direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heerlerheide Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Binnen het grondgebied van de gemeente Heerlen vigeren nog verschillende bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar, die daarom op grond van de Wet ruimtelijke ordening geactualiseerd moeten worden. Voor deze actualisatieopgave wordt een bepaalde gebiedsindeling gehanteerd, waarbij één nieuw bestemmingsplan verschillende oudere bestemmingsplannen kan vervangen. Eén van de te actualiseren plangebieden is het plangebied Heerlerheide Zuid.

Bestemmingsplan Heerlerheide Zuid heeft het karakter van een beheerplan en maakt dus geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat in eerste instantie enkel vigerende rechten in het nieuwe plan worden overgenomen. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de wijze van bestemmen afgestemd op actueel vastgesteld beleid en geldende wetgeving. In voorliggende toelichting zijn de gemaakte keuzes gemotiveerd.

Bijzonder element in het plangebied vormt het beschermd stadsgezicht Beersdal. Naar aanleiding van het aanwijzingsbesluit van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is de kwaliteit van de buurt nader onderzocht. De gemeente wil deze kwaliteit behouden en waar mogelijk versterken. Hiervoor is een beeldkwaliteitplan opgesteld, waarin architectonische criteria zijn opgenomen, maar ook ruimtelijke randvoorwaarden voor uitbreidingen van de woningen. De ruimtelijke criteria dienen te worden geregeld in dit bestemmingsplan.

Met bestemmingsplan Heerlerheide Zuid wordt voor het plangebied een actueel juridisch-planologisch kader gevormd, dat voor een periode van minimaal 10 jaar zal gelden.

1.2 Situering plangebied

In het noorden van de gemeente Heerlen, globaal gelegen tussen Hoensbroek en de Brunsummerheide, ligt het stadsdeel Heerlerheide. Het stadsdeel ligt op circa 2 kilometer afstand van het centrum van Heerlen en beschikt ook over een eigen stadsdeelcentrum aan het Corneliusplein.

Het plangebied van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid betreft het zuidelijk gebied van het stadsdeel Heerlerheide en bevat de woonbuurten Rennemig, Beersdal en Schelsberg. Ook het tussengelegen agrarisch gebied en de beekdalen van de Caumerbeek en de Schroetebeek vallen binnen de plangrenzen. De gedeeltelijk gerealiseerde woonbuurt Litscherveld valt samen met het aangrenzende bedrijfsperceel Schelsberg 175-177 buiten het plangebied, aangezien daar in het kader van de gewenste afronding van de buurt te zijner tijd een apart bestemmingsplan voor wordt opgesteld.

Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Rennemigstraat. De oostelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Bokstraat, de achterperceelsgrenzen van de percelen aan de Schelsberg en de Huyn van Rodenbroeckstraat, en enkele agrarische percelen. De zuidelijke en westelijke grens van het plangebied bestaat uit een deel van de Binnenring van Heerlen, namelijk de Wickraderweg en de Beersdalweg. De Terhoevenderweg, tussen de Beersdalweg en Rennemigstraat, sluit tot slot aan de westzijde het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0002.png" Ligging plangebied in gemeente

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0003.jpg"

Begrenzing plangebied

1.3 Juridische status

Binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht, waarvan sommige slechts voor een gedeelte.

Bestemmingsplan   Vastgesteld door gemeenteraad Heerlen   Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten Limburg  
Uitbreidingsplan in Hoofdzaken*   7 december 1964   21 maart 1966  
-1e wijziging*   4 januari 1977   28 november 1977  
-2e wijziging*   11 december 1978   7 augustus 1979  
De Litsch-Leyenhoes   11 februari 1974   16 september 1974  
-1e herziening   11 december 1978   7 augustus 1979  
-2e herziening
(onderdeel van ged. herziening van diverse bestemmingsplannen)  
6 maart 2001   26 juni 2001  
Pronsebroek 1e herziening   6 juli 1976   17 januari 1977  
Smitzerveld   6 december 1977   23 januari 1979 (gedeeltelijk)  
-1e herziening   3 december 1985   17 juni 1986 (gedeeltelijk)  
Zeswegen ON I   3 juli 1979   8 juli 1980  
De Vranck 1985   10 maart 1987   15 september 1987  
Musschemig I   9 juni 1987   6 oktober 1987  
-1e herziening
(onderdeel van ged. herziening van diverse bestemmingsplannen)  
6 maart 2001   26 juni 2001  
Beersdal   5 september 1989   12 december 1989  
Woonwagenlocaties   6 juni 1994   27 september 1994  
Heerlerheide-Centrum   4 juli 1995   31 oktober 1995  
Crama-Husken-De Vrank   8 januari 2002   23 juli 2002  
Heerlerheide Zuid,
deelgebied Litscherveld
(gedeeltelijk vernietigd)  
7 december 2005   10 juni en 1 juli 2008 (gedeeltelijk)  
Prostitutie   19 september 2006   24 april 2007  

* Ingevolge artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening zijn deze bestemmingsplannen per 1 juli 2013 vervallen, aangezien ze zijn vastgesteld vóór de eerste Wet op de Ruimtelijke Ordening (1965).

Verder zijn er in de loop van de tijd diverse vrijstellingen en ontheffingen van het bestemmingsplan verleend.

1.4 Planvorm

Bestemmingsplan Heerlerheide Zuid bestaat uit regels, een verbeelding en voorliggende toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan.

1.4.1 Toelichting

De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Ook wordt verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en inspraak. De toelichting heeft geen juridische status.

1.4.2 Regels

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die in het plan zijn gelegen, bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld, die regelingen bevatten over het gebruik van deze gronden en van de opstallen die zich daarop bevinden.

1.4.3 Verbeelding

De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. In de verbeelding zijn de plangrens, bestemmingen en aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Beide verbeeldingen zijn rechtsgeldig, echter bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding beslissend.

De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingsplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.

De analoge verbeelding bestaat uit 3 bladen en heeft een schaal van 1:1.000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, aanduidingen en de regels en geeft een verklaring van de maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).

1.4.4 Ondergrond

De ondergrond is een samenstelling van de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie; GBKN) en kadastrale begrenzingen.

Na vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingsplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, echter deze wordt niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond bepalend.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan. In  hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 7 geeft een beeld van het gevoerde overleg en de doorlopen bestemmingsplanprocedure.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het beleidskader voor het Rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, van toepassing voor het bestemmingsplangebied Heerlerheide Zuid, toegelicht. Tevens wordt aangegeven welke consequenties het beleid heeft voor het bestemmingsplan.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.

Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Voor Parkstad Limburg geeft het Rijk in de SVIR wel aan dat het aanpakken van de krimpopgave noodzakelijk is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Dit beleid is op regionaal niveau verder uitgewerkt. Verder zijn voor de gemeente Heerlen geen specifieke opgaven van nationaal belang benoemd.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;
  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de nationale belangen hebben betrekking op het grondgebied van de gemeente Heerlen.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is zowel streekplan, als provinciaal waterhuishoudingsplan en provinciaal milieubeleidsplan. Tevens bevat het de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast vormt het POL2006 een beleidskader op hoofdlijnen voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft. Tenslotte is het POL2006 een welzijnsplan op hoofdlijnen voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL2006 is in de loop der jaren meerdere malen geactualiseerd. De meest recente actualisatie is in januari 2011 door provinciale staten vastgesteld.

De provincie Limburg wil bijdragen aan een gevarieerde en optimale kwaliteit van de leefomgeving in steden, dorpen en op het platteland, rekening houdend met de diversiteit van de inwoners van Limburg: oud en jong, allochtoon en autochtoon, valide en minder valide. Belangrijke elementen daarin zijn woningen van goede kwaliteit en op de juiste plaats, herstructurering van de woningvoorraad en passende en bereikbare voorzieningen. Dit alles stelt ook hoge eisen aan de milieukwaliteit, de ruimtelijke inrichting en de zorg voor sociale en culturele voorzieningen.

Perspectieven 

Op een lager profiel is er behoefte aan nadere nuancering en detaillering. Binnen het plangebied zijn drie POL-perspectieven van toepassing. Daarnaast ligt het plangebied binnen de grens stedelijke dynamiek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0005.jpg"  
Uitsnede POL-kaart Perspectieven    

Grens stedelijke dynamiek

De gehele stadsregio Parkstad Limburg is aangewezen als een gebied met stedelijke dynamiek. Binnen deze stadsregio worden de belangrijkste opgaven gevormd door de transformatie van de bestaande voorraad aan woon- en werkgebieden, het bevorderen van de economische groei en behoud en versterking van het voor deze regio zo kenmerkende stedelijke parklandschap met open ruimten, beken, en kenmerkende elementen uit het verleden als mijnstreek. In deze regio speelt bovendien de bevolkingskrimp een belangrijke rol,waardoor het voorzieningenniveau onder druk kan komen te staan.

P2: Provinciale ontwikkelingszone groen

Binnen de Provinciale ontwikkelingszone groen (POG) geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Ook van belang is het instandhouden van een goede toeristisch-recreatieve structuur en een op het landschap georiënteerde landbouw. Belangrijk zijn het behoud en bewerkstelligen van de juiste basiscondities voor de beoogde verbetering van natuur en watersystemen, mede met het oog op het waarborgen van een gegarandeerde en veilige drinkwatervoorziening. Het bebouwingsarme karakter blijft gehandhaafd. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ecologische structuur.

Op de POL-kaart 'groene waarden' is de POG onderverdeeld in verschillende categorieën. In het plangebied is het gehele groen- en landbouwgebied rondom de Caumerbeek en Schroetebeek aangewezen als ecologische verbindingszone. Daarnaast is de Caumerbeek aangewezen als een beek met een algemene ecologische functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0006.png"  















afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0007.jpg"  
Uitsnede POL-kaart Groene waarden    

P3: Ruimte voor veerkrachtige watersystemen

Het perspectief veerkrachtige watersystemen heeft onder meer betrekking op de meer open delen van beekdalen en richt zich op de opvang van hoge waterafvoeren, het bestrijden van watertekort en verdroging en het voorkomen van erosie. Daarnaast dienen de aanwezige groene waarden gehandhaafd te worden.

Dit perspectief is binnen het plangebied toegewezen aan het gebied rondom het milieupark. Hier bevinden zich de bestaande regenwaterbuffers in de Caumerbeek, ingepast in het beekdal. Er is voldoende ruimte voor de uitvoering van het perspectief.

P9: Stedelijke bebouwing

De stedelijke bebouwing omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken geborgd.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de provinciale beleidsperspectieven op het plangebied ertoe leiden dat in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid vooral de natuurwaarde van het groen- en landbouwgebied rondom de Caumerbeek en Schroetebeek behouden moet blijven. Het bestaande natuurlijke en agrarische karakter moet worden gehandhaafd en nieuwe bebouwing moet worden uitgesloten om de functie van ecologische verbindingszone te behouden. Om deze reden is de reeds aanwezige (vergunde) bebouwing positief bestemd en heeft het overig deel dat is aangewezen als ecologische verbindingszone de bestemmingen Groen - Landschappelijk en Agrarisch gekregen. Het perceel ten westen van de Eurohandelsonderneming heeft de bestemming Natuur gekregen, wat het gevolg is van de afgesloten natuurcompensatie-overeenkomst met de provincie (zie ook paragraaf 3.4.3).

2.2.2 Verordening Wonen Zuid-Limburg

Op 21 juni 2013 hebben Provinciale Staten de 'Verordening Wonen Zuid-Limburg' vastgesteld. In die verordening is bepaald dat gemeenten in Zuid-Limburg geen bestemmingsplannen, beheersverordeningen of omgevingsvergunningen meer mogen vaststellen of verlenen voor het bouwen van meer dan één nieuwe woning. De verordening is gemaakt om op een verantwoorde manier de plancapaciteit voor nieuwe woningen te reguleren. De verordening geldt niet voor plannen die vóór 5 juli 2013 zijn vastgesteld.


Deze verordening geldt niet voor alle nieuwe woningbouwplannen. Als een woningbouwplan voldoet aan bepaalde criteria, dan is de verordening niet van toepassing en kan dat plan wel doorgaan. Die criteria staan in de op 2 juli 2013 door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregel 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg'. Kortweg houdt de beleidsregel in dat er alleen nog nieuwe woningbouwplannen mogen worden gemaakt, als minimaal hetzelfde aantal woningen wordt gesloopt en de woningen voldoen aan een aantal criteria. Ook is voor enkele lopende strategische projecten een uitzondering gemaakt.

Beide regelingen zijn op 5 juli 2013 in werking getreden.

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waardoor het plan niet in strijd is met de verordening.

2.2.3 Provinciale woonvisie

Op 1 februari 2011 hebben Provinciale Staten van Limburg de Provinciale Woonvisie 2010-2015 vastgesteld. In deze visie is de ambitie van de provincie op het gebied van wonen uiteengezet en is de rol van regisseur die de provincie binnen dit beleidsveld wil vervullen nader beschreven.

In de woonvisie is nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de bevolkingsdaling voor het woonbeleid van de verschillende woonregio's. Dit leidt tot een gedifferentieerde benadering per regio.

Zuid-Limburg wordt nu al sterk beïnvloed door de krimp. Voor heel Zuid-Limburg wordt voor de periode 2010-2030 een afname van de woningvoorraad met 16.000 woningen verwacht. De Stadsregio Parkstad neemt hierbij binnen Zuid-Limburg een bijzondere positie in. De kwantitatieve sloopopgave in Parkstad is becijferd op ruim 13.000 woningen tot 2020. Om dit te bereiken hanteert de provincie voor Parkstad m.b.t. de woningvoorraadontwikkeling een beleid met als kwantitatief uitgangspunt: "een erbij is twee eraf".

Zowel Heerlen als Parkstad hebben van meet af aan bedenkingen geuit tegen dit kwantitatieve uitgangspunt. Reden daarvoor is, dat een rigide toepassing van dit principe, investeringen in het verbeteren van de woningvoorraad per definitie financieel onhaalbaar maakt. De regio Parkstad heeft daarom het provinciaal woonbeleid - met uitzondering van dit principe - verder uitgewerkt in haar eigen woonbeleid, dat tevens het woonbeleid voor de gemeente Heerlen vormt. Een samenvatting van dit beleid is opgenomen in paragraaf 2.3.

2.2.4 Programma werklocaties

De beschikbaarheid van ruimte is een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en diensten. Voor een voorspoedige ontwikkeling van de Limburgse economie is het dan ook belangrijk dat er voldoende werklocaties zijn, van de kwaliteit waar het bedrijfsleven om vraagt en met voldoende variatie in vestigingsmilieus.

In het POL2006 geeft de provincie de kaders hiervoor aan: ambitie, rolverdeling, uitgangspunten en aanpak. De feitelijke planningsopgave, die zowel de herstructurering van bestaande locaties en de ontwikkeling van nieuwe locaties kan omvatten, wordt per regio bepaald, in samenspraak met de gemeenten en is vastgelegd in het Programma Werklocaties Limburg 2020. Dit programma is op 16 december 2008 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg.

In het beleid voor werklocaties staat een regionale aanpak voorop. Door deze aanpak kan elke regio komen tot een goed afgestemd aanbod van werklocaties, waarbij in alle relevante segmenten kan worden voorzien en waarbij optimaal wordt ingespeeld op de kwaliteiten van een regio.

Voor de ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen wordt de SER-ladder toegepast. Dit houdt in dat in eerste instantie beschikbare ruimte binnen bestaande bedrijventerreinen wordt benut. Als dat niet mogelijk is wordt gekozen voor het uitbreiden van bestaande bedrijventerreinen en pas als dat ook niet mogelijk is worden nieuwe bedrijventerreinen aangelegd.

