direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied partiële herziening POV en Barro
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1663.BG2009phPOVBarro-VO01

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009phPOVBarro-VO01_0001.jpg"

Overzichtskaart van het plangebied, bron: Topografische Dienst

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de Omgevingsverordening Provincie Groningen is in artikel 4.50 bepaald dat bestemmingsplannen uiterlijk op 30 december 2014 in overeenstemming met de regels van de Omgevingsverordening moet zijn gebracht.

Ook op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is er een verplichting opgenomen (artikel 3.1) om bestemmingsplannen in overeenstemming te brengen met de regels van het Barro. Dit moet gebeuren binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van het Barro. Het Barro is gefaseerd in werking getreden op 30 december 2011. De voor dit bestemmingsplan relevante bepalingen zijn in werking getreden op 1 oktober 2012. Op 1 oktober 2015 moet het bestemmingsplan in overeenstemming zijn gebracht met de regels van het Barro.

Met het voorliggende bestemmingsplan voldoet de gemeente De Marne aan de bovenstaande verplichtingen.

Daarnaast zijn een aantal ambtshalve wijzigingen en grenscorrecties meegenomen.

1.2 Vigerende plannen

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld voor het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, met inbegrip van een aantal van de nadien vastgestelde partiële herzieningen en wijzigingsplannen die binnen het plangebied liggen.

Onderstaand volgt een overzicht van de vigerende plannen.

Bestemmingsplan   NL.IMRO nummer   Vastgesteld  
Buitengebied   1663.0000Buitengebied-0401   16-12-2008  
Buitengebied Herziening 1: Radarmast Rijkswaterstaat   1663.buitengebiedherz-0309   22-06-2010  
Leidingtracé Ranum - Saaksum   1663.BG2009herz03-VS01   19-04-2011  
Dijksterweg 51 Kleine Huisjes   1663.BG2009herz05-VS01   23-04-2013  
Schapenhouderij Westpolder Vierhuizen   1663.BG2009herz06-VS01   06-11-2012  
Trekweg 1 Wehe-den Hoorn   1663.BG2009herz07-VS01   04-12-2012  
Vlakkeriet 6 Houwerzijl   1663.BG2009herz08-VS01   28-01-2014  

Daarnaast zijn na de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied twee omgevingsvergunningen verstrekt voor het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betreft een perceel aan de Broeksterweg 24 te Broek (verleend 14 juni 2012) en een perceel aan de Breekweg 14 te Leens (verleend 2 augustus 2012). De afwijkingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

1.3 Plangebied

Het plangebied omvat het buitengebied van de gemeente De Marne. De begrenzing valt, met uitzondering van enkele grenscorrecties, samen met de begrenzing van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied, met inbegrip van de bovengenoemde partiële herzieningen en wijzigingsplannen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt het relevante beleid op rijks- en provinciaal niveau aan de orde. Hoofdstuk 3 benoemt vervolgens de wijzigingen in de regels en de verbeelding. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten. De hoofdstukken 5 en 6 verwoorden achtereenvolgens de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR geeft een totaalbeeld van het huidig ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Dit zijn het Besluit ruimtelijke ordening (procesmatig) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (beleidsmatig).

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is vastgesteld op 22 augustus 2011. De onderwerpen in het Barro zijn deels op 30 december 2011 en deels op 1 oktober 2012 in werking getreden.

De in het Barro geregelde onderwerpen dienen binnen drie jaar na de inwerkingtreding in het bestemmingsplan te worden opgenomen. In hoofstuk 3 van dit bestemmingsplan is dit verder uitgewerkt.

2.2 Provincie

2.2.1 Provinciaal omgevingsplan en Omgevingsverordening provincie Groningen

Het college van Gedeputeerde Staten heeft op 17 juni 2009 het Provinciaal Omgevingsplan (POP) en de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. Het POP is een geïntegreerd document met daarin het omgevingsbeleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer, water en de ruimtelijke ordening. De verordening stelt, ter borging van de provinciale ruimtelijke belangen, regels en geeft instructies aan, in het bijzonder voor het lokaal bestuur.De Omgevingsverordening is voor het laatst gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 20 maart 2013 en in werking getreden op 1 juni 2013.

In hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening zijn de regels voor de ruimtelijke ordening opgenomen. Op een aantal punten is het bestemmingsplan Buitengebied strijdig met deze regels. In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan is dit verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 3 Toelichting op de wijzigingen

3.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is een zogenaamd parapluplan, dat wil zeggen een gedeeltelijke herziening van meerdere plannen, te weten van het bestemmingsplan Buitengebied en van de overige in paragraaf 1.2 genoemde bestemmingsplannen. Deze bestemmingsplannen blijven van kracht, maar door middel van de verbeelding en de regels van deze herziening wordt hierop een aanvulling gedaan. Daarrmee worden de bestemmingsplannen weer in overeenstemming worden gebracht met het Barro en de Omgevingsverordening.

3.2 Wijzigingen op grond van het Barro

3.2.1 Primaire waterkering

Nederland wordt door primaire waterkeringen (dijken) beschermd tegen overstromingen vanuit de Noordzee, de grote rivieren en het IJsselmeer en Markermeer. Deze dijken zijn in de bijlagen I, IA en II bij de Waterwet aangeduid, met inbegrip van de veiligheidsnormen waaraan deze moeten voldoen. De beheerders van de dijken dienen deze overeenkomstig de in de Waterwet gestelde veiligheidsnorm in stand te houden. Met het oog op de instandhouding en versterking van de dijken is in de Waterwet het begrip beschermingszone opgenomen: een aan het waterstaatswerk, in dit geval de dijk, grenzende zone waar ter bescherming van dat werk regels en beperkingen kunnen gelden. De beheerder van de dijk legt de precieze begrenzing van de dijk en de beschermingszone in de legger vast.

In het Nationaal Waterplan is het voornemen vastgelegd om in het Barro bepalingen op te nemen om de beschermingszones van dijken vast te leggen in bestemmingsplannen. Aangezien op het gebruik van dijken en de beschermingszone beperkingen van toepassing zijn, is het gewenst dat dit ook in het bestemmingsplan tot uiting komt. Burgers en bedrijven die in deze zone initiatieven ontwikkelen, worden langs deze weg tijdig gewezen op de aanwezigheid van deze beperkingen.

In artikel 2.11.2 van het Barro is de bepaling opgenomen die voorschrijft dat de bestemmingen 'Waterkering' en 'Vrijwaringszone - dijk' binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling moeten zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Dat wil - voor dit onderwerp - zeggen vóór 1 oktober 2015.

Artikel 4.10 van de Omgevingsverordening Provincie Groningen verplicht tot een waterkeringszone van 100 meter naast de primaire waterkering in de vorm van bestemmingen en regels ter bescherming van de functie van de bestaande of toekomstige primaire waterkering.

Strijdigheid

In het bestemmingsplan Buitengebied is wel de zeedijk als waterkering bestemd (bestemming 'Water - Waterkering'), maar de beschermingszone is niet vastgelegd.

Aanpassing

De beschermingszone wordt alsnog opgenomen. Deze is aangeduid als gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.

De vrijwaringszone is een zone van 100 m vanaf de voet van de dijk. Binnen deze zone is alleen nieuwe bebouwing toegestaan voor zover deze noodzakelijk is voor de dijk. Binnen de vrijwaringszone kan vanaf 75 m tot 100 m, gerekend vanaf de dijk, via een afwijking voor de onderliggende besteming worden gebouwd. De aanvrager moet dan aantonen dat de stabiliteit van de dijk niet nadelig wordt beïnvloed. Hiervoor moet schriftelijk advies worden ingewonnen bij de beheerder van de dijk.

3.3 Wijzigingen op grond van de Provinciale omgevingsverordening

3.3.1 Nevenactiviteiten

In artikel 4.26 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan regels stelt voor het toelaten van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. Deze regels betreffen in ieder geval de beperking van de toelaatbaarheid van nieuwe detailhandel in ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten op een inpandige vloeroppervlakte van maximaal 120 m2.

