Plan: | Obdam - Dorpsstraat 129 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1598.BPKherzOBHB0011-va01 |
Rondom het winkelcentrum in Obdam is de parkeerdruk toegenomen door onder andere de verbouwing van het voormalige gemeentehuis in appartementen. Hierdoor is minder parkeerruimte voor de Deen supermarkt aan de Dorpsstraat, die onderdeel vormt van het winkelcentrum, terwijl deze ruimte wel nodig is. De nieuwe bewoners maken namelijk gebruik van de parkeerplaatsen. Deen Supermarkten en de gemeente hebben afspraken gemaakt om gezamenlijk te voorzien in extra parkeerplaatsen. Gekozen is het parkeerterrein op het perceel ten noorden van het bestaande parkeerterrein uit te breiden.
De uitbreiding van het parkeerterrein is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. De gemeente Koggenland wil toch medewerking verlenen aan deze ontwikkeling. Om de uitbreiding van het parkeerterrein juridisch-planologisch mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied omvat de uitbreidingslocatie van het parkeerterrein. Dit betreft een overgebleven kavel grasland aan de rand van het centrumgebied van Obdam, gelegen achter de woningen aan de Dorpsstraat 127 en 129.
De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. De ligging van het plangebied
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Obdam - Hensbroek 2006. Voor de supermarkt is de bestemming 'Centrumdoeleinden' opgenomen. Het bestaande parkeerterrein heeft de bestemming 'Verkeer- en verblijfsdoeleinden'. De gronden waarop de initiatiefnemer de parkeerplaatsen wil realiseren, ligt op basis van het geldende bestemmingsplan een woonbestemming. Deze grond is niet bebouwd. Verder is ten zuiden van de woonbestemming sprake van twee smalle stroken met de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Water'.
Het plangebied heeft hierin een woonbestemming en, op de grens van het huidige parkeerterrein, de bestemmingen 'Water' en 'Groen'. Het inrichting van de gronden binnen deze bestemming als parkeerterrein is in strijd met het bestemmingsplan.
Een uitsnede van het bestemmingsplan is in figuur 2 weergegeven. Met rood is aangegeven waar de beoogde ontwikkeling plaatsvindt.
Figuur 2. Uitsnede bestemmingsplan Obdam - Hensbroek
Na deze inleiding beschrijft hoofdstuk 2 de huidige- en toekomstige situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het beleidskader waarbinnen de voorziene ontwikkelingen in het plangebied dienen te passen. Hier wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de verschillende van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op het juridisch systeem en op de bestemmingen gegeven. Tenslotte geeft hoofdstuk 6 inzicht in zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid.
Het plangebied ligt achter de bebouwing aan de Dorpsstraat in Obdam. De Dorpsstraat vormt is de belangrijkste doorgaande weg door het dorp en loopt van Spanbroek naar Hensbroek. De aanwezige supermarkt en het bijbehorende parkeerterrein zijn aan weerszijden ontsloten. Aan de westelijke zijde is ontsloten op de Dorpsstraat (alleen inrit) en aan de zuidoostelijke zijde op de Wassenaerstraat. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 3.
Figuur 3. Luchtfoto plangebied en directe omgeving
Op dit moment is sprake van 67 parkeerplaatsen. 63 van deze parkeerplaatsen liggen ten oosten van de bestaande bebouwing. Aan de noordzijde is ruimte gemaakt voor 4 invalide-parkeerplaatsen.
Aan de noord- en oostzijde van het parkeerterrein ligt een sloot. Een brug hier overheen vormt de ontsluiting op de eerder genoemde Wassenaerstraat. De rest van het plangebied bestaat uit groenstroken.
Het plangebied ligt in het centrumgebied van het dorp Obdam. Rondom het plangebied komen dan ook diverse functies voor. De supermarkt is gevestigd in een winkelcentrum. Naast de supermarkt bevinden zich onder andere ook een slager, een fietsenmaker en een kapper. Het meest zuidelijke deel van het complex bestaat uit woningen. Daarnaast zijn er verschillende woningen aanwezig. Verder is in de directe omgeving een kerk gevestigd.