In de regio Parkstad Limburg zijn 50 bedrijventerreinen gelegen, verdeeld over zeven gemeenten. De gemeenten met de meeste werklocaties binnen haar grenzen zijn Heerlen (26) en Kerkrade (9).

Binnen het plangebied van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid liggen de volgende werklocaties:

  • Litscherveld
  • Schelsberg
  • Smitzerveld

Voor elk van deze terreinen is (in 2008) de functionele kwaliteit als voldoende beoordeeld, waarbij bedrijven goed kunnen functioneren. Er is geen sprake van een herstructureringsopgave.

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid zijn de bedrijventerreinen in hun huidige vorm in stand gehouden.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Structuurvisie Parkstad Limburg

De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:

  • Meer en beter bereikbaar groen, meer ecologische kwaliteit en structuur, onder andere door een groter contrast van stad en land;
  • Een sterke economie, voortbouwend op bestaande kwaliteiten en ontwikkelend op o.a. een innovatieve energiesector, toeristische dag- en verblijfrecreatie, een hoogwaardige zorginfrastructuur en dito opleidingsfaciliteiten;
  • Een geherstructureerd stedelijk gebied met Heerlen-Centrum als Parkstad-centrum; een hoogstedelijke kern die hoge, gevarieerde woonkwaliteit met passende voorzieningen biedt voor bestaande én nieuwe kansrijke doelgroepen;
  • Een uitstekende ontsluiting en bereikbaarheid via de Binnenring en het openbaar vervoer, waardoor Parkstad Limburg ook internationaal een steviger positie verwerft.


De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:


Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur

Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.


Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht

Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.


Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking

Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.


Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid

De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.

Op de bij de structuurvisie behorende ontwikkelingskaart is binnen het thema ruimtelijke identiteit in het plangebied Heerlerheide Zuid het versterken en renatureren van de beekdalstructuur van de Caumerbeek aangegeven. De Caumerbeek moet weer ontkluisd worden. Daarnaast zou het huidige natuur- en agrarisch gebied een betere verbinding moeten krijgen met de groenzone ten zuiden van de Beersdalweg (en daarmee verder in zuidelijke richting worden verbonden met het beekdal van de Geleenbeek buiten de stad). Verder is de ligging van het voormalig mijnspoor relevant. Deze moet ontwikkeld worden tot 'groenspoor' en daarmee een verbinding vormen tussen Terworm en de Brunsummerheide.

Binnen het thema economie komt het bedrijvencluster aan de Schelsberg voor revitalisering in aanmerking. Bij revitalisering krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.

Verder komt het gehele woongebied in aanmerking voor herstructurering (thema wonen) en vormen de Beersdalweg en Wickraderweg onderdeel van de Binnenring (thema mobiliteit).

De beoogde ontwikkelingen in het plangebied zijn grotendeels al mogelijk binnen de huidige bestemmingen. Er bestaat dan ook geen aanleiding om in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid deze mogelijkheden te wijzigen.

De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze komen in de volgende paragrafen aan bod, waarbij tevens wordt aangegeven hoe deze hun uitwerking hebben op bestemmingsplan Heerlerheide Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0009.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0010.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0011.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0012.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0013.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0014.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0015.png"  
Uitsnede ontwikkelingskaart Structuurvisie Parkstad Limburg    

2.3.2 Regionale woonstrategie 2012-2020

Onder regie van de regio Parkstad Limburg werken de Parkstadgemeenten en de woningcorporaties samen aan het woonbeleid voor onze regio. In dit kader heeft de Parkstad Raad op 11 december 2006 de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen vastgesteld. De visie markeerde de overgang van groei naar krimp en had als voornaamste doel het afremmen van de woningbouwproductie met het oog op de demografische ontwikkelingen. In de later vastgestelde Herstructureringsvisie Parkstad is vervolgens de verdunningsopgave per stadsdeel gekwantificeerd en vastgesteld in een "envelop". Deze enveloppen zijn nog steeds maatgevend voor het invullen van herstructureringsopgaven.

Bij het uitvoeren van deze opgaven is echter gebleken dat er nog vele knelpunten bestaan die de uitvoering vertragen. Daarom hebben Parkstad en de Parkstadgemeenten ervoor gekozen om niet weer een nieuwe woonvisie te maken maar een woonstrategie, gericht op het oplossen van knelpunten bij de uitvoering. Die regionale woonstrategie: "Kiezen voor Parkstad", is op 17 december 2012 vastgesteld door de Parkstadraad. Een drietal thema's zijn tijdens de gevoerde gebiedsgesprekken aangeduid als centrale vraagstukken voor de woningvoorraad en vormen voor deze woonstrategie de afzonderlijke hoofdstukken:

  • Beperken omvang plancapaciteit met meer sturing op kwaliteit en duurzaamheid
  • Aanpak particuliere voorraad
  • Doorstroming, focus op doelgroepen

De woonstrategie levert geen concrete uitgangspunten voor bestemmingsplan Heerlerheide Zuid.

2.3.3 Regionale woningmarktprogrammering 2013-2016

Vanuit het gestelde kader in de regionale woonvisie heeft de Parkstadraad op 11 december 2013 de regionale woningmarktprogrammering voor de periode 2013-2016 vastgesteld. Met deze regionale woningmarktprogrammering spreken de gemeenten in Parkstad Limburg uit, rekening te houden met elkaars belangen en te streven naar een evenwichtige woningmarkt. De regionale woningmarktprogrammering koppelt kwaliteit aan kwantiteit en is daarmee een belangrijk instrument voor de regiogemeenten. De gemeenten geven met deze regionale woningmarktprogrammering aan welke woningbouwprojecten het best aansluiten bij de huidige marktomstandigheden en hoe in de toekomst met nieuw toe te voegen woningbouwprojecten wordt omgegaan. Hiermee beogen we van de regio Parkstad een aantrekkelijke woonregio te maken.

In de regionale woningmarktprogrammering is een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe projecten. In beide gevallen geldt dat er zowel kwantitatieve als kwalitatieve toetsing plaats heeft gevonden. De kwantitatieve toets is voor beiden gelijk, de kwalitatieve toets verschilt.

De bestaande projecten zijn vanuit een markttechnisch perspectief getoetst op de locatie van het woningbouwproject en de productmarktcombinatie. Dit heeft erin geresulteerd dat de bestaande woningbouwprojecten kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën:

  • Categorie 1: herstructureringsprojecten
  • Categorie 2: Goede projecten.
  • Categorie 3: De juiste plek verdient de juiste woning.
  • Categorie 4: Toevoegen, maar tegelijk slopen is essentieel
  • Categorie 5: Te veel concurrentie
  • Categorie 0: Éénpitters

Bij nieuwe initiatieven staat de transformatieopgave op het niveau van woongebieden centraal. Een nieuw initiatief kan worden toegevoegd aan de regionale woningmarktprogrammering, als bij de kwantitatieve en kwalitatieve afweging wordt voldaan aan enkele voorwaarden.

Binnen het plangebied Heerlerheide Zuid is sprake van één woningbouwproject dat is opgenomen in de woningmarktprogrammering (d.d. 11 december 2013). Het betreft de locatie Litscherboord (nieuwbouw ter plaatse van de reeds gesloopte seniorenwoningen). Dit project valt in de programmering binnen categorie 1: herstructureringsprojecten. Deze projecten leiden niet tot een uitbreiding van het aantal woningen in de bestaande woningvoorraad en kunnen zodoende doorgang vinden.

Op deze locatie is de grondeigenaar (woningstichting De Voorzorg) voornemens 10 woningen terug te bouwen ter plaatse van de fundamenten van de 20 vroegere woningen. Deze ontwikkeling is al mogelijk op grond van de huidige bestemming voor het terrein. Omdat het initiatief past binnen de woningmarktprogrammering, blijft de realisatie van de 10 woningen ook mogelijk in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid.

Het andere bestaande woningbouwproject in Heerlerheide Zuid betreft de locatie Litscherveld. Deze locatie wordt echter niet meegenomen in het bestemmingsplan Heerlerheide Zuid.

2.3.4 Herstructureringsvisie

In december 2009 heeft het Parkstadbestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstadgemeenten is bekrachtigd. De Herstructureringsvisie geeft inzicht in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is, in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte, om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur. Per gemeente en voor geheel Parkstad is de transformatie-opgave tot en met 2020 geformuleerd in de vorm van een ‘envelop’. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave), zodat de partners gestimuleerd worden om afwegingen te maken: soms kan het verstandiger zijn een ‘papieren plan’ te stoppen dan een daadwerkelijke woning te slopen. Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gaat 'landen', waarbij onderscheid is gemaakt in drie typen gebieden:

Beheergebieden

In deze gebieden vindt, buiten de eventuele realisatie van ABC-plannen, geen herstructurering van de woningvoorraad plaats. Binnen beheergebieden kunnen wel overige ontwikkelingen plaatsvinden, niet zijnde woningbouwherstructurering.


Verdunningsgebieden

In verdunningsgebieden zal de verdunningsopgave landen. Dit zijn gebieden waar een kwaliteitsslag gemaakt kan worden door verdunning, voor wat betreft o.a. het wonen, het verminderen van druk op het openbaar gebied, vergroening en verbetering van leefbaarheid in het algemeen. Hierbij kan gedacht worden aan sloop en nieuwbouw, maar ook aan bijvoorbeeld samenvoeging en aanpassing van woningen.

Ontwikkelingsgebieden

Dit zijn gebieden waar door de gemeenten (en partners), in het kader van de krimp, reeds integrale plannen zijn opgesteld die structuur-en functieverandering omvatten en die bekend zijn in de gemeente. Naast ontwikkelingsgebieden in het kader van de krimp, kunnen ook nog andere (grootschalige) ontwikkelingen binnen de gemeenten gepland of in uitvoering zijn die losstaan van de krimpopgave. Tevens kan in een aantal ontwikkelingsgebieden een deel van de verdunningsopgave landen.

Het stadsdeel Heerlerheide is in de visie in zijn geheel aangeduid als een "verdunningsgebied". In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid wordt daarom de toevoeging van woningen zoveel mogelijk tegengegaan. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende paragraaf.

2.3.5 Structuurvisiebesluit wonen

Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.

Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.

Beleidsbesluit

In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.

Vigerende bestemmingen woningbouw, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).

Conform het beleidsbesluit zijn in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid de vigerende niet benutte bouwtitels voor woningen geschrapt. Dit is gedaan door voor de betreffende percelen de bestemming Wonen toe te kennen, zonder bouwvlak, zodat de realisatie van een woning niet meer mogelijk is.

De woningbouwplannen voor de locatie Litscherboord passen binnen de regionale woningbouwprogrammering, zodat de realisatie van de 10 voorziene woningen ook mogelijk blijft in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid (zie ook paragraaf 2.3.3).

2.3.6 Retailstructuurvisie

De Parkstad Raad heeft op 21 februari 2011 de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg 2010-2020 vastgesteld. Doel van deze visie is te komen tot een duurzame retailstructuur voor Parkstad Limburg die bestand is tegen de demografische ontwikkelingen en ruimte biedt voor de dynamiek in de retailsector, waardoor het een bijdrage levert aan het versterken van de economische structuur.

De regio kent een zeer fijnmazig winkelnetwerk, dat - anders dan in andere gebieden - is gegroeid rondom de vroegere mijnschachten. Dit heeft een grote hoeveelheid, (naar huidige maatstaven) enigszins onlogisch gesitueerde winkels opgeleverd. Tegelijkertijd heeft de regio Parkstad Limburg al vroeg onderkend dat de bevolking gaat afnemen in aantal alsook wijzigen qua samenstelling. Afgezien van de regiospecifieke kenmerken is er landelijk sprake van overaanbod aan winkelpanden, explosieve groei van de internethandel alsook een langdurige economische crisis. Al deze omstandigheden bij elkaar opgeteld leiden hoe dan ook tot het 'omvallen' van de nodige winkels, en dus leegstand.

Leegstand brengt enerzijds verloederingsrisico's met zich mee, met alle sociaal-maatschappelijke gevolgen van dien. Ook kan willekeurig verdeelde leegstand van winkels ertoe leiden dat nergens meer een compleet winkelcluster te vinden is. Dit leidt tot afname van de leefbaarheid voor de inwoners, afname van de economische vitaliteit voor de ondernemers en afname van de werkgelegenheid in de detailhandel.

De uitvoering van de retailstructuurvisie moet leiden tot een goede en toekomstbestendige spreiding van de detailhandelsvoorzieningen over de stad en regio. Hierin is gekozen voor een samenhangende netwerkstructuur, gerelateerd aan het koopmotief van de consument en gebaseerd op de bestaande belangrijkste winkelclusters. Het doel van de beleidsvisie is om een goed voorzieningenniveau op relatief korte afstand beschikbaar te houden en daarmee de leefbaarheid, ook voor minder mobiele bevolkingsgroepen (ouderen en minder draagkrachtigen) zo goed mogelijk op peil te houden. Ook moeten de winkeliers in die clusters een goede boterham kunnen verdienen en wordt een willekeurige verspreide en een te grote leegstand voorkomen.

Voor de gewenste toekomstige retailstructuur van Parkstad vormt de bestaande retailstructuur het vertrekpunt. Daarbij gaat de beleidsagenda van Parkstad uit van de binnenstad van Heerlen als binnenstedelijk (winkel)centrum voor Parkstad met daaromheen de binnenstedelijke satellietcentra. De overige stedelijke centra richten zich op de lokale consumentenverzorging zonder daarbij de regionale hoofdstructuur nadelig te beïnvloeden.

Vanuit dit gegeven is de toekomstige retailstructuur van Parkstad opgebouwd uit de volgende detailhandelsconcentraties:

  • bovenregionaal verzorgende centra (Heerlen binnenstad, woonboulevard In de Cramer en Parkstad Limburg Stadion);
  • regionaal verzorgende centra (satellietcentra Kerkrade-centrum, Brunssum centrum, Landgraaf en het perifere detailhandelsaanbod op bedrijventerrein Emma);
  • lokaal verzorgende centra (met een verzorgingsgebied ter grootte van een dorp, wijk of buurt).

De keuze vóór complete en toekomstbestendige winkelclusters heeft als consequentie dat solitair gelegen winkels op termijn moeten verdwijnen. Dergelijke winkels, buiten de aangewezen clusters, hinderen het streven naar een gezonde retailstructuur. Deze winkels moeten op termijn bij voorkeur verhuizen naar een aangewezen cluster en verdwijnen van de solitaire locaties. Dat betekent dat voor dergelijke locaties in de bestemmingsplannen een uitsterfbeleid van toepassing moet zijn.

In Heerlerheide Zuid bevinden zich geen dagelijkse winkelconcentraties die een groot verzorgingsgebied hebben. In de directe nabijheid, ten noorden van het plangebied, bevindt zich het stadsdeelcentrum Heerlerheide met een groot dagelijks en niet-dagelijks aanbod.

Er komt in het plangebied wel verspreid niet-dagelijkse detailhandel voor, zoals bijvoorbeeld aan de Bokstraat en de grotere zaken aan de Schelsberg. Ook is aan de Rennemigerveldweg de grootschalige Eurohandelsonderneming gevestigd.

Op behoud van dit verspreide aanbod wordt in de toekomstige retailstructuur van Parkstad niet ingezet. Verspreide grootschalige niet-dagelijkse winkels dienen afhankelijk van hun brancheprofiel ingepast te worden in in structuurbepalende winkelconcentraties.

Bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is actualiserend van aard en maakt voortzetting van de bestaande detailhandelsactiviteiten mogelijk. Voor de grootschalige niet-dagelijkse winkels in het plangebied is door middel van een specifieke regeling een branchering vastgelegd. Dit om te voorkomen dat hier in de toekomst ongewenste andere detailhandelsactiviteiten plaats kunnen vinden. Vestiging van nieuwe detailhandelszaken in panden waar momenteel geen detailhandel is gevestigd, is uitgesloten.

2.3.7 Structuurvisiebesluit retail

Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema retail. Zoals geschetst in het regionale retailbeleid (Retailstructuurvisie 2010-2020, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg en de daarmee samenhangende afname van het bestedingspotentieel, niet gewenst om de regionale retailvoorraad nu verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan winkelvloeroppervlak niet nog verder te laten toenemen. Echter, ondanks het teruglopen van het omzetpotentieel dient er wel ruimte geboden te worden aan uitbreiding van winkelaanbod op bepaalde locaties. Door deze structuurbepalende gebieden als uitgangspunt te nemen, wordt uitval aan de onderkant van de markt in werking gezet en ontstaat er zodoende schaarste die noodzakelijk is om wenselijke ontwikkelingen ook op wenselijke locaties te laten plaatsvinden.

Geen verdere toename van de omvang van de regionale retailvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale retailvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale retailvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.

Beleidsbesluit

In haar regionaal retailbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale winkelvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de winkelvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders. Vigerende bestemmingen detailhandel, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom Retailstructuurvisie).

In Heerlerheide Zuid is geen sprake van een locatie met een detailhandelsconcentratie met een groot verzorgingsgebied, zoals benoemd in de Retailstructuurvisie. Er komt alleen verspreid aanbod voor. In lijn met het regionaal retailbeleid wordt in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid de mogelijkheid van vestiging van detailhandel in panden waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan géén detailhandel was gevestigd, uitgesloten.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Stadsvisie Heerlen 2026

In 2008 is de "Stadsvisie 2026" door de raad van de gemeente Heerlen vastgesteld. In deze visie worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen benoemd waar Heerlen mee te maken heeft en die ook in de komende jaren van groot belang zullen zijn: de bevolkingskrimp als gevolg van vergrijzing en ontgroening, de individualisering van de samenleving en de daarmee onder druk staande sociale cohesie in buurten en de mondialisering van de economie. Aan de hand van deze thema.s worden kansen gezocht voor de komende jaren. Deze lijken met name te liggen in samenwerking op regionaal (Parkstad Limburg), nationaal (Tripool Zuid-Limburg, G27) en internationaal (MAHHL, Eurocities, Heerlen-Aken) gebied. Naast deze kansen vorm de belangrijkste bedreiging het verminderen van de aantrekkelijkheid, veiligheid en levendigheid van het stadscentrum, waarbij het van belang wordt geacht dat de inwoners zich samen met de stad ontwikkelen. De afgelopen jaren heeft ten aanzien van veiligheid en levendigheid een duidelijke verbeteringsslag plaatsgevonden, die de komende jaren moet worden doorgezet.

Met het thema "Van Coriovallum naar Corioforum" worden vier speerpunten geformuleerd voor Heerlen: Centrumstad, Ondernemende stad, Jeugdige stad en Netwerkstad. De visie wordt samengevat als "Heerlen 2026: Energiek hart van Parkstad".

De Stadsvisie bevat geen specifieke uitgangspunten voor bestemmingsplan Heerlerheide Zuid.

2.4.2 Kantorenbeleid

In de "Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010" is het gemeentelijk kantorenbeleid uiteengezet. Hoewel de visie in eerste instantie gericht was tot 2010, geldt deze momenteel nog steeds als uitgangspunt voor het kantorenbeleid. Overigens is nieuw beleid in ontwikkeling, dat zal gaan gelden voor alle Parkstad-gemeenten.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat het grootste deel van de Heerlense werkgelegenheid zich in de commerciële en niet-commerciële dienstverlening bevindt. In het algemeen zijn de bedrijfsactiviteiten van deze sectoren hoofdzakelijk gehuisvest in kantoorpanden. Het creëren en het behoud van werkgelegenheid vormt één van de speerpunten van het economisch beleid.

Er wordt uitgegaan van vier schaalniveaus voor kantoorlocaties:

  • Zeer kleinschalige kantoorontwikkelingen in woonwijken, hiermee wordt het economisch speerpunt buurteconomie versterkt;
  • Kleinschalige kantoorontwikkelingen langs de openbaar vervoer assen;
  • Grootschalige kantoorontwikkelingen in de stationsomgeving;
  • Locaties voor bedrijfspanden met een kantoorachtige uitstraling.

Huidige situatie

Heerlen is hét kantorencentrum van Parkstad Limburg. Dankzij de samenstelling van bedrijven en instellingen (voornamelijk (semi)overheid en voormalige overheidsbedrijven) kent Heerlen een andere kantorenmarkt dan andere kantoorsteden. Het leegstandspercentage ligt onder het landelijk gemiddelde.

Het probleem in Heerlen is echter dat sprake is van relatief veel incourante leegstaande kantoorgebouwen. Voor een incourant pand geldt dat het leeg staat en er geen zekerheid is dat het in de toekomst weer verhuurd zal worden, met structurele leegstand tot gevolg.

Heerlen zet daarom in de realisatie van courante kantoorgebouwen (zoals in het Maankwartier en het Schinkelkwadrant) én de transformatie van incourante kantoorgebouwen (bijvoorbeeld het CBS-gebouw). Bij de locatiekeuze voor nieuwe kantoren zal uitgegaan worden van het kantoorlocatiebeleid, zoals hierboven genoemd.

In het plangebied van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid bevinden zich geen grootschalige kantoorlocaties. Wel bevinden zich in de plint van de bebouwing aan de Bokstraat (nr. 33-81) en het zuidelijk gedeelte van de Schelsberg (nr. 48-132) van oudsher verschillende dienstverlenende bedrijven, wat op grond van het vigerend bestemmingsplan ook was toegestaan. Vanuit het huidige kantorenbeleid bekeken, vormt de ligging langs deze hoofdontsluitingsroute nog steeds een goede locatie voor dergelijke kleinschalige kantoren. De vestiging van kantoren op deze locaties is dan ook in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid mogelijk gehouden.

Alle overige in het plangebied bestaande, nog in gebruik zijnde, kantoren zijn als zodanig bestemd. Verder is het bestemmingsplan conserverend van karakter en maakt daarom geen nieuwe kantoorontwikkelingen mogelijk.

2.4.3 Groenbeleidsplan

Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd.


Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.


In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:

  • Het landschappelijke kader van Heerlen;
  • De hoofdgroenstructuur van Heerlen;
  • Steenbergen als symbool voor een grenzeloze regio;
  • Schakels tussen Heerlen en het omliggende Euregionale landschap;
  • De hoofdinfrastructuur als uithangbord voor 'park' en 'stad';
  • De historische structuur als (groene) parels in het stedelijke weefsel;
  • Stadsombouw Heerlen: robuust groen met nieuwe functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0016.png"

Groenvisie Heerlen

De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.

Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

Doelstelling voor Heerlerheide is om in samenhang met de ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur van Heerlen met inbegrip van het Gebrookerbos te komen tot een samenhangend, representatief en toegankelijke hoofdgroenstructuur, die op harmonieuze wijze is verbonden met het stedelijke weefsel van Heerlerheide. De Beaujeangroeve speelt daarin een belangrijke rol als centraal gelegen parkgebied waarin tevens ‘groene’ woonconcepten zijn geïntegreerd. De inrichting van dit gebied levert tevens een wezenlijke bijdrage aan de versterking en duurzame instandhouding van de leefbaarheid van Heerlerheide.

De groenstructuur van het centrum van Heerlerheide wordt verder versterkt, zodat een samenhangend geheel ontstaat met de omliggende woonbuurten en een representatieve groene zichtrelatie ontstaat via het Corneliuspark met de hoofdgroenstructuur in de vorm van het Caumerbeekdal.

Daarnaast worden de mijnkoloniën ontwikkeld tot parels van Heerlerheide, waarbij samenhang bestaat tussen stedenbouwkundige structuur, architectuur en inrichting van het openbaar domein. Ter versterking van de herkenbaarheid van de historische doorgaande wegen, worden deze voorzien van een afwijkende, maar passende inrichting die tevens bijdraagt aan de herkenbaarheid van de wegenstructuur in Heerlerheide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0017.png"

Groenvisie: uitsnede stadsdeel Heerlerheide met aanduiding plangebied bestemmingsplan

Binnen het plangebied van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid liggen de Caumerbeek, Schroetebeek en tussenliggend agrarisch gebied, die allen een belangrijk onderdeel vormen van de hoofdgroenstructuur van het stadsdeel Heerlerheide. In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid moet deze situatie daarom behouden blijven en is de bestaande groen- en waterstructuur positief bestemd. Dit is gedaan door aan het grootste gedeelte van het gebied de bestemming Groen - Landschappelijk toe te kennen.

Verder geldt dat in de buurten ter behoud van de stedenbouwkundige structuur het structuurgroen zoveel mogelijk de bestemming Groen heeft gekregen, met name in de cultuurhistorisch waardevolle buurten Beersdal en Rennemig.

2.4.4 Inrichtingsvisie beken

In Heerlen ontspringen vier beken. Twee daarvan, de Geleenbeek en de Caumerbeek, vormen samen bijna 20 kilometer beekdal in de stad. Deze beekdalen spelen een belangrijke rol in de stedenbouwkundige opbouw van de stad, ze leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de stad en de buurten en wijken, ze hebben een interessante natuur- en landschapswaarde en een belangrijke functie voor het bergen en afvoeren van water.

Op 2 november 2004 heeft de gemeenteraad de Inrichtingsvisie beken vastgesteld. Primair uitgangspunt van de visie is de beekdalen als een robuuste structuur in het stedelijk weefsel herkenbaar te maken en waar mogelijk te accentueren. Daarmee kunnen de beken weer hun oorspronkelijke functie van dragers van de ruimtelijke structuur krijgen. Er zijn drie hoofdlijnen van ingrepen om dit te bereiken:

  • versterken van de eigen identiteit van de vier beken;
  • barrières opheffen en continuïteit visualiseren;
  • de beekdalen in hun langsrichting herkenbaar en beleefbaar maken.

Het Caumerbeekdal doorsnijdt in noordwestelijke richting het plangebied van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid. Belangrijk onderdeel van de inrichtingsvisie voor de Caumerbeek is het loskoppelen van beek en riool. Het regenwater dient zoveel mogelijk via een bovengrondse beek te worden afgevoerd.

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is de Caumerbeek zodanig bestemd dat de in de visie beschreven inrichting van de beek direct mogelijk is.

2.4.5 Structuurvisie horeca en evenementen

Op 12 maart 2003 heeft de gemeenteraad het horecabeleid vastgesteld, beschreven in de visie 'Heerlen heeft 't!'. Belangrijk uitgangspunt voor de visie is dat Heerlen de hoofdkern is in Parkstad Limburg en dat deze functie verder uitgebouwd moet worden. Binnen de gemeente is het centrum van Heerlen het gebied waar horeca met een bovenlokale functie is gesitueerd. In de stadsdelen en buurten heeft de horeca een buurtfunctie, is ondersteunend aan andere voorzieningen en wordt optimaal gefaciliteerd.

Horecabedrijven in de (woon)buurten hebben naast een horecafunctie vaak ook een maatschappelijke functie (ontmoetingsfunctie, verenigingsleven). Omdat deze horeca belangrijk is voor de bewoners van Heerlen, dient deze gekoesterd te worden en zoveel mogelijk te worden gefaciliteerd.

Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor de horeca in de buurten buiten het centrum geldt dat er in principe geen uitbreiding van het aantal horecazaken wordt toegestaan. Voor de leefbaarheid is het belangrijk het huidige aanbod te behouden.

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid zijn alleen de bestaande horecazaken positief bestemd. Vestiging van nieuwe horecazaken in andere panden is uitgesloten, om uitbreiding van het horeca-aanbod te voorkomen.

2.4.6 Duurzaamheid en energie

In het Meerjarig Bestuurlijk programma 2011-2014 wordt de aandacht gevraagd voor duurzaamheid als leidend principe in herstructurering en integrale afweging van energie, groen, geluid, klimaat en luchtkwaliteit om een aantrekkelijke stad met een eigen karakter te realiseren en behouden. Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan één of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.


De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:

  • klimaat en energie (adaptatie en mitigatie)
  • leefomgeving (traditionele milieuthema's, zoals bodem, lucht, geluid, water en groen)
  • duurzaam inkopen
  • duurzame gebiedsinrichting
  • duurzame mobiliteit
  • duurzaam bouwen
  • 'cradle-to-cradle' en economische kringlopen
  • 'social return on investment'

Er zijn geen normen vastgelegd voor het begrip duurzaamheid. Op enkele genoemde belangen, zoals leefomgeving en duurzaam bouwen, is sectorale wet- en regelgeving van toepassing. Hierin zijn kaders geformuleerd voor de toepassing van het duurzaamheidsprincipe.


Klimaatbeleidsplan

Het gemeentelijk Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en bevat naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven. De algemene ambitie voor 2020 bestaat uit het:

  • terugdringen van de CO2-uitstoot met minimaal 20% (ten opzichte van 1990);
  • verhogen van de energie-efficiëntie met 20%;
  • inzetten van duurzame energiebronnen met 20%;
  • én door zelf het goede voorbeeld geven en anderen uit te dagen en te stimuleren hier een bijdrage aan te leveren.


Mijnwater

Het mijnwaterproject is een alternatief duurzaam energieconcept, gebaseerd op aardwarmte in combinatie met de bestaande mijngangen. Het is ontwikkeld als experiment onder beheer van de gemeente Heerlen en met steun van de Europese Unie. Het mijnwaternetwerk zal steeds verder worden uitgebreid, waarbij onder andere voor gemeentelijke gebouwen onderzocht zal worden of aansluiting op het netwerk mogelijk en haalbaar is. Het mijnwaterproject is beoogd als aanjager en hefboom voor een grootschalige energietransitie in Heerlen.


Bestemmingsplan Heerlerheide Zuid heeft het karakter van een beheerplan. Dat betekent dat de huidige functies behouden blijven en er geen veranderingen optreden in het gebiedsgebruik. Omdat het een beheerplan is, zijn duurzaamheidsmaatregelen met ruimtelijke consequenties uitgesloten. Verandering van gedrag zijn uiteraard wel mogelijk, maar kunnen niet worden geregeld in een bestemmingsplan. Indien bestaande bebouwing wordt verbouwd, zijn de energieprestatiecoëfficiënt (EPC)-eisen van het Bouwbesluit van toepassing.

Langs de Terhoevenderweg liggen leidingen voor mijnwater. Vooralsnog zijn er geen ontwikkelingen voor de toepassing van mijnwater in het plangebied voorzien, maar mocht er zich in de toekomst een geschikte mogelijkheid voordoen, kan worden aangetakt op het mijnwaternetwerk.


Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van het plangebied Heerlerheide Zuid en zijn directe omgeving. Zowel de historie van het plangebied als de huidige ruimtelijke en functionele structuur worden beschreven.