Strijdigheid

In het bestemmingsplan Buitengebied (artikel 3.8, sub a, onder 2) en enkele herzieningen is in de wijzigingsbevoegdheid voor het toevoegen van een niet-agrarische bedrijfstak geen beperking opgenomen voor de toelaatbaarheid van de aard van de producten die ter verkoop worden aangeboden.

Aanpassing

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de tekst van de betreffende bepaling gewijzigd in:

de detailhandel in hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten, met dien verstande dat de inpandige bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 120 m2.

3.3.2 Bebouwing buiten de agrarische bouwpercelen

In artikel 4.19a lid 6 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan de bouw van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing en voorzieningen voor mestopslag en andere bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen niet toestaat. Hiervan zijn alleen erf- en terreinafscheidingen en schuilstallen uitgezonderd.

Strijdigheid

In het bestemmingsplan Buitengebied zijn in de bestemming 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' de volgende met de Omgevingsverordening strijdige bepalingen opgenomen:

  • artikel 3.6 sub a: afwijking van de gebruiksregels voor de aanleg van mestopslagplaatsen buiten het bouwperceel zoals is genoemd in artikel 3.2 sub a onder 1;
  • artikel 3.8 sub e: wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van mestsilo's buiten het bouwperceel zoals is genoemd in artikel 3.2 sub a onder 1;
  • artikel 3.8 sub f: wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van sleufsilo's buiten het bouwperceel zoals is genoemd in artikel 3.2 sub a onder 1.

Aanpassing

De bepalingen in het bestemmingsplan Buitengebied, zoals hierboven genoemd, worden geschrapt

In artikel 3.2 (bouwregels), sub a, onder 7 wordt toegevoegd dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen buiten bouwpercelen niet meer mag bedragen dan 1 meter.

3.3.3 Lichthinder

In artikel 4.21 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan geen nieuwe ligboxenstallen mogelijk maakt, waarbinnen de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling ten minste met 90% reduceren.

Strijdigheid

In het bestemmingsplan Buitengebied en in de partiële herziening Schapenhouderij Westpolder Vierhuizen is in de bestemming 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' geen bepaling opgenomen die beperkingen stelt aan de lichtemmissie van ligboxstallen.

Aanpassing

In het voorliggende bestemmingsplan wordt aan artikel 3.5 (specifieke gebruiksregels) toegevoegd dat onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen:

een ligboxenstal, waarbinnen de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling ten minste met 90% reduceren.

3.3.4 Glastuinbouw

In artikel 4.23 van de Omgevingsverordening is bepaald dat de vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven niet is toegestaan.

Strijdigheid

In het bestemmingsplan Buitengebied is in de bestemming 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' geen verbod opgenomen voor de vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven.

In artikel 3.2 (bouwregels) sub a onder 1 is bepaald dat onder gebouwen kassen worden begrepen met een bouwhoogte van 1,2 m. Deze zijn tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2 toegestaan, met dien verstande dat de kassen zodanig worden afgeschermd dat lichtemissie wordt voorkomen.

De toegestane oppervlakte aan kassen is weliswaar te klein voor een levensvatbaar glastuinbouwbedrijf, maar voor hobbymatig gebruik is de oppervlakte te groot.

Aanpassing

In het voorliggende bestemmingsplan wordt aan de artikel 3.1 (bestemmingsomschrijving) de volgende bepaling toegevoegd.

met dien verstande dat:
In het doel 'uitoefening van een agrarisch bedrijf' glastuinbouwbedrijven niet zijn begrepen, met uitzondering van bestaande bedrijven.

In artikel 3.2 (bouwregels) sub a onder 1 worden de volgende bepalingen geschrapt:

Onder gebouwen worden kassen met een bouwhoogte van 1,2 m begrepen. Deze zijn tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2 toegestaan, met dien verstande dat de kassen zodanig worden afgeschermd dat lichtemissie wordt voorkomen.