Het plangebied bestaat uit een reststukje agrarisch grasland dat extensief/hobbymatig wordt beheerd. Het plangebied grenst aan de achterzijde van een woonlint aan de Van Wassenaerstraat. Het is dus geen openbare groenvoorziening die een potentiële sociale functie voor het dorp heeft.
In de directe omgeving van het plangebied zijn een aantal woningen toegevoegd. Hierdoor is druk komen te staan op de bestaande parkeergelegenheid. De (extra) bewoners gebruiken het parkeerterrein waardoor er minder ruimte is voor het winkelend publiek. De initiatiefnemer, Deen Supermarkten, ondervindt hiervan overlast. Daarom is de initiatiefnemer van plan om het parkeerterrein uit te breiden.
Aan de noordzijde van het plangebied ligt een groenstrook tussen het parkeerterrein en de woningen. Deze strook heeft een oppervlakte van iets minder dan 2.000 m2. In totaal is hier ruimte voor 61 extra parkeerplaatsen. In figuur 4 is weergegeven hoe dit totaal eruit komt te zien.
Figuur 4. Weergave gewenste situatie
In 2013 is een berekening gedaan om de parkeercapaciteit voor Obdam in beeld te krijgen. Voor de bewoners is een CROW-norm genomen van 1,2 parkeerplaatsen per woning. Voor Deen en de rest van het winkelcentrum is een norm van 4 parkeerplaatsen per 100 m² bvo genomen. Daarnaast was het oorspronkelijke plan van Deen dat de winkel uitgebreid zou worden met 700 m2. De woningen aan de Dorpsstraat 127 en 129 zouden worden gesloopt en op deze plek zou winkelruimte worden toegevoegd. Uit de berekening van de parkeercapaciteit kwam naar voren dat er sprake was van een tekort van 76 parkeerplaatsen. Dit kon worden opgelost door het gehele parkeerterrein (bestaande plus het plangebied) in te richten.
Het plan van Deen om de winkelruimte uit te breiden is niet doorgegaan. Verder zijn een aantal woningen aan de Dorpsstraat blijven staan waar anders nieuwe woningen geplaatst zouden worden. Daarnaast is geconstateerd dat de parkeerdruk toch minder was dan oorspronkelijk werd aangenomen.
In 2014 is daarom de parkeercapaciteit van Obdam opnieuw berekend door de gemeente. Hierin is het bestaande parkeerplaats bij Deen meegenomen. Voor de bewoners is een CROW-norm genomen van 1,2 parkeerplaatsen per woning. Voor Deen en de rest van het winkelcentrum is een norm van 3,4 parkeerplaatsen per 100 m² bvo genomen. Volgens de berekening is er in het gehele dorp een tekort van 35 parkeerplaatsen. Het is daarom voldoende eerst alleen te voorzien in fase 1. In dit bestemmingsplan worden wel meteen beide fasen mogelijk gemaakt. Fase 1 is het meest oostelijk gelegen deel, weergegeven in figuur 4.
De groenstrook is hier de enige onbebouwde ruimte waarmee de initiatiefnemer geholpen is. In de omliggende straten is geen ruimte voor extra parkeergelegenheid. Met name op de Dorpsstraat staat druk. Dit komt onder andere doordat in de straat sprake is van meerde functies, waaronder winkels.
Extra parkeerruimte moet niet te ver van het plangebied worden gerealiseerd, anders vermindert de druk op het parkeerterrein dat in dit bestemmingsplan centraal staat niet. De bewoners parkeren liever dichtbij de deur dan dat ze verder lopen. Voor de bezoekers van de winkel is het daarnaast ook van belang dat zij de boodschappen dichtbij in de auto kunnen plaatsen. De problematiek wordt dus alleen opgelost met een uitbreiding van het bestaande parkeerterrein.
Het plangebied ligt in een centrumgebied. Een uitbreiding van het bestaande parkeerterrein past hierbinnen. Van belang is dat de parkeerplaats één geheel vormt met de bestaande parkeergelegenheid. In figuur 4 is weergegeven hoe de parkeerplaatsen op elkaar aangesloten worden.
Verder krijgt het bestaande parkeerterrein, net als het bestaande parkeerterrein, een openbaar karakter, ondanks dat er sprake is van eigendom van de initiatiefnemer. Bij de uitbreiding van het parkeerterrein blijft dit behouden. Het terrein wordt dan ook niet afgesloten buiten openingstijden.
Een uitbreiding op de groenstrook betekent wel dat de parkeerplaatsen dichter op de woningen ten noorden van het plangebied komen te liggen. Rondom het parkeerterrein wordt daarom nog wel ruimte gehouden voor een smalle strook groen. Hierin kan bijvoorbeeld een heg worden geplaatst, zodat de bewoners minder zicht op het parkeerterrein hebben. In de bestaande situatie is dit ook het geval. De bestaande heg is circa 1 meter hoog. In de beoogde situatie kan worden gekozen voor een hogere/diepere heg. Voor de heg is een bestemming 'Groen' opgenomen die rondom het parkeerterrein ligt.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
In de SVIR is "de ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De uitbreiding van een parkeerterrein is niet expliciet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling. Desondanks wordt de ontwikkeling getoetst aan de ladder. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:
1. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?
De behoefte is aanwezig. Doordat bewoners in de directe omgeving ook gebruik maken van het parkeerterrein, zijn niet genoeg parkeerplaatsen vrij voor winkelend publiek. Dit is van essentieel belang voor de initiatiefnemer: Deen supermarkt.
2. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Hierop is verder ingegaan in paragraaf 3.2. Waarom dit de meest geschikte locatie is voor de extra benodigde parkeerplaatsen, is eerder genoemd in paragraaf 2.2.2.
3. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?
De ontsluiting van het bestaande parkeerterrein blijft behouden. Hier worden geen problemen voorzien.
Conclusie: er wordt voldaan aan de treden van de ladder. Deze vormt dan ook geen belemmeringen voor de uitbreiding van parkeergelegenheid in het plangebied.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de Provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 21 juni 2010) zijn regels verbonden aan de hoofdbelangen.
Het plangebied ligt in het centrum van het dorp. Op basis van de verordening valt het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied. Er is geen sprake van openbaar groen dat nu verhard wordt. In principe is hier dan ook ruimte voor ontwikkelingen. Verder gaat de verordening niet in op parkeerbeleid. Het uitbreiden van een parkeerterrein raakt dan ook geen rijksbelangen.
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan
In de afgelopen jaren is de druk op parkeervoorzieningen toegenomen. In de oude wijken is er soms een gebrek aan parkeerplaatsen doordat in het verleden uit is gegaan van lagere parkeernormen, passend bij het autobezit destijds. Daarnaast komt het voor dat er parkeergelegenheid is op eigen terrein (waarmee ook gerekend is om het benodigd aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte te bepalen) en de bewoners vervolgens niet parkeren op eigen terrein. Parkeerdruk leidt tot foutparkeren in de wijken en in de linten en soms ook tot verkeersonveilige situaties. Per wijk of gebied wordt bij reconstructie / rioleringswerken een parkeerdrukmeting uitgevoerd.
Parkeren in de centrumgebieden is gratis. Om de hoge parkeerdruk in sommige perioden te beperken is onder andere in Obdam een blauwe zone ingesteld voor het winkelgebied. Blauwe zones worden als prima maatregel gezien om de parkeerdruk te verminderen. In de blauwe zones mag de auto maximaal 2 uur geparkeerd worden. In Obdam leidt dit tot problemen voor omwonenden die hun auto niet kwijt kunnen.
Deze problematiek speelt ook in de onderhavige situatie. De druk op het bestaande parkeerterrein is toegenomen, door de toevoeging van woningen in de directe omgeving van het plangebied. De uitbreiding van het parkeerterrein leidt tot verbetering van de verkeerssituatie en valt daarom binnen het gemeentelijk beleid.
Vanuit het parkeerbeleid moeten onderstaande uitgangspunten meegenomen worden in de uitvoering. De aanleg van parkeerplaatsen (voor personenauto's, grotere voertuigen en gehandicaptenparkeren) geschiedt overeenkomstig de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijk geldende normen. In het ASVV zijn de ontwerpnormen voor parkeervakken opgenomen. Haaks parkeren wordt bij voorkeur alleen toegepast op erftoegangswegen (verblijfsgebieden). De benodigde minimale ruimte bedraagt:
Langsparkeren kan plaatsvinden op erftoegangswegen (verblijfsgebieden) en gebiedsontsluitingswegen. De ruimte voor openbaar langs parkeren:
Langsparkeervakken worden op straatniveau gerealiseerd. Bij lange rechtstanden op erftoegangswegen (verblijfsgebieden) wordt langsparkeren afwisselend aan de rechter- en linkerzijde van de weg gerealiseerd. Bij toepassing van de parkeerkencijfers wordt minimaal het aandeel ‘bezoekersparkeren’ in de openbare ruimte gerealiseerd. Om loopafstanden te beperken, wordt aanbevolen parkeergelegenheid zo veel mogelijk te spreiden.
Bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen dient, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, te worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
In het plangebied en de wegen er omheen geldt een 30 km/uur-zone. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh is dan ook niet nodig. Op basis hiervan is geen belemmering voor de uitbreiding van het parkeerterrein. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op milieuhinder als gevolg van het parkeerterrein.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden. Het gebied is aan te merken als gemengd gebied, omdat er sprake is van verschillende functies. De woningen aan de noordzijde van het plangebied zijn aan te merken als geluidsgevoelig object. Deze woningen staan niet in een normale woonwijk. Tegenover de woningen staat een kerk, hierbij is ook sprake van een parkeerterrein. Verder zijn er langs de gehele Dorpsstraat winkels gevestigd.
In het gemengd gebied is op basis van de VNG-brochure voor een parkeerterrein sprake van categorie 2. Hierbij geldt doorgaans een richtafstand van 10 m tot aan geluidsgevoelige objecten. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Een akoestisch onderzoek is uitgevoerd om volledig uit te kunnen sluiten dat er sprake is van geluidhinder.
Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau maximaal 47 dB(A) in de dagperiode en 40 dB(A) in de avondperiode bedraagt ter plaatse van de omliggende woningen. Aan de normen wordt voldaan. De piekgeluiden bedragen maximaal 66 dB(A) Voor zowel de dag-, als de avondperiode. Aan de norm in de avondperiode wordt niet voldaan. Er is sprake van 1 dB(A) overschrijding. Een dergelijke kleine overschrijding wordt acceptabel geacht ter plaatse van de centrumfuncties, en leidt niet tot onaanvaardbare milieuhinder.
Vanuit het milieuaspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.
Het plangebied betreft een overgebleven kavel agrarisch grasland binnen de bebouwde kom. Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat de locatie niet een ander gebruik heeft gehad. Het betreft dus geen verdachte locatie. Omdat de locatie geen vast verblijfsgebied voor mensen zal vormen en ook geen verblijfsruimten voor mensen worden gerealiseerd, is het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek niet nodig. Door het aanleggen van een parkeerterrein ontstaan geen risico's voor de volksgezondheid.
Dit beeld is bevestigd door eerder uitgevoerd onderzoek voor de locaties Dorpsstraat 127-129. Uit dit onderzoek is gebleken dat ter plaatse van onderhavig plangebied lichte verhogingen aan bestrijdingsmiddelen, zware metalen, PAK en minerale olie aanwezig zijn. Deze lichte verhogingen komen overeen met de vastgestelde achtergrondconcentraties uit de bodemkwaliteitskaart en vormen geen aanleiding tot een aanvullend onderzoek. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (cRNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er geen inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Alleen aan de zuidzijde van het dorp is een lpg-station. De uitbreiding van het parkeerterrein heeft daarom geen invloed op het PR en GR. Vanuit de externe veiligheid zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitbreiding van het parkeerterrein.
In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 19 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 13 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.
Een plan dat slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. De beperkte uitbreiding van het bedrijf heeft een dergelijk toename niet tot gevolg. Het parkeerterrein op zichzelf heeft namelijk geen verkeersaantrekkende werking. De verwachting is dat het aantal bezoekers van de supermarkt niet vermeerderd. De bezoekers zullen alleen minder rondrijden op zoek naar een parkeerplek. Het onnodige rondrijden geeft meer overlast voor bewoners in de vorm van uitlaatgassen dan geparkeerde auto's. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Bij elk ruimtelijk plan moet met het oog op de natuurbescherming rekening worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij moet worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom, in een centrumgebied. In de directe omgeving van het plangebied en/of Obdam zijn geen beschermde Natura 2000-gebieden of EHS-gebieden aangewezen. Vanuit gebiedsbescherming bestaan geen belemmeringen voor dit plan.
Soortenbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Het plangebied beslaat een goed onderhouden terrein. Daarnaast ligt het gebied in het centrum van het dorp. De kans dat er beschermde soorten aanwezig zijn is daarom heel klein. Er wordt wel een deel van de sloot gedempt om van het parkeerterrein één geheel te maken met de uitbreiding. Aan de oostzijde blijft de sloot behouden. Relatief gezien wordt het meest smalle deel gedempt. Mochten er toch beschermde soorten aanwezig zijn in het water, dan ondervinden deze geen hinder omdat zij weg kunnen komen.
Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor de uitbreiding van het parkeerterrein.
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het plan is via de digitale watertoets voorgelegd aan het hoogheemraadschap. Vanwege de ligging van het plangebied aan een primaire waterloop is de invloed van het plan mogelijk zodanig, dat de normale watertoetsprocedure wordt doorlopen. Dit betekent dat het hoogheemraadschap wil overleggen over hoe rekening kan worden gehouden met waterhuishoudkundige belangen. Via de watertoets.nl is een standaard wateradvies afgegeven. De hoofdpunten zijn hieronder genoemd.
Verharding en compenserende maatregelen
Door de toename aan verharding zal neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al dan niet via het rioolstelsel. Dit leidt tijdens extreme situaties tot pieken in de waterstand met mogelijke wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen moeten worden in de vorm van extra wateroppervlak.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2000 m2 de vuistregel dat 10% van de toename aan verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. Uitgangspunt is dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied. De initiatiefnemer van het plan is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan.
Waterkwaliteit en riolering
Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat het hoogheemraadschap voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen. Daarnaast adviseert het hoogheemraadschap om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
Het volledige toetsresultaat van de watertoets is bijgevoegd in Bijlage 3.
Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied 6210-02 (streefpeil NAP -2,50 m) te worden uitgebreid met 10% van de verhardingstoename. Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,20 meter die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen, een bemalingcapaciteit van 14 mm/dag, een drooglegging van 0,8 meter en grondsoort klei. Verder dienen dempingen van water één op één te worden gecompenseerd. Het benodigde compensatie aan wateroppervlak wordt uit de waterbank polder Obdam onttrokken. In dit geval gaat het om 1.900 m2 verharding. Dit betekent dat 190 m2 gecompenseerd wordt.
Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking treden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Voor een globaal inzicht in de te verwachten archeologische resten heeft de gemeente de Archeologische beleidskaart 2012 vastgesteld. Volgens deze kaart valt het terrein in een gebied dat is vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Vanwege eerdere ontwikkeling in deze gebieden is de bodem verstoord. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Een uitsnede van archeologische waardenkaart van de gemeente Koggenland is weergegeven in figuur 5.
Figuur 5. Uitsnede Archeologische waardenkaart gemeente Koggenland
Vanuit het aspect archeologie bestaan geen belemmeringen voor het plan. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingplicht.
Cultuurhistorie
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Het plangebied kent geen specifieke cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren en kenmerken in de omgeving als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. Dit bestemmingsplan is perceelsgebonden en doet dus geen afbreuk de structuren van het landschap. De functiewijziging van een groenstrook in parkeerterrein heeft geen negatieve invloed op cultuurhistorische waarden. Andersom kan dus worden geconcludeerd dat vanuit het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen zijn voor de uitbreiding van het parkeerterrein.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemming die in dit plan is opgenomen.