3.1 Historie

Heerlerheide is, zoals opgravingen laten zien, misschien wel het oudste stukje van Heerlen. De naam Heerlerheide staat voor de aanduiding van de heide bij Heerlen. Waarbij de heide niet staat voor een met heide begroeide vlakte, maar wildbegroeid, ongecultiveerd land. Bij één van de zilverzandgroeven bij de Schelsberg brachten opgravingen een bijna 6000 jaar oude nederzetting aan het licht. Ook bij Rennemig zijn sporen van Romeinse en Frankische bewoning gevonden en in de latere middeleeuwen is er eveneens sprake van bewoning in Heerlerheide. Rond 1800 was de bebouwing veelal geconcentreerd in de beekdalen, met name in het dal van de Caumerbeek. In de directe omgeving had men de beschikking over weilanden voor het vee (op de nattere gronden) en akkerlanden (op de drogere, vruchtbare löss gronden). Ook werd in het beekdal, nabij Rennemig, een watermolen gebouwd; De Köpkesmolen. De molen vormt een relict uit de agrarische periode en kwam al vroeg in de 17e eeuw voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0018.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0019.jpg"  
Köpkensmolen   Rennemigerveldweg  
3.1.1 De mijnbouwperiode

In de historie is de mijnbouwperiode voor heel Limburg, en Heerlen in het bijzonder, voor de stedenbouwkundige ontwikkeling heel bepalend geweest. In de periode tussen 1890 - 1960 vond in Heerlen een grote toename aan industriële activiteiten plaats. Met name de mijnbouw en de toeleveringsbedrijven zorgden in deze periode voor een sterke groei. In de directe omgeving van het plangebied werden door Oranje Nassau (ON) Mijnen particuliere steenkolenmijnen aangelegd. Voor deze steenkolenmijnen moesten mijnwerkers worden gezocht die vervolgens vaak in de directe omgeving (op loopafstand) van de mijnen werden gehuisvest. Zo verrees in de periode 1911 - 1918 in de nabijheid van de ON I de mijnwerkerskolonie Beersdal en rond dezelfde tijd bij de ON III de kolonie Rennemig.

Beersdal

Voorafgaand aan de komst van de mijnindustrie was Beersdal een klein gehuchtje rondom de hoeve Beersdal. De woningen van het huidige Beersdal zijn gebouwd in de Lotharingse stijl, een bouwstijl die in Nederland alleen voorkomt in de mijnwerkerskolonien in Limburg. De gebouwen zijn decoratief gebouwd met siermetselwerk en gepleisterde geveldelen.

Rennemig

Rennemig is de andere in het plangebied Heerlerheide Zuid aangelegde mijnwerkerskolonie. De woningen van Rennemig zijn in tegenstelling tot vele andere kolonien samengesteld uit vijf woningtypen in Lotharingse stijl. Gemeenschappelijke kenmerken zijn de gepleisterde geveldelen, decoratief metselwerk en segmentboogvormige vensters.

Nieuwe infrastructurele werken zoals (mijn)spoorwegen en de groei van mijnsteenbergen zorgden voor verdere markante veranderingen in het landschap. Ter illustratie is een fragment van een topografische kaart uit de periode 1930 - 1940 van het plangebied toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0020.jpg"

Topografische kaart uit de periode 1930 - 1940

3.1.2 Na de mijnbouwperiode

In de jaren 60 van de 20e eeuw schakelde Nederland over op aardgas, met als gevolg de sluiting van veel mijnen in deze periode en de daaropvolgende jaren '70. Hierdoor trad er een verandering op in de sociale en economische structuur. Er werden in Heerlen nieuwe bedrijventerreinen aangelegd langs de nieuwe autowegen A76 en de N281. Verder werd in de gemeente in de delfstoffenwinning een nieuwe industriële activiteit gevonden. De grootschalige zandwinning, die momenteel nog plaatsvindt in de ten noordoosten van het plangebied gelegen groeve Vrieheide, en de oude zandgroeven ten oosten van het plangebied zijn van grote invloed op de verschijningsvorm van het landschap. Ook werd de oorspronkelijke bebouwing binnen het plangebied in en na de periode 1960 - 1980 aangevuld met nieuwe woongebieden. De historische ontwikkeling sluit voorlopig met de recent afgeronde kleinschalige woningbouw aan de zuidzijde van Beersdal (Scheldestraat) en de huidige woningbouwontwikkeling in Litscherveld.

3.2 Ruimtelijke structuur

In de stedelijke context is het plangebied Heerlerheide Zuid gelegen aan de noordelijke zijde van het centrum, tussen de Binnenring (Beersdalweg) aan de westzijde en de Schelsberg aan de oostzijde. De ruimtelijke structuur van het plangebied wordt bepaald door de groenstructuur, de waterstructuur, de wegenstructuur en de bebouwingsstructuur. De laatste is per buurt of straat zeer verschillend en bepalend voor de identiteit van die buurt of straat.

3.2.1 Landschap

Heerlen wordt wel gekarakteriseerd als een 'gefragmenteerde', groene stad. Een stad die bestaat uit bebouwingskernen, omgeven door onbebouwde, groene ruimten. Dit geldt zeker voor het plangebied van Heerlerheide Zuid, waar het beekdal van de Schroetebeek en het beekdal van de Caumerbeek zorgen voor een duidelijke (groene) structuur van het plangebied. In stedenbouwkundige zin zorgt deze duidelijke groenstructuur voor een driedeling van het plangebied.

De beekdalen hebben prettige en fraaie landschappelijke hoogteverschillen, maar worden van noord naar zuid ook doorsneden door een hoogspanningstracé dat nagenoeg vanuit elk perspectief nadrukkelijk aanwezig is. De (op dit moment nog) overkluisde Caumerbeek loopt door een fraai bosgebied, waarin ook een bergbezinkbassin ligt. Tevens ligt in het bosgebied aan de Huisbergerstraat het gemeentelijk milieupark.

De beide beekdalen, de in noord/zuid-richting gelegen Schelsberg met lintbebouwing en de in oost/west-richting gelegen Beersdalweg (gedeelte Binnenring) met veel bedrijvigheid, zijn de belangrijkste structurerende elementen binnen het plangebied. De van west naar oost lopende groenzone van de Schroetebeek krijgt aan de oostzijde van de Bokstraat zijn vervolg in de sportveldenzone van Heerlerheide Oost. Aan de Schelsberg is in deze groenzone een tankstation en een aantal woningen gebouwd, die in ruimtelijk/visueel opzicht een barrière vormen.

Aan de Rennemigerveldweg, achter de bebouwing aan de Huisbergerstraat, zijn een woonwagenkampje en een groot bedrijf voor bouw- en tuinbenodigdheden (Eurohandelsonderneming) gesitueerd. Hieraan grenst ook een fraai relict uit de mijnbouwperiode, namelijk het landschappelijk nadrukkelijk visueel aanwezige talud van het voormalige mijnspoor.

Verder is het agrarische gebied en bosperceel grenzend aan de Schelsberg, tegenover Beersdal, het vermelden waard. Het gebied is een uitloper van het groevengebied en sluit als een groene long aan op de mijnwerkerskolonie Beersdal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0021.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0022.jpg"  
Beekdal (overkluisde) Caumerbeek   Agrarisch gebied langs beekdal Schroetebeek  

3.2.2 Bebouwing

Het plangebied is een overwegend gevarieerde (woon)wijk, die gefaseerd tot stand is gekomen. Door deze gefaseerde ontwikkeling is het plangebied ruimtelijk en stedenbouwkundig op te delen in de volgende 6 deelgebieden:

  • 1. Historische linten (Rennemigstraat, Bokstraat, Schelsberg en verspreid gesitueerd)
  • 2. Mijnwerkerskoloniën (Rennemig, Beersdal)
  • 3. Woningbouw 1940-1960 (Schelsberg)
  • 4. Woningbouw 1960-1980 (Schelsberg, van der Scheurstraat, Huyn van Rodenbroeckstraat, Ir. Bogaertstraat, Ir. C. Blankevoortstraat, Ir. van der Elsstraat, Ir. Mr. Dr. v Waterschoot v.d. Grachtstraat, Litscherboord)
  • 5. Woningbouw na 1980 (van der Scheurstraat, Gouwestraat, Rijnstraat)
  • 6. Woningbouw na 2000 (Litscherveld, buiten plangebied)

1. Historische linten

Historische bebouwingslinten bestaan in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde terreinen en zijn in de loop der tijd langs de oudere hoofd-en uitvalswegen ontstaan. Vaak sluiten deze wegen aan op de oude kern of maken er deel van uit. Afhankelijk van de situatie maakt het landschap en de erfbeplanting, via de doorzichten tussen de bebouwing, wezenlijk onderdeel uit van de belevingswaarde van deze linten.

Het noordelijke gedeelte van de Rennemigstraat, de Bokstraat en een gedeelte van de Schelsberg en de Beersdalweg zijn oude bebouwingslinten die lange tijd verder zijn verdicht. Hierdoor is een organische, fijnschalige bebouwingsstructuur ontstaan van vrijstaande en aaneengebouwde woningen, met variërende goot- en nokhoogten, verspringende rooilijn en afwisselende kapvormen. Het merendeel van de woningen is opgebouwd uit twee lagen met een zadeldak, met de nok veelal evenwijdig aan de weg.

Verspreid over het plangebied liggen nog een aantal relicten van historische linten. Benoemenswaardig is de Köpkensmolen (watermolen) uit de vroege 17e eeuw aan de Rennemigerveldweg en het cluster van woningen aan de Koningsbeemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0023.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0024.jpg"  
Schelsberg   Bokstraat  

2. Mijnwerkerskoloniën

Beersdal (1910-1918)

Beersdal is aan de oostzijde gelegen aan de oude steenweg Heerlen-Sittard (Schelsberg) en aan de westzijde het dal van de Caumerbeek. De voormalige mijnwerkerskolonie wordt gekenmerkt door een orthogonale structuur en strekt zich nog steeds zeer herkenbaar uit langs de Schelsberg. De twee-onder-een-kap woningen in Lotharingse stijl vormen een opvallend en visueel sterk bouwlint. Het aanwezige hoogteverschil geeft op diverse plekken, zowel op- als neerwaarts fraaie doorzichten op de wijk. Tussen de Maas- en de Rijnstraat ligt het ruime Beersdalplein, dat vooral een groene functie heeft en daarnaast ook ruimte biedt aan een trapveldje, speeltoestellen en bankjes. De wijk maakt door het vele groen en bomen een lommerrijke indruk. De hoofdstraten maken nog een vrij onaangetaste indruk. Het beeld wordt hier bepaald door de twee-onder-een-kap blokjes, waarvan de voorgevels hun oorspronkelijke karakter grotendeels hebben bewaard. Bij het inslaan van de smalle dwarsstraatjes verandert het beeld, hier is een scala van uitbreidingen en verbouwingen te aanschouwen, sommige uitbreidingen zijn zelfs twee verdiepingen hoog. De open (tuindorp) structuur van de terreinen rond de rug-aan-rug (quadrant) woningen wordt in veel gevallen door schuttingen en muren opgedeeld. Het open karakter van het terrein is op enkele plaatsen nog wel aanwezig, maar er zijn weinig gevels en blokken die nog geen verandering hebben ondergaan. Op een enkel woonblok is nog de oorspronkelijke rood-blauwe dakbedekking met Lotharingse motieven te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0025.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0026.jpg"  
Twee-onder-een-kap woningen   Rug-aan-rug woningen  

Rennemig (1914-1918)

Rennemig vormt als voormalige mijnwerkerskolonie een karakteristiek bebouwingsensemble binnen Heerlerheide. De kolonie bestaat uit 74 arbeiderswoningen, verdeeld over blokken van twee-onder-een-kap. Er is sprake van een eenvoudige stedenbouwkundige structuur, die bestaat uit een lange hoofdas in zuidwest/noordoost-richting (Rennemigstraat) waarop haaks korte straatjes zijn gesitueerd. Deze korte straatjes lopen tot aan het Schroetebeekdal, waar ze door middel van ofwel een straat ofwel een voetpad onderling zijn verbonden. Het Schroetebeekdal vormt een groene grens van de kolonie. Het hoger gelegen plantsoen tussen de Eerste Oosterstraat en Tweede Oosterstraat vormt een relict van de voormalige mijnspoorlijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0027.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0028.jpg"  
Woningen aan Tweede Oosterstraat   Plantsoen tussen Eerste en Tweede Oosterstraat  

3. Woningbouw 1940-1960

In de zuidelijke punt van het plangebied, aan de oostzijde van de Schelsberg, is bebouwing aanwezig die gerealiseerd is in de periode 1940-1960 (Schelsberg 46-84). Het is overwegend woningbouw variërend in aaneengesloten bebouwing in twee/drie lagen met een kap tot vrijstaand in één bouwlaag. De bebouwing is afgedekt met zadeldaken die parallel aan de rijweg zijn gesitueerd.

4. Woningbouw 1960-1980

Er is binnen het plangebied een drietal gebieden aanwezig die gerealiseerd zijn in de jaren 60 en 70 van de 20e eeuw.

Ten eerste is het gedeelte tussen de voormalige mijnwerkerskolonie Rennemig en de lintbebouwing van de Bokstraat- Litscherboord in deze periode stedenbouwkundig ingevuld. Aan de achterzijde van het bebouwingslint aan de Rennemigstraat zijn flats van drie woonlagen met onderbouw (garages) gerealiseerd. Verder zijn hier ook in een strokenverkaveling woningen in twee bouwlagen gebouwd, halfvrijstaande woningen van twee bouwlagen met een zadeldak en geschakelde bungalows. Bijzonder stedenbouwkundig element vormt het kleine bedrijventerrein Litscherveldweg tussen bebouwingslint en woonstraat.

Ten tweede is tussen de Schelsberg en de Huyn van Rodenbroeckstraat in deze periode een kleine woonbuurt van rond de 75 woningen gerealiseerd. Aan de Huyn van Rodenbroeckstraat zijn deze woningen allemaal in twee bouwlagen gerealiseerd en vrijstaand danwel twee-onder-één kap. Op een enkele woning met plat dak na hebben alle woningen een zadeldak. Aan de Schelsberg verspringt de rooilijn sterk, waardoor sommige woningen over geen voortuin en andere woningen over een diepe voortuin beschikken. De Huyn van Rodenbroeckstraat is aan de zuidzijde doodlopend, waardoor het buurtje een besloten karakter heeft.

Ten derde is aan de westzijde van de Schelsberg, ten noorden van Beersdal, rondom de Van der Scheurstraat een kleine woonbuurt gebouwd. Er zijn voornamelijk rijwoningen gebouwd, bestaande uit twee lagen met een zadeldak. Bij het buurtje is het stedenbouwkundige patroon van het aangrenzende Beersdal niet doorgezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0029.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0030.jpg"  
Ir Mr Dr van Waterschoot van der Grachtstraat   Huyn van Rodenbroeckstraat  

5. Woningbouw na 1980

Er ligt tegen Beersdal nog een drietal kleine woonbuurtjes uit de periode van na 1980. Het eerste betreft het buurtje aan de zuidzijde van de Huisbergerstraat, de Van der Scheurstraat en de Merwedestraat. Het heeft gedeeltelijk een korte strokenverkaveling (3-6 woningen) in één bouwlaag en twee-onder-één kap woningen in twee bouwlagen. Stedenbouwkundig ingekapseld ligt aan de Merwedestraat een basisschool in een ronde vorm en in één bouwlaag.

Tussen Beersdal en het beekdal van de Caumerbeek ligt een ander buurtje, bestaande uit een aantal korte woonstraten: Eemstraat, Reggestraat, Rijnstraat, Gouwestraat en een gedeelte van de Hunzestraat. Het stedenbouwkundige patroon bestaat uit een strokenverkaveling met woningen in twee bouwlagen en afgedekt met een zadeldak.

