeersbewegingen op een dag. Dit is 85 (parkeerplaatsen) x 3 (uitvaarten op een dag) x 2 (heen en terug ritten) = 510 verkeersbewegingen. Een dergelijke maximale dag zal echter naar verwachting heel zelden voorkomen. Het betekent namelijk dat er 3 uitvaarten op een dag gehouden worden, met alledrie het maximale aantal bezoekers, dat 2,5 x groter is dan het bezoekersaantal bij een geniddelde uitvaart.
De verkeerbewegingen van en naar het uitvaartcentrum met crematorium vinden plaats buiten de spits, gezien de tijdstippen waarop uitvaarten worden gehouden. Rekening houdend met het feit dat de uitvaarten elkaar niet overlappen en dat het onwenslijk is dat de bezoekers van twee opeenvolgende uitvaarten elkaar kruisen, zal er steeds sprake zijn van 85 verkeersbewegingen in de circa 30 minuten voor- en na een uitvaart. De verwachting is dat dit niet leidt tot verkeersproblemen.
Afbeelding ontsluiting crematorium (bron luchtfoto: https://www.cyclomedia.com/nl/street-smart)
Parkeren
Het parkeerbeleid van de gemeente Vught is vastgelegd in het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren'' (NL.IMRO.0865.BPParkeren-VG01), vastgesteld op 6 juni 2018. Dit bestemmingsplan verwijst naar het 'Parkeerbeleid en Parkeernota 2013–2022'. In deze nota zijn de parkeernormen voor wonen, detailhandel, werken en horeca opgenomen. Er zijn geen normen opgenomen voor zorgfuncties dan wel voor een uitvaartcentrum. Derhalve is voor het bepalen van de parkeerbehoefte de kencijfers van de CROW-publicatie nr. 381 gebruikt (stedelijkheidsgraad matig stedelijk, rest bebouwde kom, norm min. 25,1 en max. 35,1).
De normen voor een crematorium zijn gebaseerd op een een plechtigheid van 100 zitplaatsen. Er is in het crematorium een maximale capaciteit van 250 zitplaatsen, dit betekent dat de minimale en maximale norm vermenigvuldigd moeten worden met een factor 2,5 (=250/100). Uitgaande van de maximale capaciteit van 250 zitplaatsen zijn er volgens de CROW-publicatie minimaal 63 en maximaal 88 parkeerplaatsen nodig. Als alle 250 zitplaatsen bij de plechtigheid bezet zijn, betekent het een gemiddelde autobezetting van 3 personen per auto.
In het schetsontwerp zijn 85 parkeerplaatsen opgenomen. Dit voldoet aan de norm.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is plan m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Dit is het geval als het plan kaders stelt voor latere m.e.r.-plichtige activiteiten en/of als voor het plan een passende beoordeling nodig is. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden, staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing.
Onderzoek
De realisatie van een crematorium wordt gezien als de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie bestemd voor de verbranding of de chemische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen, zoals genoemd onder nr. 18.3/18.4 van de C-lijst. De daarbij in aangegeven drempels (meer dan 100 ton per dag) worden niet overschreden. Op basis daarvan geldt geen verplichting tot een m.e.r.-beoordeling.
Ondanks dat het project onder de richtwaarden zit, moet worden nagegaan of er toch aanleiding bestaat voor een m.e.r.-beoordeling omdat het planvoornemen een activiteit betreft welke is genoemd in de C-lijst. Omdat de drempelwaarden niet worden overschreden kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r. beoordeling.
Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
Kenmerken van het voornemen en de kenmerken van mogelijke effecten
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een uitvaartcentrum met crematorium mogelijk. Zoals in dit hoofdstuk in voorgaande paragrafen is aangegeven, gaat dit niet gepaard met een grote toename aan verkeersintensiteiten en een toename van de milieubelasting als gevolg van de toekomstige activiteiten ten opzichte van de huidige situatie.
Plaats van het project
Het plangebied ligt op het Zorgpark Voorburg binnen het bestaand stedelijk gebied van Vught. In de directe omgeving van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 3 kilometer ten noorden van de locatie is het Natura 2000-gebied 'Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek' aanwezig. Het plangebied ligt buiten de grenzen van Natuurnetwerk Nederland en Natuurnetwerk Brabant, waardoor er geen effecten op de kernkwaliteiten van het gebied zijn.
De conclusie op grond van de beschouwing van de milieu- en omgevingsaspecten in dit hoofdstuk is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen. Er kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r. beoordeling.
Het plangebied ligt in het Zorgpark Voorburg aan de zuidoostkant van Vught. Het ligt in de zuidoosthoek van het Zorgpark, vlak naast de A2 en naast Villa Voorburg. De locatie is een open plek in het groen. Ze wordt aan 3 kanten omsloten door bosachtige begroeiing. Alleen naar het oosten, richting de A2 is de groene omsluiting deels wat transparanter en naar die zijde is er zicht.
Het plangebied is momenteel deels in gebruik door de facilitaire dienst van het Zorgpark. Er staat eenvoudige kantoorbebouwing en het terrein wordt deels gebruikt als opslag. De rest van het terrein is groen (gras en bomen). De facilitaire dienst van het Zorgpark wordt elders op het Zorgpark ondergebracht.
De locatie is bereikbaar via de Laan van Voorburg, één van de toegangen van het Zorgpark. Vanaf de Laan van Voorburg heeft het plangebied een eigen toegang. Deze toegangsweg heeft een gebogen verloop en leidt de bezoeker door het groen over een bruggetje naar het plangebied.
Afbeelding aanzicht plangebied gezien vanaf de Boxtelseweg
Afbeelding luchtfoto bestaande situatie plangebied
Het planvoornemen betreft de realisatie van een uitvaartcentrum met crematorium. Het uitvaartcentrum heeft circa 250 zitplaatsen en het crematorium heeft één oveninstallatie.
De inschatting is dat er circa 500 uitvaartdiensten per jaar zullen plaatsvinden, met een doorgroei naar 600 (in de volgende 10 jaar) en 450 crematies worden uitgevoerd met een doorgroei naar 550 (in de volgende 10 jaar). Er wordt in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen uitvaarten (bijeenkomsten) en crematies (het verbranden van het lichaam van de overledene), omdat deze in aantallen kunnen verschillen. Het kan voorkomen dat een uitvaart elders wordt gehouden en dat alleen de crematie plaatsvindt op de locatie, maar het kan ook voorkomen dat er een uitvaart wordt gehouden en dat er geen crematie plaatsvindt.
Schetsontwerp
In onderstaande afbeelding is het schetsontwerp van de locatie en de impressie van de nieuwe situatie weergegeven.
In de toekomstige situatie wordt de bestaande bebouwing gesloopt en wordt er nieuwe bebouwing (oppervlakte circa 12600 m2) gerealiseerd ten behoeve van het uitvaartcentrum met crematorium aan de noordkant van het plangebied.
In het plangebied worden naast de nieuwe bebouwing ook voetpaden, ontsluitingsstructuur, parkeergelegenheid en een strooiveld aangelegd.
Afbeelding schetsontwerp nieuwe situatie
Verkeer en parkeren
Het uitvaartcentrum met crematorium krijgt een eigen ontsluiting via de Boxtelseweg. Op het terrein worden ook de parkeerplaatsen gerealiseerd. Tevens wordt er voorzien in een strooiveld op het terrein.
De parkeerplaatsen, het strooiveld en uitvaartcentrum zijn middels voetpaden met elkaar verbonden.
Groen en water
Het plangebied wordt aan de west- en zuidzijde omzoomd door een groene zone. Het strooiveld aan de zuidkant van het plangebied wordt groen ingericht waarbij het bestaande groen zoveel mogelijk gehandhaafd blijft.
De bestaande watergangen blijven gehandhaafd. Het uitvaartcentrum krijgt een uitkijk op de watergangen aan de noord- en oostzijde. In het schetsontwerp wordt verder uitgewerkt of deze watergangen worden verbreed.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke manier voorliggend plan juridisch is vertaald.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen van het bestemmingsplan.