Groen
Rondom het parkeerterrein is sprake van de bestemming 'Groen'. Hierop wordt een heg geplaatst zodat eventuele overlast voor omwonenden kan worden beperkt. Binnen deze groenbestemming zijn groenvoorzieningen, bermen, beplanting, plantsoenen en verhardering en voorzieningen van algemeen nut toegestaan. Daaraan ondergeschikt zijn ook nutsvoorzieningen en eventuele watergangen en -partijen toegestaan. Binnen deze bestemming mogen verder alleen gebouwen en bouwwerken gebouwd worden ten behoeve van de bestemming. Deze gebouwen en bouwwerken hebben een maximale bouwhoogte van 3 meter. Tot slot is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de aanleg van fase 2 van het parkeerterrein.
Verkeer - Verblijfsgebied
In dit bestemmingsplan staat de uitbreiding van het parkeerterrein centraal. Dit terrein is geregeld in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Naast de parkeerplaatsen worden functies als ontsluitingswegen en groen- en speelvoorzieningen mogelijk gemaakt. Hieraan ondergeschikt is ruimte gelaten voor nutsvoorzieningen, tuinen en erven, waterlopen en incidentele evenementen. Hierbij is geprobeerd zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestemming van het bestaande parkeerterrein op basis van het geldende bestemmingsplan 'Hensbroek en Obdam 2006'. In principe mogen geen gebouwen en overkappingen in het plangebied worden geplaatst, tenzij dit ten behoeve van bovenstaande functies nodig is. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De grond is ook in eigendom van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer heeft de ontwikkeling van het project in de begroting meegenomen. Verder gaat het om de aanleg van een parkeerterrein en dus van de openbare ruimte. Het college legt daarom een kredietvoorstel neer bij de gemeenteraad voor maximaal 50% van de gemaakte kosten, tot een maximum van € 65.500,-. Het gaat hierbij alleen op fase 1. Voor de aanleg van fase 2 levert de gemeente geen financiële bijdrage. Dit bedrag wordt gedragen door de initiatiefnemer.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De uitbreiding van een parkeerterrein valt niet binnen de omschrijving van een bouwplan. Het vaststellen van een exploitatieplan of een -overeenkomst is dus niet noodzakelijk. Het parkeerterrein heeft een openbaar karakter, dit wordt met de uitbreiding behouden. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt daarom een overeenkomst gesloten, waarin de gemaakte kosten zijn geregeld. Daarnaast worden gemaakte afspraken over het beheer en eigendom vastgelegd.
Vooroverleg
Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaats te vinden met de betrokken adviespartners en overheden. Daarnaast is overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, het voorontwerpbestemmingsplan voor eenieder ter inzage gelegd.
In het kader van vooroverleg is het voorontwerp voorgelegd aan de Provincie Noord-Holland en het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De provincie heeft aangegeven dat de beoogde ontwikkeling geen belangen raakt. Het voorontwerp heeft daarom geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
Het waterschap heeft aangegeven dat de eerder gegeven reacties naar tevredenheid zijn opgenomen in de toelichting. De compensatie van de toename van verharding en het dempen van de bestaande sloot wordt verrekend met de waterbank van de gemeente Koggenland. De hoeveelheid compensatie en verrekening hiervan moet worden vermeld bij de aanvraag van de watervergunning. Verder heeft ook het waterschap geen opmerkingen. Dit heeft dan ook niet tot aanpassingen van het voorontwerp geleid.
Zienswijze en vaststelling
Het bestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft vanaf 11 juli 2016 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er is gelegenheid geweest tot het mondeling en schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij de gemeenteraad. Op basis hiervan is het bestemmingsplan op 24 oktober 2016 gewijzigd vastgesteld. In bijlage 4 en 5 zijn de raadsstukken van de vaststelling opgenomen. Uiteindelijk is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.