Aan de Scheldestraat zijn in de jaren negentig van de 20e eeuw als een schil om Beersdal, en op een stedenbouwkundig gestaffelde wijze, seniorenwoningen gerealiseerd. Het zijn wat kleinere moderne woningen met platte daken, variërend in één en twee bouwlagen.

De drie buurtjes sluiten in stedenbouwkundige zin niet optimaal aan op het beschermde stadsgezicht Beersdal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0031.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0032.jpg"  
Van der Scheurstraat   Eemstraat  

6. Woningbouw na 2000

Ten noorden van de Huisbergerstraat en ten zuiden van de voormalige mijnspoordijk ligt de woningbouwlocatie Litscherveld. Het betreft een besloten en nog niet volledig voltooide woonwijk in een hoefijzer vorm: de Schout van Heeckerenring. Hier zijn reeds vrijstaande woningen en twee-onder-één kap woningen gerealiseerd, met platte daken en, op een tweetal woningen van drie lagen na, allemaal in twee bouwlagen. Het wijkje heeft maar één ontsluitingsweg voor autoverkeer.

Omdat voor de afronding van Litscherveld te zijner tijd een apart bestemmingsplan wordt opgesteld, is de buurt samen met het aangrenzende bedrijfsperceel Schelsberg 175-177 buiten het plangebied van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid gehouden.

3.3 Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten via de Schelsberg, de Bokstraat en de Rennemigstraat. Via deze straten wordt het plangebied ook verbonden met het overig gebied van het stadsdeel Heerlerheide. Verder sluiten deze straten aan op de Terhoevenderweg, de Beersdalweg en de Wickraderweg. De Beersdalweg en de Wickraderweg zijn bovendien onderdeel van de Binnenring. Via deze wegen beschikt het plangebied over goede verbindingen met het centrum van Heerlen en met de autoweg N281 en de autosnelweg A76.

De Bokstraat en de Schelsberg zijn enkele jaren geleden heringericht en hebben een profiel bestaande uit een geasfalteerde rijbaan met aan weerszijden een fietsstrook en trottoir. Aan beide zijden van de rijbaan zijn parkeerstroken aangebracht. In de verharde middenberm op de Schelsberg staan op regelmatige afstanden bomen.

Het wegprofiel van de Rennemigstraat is opgebouwd uit een geasfalteerde rijbaan met aan beide zijden fietsstroken en trottoirs. Aan de noordzijde van de weg is tussen de fietsstrook en trottoir een parkeerstrook gerealiseerd. Het materiaalgebruik, het profiel en de monumentale woningen, met de aanwezigheid van voortuinen en open groene plekken, zorgen voor een aantrekkelijk straatbeeld.

De erftoegangswegen van Rennemig en de Litsch worden direct of via korte routes door andere erftoegangswegen op de Rennemigstraat en Schelsberg ontsloten. De woonbuurt Beersdal wordt ontsloten via de IJsselstraat, Rijnstraat en de Scheldestraat op de Schelsberg. De Maasstraat sloot vroeger ook op de Schelsberg aan, maar heeft nu een verkeerskundige knip gekregen en is alleen te gebruiken door voetgangers. Aan de westzijde wordt de wijk nog ontsloten via de Waalstraat op de Huisbergerstraat. Deze straat is van oudsher een doorgaande route. Zowel de Huisbergerstraat als de Scheldestraat vormen voor autoverkeer directe oost-west verbindingen tussen de Schelsberg en de Beersdalweg.

Het stratenpatroon binnen de voormalige mijnkolonie Beersdal wordt vooral gekenmerkt door een rechtlijnig patroon van smalle erftoegangswegen, zonder voetpaden.

Parkeren

De gebiedsontsluitingswegen Rennemigstraat, Schelsberg en de Huisbergerstraat bieden de mogelijkheid voor langsparkeren. Dit geldt ook voor nagenoeg alle erftoegangswegen waarbij het veelal mogelijk is de auto op het eigen terrein te parkeren. Op een aantal plaatsen, aan de noordkant van de Rennemigstraat en de omgeving van de Ir.C. Blankenvoortstraat, is er sprake van enige parkeerdruk. Dit geldt ook voor de westelijke bebouwingsschil die tegen Beersdal aan ligt. Debet hieraan is een smal stratenpatroon en een hoge woondichtheid. Het smalle profiel van erftoegangswegen in het gebied Beersdal (oude mijnwerkerskolonie) biedt niet de mogelijkheid tot parkeren waardoor parkeren op eigen terrein noodzakelijk is.

Paden

Binnen het plangebied zijn relatief weinig paden specifiek voor voetgangers en/of fietsers aanwezig, met uitzondering van de fietspaden/-stroken langs de gebiedsontsluitingswegen. Langs de Schroetebeek en de Caumerbeek zijn paden aangelegd dan wel ontstaan door het gebruik. Verder vormt de Rennemigerveldweg (éénrichtingsweg voor gemotoriseerd verkeer) een aantrekkelijke fiets- en wandelroute.

Openbaar vervoer

De ten westen van het plangebied gelegen Terhoevenderweg en de Beersdalweg maken deel uit van een busverbinding tussen Hoensbroek en Centrum Heerlen (NS station). Over de Bokstraat en de Schelsberg loopt eveneens een busverbinding richting het centrum.

3.4 Functionele structuur

De bebouwing in het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Er komen echter ook diverse andere functies in het plangebied voor, zoals in deze paragraaf beschreven.

3.4.1 Maatschappelijke voorzieningen

Verspreid over het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. In het noorden van het plangebied ligt aan de Litscherveldweg, op een klein bedrijventerrein, een kerkgebouw van Jehova's Getuigen. Aan de Beersdalweg staat de H. Antonius van Padua kerk (1929) en aangrenzend Franciscanenklooster. De kerk is een ontwerp van architect Peutz en gebouwd in het traditionalisme. Aan de Beersdalweg, op de hoek met de Maasstraat, ligt een wat groter gebouw met daarin meerdere maatschappelijke functies gehuisvest (met bijbehorende horeca). In het hart van het plangebied, aan de Merwedestraat, ligt de Frans Postma basisschool.

3.4.2 Bedrijven

Het plangebied heeft verspreid een aantal bedrijven of bedrijfslocaties. In de noordpunt van het plangebied ligt het kleinschalige bedrijventerrein Litscherveldweg. Het terrein is volledig omsloten door woningbouw.

Aan de oostzijde van de Bokstraat, bij de rotonde met de Litscherboord en Hei Grindelweg, staat een tankstation. Aan de Schelsberg liggen verspreid kleine en grotere bedrijfspanden, waaronder een aantal autobedrijven.

Aan de Huisbergerstraat is in het beekdal van de Caumerbeek het gemeentelijk milieupark gesitueerd. Verder is er aan de Beersdalweg (Binnenring) meer grootschalige bedrijvigheid aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0033.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0034.jpg"  
Bedrijventerrein Litscherveldweg   Bedrijf aan Beersdalweg  

3.4.3 Detailhandel

Detailhandel komt verspreid in het plangebied voor. Aan de Rennemigstraat, tussen Litscherboord en de Bokstraat, zijn twee winkels gevestigd. Op de begane grond van de bebouwing aan de Bokstraat komt eveneens detailhandel voor. Langs de Schelsberg komen verspreid detailhandelsvestigingen voor, waarvan enkele grootschalige vestigingen in een cluster tegenover Beersdal.

Centraal in het plangebied ligt tussen de Rennemigerveldweg en de Huisbergerstraat de grootschalige Eurohandelsonderneming (tuincentrum). Op 10 juni 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders aan deze detailhandelsvestiging een ontheffing van het bestemmingsplan verleend. In de ontheffing is het oppervlak van de vestiging vastgelegd. Daarnaast maakt de ontheffing het mogelijk nieuwe bebouwing op te richten (opslagruimte en kantoren) en het terrein beter landschappelijk in te passen. Onderdeel van deze inpassing is de verplaatsing van het parkeerterrein naar de zuidzijde van het terrein, waar ook de nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Huisbergerstraat is aangelegd.

Aangezien de ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de Provinciale Ontwikkelingszone Groen, is met de provincie een natuurcompensatie-overeenkomst afgesloten. Hierin is bepaald dat het perceel grond aan de westzijde (kad. gegevens: gem. Heerlen, sectie C, nr. 5855) tot natuur moet zijn bestemd.

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is de inhoud van de ontheffing, zoals bijvoorbeeld de inrichtingstekening voor het terrein van de Eurohandelsonderneming, samen met de reeds verleende omgevingsvergunning voor de nieuwe bebouwing als uitgangspunt genomen voor de bestemmingsplanregeling. Ook is het betreffende perceel ten westen van het terrein in het kader van de natuurcompensatie-overeenkomst bestemd als Natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0035.png"

Inrichtingstekening Eurohandelsonderneming

3.4.4 Horeca

De aanwezige horeca komt vooral voor in het bebouwingslint aan de Bokstraat. Ook het gedeelte van de Rennemigstraat tussen de Litscherboord en Ir. Mr. Dr. v. Waterschoot vd. Grachtstraat herbergt een horecavestiging in de vorm van een cafetaria. Aan het Beersdalplein ligt op de hoek van de Rijnstraat een horecavoorziening (cafetaria). Het gebouw op de hoek van de Beersdalweg/Maasstraat herbergt naast maatschappelijke functies ook ondergeschikte horeca.

3.4.5 Dienstverlening

Aan de Beersdalweg zijn naast bedrijfspanden en panden met een maatschappelijke functie ook twee kantoorpanden gesitueerd. Aan de Bokstraat en de Schelsberg komen verschillende vormen van dienstverlening voor, variërend van een kapper, fysiopraktijk, schoonheidssalon tot een financieel adviesbureau en een verzekeringskantoor. Het aanbod en diversiteit is kenmerkend voor de stedenbouwkundige context van het oude lint. Tenslotte komen er verspreid over het gehele plangebied aan huis gebonden beroepen voor.

3.4.6 Sport en recreatie

Aan de Huisbergerstraat 300 staat een gymzaal voor binnensporten. Verder komen in het plangebied Heerlerheide Zuid geen sportvoorzieningen voor.

Op het groene Beersdalplein in Beersdal zijn een trapveldje en speeltoestellen aanwezig. De beekdalen van de Caumerbeek en de Schroetebeek worden ook wel recreatief gebruikt.

3.4.7 Agrarisch

Bijzonder element in het stedelijk gebied van Heerlerheide vormen de twee aanwezige agrarische gebieden, beide gelegen binnen het plangebied Heerlerheide Zuid. Het ene gebied grenst aan beide beekdalen en ligt aan de Rennemigerveldweg. Het andere gebied ligt aan de oostzijde van de Schelsberg en loopt tot aan het groevengebied. Beide agrarische gebieden zijn in gebruik als akker.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt aangegeven hoe deze in het bestemmingsplan zijn ingepast.

4.1 Milieueffectrapportage

Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben, kan een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden opgesteld. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald voor welke ontwikkelingen een m.e.r. verplicht is.

Aangezien bestemmingsplan Heerlerheide Zuid de bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het opstellen van een m.e.r. niet van toepassing.

4.2 Akoestiek

Wegverkeer

De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).

Indien echter - zo bepaalt artikel 76 tweede lid onder punt 3. - op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is, dan hoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor de in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

Dit betekent dat bij een actualisatiebestemmingsplan, dat dus niet in nieuwe ontwikkellingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen/terreinen, die waarden niet in acht hoeven te worden genomen. In een zodanige situatie hoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai plaats te vinden.

Railverkeer en industrie

Er is geen sprake van railverkeerslawaai in onderhavig plangebied. Industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is evenmin aan de orde.

4.3 Water

In het kader van de watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevant beleid samengevat.

4.3.1 Europees en Rijksbeleid

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.

Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.


Waterwet

De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.

Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.


Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets

De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder.

In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.


Nationaal Waterplan 2009-2015

Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en Rijksbeleid.

Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan. Gemeenten hebben hierin specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in (zie paragraaf 4.3.2).


Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water

Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw "Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient" uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. De bevindingen van de commissie zijn verwoord in de hedendaagse wetgeving en beleidsnota's. In grote lijnen ligt de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.


Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.

Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:

  • het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken;
  • verbetering van de waterkwaliteit.

4.3.2 Regionaal en gemeentelijk beleid

Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015

Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerkingen vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.


Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.

Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Daarvoor moet het waterschap nog aanzienlijke inspanningen leveren. Voor een belangrijk deel gebeurt dit in de planperiode van dit beheersplan. Bij de waterkeringszorg staat veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.

Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Het waterschap realiseert zich ook ten volle dat een gezond ecosysteem een absolute randvoorwaarde is voor de leefbaarheid maar ook het economisch belangrijke recreatie en toerisme. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.


Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Heerlen 2011-2015

Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het BSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2006-2010.

Het BSW heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode.

Hoofddoelstelling van het BSW is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemel water en overtollig grondwater. Het BSW geeft inzicht in:

  • de mate waarin de doelen uit het GRP 2006-2010 zijn behaald;
  • belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van beleid en plannen;
  • de stand van zaken van de uitvoering;
  • de nog uit te voeren maatregelen met tijdsplanning;
  • de gekozen strategie om het resultaat (uitvoeren maatregelen) te behalen;
  • middelen en de kostendekking.

Door het continu uitvoeren van rioolrenovaties en rioolvervangingen worden de oorspronkelijke functies van het riool, zoals afvoercapaciteit, waterdichtheid en sterkte, hersteld. Voor rioolvervanging gelden de volgende uitgangspunten:

  • riolen met het advies “ingrijpen” waarvan omwonenden in de huidige situatie overlast hebben, binnen één à twee jaar vervangen;
  • riolen met het advies “ingrijpen” vervangen binnen de planperiode; hierbij eerst de achterstallige vervangingen oppakken;
  • bij projecten die worden geïnitieerd door anderen, bijvoorbeeld wegreconstructies, wordt bekeken of meegelift kan worden. Hierbij wordt gelet op de kwaliteit van de riolering en/of te behalen milieuvoordelen (afkoppelen of scheiden van waterstromen).

Ook zet de gemeente in op rioolverbetering. Dit is bedoeld voor het verminderen van de vervuiling vanuit het rioleringsstelsel naar het oppervlaktewater, de zogenaamde emissiereductie en het beperken van wateroverlast door uittredend rioolwater. Daarnaast heeft de gemeente een taak inzake het verbeteren van het hydraulisch functioneren van het rioleringsstelsel ter voorkoming van wateroverlast. Momenteel wordt gewerkt aan het optimaliseren van de asfaltbuffers De Dem en De Vranck (onderdeel van herinrichting Caumerbeek).

Naast de zorgplicht voor de omgang met afvalwater heeft de gemeente de zorg voor de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater van openbaar terrein. Voor hemelwater van bedrijven en particulieren geldt een doelmatige inzamelplicht, voor zover van degene die zich ervan ontdoet (of wil ontdoen) redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.

In het duurzaam stedelijk waterbeheer hanteert de gemeente een afkoppelbeleid: het zoveel mogelijk ontkoppelen van op de riolering aangesloten verhard oppervlak. Dit houdt in dat de afvoer van hemelwater wordt losgekoppeld van die van afvalwater en in het eigen gebied wordt geïnfiltreerd of vastgehouden. Zo wordt schoon hemelwater niet meer met afvalwater naar een zuiveringsinstallatie afgevoerd.

Bij het bepalen van het al dan niet afkoppelen van verhard oppervlak wordt gekeken naar de afkoppelkansenkaart, waarop de bodemgesteldheid en infiltratiecapaciteit staat aangegeven. Verder wordt ook naar het omliggende rioleringsstelsel en de aanwezigheid van oppervlaktewater of groengebieden gekeken. In gebieden waar reeds geïnvesteerd is in waterkwaliteitsverbeteringen, zoals het aanleggen van bergbezinkbassins, wordt afkoppelen enkel gebruikt om extra hydraulische capaciteit te verkrijgen om in te spelen op toekomstige klimaatsverandering.

4.3.3 Plangebied

Algemeen

De maaiveldhoogtes in het bestemmingsplan variëren van ca. 77 m +NAP in het westen tot ca. 108 m +NAP in het oosten. Ten oosten zijn enkele oppervlaktewateren aanwezig, welke ontstaan zijn als gevolg van zandwinning en bruinkoolwinning. Aan de westzijde van het plangebied stroomt de middenloop van de Caumerbeek van zuid naar noord. De Schroetebeek doorkruist het gebied van oost naar west, waarbij deze uitmondt in de Caumerbeek onder aan de Rennemigstraat. Beide beekdalen liggen in een voornamelijk onbebouwde omgeving.


Bodemgesteldheid

Uit de oppervlaktekaart van de Rijks Geologische Dienst is af te leiden dat de bodem grotendeels uit zandige leem bestaat. In de beekdalen zijn daarnaast beekafzettingen, in de vorm van klei en grind, aanwezig. Gegevens uit het DINO loket bevestigen dit. Meer in detail is de bodemopbouw als volgt:

Diepte (-maaiveld)   Bodemsamenstelling  
0-3 meter   Leem / klei  
3 meter en dieper   Fijn zand afwisselend met klei- en grindafzettingen  

Geohydrologie en grondwater

De oostzijde van het plangebied wordt begrensd door de Heerlerheidebreuk. Binnen het plangebied domineren daardoor met name de slecht doorlatende formaties van Rupel en Tongeren (+Goudsberg). Pas op ca. 80 m-maaiveld treffen we het eerste en enige watervoerende pakket aan. Dit betreft de kalksteenformatie van Maastricht. formatie kenmerkt zich door wit fijn zand met enkele bruinkoollaagjes.


Het grondwater stroomt in noordwestelijke richting waarbij de stijghoogte varieert van ca. 89 m +NAP in het zuidoosten tot 77 m +NAP in het noordwesten. In en om de beekdalen resulteert dit in een grondwaterstand tot ca. 1 m-maaveld. Elders in het plangebied is het grondwater dieper gelegen, plaatselijk tot wel 15 m-maaiveld op de kop van de Schelsberg.

Waterbelangen

Binnen het plangebied zijn de primaire watergangen (overkluisde) Caumerbeek en Schroetebeek gelegen. Verder liggen in de beekdalen enkele hemelwaterbuffers van het waterschap inclusief bijbehorende kunstwerken. De Schroetebeek is ter hoogte van de wegkruising met de Bokstraat overkluisd.

Riolering

Het gehele bestemmingsplangebied is hoofdzakelijk voorzien van een gemengd rioleringssysteem. Ter plaatse van de Schelsberg, Bokstraat, Scheldestraat, Rennemigerveldweg is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd. In de uitbreiding Litscherveld ligt een gescheiden rioolstelsel met afwatering naar een buffer nabij de Schroetebeek. Daarnaast wateren onder andere de buitenplanse industriegebieden aan de Wijngaardsweg en de Autoboulevard af naar het Caumerbeekbeekdal (ter hoogte van Rennemigerveld). Een klein deel van het gemengde rioolwater wordt samen met het gemengde water uit Heksenberg, tijdens hevige buien in het bergbezinkbassin Schelsberg opgevangen en verwerkt. Het overige gemengde water is aangesloten op de Caumerbeek.

Verder ligt naast de Schroetebeek de rioolwatertransportleiding "Schroetebeek Heerlen (51.55)", in beheer en onderhoud bij het Waterschapsbedrijf Limburg. Het betreft een vrijvervalriool met een inwendige diameter van 700 mm.

4.3.4 Herinrichting Caumerbeek

Onder de noemer 'Caumerbeek, zichtbaar natuurlijk' werken de gemeente Heerlen en Waterschap Roer en Overmaas samen aan het openmaken van de Caumerbeek in Heerlen en Hoensbroek. De totale lengte is ongeveer 8 kilometer. De Caumerbeek wordt daarmee weer zichtbaar in Hoensbroek, Rennemig, Beersdal en Palemig.

In de jaren '60 van de vorige eeuw is de Caumerbeek overkluisd (=in een betonnen koker gelegd). Dat gebeurde toen, omdat de waterkwaliteit erg slecht was. De beek voerde spoelwater uit de mijnen af. En ook rioolwater stroomde door de koker. Dat laatste blijft zo, maar het schone water van de Caumerbeek mag vrij stromen.

Door het openmaken van de Caumerbeek (ontkluizen) wordt gewerkt aan:

  • 1. Betere waterkwaliteit in de Caumerbeek en Geleenbeek
  • 2. Betere werking van de rioolwaterzuivering
  • 3. Flora en fauna stimuleren
  • 4. Gebied toegankelijker maken voor recreanten.


Ad 1. Betere waterkwaliteit in de Caumerbeek en Geleenbeek

De Caumerbeek slingerde vroeger door de mijnstad Heerlen en is een zeer belangrijke beek voor Heerlen. Plaatselijk krijgt de beek het karakter van een slingerend (bos-)beekje, of, waar de beperkte ruimte dit vereist, een stedelijke, vastgelegde beek. De Caumerbeek voert bij regenbuien meer water af dan de basisafvoer. Dit leidt tot wisselende stroomsnelheden nabij de oever en de bodem wat resulteert in een wisseling in erosie en sedimentatie. Deze variaties in de stroomsnelheid en stromingsrichting zorgen ervoor dat er allerlei kleine leefgebieden ontstaan.


Ad 2. Betere werking van de rioolwaterzuivering

Door de aanleg van de bergbezinkbassins en regenwaterbuffers wordt de belasting op de Caumerbeek vanuit riool overstorten beperkt gehouden. De nieuwe bergbezinkbassins lozen in de groene buffers, zodat directe lozingen van grote waterhoeveelheden op de beek beperkt blijven. Er komt minder schoon water in het riool terecht. Dit verbetert de werking van de rioolwaterzuivering Hoensbroek. Er hoeft minder water gezuiverd te worden.


Ad 3. Flora en fauna stimuleren

Tot 2011 stroomde de Caumerbeek ondergronds door de koker. Het ontkluizen van de beek geeft een grote impuls aan de natuurwaarden in het gebied. Hoofdzakelijk zal de beek een breed profiel hebben, met bloemrijke grasoevers, waarbij de buffers zoveel mogelijk in dit brede dal geïntegreerd worden. Op diverse plaatsen wordt de beek gevoed vanuit bron- of kwelzones, waardoor de basisafvoer van de Caumerbeek op den duur bestaat uit water van relatief hoge kwaliteit.


Ad 4. Gebied toegankelijker maken voor recreanten

Door de aanleg van fiets-, wandel- en struinpaden is het straks een aantrekkelijke plek om te recreëren.


Met het project is in 2010 aangevangen. De Caumerbeek rondom Kasteel Hoensbroek was de eerste fase van het project. Hierna wordt stroomopwaarts verder gewerkt in Rennemig, Beersdal tot in Palemig. Als alles volgens plan verloopt, is het totale traject klaar in 2015.

4.3.5 Regeling bestemmingsplan

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid worden de waterbelangen gerespecteerd. Uitgangspunt voor de bestemmingsplanregeling is dat de huidige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied in stand kan blijven en wordt beschermd tegen ontwikkelingen met een negatief effect.

De elementen die voor de waterhuishouding een belangrijke functie vervullen zijn primair bestemd als Water. Het gaat hierbij om de (nieuwe loop van de) Caumerbeek en de Schroetebeek. Ook de regenwaterbuffer Köpkesmolen is in zijn geheel bestemd als Water. Daarbij is aan weerszijden van de bestemming Water een zone van 5 meter beschermd met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie. De regenwaterbuffer in de Schroetebeek (ter hoogte van de Litscherboord) is beschermd met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging.

De koker van de overkluisde Caumerbeek blijft behouden en is ter bescherming specifiek aangeduid op de verbeelding. Verder is de rioolwatertransportleiding langs de Schroetebeek beschermd door middel van de dubbelbestemming Leiding-Riool.

4.4 Bodem

Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegd gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.

4.4.1 Beleidskader

Bodembeleidsplan

Voor de gemeente Heerlen is sinds 1 januari 2011 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Daarom kan volstaan worden met een globale toets van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem op knelpunten en middels de bodemkwaliteitskaart. Bij toekomstige ontwikkelingen in deze gebieden zal beoordeeld worden of een bodemonderzoek uitgevoerd moet worden.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. Op 5 juli 2011 is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen vastgesteld. Heerlen heeft gekozen voor een zogenaamd gebiedsspecifiek beleid. Op basis van dit beleid zijn Lokale maximale waarden opgesteld. De gemiddelde kwaliteit van de bodem is ingedeeld in drie algemene categorieën te weten: industrie, wonen en achtergrondwaarde. Voor gebieden waar lokale maximale waarden zijn opgesteld gelden de benamingen uit de algemene categorieën niet meer.

4.4.2 Plangebied

Bodemkwaliteitskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0036.png"

Kwaliteit en functie

De gemiddelde kwaliteit van de bodem in het plangebied kan op basis van de bodemkwaliteitskaart als volgt beschreven worden:

  • Voor de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) van het gebied is een Lokale maximale waarde voor PAK van 11,2 mg/kg ds vastgesteld.
  • De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) van het hele plangebied heeft de gemiddelde kwaliteit "wonen".
  • Het hele plangebied heeft als bodemfunctie "wonen" met als uitzondering het tracé van het voormalige mijnspoor (op bovenstaande kaart afgebeeld in donkergroen) dat de bodemfunctie "industrie" heeft.


Knelpunten

Een uitgevoerde globale inventarisatie heeft geen knelpunten aangetoond.


Conclusie

Voor wat betreft bodemaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen actualisering.

4.5 Natuurwaarden

4.5.1 Gebiedsbescherming: Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet 1998

De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Nederland zijn meer dan 160 natuurgebieden aangewezen. Deze liggen allemaal binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Oorspronkelijk zijn deze gebieden aangewezen als Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Al deze gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van planten- en diersoorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.


In Nederland zijn de Europese regels voor gebiedsbescherming vertaald in de Natuurbeschermingswet. De Minister van Economie, Landbouw & Innovatie (EL&I) wijst de gebieden aan. In dat traject kunnen provincies, gemeenten, eigenaren en gebruikers van het aan te wijzen gebied hun zienswijze kenbaar maken. In het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied wordt de exacte ligging aangegeven, evenals de soorten en habitattypen die in het gebied moeten worden beschermd.


Het plangebied Heerlerheide Zuid ligt in de nabijheid van Natura 2000-gebied Brunssummerheide en deelgebied Terworm van Natura 2000-gebied Geleenbeekdal. Voorgenomen ruimtelijke ingrepen in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten - in principe en afhankelijk van de aard van de ingreep - worden getoetst op hun mogelijke effect op het gebied. De uitkomst van deze zogenaamde Voortoets/Habitattoets dient te worden kortgesloten met de provincie Limburg. Aangezien onderhavig bestemmingsplan niet voorziet in ontwikkelingen is een dergelijke toets niet nodig.

4.5.2 Soortenbescherming: Flora- en Faunawet

Het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in de Flora- en Faunawet. Deze wet kent een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dat betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn (nalaten tot) handelen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden, verplicht is dit achterwege te laten. Men dient alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden verwacht om nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.


Verder dient in geval van een voorgenomen ingreep tijdig vooraf te worden nagegaan of zich (mogelijk) strenger beschermde soorten in het gebied bevinden, of en welk effect de ingreep heeft op deze soorten, of mitigerende danwel compenserende maatregelen moeten worden genomen en of bij het Ministerie van EL&I ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd.

Bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is conserverend van aard en heeft daarom geen negatieve effecten op aanwezige soorten in het plangebied.

4.5.3 Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG)

De EHS en de POG vormen samen de ecologische structuur van Limburg. De EHS is het strengste beschermingsregime. Hier geldt het 'nee, tenzij-principe'. Dat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan, tenzij geen alternatieve locatie voorhanden is of sprake is van groot maatschappelijk belang. Hierover dient nauw overleg plaats te vinden met de provincie Limburg. Binnen de POG geldt het beschermingsregime 'ja, mits', wat betekent dat ruimtelijke ingrepen zijn toegestaan mits in afdoende mate mitigatie en/of compensatie van natuurwaarden plaatsvindt. Ook hierover dienen afspraken te worden gemaakt met de provincie.


Binnen het plangebied Heerlerheide Zuid bevindt zich een POG-gebied met de status 'ecologische verbindingszone'. Dit betekent dat over voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in dat gebied (maar ook in de rest van het plangebied in verband met externe werking) in overleg moet worden getreden met de provincie Limburg.

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is de door de provincie aangewezen ecologische verbindingszone bestemd als Groen - Landschappelijk en Agrarisch, waarmee voorkomen wordt dat hier ontwikkelingen met een negatief effect op de natuurwaarden kunnen plaatsvinden. Het perceel ten westen van de Eurohandelsonderneming heeft de bestemming Natuur gekregen, wat het gevolg is van de afgesloten natuurcompensatie-overeenkomst met de provincie (zie ook paragraaf 3.4.3).

4.6 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan onderzoek moet plaatsvinden naar de luchtkwaliteit van de omgeving. Het actualisatiebestemmingsplan Heerlerheide Zuid maakt echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor een luchtonderzoek nodig is.

Er kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Landelijk beleidskader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.


In de landelijke regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water.

Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens tegenwoordig ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.


De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en beschikbare gegevens is deze beperkt of ruim van opzet.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.'

Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Met het invloedsgebied wordt gedoeld op het gebied waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Het invloedsgebied van een risicobron is soms vastgelegd in de wet. In de andere gevallen kan het worden berekend aan de hand van vastgelegde rekenregels.

De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per ruimtelijk plan beoordeeld.

Externe veiligheid inrichtingen

Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is opgenomen in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi). Ter uitvoering van het Bevi geldt de 'Regeling externe veiligheid inrichtingen' (Revi). Hierin zijn aan te houden afstanden opgenomen voor zogenaamde categoriale inrichtingen. Daarnaast zijn in het Revi regels opgenomen voor de berekening van de aan te houden afstanden voor de niet-categoriale inrichtingen.


Externe veiligheid transport

Het beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, via het spoor en via het water staat beschreven in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRnvgs). Deze circulaire is de voorloper van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev).

In het Btev wordt het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' verankerd. Het primaire doel van dit basisnet is het creëren van een plafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen. Aan de hand van deze maximale vervoerstromen van gevaarlijke stoffen kunnen de externe veiligheidsrisico's worden bepaald.


Externe veiligheid en vuurwerk

Het Vuurwerkbesluit reguleert handelingen met vuurwerk. Dit betreft de vervaardiging/assemblage, verhandeling, in- en uitvoer, opslag, bewerken en afsteken van zowel professioneel als consumentenvuurwerk. Doel hiervan is een betere waarborging voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die deze handelingen met vuurwerk kunnen veroorzaken. De afstanden tot kwetsbare objecten zijn gebaseerd op de te verwachten effecten bij een calamiteit. Dit zijn vaste afstanden. Dit wijkt af van de risicobenadering bij de omgang met andere gevaarlijke stoffen.