Deze bepaling wordt vervangen door:

Het bouwen van kassen is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande kassen.

3.3.5 Houtteelt en aanleg bos

In artikel 4.25 van de Omgevingsverordening is bepaald dat nieuwe houtteelt en de aanleg van nieuw bos niet zijn toegestaan.

Strijdigheid

In het bestemmingsplan Buitengebied is in de bestemming 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' geen verbod opgenomen voor nieuwe houtteelt en de aanleg van nieuw bos.

Aanpassing

In het voorliggende bestemmingsplan wordt aan de artikel 3.1 (bestemmingsomschrijving) de volgende bepaling toegevoegd.

met dien verstande dat:

In het doel 'uitoefening van een agrarisch bedrijf' nieuwe houtteelt en de aanleg van nieuw bos niet zijn begrepen.

3.3.6 Functiewijziging

In artikel 4.27 lid 3 van de Omgevingsverordening is bepaald dat het bestemmingsplan regels stelt aan het gebruik van voormalige bedrijfsgebouwen en het daarbij behorende erf. Deze regels komen erop neer dat:

  • een zelfstandige woonfunctie alleen is toegestaan in het hoofdgebouw op een perceel waar reeds een woning of bedrijfswoning aanwezig is;
  • detailhandel wordt beperkt tot het aanbieden en verkopen van ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten op een vloeroppervlakte van maximaal 60 m2.

Strijdigheid

In het bestemmingsplan Buitengebied (artikel 3.8 sub b) en het bestemmingsplan Dijksterweg 51 Kleine Huisjes (artikel 3.5) is in de bestemming 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' de aanwezigheid van een (dienst)woning niet als voorwaarde opgenomen bij wijziging naar wonen.

Ook is in hetzelfde artikel geen beperking opgenomen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de producten die ter verkoop worden aangeboden in geval er sprake is van een wijziging naar detailhandel.

Aanpassing

In het voorliggende bestemmingsplan is als voorwaarde voor wijziging naar de functie wonen toegevoegd:

Een zelfstandige woonfunctie is slechts toegestaan in het hoofdgebouw op een perceel waar reeds een woning of bedrijfswoning aanwezig is.

Tevens wordt de bepaling over de aard van de detailhandel gewijzigd in:

Indien sprake is van detailhandel, dan wordt deze beperkt tot het aanbieden en verkopen van ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten op een vloeroppervlakte van maximaal 60 m2.

3.3.7 (Diepe) waterplassen

In artikel 4.45 van de Omgevingsverordening is een verbod opgenomen op het dempen en op het zowel geheel als gedeeltelijk verondiepen van de waterplassen, anders dan ten behoeve van het afwerken van (diepe) waterplassen en aanpassingen aan oevers.

Strijdigheid

Binnen de begrenzing van het plangebied komen vijf van dergelijke waterplassen voor. In de bestemming Natuur van het bestemmingsplan Buitengebied is geen verbod opgenomen voor het dempen en verondiepen van de waterplassen.

Aanpassing

In het voorliggende bestemmingsplan worden de volgende specifieke gebruiksregels toegevoegd aan artikel 5 (Natuur):

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

het dempen en het geheel of gedeeltelijk verondiepen van de waterplas ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - diepe waterplas', anders dan ten behoeve van het afwerken van de (diepe) waterplassen en aanpassingen aan de oevers.

3.4 Ambtshalve wijzigingen

In het voorliggende bestemmingsplan is een aantal ambtshalve wijzigingen opgenomen.

Dit betreft allereerst enkele tekstuele wijzigingen (verwijzingen).

In de tweede plaats is een aanpassing van de maatvoering van de agrarische bedrijfsgebouwen opgenomen. Deze aanpassing vloeit voort uit een collegebesluit van 22 januari 2013 waarbij is bepaald dat de goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfsgebouwen maximaal respectievelijk 8,5 meter en 14 meter mogen bedragen. De minimale dakhelling van agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt 15°, danwel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.