De verbeelding geeft de bestemmingen weer met de daarbij behorende harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De regels in een bestemming zijn conform de SVBP2012 (indien van toepassing) als volgt opgebouwd en benoemd:
Een bestemmingsregel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit verschilt per bestemming. In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien er sprake is van andere aan de grond toegekende functies, worden deze daarna omschreven. In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor een toetsing van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen overzichtelijk is.
In de planregels betreft hoofdstuk 2 de regels inzake de bestemming Groen, de bestemming Maatschappelijk-Uitvaartcentrum, de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en de bestemming Water
De bestemming Groen, de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, de bestemming Water zijn inhoudelijk gelijk aan regelingen van het bestemmingsplan Voorburg en omgeving.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten opgenomen ten voorkoming van het dubbeltellen van gronden bij het toestaan van een bouwplan, bij het beoordelen van latere bouwplannen.
In dit artikel is een algemene bepaling voor verboden gebruik opgenomen.
Overige regels (artikel 8)
In dit artikel zijn de regels opgenomen om voldoende parkeerplaatsen te borgen bij de ontwikkeling.
Algemene bouwregels (artikel 9)
Dit artikel bevat algemene regels ten aanzien van afwijkende bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Hierbij bestaat de mogelijkheid regels op te nemen met betrekking tot specifieke bouwonderdelen of over ondergronds bouwen. Ook worden hierin de algemene nadere eisen omschreven.
Algemene gebruiksregels (artikel 10)
Dit artikel bevat algemene gebruiksregels. Hierbij bestaat de mogelijkheid om o.a. regels op te nemen over een gebruiksverbod.
Algemene afwijkingsregels (artikel 11)
In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afwijking van het bestemmingsplan kan worden toegestaan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van regels, die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 12)
In Artikel 12 wordt omschreven hoe wordt omgegaan met het bestaand gebruik en met de bestaande bebouwing ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Slotregel (artikel 13)
In Artikel 13 worden de regels aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan 'Crematorium Zorgpark Voorburg'.
Groen
Het in het plangebied aanwezige openbaar groen is bestemd als 'Groen'. 'Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken geen gebouw zijnde (onder andere een urnenmuur) en voorzieningen van algemeen nut worden opgericht. Tevens zijn deze gronden bestemd voor wegen, parkeerplaatsen en een strooiveld.
Maatschappelijk- Uitvaartcentrum
De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor een uitvaartcentrum, en de bijbehorende voorzieningen.
Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Water
Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van watervoorzieningen. Hoofddoel van deze bestemming is om de watervoorzieningen in het gebied te ontwikkelen en te reguleren.
Artikel 3.1.6 van het Bro verplicht de bestemmingsplanwetgever een vast te stellen bestemmingsplan te doen vergezellen door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan
Het planvoornemen wordt geheel op kosten en risico van initiatiefnemer gerealiseerd, daarmee zijn geen kosten gemoeid voor de gemeente. Voordat de procedure gestart wordt, wordt een realisatieovereenkomst ondertekend. Hierin wordt het kostenverhaal en het planschaderisico vastgelegd.
Het bestemmingsplan wordt in het kader van voorontwerp en ontwerp ter inzage gelegd.
Voorontwerp
Het voorontwerp bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Gedurende deze periode is het voor eenieder mogelijk een inspraakreactie in te dienen op het bestemmingsplan. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt in het kader van vooroverleg naar de betrokken vooroverleg partners gestuurd.
In de nota inspraak en vooroverleg worden de binnengekomen reacties samengevat en van beantwoording voorzien. Eventuele wijzigingen worden doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan.
Ontwerp
Het ontwerp bestemmingsplan wordt ter visie gelegd. Gedurende deze periode is het voor eenieder mogelijk een zienswijze in te dienen op het bestemmingsplan. In de nota zienswijzen worden de binnengekomen zienswijzen samengevat en van beantwoording voorzien. Eventuele wijzigingen worden doorgevoerd in het vast te stellen bestemmingsplan.
Vastgesteld
Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Na de vaststelling staan beroepsmogelijkheden open bij de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State tegen de vaststelling.