4.7.2 Gemeentelijk beleidskader

In de nota 'Beleid externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente Heerlen het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot een gebiedsgerichte aanpak van externe veiligheid en het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Dit beleid kan worden doorgevoerd in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.


Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moet worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.

4.7.3 Beoordeling plaatsgebonden risico en groepsrisico

In en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die in het kader van externe veiligheid een risico opleveren. Ook liggen er in en in de directe nabijheid van het plangebied geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen en bevinden er zich geen vervoersassen van gevaarlijke stoffen. Het plangebied valt dan ook niet binnen een plaatsgebonden risicocontour en tevens niet binnen een invloedsgebied voor het groepsrisico.

4.7.4 Conclusie

Bij de totstandkoming van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is op voldoende wijze rekening gehouden met de externe veiligheid. De vaststelling van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door externe veiligheidsaspecten.

4.8 Technische infrastructuur

Er zijn verschillende technische voorzieningen op planologisch niveau van belang. Zo bevinden zich binnen het plangebied van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid de volgende elementen:

  • hoogspanningsleiding
  • straalpad
  • rioolwatertransportleiding Schroetebeek
  • twee bergbezinkbassins: één in de Caumerbeek en één in de Schroetebeek ((t.h.v. de Bokstraat).

Alle technische voorzieningen zijn in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid met een specifieke regeling opgenomen, zodat toekomstige ontwikkelingen geen nadelig effect hebben op het functioneren van de voorzieningen.

4.9 Bedrijfshinder

Hoewel het plangebied overwegend een woongebied is, zijn er eveneens diverse bedrijven gevestigd. Concentraties van bedrijven bevinden zich op/aan de Litscherveldweg, Schelsberg en Beersdalweg. Daarnaast vormt het milieupark aan de Huisbergerstraat een groter bedrijfsperceel, solitair gelegen aan de rand van het groene beekdal van de Caumerbeek.

Veruit de meeste bedrijven in het plangebied vallen onder milieucategorie 1 of 2 (conform de categorie-indeling in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'). Vijf bedrijven behoren tot categorie 3.1 en één tot 3.2.

Uitgangspunt voor bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is dat de bestaande bedrijven hun activiteiten kunnen blijven voortzetten. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een goed woon- en leefklimaat voor nabij gelegen woningen, zodat moet worden voorkomen dat een verandering van bedrijfsactiviteiten hinder gaat opleveren.

Aangezien het plangebied Heerlerheide Zuid overwegend een woongebied is, is het vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat wenselijk de bedrijfsactiviteiten op alle huidige bedrijfspercelen in het plangebied te beperken tot milieucategorie 2. Bedrijfsactiviteiten tot deze categorie worden conform de actuele inzichten algemeen aanvaardbaar geacht in een woongebied. Bedrijven van categorie 3.1 en hoger horen thuis op de grotere bedrijventerreinen in de gemeente. Waar momenteel binnen het plangebied Heerlerheide Zuid bedrijvigheid van deze zwaardere categorieën is gevestigd, is deze in het bestemmingsplan per perceel specifiek toegestaan. Uit onderzoek is gebleken dat er momenteel geen problemen bestaan om de activiteiten van deze bedrijven op hun huidige locatie te kunnen laten voortzetten.

Op een aantal locaties is sprake van een bedrijfsbestemming, maar is niet langer een bedrijf gevestigd. Wel is er nog een (bedrijfs)woning in gebruik. Gezien de ligging van deze betreffende percelen in een woongebied, is een omzetting naar een woonbestemming een wenselijke ontwikkeling. Voorwaarde hierbij is wel dat er geen sprake is van een toename van het aantal woningen. Een andere belangrijke voorwaarde is dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de woonfunctie. Om de wijziging naar een woonbestemming op termijn mogelijk te maken is binnen de bestemming Bedrijf een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Voor het groene gebied rondom het milieupark, omsloten door het Caumerbeekdal, Huisbergerstraat en Beersdalweg, gold oorspronkelijk de bestemming Industrie. Afgezien van een kleinschalige uitbreiding van het milieupark (aan de zuidzijde en parallel aan de toegangsweg) is het niet langer wenselijk de rest van dit gebied te ontwikkelen als bedrijventerrein. Hier is dan ook voor de bestemmingsplanregeling niet uitgegaan van de vigerende situatie, maar de feitelijke situatie. Dit betekent dat de bestemming Groen - Landschappelijk is toegekend en daarmee een groene buffer tussen het milieupark en de woningen en maatschappelijke voorzieningen aan de Beersdalweg gewaarborgd is.

Naar aanleiding van een ingediende zienswijze is besloten een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor het gebied tussen de bedrijfspercelen Beersdalweg 70 en Beersdalweg 84. Hiermee kan onder voorwaarden de bestemming Groen - Landschappelijk worden gewijzigd in de bestemming Bedrijf. Belangrijk uitgangspunt voor de mogelijke toekomstige wijziging is dat het terrein landschappelijk goed wordt ingepast en het gebied vanaf de Beersdalweg een groen aanzicht blijft houden.

Voor bedrijvigheid die qua aard en omvang ondergeschikt is aan de woonfunctie, en daardoor als bedrijf aan huis kan worden aangemerkt, is in de regeling van de bestemming Wonen een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden (conform de gemeentelijke beleidsregel 'Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving') bij de woning bedrijfsactiviteiten uit te voeren.

4.10 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe het Rijk, provincies en gemeenten bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De gemeenten zijn in deze wet tot bevoegd gezag aangewezen en dienen de archeologische belangen op een goede manier te verweven in het ruimtelijk beleid.

4.10.1 Gemeentelijk beleid

In dit kader heeft een archeologisch onderzoeksbureau voor heel Parkstad Limburg een archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart opgesteld, die door de gemeenteraad op 23 september 2008 is vastgesteld. In 2013 is deze kaart geactualiseerd en zijn hierin tevens de onderzoekbevindingen van de afgelopen jaren verwerkt. Op 1 oktober 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde 'archeologische verwachtings- en beleidskaart Heerlen' en de daarbij behorende nieuwe ondergrenzen voor de archeologische onderzoeksplicht vastgesteld.

Het doel van de archeologische verwachtings- en beleidskaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en het daaraan koppelen van een onderzoeksplicht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.

In de kaart worden de volgende zes categorieën onderscheiden.


Categorie 1: beschermde Rijksmonumenten

Voor werkzaamheden is hier altijd een vergunning volgens de Monumentenwet 1988 vereist.


Categorie 2: gebieden van zeer hoge waarde en de historische dorpskernen

Voor deze gebieden is voor de oppervlakte het wettelijk minimum van 100 m2 genomen. Projecten die over een groter oppervlak de bodem verstoren zijn onderzoeksplichtig. De monumentenwet geeft geen minimum voor de diepte van verstoring. Voor de gemeente Heerlen is voorgesteld geen onderzoeksplicht op te leggen voor werkzaamheden minder dan 40 cm diep.


Categorie 3 en 4: gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde

Voor deze gebieden zijn de ondergrenzen nog verder verruimd (respectievelijk 250 m2 en 2500 m2 oppervlakte, bij meer dan 40 cm diepte). Hierdoor zijn alleen de grotere projecten onderzoeksplichtig en geldt voor de meeste kleinere (particuliere) vergunningaanvragen geen onderzoeksplicht.


Categorie 5: gebieden met een lage verwachtingswaarde

In gebieden met een lage trefkans, geldt alleen voor grotere projecten (10.000 m2 en meer dan 40 cm diepte) een onderzoeksplicht.


Categorie 6: gebieden zonder verwachtingswaarde

In deze gebieden geldt geen onderzoeksplicht.


In het algemeen geldt dat een ontheffing van de onderzoeksplicht mogelijk is wanneer blijkt (na archeologisch advies van een gekwalificeerde archeoloog) dat het project een gering risico vormt voor het "bodemarchief".

4.10.2 Plangebied

Binnen het plangebied Heerlerheide Zuid is op de archeologische waardenkaart aan het grootste gedeelte van het bebouwd gebied een lage archeologische verwachtingswaarde (cat. 5) toegekend. Enkele delen van het bebouwd gebied vormen hierop een uitzondering, hier is aanleiding geweest om een hoge verwachtingswaarde (cat. 3) toe te kennen. Het betreft hier gebieden aan de Bokstraat, Schelsberg en langs de Beersdalweg. De percelen aan de Beersdalweg vallen binnen de archeologische zone rondom het beekdal van de Caumerbeek. In het zuidoosten van het plangebied valt een klein deel binnen een gebied met een zeer hoge verwachtingswaarde (cat. 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0037.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0038.png"

Uitsnede archeologische waardenkaart  

In het bestemmingsplan Heerlerheide Zuid zijn de verschillende voorkomende archeologische waarden vertaald in een beschermende regeling. Dit is gedaan door voor elke categorie een overeenkomstige dubbelbestemming Waarde - Archeologie op te nemen. De dubbelbestemmingen verschillen onderling in de ondergrenzen voor de onderzoeksplicht die geldt bij toekomstige ontwikkelingen.

Overigens wordt met bestemmingsplan Heerlerheide Zuid de bestaande situatie vastgelegd en zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die tot bodemingrepen leiden. Archeologisch onderzoek voor dit bestemmingsplan is dan ook niet noodzakelijk.

4.11 Cultuurhistorie

Zoals al in Hoofdstuk 3 is beschreven kent het plangebied een rijke geschiedenis, met name bepaald door de (inmiddels weer volledig verdwenen) mijnbouwactiviteiten. Resultaat van deze periode zijn twee bijzondere mijnwerkerskoloniën: Beersdal en Rennemig. Ook is er een gebouw aangewezen als monument.

4.11.1 Beersdal

De mijnwerkerskolonie Beersdal kent een sterke stedenbouwkundige structuur, die nog goed intact is gebleven. Mede om deze reden is de buurt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2008 aangewezen als beschermd stadsgezicht. De consequentie hiervan is dat er in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid voor de buurt een beschermende regeling is opgenomen, die waarborgt dat de kwaliteiten van de buurt, zoals benoemd in het aanwijzingsbesluit van de Rijksdienst, niet kunnen worden aangetast. Dit is gedaan door het toekennen van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht.

Uitbreidingskaders

De oorspronkelijke woningen in Beersdal zijn klein van opzet. De beschermende regeling die nu voor Beersdal is opgenomen, moet niet de bestaande situatie volledig 'bevriezen'. Uitbreidingsruimte voor de woningen moet geboden blijven worden, om de woningen ook de komende jaren aantrekkelijk te houden en te kunnen aanpassen naar de huidige woonwensen. Dit is in de loop van de tijd al door diverse bewoners gedaan, zodat inmiddels in de buurt een grote verscheidenheid aan uitbreidingen en bijgebouwen voorkomt.

Eenduidigheid in de uitbreidingen van de woningen is gewenst. Daarom is voor Beersdal een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat is opgenomen als Bijlage 1. Dit plan heeft als doel de kwaliteit en karakteristiek van de buurt te beschermen, te versterken en waar mogelijk aantastingen te herstellen door het stellen van heldere kaders. Daarbij wordt met name gelet op het veiligstellen en herstellen van historisch relevante elementen, maar er wordt ook aandacht besteed aan de leefkwaliteit in de huidige tijdsgeest.

Op basis van een uitgebreide analyse van de (ontwikkeling van de) woningen is onder meer bepaald hoe uitbreidingen van de woningen het best vormgegeven kunnen worden. Hieraan hebben twee belangrijke uitgangspunten ten grondslag gelegen:

  • 1. de oorspronkelijke woning moet duidelijk als hoofdmassa herkenbaar blijven;
  • 2. tussen de bouwblokken moet een open ruimte behouden blijven.

Deze uitgangspunten zijn weergegeven in onderstaand streefbeeld, zoals ook opgenomen in het beeldkwaliteitplan. Met de realisatie van het streefbeeld, dat gedurende de tijd via afzonderlijke particuliere initiatieven moet plaatsvinden, zal het oorspronkelijke karakter van een tuindorp terugkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0039.png"

Streefbeeld 

Vertaling in bestemmingsplan

De ruimtelijke kaders van het beeldkwaliteitplan zijn ingepast in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid. Dit is zo consequent mogelijk aangepakt, echter voor enkele percelen is maatwerk toegepast in verband met hun specifieke ligging.

Dit betekent concreet dat voor de meeste percelen het hoofdgebouw en bouwvlak in bovenstaand streefbeeld zijn vertaald in de bestemming Wonen - Beersdal, met een bouwvlak met hoogte-aanduidingen voor de verschillende bouwdelen. Het overig gedeelte van elk perceel heeft de bestemming Tuin - Beersdal gekregen. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan. Bestaande uitbreidingen en bijgebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van bestemmingsplan Heerlerheide Zuid, mogen op basis van overgangsrecht blijven staan. Wijzigingen mogen ook nog worden doorgevoerd, echter na sloop mogen binnen de bestemming Tuin - Beersdal niet opnieuw (bij)gebouwen worden opgericht.

De erfafscheiding mag voor de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw maximaal 1,0 meter hoog worden, om het hoofdgebouw beter tot uitdrukking te laten komen. Privacy is echter ook belangrijk, daarom zijn op het overig gedeelte van elk perceel erfafscheidingen tot 2,0 meter hoog toegestaan. Dit is geregeld door middel van de aanduiding 'erf'.

Architectonische criteria

Behalve ruimtelijke kaders bevat het beeldkwaliteitplan ook architectonische criteria. Zo zijn eisen opgenomen ten aanzien van kleur en materiaalgebruik van de bebouwing. Ook voor de uitvoering van de erfafscheidingen zijn eisen opgenomen. Al deze architectonische criteria horen thuis in de gemeentelijke Nota ruimtelijke kwaliteit, zodat het beeldkwaliteitplan als onderdeel van deze Nota is vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan heeft hierdoor een formele status gekregen en dient bij elke aanvraag van een omgevingsvergunning als toetsingskader.

4.11.2 Rennemig

De mijnwerkerskolonie Rennemig, aan de Rennemigstraat, is in de gemeentelijke inventarisatie en selectie van stadsgezichten (zoals vastgesteld bij collegebesluit van 28 augustus 2012) beoordeeld als een gebied dat in een bestemmingsplan beschermd dient te worden. De buurt is echter niet aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Volgens de inventarisatie verkeert de stedenbouwkundige structuur van Rennemig nog in authentieke staat. De afzonderlijke woningen zijn in hun oorspronkelijke karakter aangetast door verbouwingen, maar de onderlinge samenhang is bewaard gebleven. De beambtenwoningen zijn grotendeels goed geconserveerd.

In bestemmingsplan Heerlerheide Zuid is ingezet op behoud van de stedenbouwkundige structuur. Hierbij zijn de bestaande woningen strak vastgelegd, door middel van bouwvlakken strak om de gevels en een maximale goot- en bouwhoogte van 5 respectievelijk 8 meter voor de stedenbouwkundige hoofdmassa van de woning. Daarnaast is voor de gehele buurt de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen, zodat bij de toetsing van toekomstige aanvragen voor omgevingsvergunningen het behoud van de cultuurhistorische waarde voorop staat.

4.11.3 Monumenten

Behalve de cultuurhistorisch waardevolle buurten Beersdal en Rennemig, komt er in het plangebied ook een monument voor. Het betreft een rijksmonument aan de Beersdalweg 62, omschreven als 'kerk H. Antonius van Padua, pastorie, klooster'.

Het rijksmonument wordt reeds beschermd door de monumentenwet Zodoende hoeft er in bestemmingsplan Heerlerheide Zuid geen beschermende regeling te worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0040.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020300W000001-0401_0041.jpg"  
Kerk H. Antonius van Padua   Klooster  

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

Dit hoofdstuk beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan Heerlerheide Zuid.

5.1 Inleiding

Bestemmingsplan Heerlerheide Zuid bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van voorliggende toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. De verbeelding is getekend op een actuele digitale ondergrond, samengesteld uit de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie; GBKN) en kadastrale begrenzingen.

De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Het bestemmingsplan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Voor de opzet en inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij het sjabloon regels dat onderdeel uit maakt van het Handboek ruimtelijke plannen van de gemeente Heerlen.

5.2 Opbouw van de regels

De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In de begrippen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels én die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven over hoe gemeten moet worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.


De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden.

Hierna volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij behorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.


Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder vrijstelling wordt verleend.

Het gaat hier om afwijkingbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.


Afwijken van de gebruiksregels

Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden.

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer bepaalde gebouwen en
bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.


Algemene bouwregels

Met de algemene bouwregels wordt de bouw van bepaalde bouwwerken geregeld, die zijn toegestaan (of uitgesloten) binnen alle bestemmingen, voor zover daar per bestemming geen specifieke bouwregels voor zijn opgesteld. Ook is de aanvullende werking van de bouwverordening aangegeven.


Algemene gebruiksregels

In deze bepaling wordt aangegeven wat in ieder geval onder strijdig gebruik wordt verstaan. De specifieke gebruiksregel, zoals deze kan worden opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen, is aanvullend op de algemene gebruiksregel van het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze vallen samen met diverse bestemmingen, maar zijn niet aan te merken als dubbelbestemming.


Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.

Specifieke, op de bestemmingen gerichte, afwijkingen zijn reeds opgenomen onder de betreffende bestemming.

De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een gedeelte van het plan te wijzigen ten behoeve van (geringe) wijziging van bestemmingsgrenzen op perceelsniveau of de vestiging van een seksinrichting. Per wijziging zijn voorwaarden opgenomen waaraan de wijziging moet voldoen.

Overige regels

Dit sublid geeft aan hoe andere wettelijke bepalingen, waarnaar is verwezen in de regels, dienen te worden geïnterpreteerd

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsbepalingen

In deze bepalingen wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.


Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het bestemmingsplan.

5.3 Toelichting van de bestemmingsregels

Deze paragraaf beschijft hoe de verschillende bestemmingen in het plangebied zijn toegekend.

5.3.1 Agrarisch

De bestemming Agrarisch is toegekend aan de agrarische percelen aan de Rennemigerveldweg en de Schelsberg. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

5.3.2 Bedrijf

Voor de bedrijfspercelen in het plangebied is de bestemming Bedrijf opgenomen. Standaard kunnen hier bedrijven tot en met milieucategorie 2 gevestigd worden. Voor bestaande aanwezige bedrijven van een zwaardere milieucategorie is per perceel een bijpassende aanduiding opgenomen ('bedrijf van categorie ...'). Zie ook de toelichting in paragraaf 4.9.

In de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alle toegestane bedrijven van milieucategorie 1 en 2 en de bestaande zwaardere bedrijven opgenomen. De lijst vormt bij een verandering van bedrijfsactiviteiten op een perceel een eerste planologisch toetsingskader. Verder zijn binnen deze bestemming diverse functieaanduidingen opgenomen voor de andere aanwezige functies, onder andere voor de grootschalige detailhandel aan de Schelsberg (zie ook paragraaf 2.3.6) en de cultuurwerkplaats aan de Schelsberg 94.

Verder is binnen deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, om voor de percelen waar een bedrijfswoning is toegestaan een wijziging naar een woonbestemming mogelijk te maken. Dit is toegelicht in paragraaf 4.9.

5.3.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

De grotere nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn apart bestemd met de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening.

5.3.4 Detailhandel

De enkele grotere detailhandelsvestigingen in het plangebied zijn bestemd als Detailhandel. Met de aanduiding 'tuincentrum' zijn de toegestane verkoopactiviteiten van de Eurohandelsonderneming nader gespecificeerd (zie ook paragraaf 2.3.6).

5.3.5 Dienstverlening

Het enige perceel in het plangebied waar sprake is van een dienstverlenende instelling als hoofdfunctie, aan de Schelsberg 111-113, heeft de bestemming Dienstverlening gekregen.

5.3.6 Groen

De bestemming Groen is toegekend aan het openbaar groen, waaronder het structuurbepalende groen in de buurten.

5.3.7 Groen - Landschappelijk

Voor het landschappelijk waardevolle groengebied rondom de beekdalen van de Caumerbeek en de Schroetebeek is de bestemming Groen - Landschappelijk opgenomen. Deze bestemming is inhoudelijk hetzelfde als de bestemming Groen, met als enige verschil dat hierin geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan. Voor de volkstuinen aan de Hunzestraat en het bergbezinkbassin aan de Bokstraat zijn functieaanduidingen opgenomen. Verder is de koker van de overkluisde Caumerbeek specifiek aangeduid.

Voor het gebied tussen de percelen Beersdalweg 70 en Beersdalweg 84 is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' opgenomen, waarmee onder voorwaarden de bestemming Groen - Landschappelijk kan worden gewijzigd in de bestemming Bedrijf. De begrenzing van het wijzigingsgebied is zodanig gekozen dat aan de voorzijde de groenstrook aan de Beersdalweg met de markante bomenrij behouden blijft en aan de achterzijde wordt aangesloten op de achterste perceelsgrenzen van de bestaande bedrijven.

5.3.8 Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied, waarvan de meeste zijn gesitueerd langs de Beersdalweg, hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen. Behalve de huidige functie, zijn er ook andere maatschappelijke functies toegestaan. Voor het pand aan de Beersdalweg 110/Maasstraat 10 is de aanduiding 'verenigingsleven' opgenomen, dat de huidige aanwezige horeca en kegelbaan, gerelateerd aan de maatschappelijke voorzieningen, regelt.

5.3.9 Natuur

Als gevolg van de afgesloten natuurcompensatie-overeenkomst met de provincie heeft het perceel ten westen van de Eurohandelsonderneming de bestemming Natuur gekregen. Ter bescherming van de natuurwaarden is voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning noodzakelijk.

5.3.10 Tuin

Op elk woonperceel is de bestemming Tuin toegekend aan het gedeelte gelegen voor de voorgevel en bij hoekpercelen ook aan de zijgevel. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van erkers tegen de woning.

5.3.11 Tuin - Beersdal

Binnen het beschermd stadsgezicht Beersdal is op alle woonpercelen de specifieke bestemming Tuin - Beersdal toegekend. Deze bestemming wijkt af van de bestemming Tuin, in dat opzicht dat geen erkers zijn toegestaan. Voor een uitgebreide toelichting voor de wijze van bestemmen van Beersdal, zie paragraaf 4.11.1.

5.3.12 Verkeer - Verblijfsgebied

Aan de openbare weg met hoofdzakelijk een verblijfskarakter is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied toegekend. Met de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de parkeerterreinen bij de Eurohandelsonderneming en de Maasstraat ruimtelijk vastgelegd. Daarnaast is de koker van de overkluisde Caumerbeek specifiek aangeduid.

5.3.13 Verkeer - Wegverkeer

De wegen met een doorgaande functie hebben de bestemming Verkeer - Wegverkeer gekregen. Het gaat hierbij om de ontsluitingswegen rondom het plangebied en de Huisbergerstraat. Daarnaast is de koker van de overkluisde Caumerbeek specifiek aangeduid.

5.3.14 Water

De Caumerbeek (inclusief regenwaterbuffer) en Schroetebeek zijn bestemd als Water. Daarnaast is de koker van de overkluisde Caumerbeek specifiek aangeduid.

5.3.15 Wonen

Aan alle woningen in het plangebied is de bestemming Wonen toegekend. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor woondoeleinden en tuin. Daarnaast zijn voor een aantal percelen functieaanduidingen opgenomen, om bestaande aanwezige afwijkende functies op de begane grond (met name aan de Bokstraat) te regelen.

De gemeente Heerlen hecht er belang aan dat inwoners van de gemeente zoveel mogelijk dezelfde rechten krijgen. Om die reden hanteren wij een standaard-woonbestemming.
In de standaard-woonbestemming wordt uitgegaan van een bouwvlak per woning of totaal aaneengesloten woningen, waarbij met een bouwaanduiding het woningtype wordt bepaald. De bouwmogelijkheden hangen af van het woningtype. Zo wordt bij elk woningtype uitbreiding van een woning op de begane grond direct mogelijk gemaakt. Voor de woningtypes rijwoning, half vrijstaande woning en vrijstaande woning wordt een standaard bouwdiepte voor de hoofdmassa (maximaal twee lagen met kap) gehanteerd: respectievelijk 10 meter, 12 meter en 15 meter. Voorwaarde hierbij is dat de afstand tussen achtergevel en achterste perceelsgrens altijd minimaal 5 meter bedraagt.
Ondanks de ruime directe bouwmogelijkheden kunnen bewoners behoefte hebben aan uitbreiding over twee lagen aan de zijkant van hun woning óf hun woning willen slopen en op een andere plek op het perceel herbouwen. Voor deze twee gevallen zijn binnen de standaard-woonbestemming afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat (indien voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden) via een versnelde procedure een omgevingsvergunning kan worden verkregen.

Verder is in de standaard-woonbestemming een standaard maximale goot- en bouwhoogte (7 meter respectievelijk 12 meter) opgenomen, gebaseerd op een woning van twee lagen met kap.

Bepaalde woningen kunnen door hun specifieke situering en/of bebouwingskenmerken voor maatwerk in aanmerking komen. In dat geval kan de toegestane diepte van het bouwvlak en/of de hoogte van de woning afwijkend zijn. Dit is op de verbeelding weergegeven door de grootte van het ingetekende bouwvlak respectievelijk een maatvoeringsaanduiding die de maximum goot- en bouwhoogte aangeeft.

5.3.16 Wonen - Beersdal

Voor alle woonpercelen binnen het beschermd stadsgezicht Beersdal is de bestemming Wonen - Beersdal opgenomen. Deze bestemming is specifiek ingericht op de gewenste bebouwing in Beersdal en wijkt daardoor af van de bestemming Wonen. Zo is onder andere de maatvoering van woningen en bijgebouwen afgestemd op de maten zoals opgenomen in het beeldkwaliteitplan Beersdal. Voor een uitgebreide toelichting voor de wijze van bestemmen van Beersdal, zie paragraaf 4.11.1.

5.3.17 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding beschermt de aanwezige hoogspanningsleiding in het plangebied door middel van het uitsluiten van bebouwing onder de leiding.

5.3.18 Leiding - Riool

De dubbelbestemming Leiding - Riool beschermt de rioolwatertransportleiding langs de Schroetebeek.

5.3.19 Waarde - Archeologie

Voor de verschillende aanwezige archeologische verwachtingswaarden in het plangebied is per waarde een aparte dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Dit is toegelicht in paragraaf 4.10.

5.3.20 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

Voor het beschermd stadsgezicht Beersdal is de dubbelbestemming Waarde - Beschermd Stadsgezicht opgenomen. In deze bestemming zijn regels opgenomen die inzetten op behoud, herstel en uitbouw van de cultuurhistorische en en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing. Zie ook paragraaf 4.11.1.

5.3.21 Waarde - Cultuurhistorie

De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is opgenomen voor de cultuurhistorisch waardevolle buurt Rennemig, waarmee de cultuurhistorische waarden in de toekomst beschermd blijven. Zie ook paragraaf 4.11.2.

5.3.22 Waterstaat - Waterberging

Voor de regenwaterbuffer aan de Schroetebeek, ter hoogte van de Litscherboord, is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging opgenomen. Hiermee is de waterbergende functie van het gebied ruimtelijk vastgelegd.

5.3.23 Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie is opgenomen voor de primaire watergang Caumerbeek, ter plaatse van de watergang zelf en de aangrenzende zone die in de legger van het waterschap is aangeduid als beschermingszone.

Hoofdstuk 6 Handhaving en uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies. De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie. Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd.
Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht te besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.

Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.

6.1 Handhavingsbeleid

Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
"Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.

Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijk handhaven (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Bestemmingsplan Heerlerheide Zuid betreft een beheerplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen die aan te merken zijn als bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Procedure en overleg

7.1 Procedurestappen

Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:

7.1.1 Voorontwerp

Een voorontwerp bestemmingsplan ligt op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan men een inspraakreactie indienen bij het College van burgemeester en wethouders. Tevens wordt het voorontwerpbestemmingsplan in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd.

7.1.2 Ontwerp

De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het College van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.

7.1.3 Vastgesteld

De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.

7.1.4 Beroep

Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.2 Inspraak en overleg

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Heerlerheide Zuid heeft met ingang van 31 oktober 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen ten behoeve van inspraak. In deze periode heeft op 21 november een inloopbijeenkomst plaatsgevonden in de Frans Postmaschool. Op deze bijeenkomst konden bewoners meer informatie krijgen over het bestemmingsplan.

Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden ten behoeve van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Alle ingediende inspraakreacties en overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in het Verslag inspraak en overleg (Bijlage 2). In het verslag is aangegeven welke reacties tot wijzigingen in het bestemmingsplan hebben geleid.

Behalve de wijzigingen voortkomend uit de ingediende reacties, zijn ook enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Zo is onder andere een beschermende regeling voor archeologie opgenomen en is bij de vertaling van de retailstructuurvisie strakker omgegaan met het bestemmen van detailhandel. In de toelichting zijn de gemaakte keuzes gemotiveerd.

Gelijktijdig met de ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan heeft het beeldkwaliteitplan Beersdal voor inspraak ter inzage gelegen. Hierop zijn geen reacties binnengekomen, zodat dit plan op 11 maart ongewijzigd is vastgesteld door de gemeenteraad. Dit plan vormt vanaf nu voor nieuwe ontwikkelingen in het beschermd stadsgezicht het formele toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Heerlerheide Zuid' heeft vanaf 24 april 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Daarbij heeft op 9 juli 2014 een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij de indieners van de zienswijzen in de gelegenheid werden gesteld hun zienswijze mondeling toe te lichten aan de hoorcommissie bestemmingsplannen van de gemeenteraad.


In totaliteit zijn 5 zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen zijn samengevat en opgenomen in het verslag (Bijlage 3). Daarbij is ook het gemeentelijk standpunt aangegeven. Verder is een verslag van de hoorzitting bijgevoegd.

7.4 Vaststelling

Zoals in het verslag van de zienswijzen al is aangegeven, hebben de ingediende zienswijzen op de volgende punten geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan:

  • Een gedeelte van de percelen kadastraal bekend HLN01 sectie C nummers 5840 en 5809 (gelegen tussen Beersdalweg 70 en Beersdalweg 84) is voorzien van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' waarmee onder voorwaarden de bestemming 'Groen - Landschappelijk' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf'.
  • De aan het pand Schelsberg 300A toegekende functieaanduiding 'maatschappelijk' is vervangen door de functieaanduiding 'dienstverlening'.
  • Aan het perceel kadastraal bekend HLN01 B 7613 (Schelsberg 94) is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cultuurwerkplaats' toegekend, waarbij in de regels is bepaald dat ter plaatse een decorbouwplaats/standbouwwerkplaats en bijbehorende expo- en evenementenhal is toegestaan.

Tevens zijn op basis van deze wijzigingen enkele tekstuele aanvullingen doorgevoerd in de paragrafen 4.9, 5.3.2 en 5.3.7 van deze toelichting.

Het gewijzigde bestemmingsplan 'Heerlerheide Zuid' is op 6 januari 2015 vastgesteld door de gemeenteraad.