Voor de percelen aan de Broeksterweg 24 in Broek en de Breekweg 14 in Leens geldt dat deze bestemd blijven als 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden', maar dat de bestemmingsvlakken zijn voorzien van de aanduiding 'zorgboerderij' in verband met een wijziging van de functie (via een binnenplanse afwijking).

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

In een bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met een aantal milieuaspecten, zoals bodem en water.

Voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied en een aantal partiële herzieningen. De aanpassingen die plaatsvinden hebben voornamelijk betrekking op implementatie van gewijzigde landelijke en provinciale regelgeving. Ze maken geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk op grond waarvan toetsing aan de milieuaspecten noodzakelijk is.

Deze toetsing is daarom achterwege gelaten.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Juridisch systeem

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan wordt in digitale vorm vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

5.2 Regels

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de bestemming.

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In de regels zijn begripsomschrijvingen opgenomen. Het opnemen van begrippen is beperkt tot de begrippen die gerelateerd zijn aan het voorliggende bestemmingsplan. Voor het overige blijven de begrippen gelden zoals die zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Er zijn bestemmingsregels opgenomen voor de bestemmingen 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden', 'Natuur', 'Water' en de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. De reden hiervan is dat deze bestemmingen voorkomen op de verbeelding en er sprake is van een digitale koppeling. Het gaat hierbij enerzijds om 'witte vlekken' binnen het gemeentelijk grondgebied die nog niet in enig recent bestemmingsplan waren bestemd, anderzijds om bestemmingsvlakken die in het voorliggende bestemmingsplan zijn voorzien van een functieaanduiding. In het laatste geval is het technisch noodzakelijk om ook de onderliggende bestemming op te nemen. Inhoudelijk worden de bestemmingsregels niet gewijzigd ten opzichte van de vigerende plannen, behoudens de in de bestemming 'Relatiebepalingen' opgenomen wijzigingen.

In de bestemming 'Relatiebepalingen' zijn de wijzigingen opgenomen ten opzichte van de vigerende plannen. Bij elke wijziging of aanvulling wordt de relatie gelegd met de betreffende bepalingen in de vigerende bestemmingsplannen, zodat duidelijk wordt welke bepalingen worden gewijzigd.

Ter bescherming en het doelmatig en veilig functioneren van de in het plangebied gelegen zeedijk is een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' opgenomen. Binnen deze zone mogen geen bouwwerken worden gebouwd die de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden. Hiervoor is een nadere afweging vereist, zodat bouwwerken uitsluitend met een omgevingsvergunning voor het (binnenplans) afwijken van het bestemmingsplan kunnen worden toegestaan.

5.2.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelregel wordt conform het Bro overgenomen in het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Ter bescherming en het doelmatig en veilig functioneren van de in het plangebied gelegen primaire waterkering is een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen. Binnen de eerste 75 meter, gerekend vanaf de dijk, mogen alleen bouwwerken ten dienste van de primaire waterkering worden gebouwd. Binnen de zone vanaf 75 tot 100 meter, gerekend vanaf de dijk, mogen alleen bouwwerken voor de andere daar voorkomende bestemming(en) worden gebouwd als die de waterkering niet nadelig kunnen beïnvloeden. Hiervoor is een nadere afweging vereist.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor overgangsrechtelijke situaties aangaande bouwen en gebruik liggen op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Slotregel

In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De aanpassingen die in dit parapluplan worden gedaan, hebben alle betrekking op het vastleggen van feitelijk bestaande situaties of ontwikkelingsmogelijkheden die reeds middels eerdere planologische herzieningen waren vastgelegd.

De (bestaande) ontwikkelingsmogelijkheden zijn bovendien van dusdanige aard dat hiervoor geen gemeenschapsgelden moeten worden aangesproken. Kostenverhaal in het algemeen en in het kader van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is mede daarom ook niet aan de orde.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

Het ontwerpbestemmingsplan wordt verzonden naar de overlegpartners en wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd.