Type plan: beheersverordening
Naam van het plan: Natuurgebieden 2014
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1663.BVNatuur2014-VS02

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1.1 Begrippen
1.1.1 verordening
de beheersverordening Natuurgebieden 2014 met identificatienummer NL.IMRO.1663.BVNatuur2014-VS02 van de Gemeente De Marne;
1.1.2 verordeninggebied
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.1.3 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.1.4 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  3. bovenstaande is niet van toepassing op bouwwerken of gebruik die in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan; 
1.1.5 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.1.6 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.1.7 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.1.8 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.1.9 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor een mobiel recreatief nachtverblijf, bestemd voor niet permanent gebruik;
1.1.10 kap
een afdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak, met dien verstande dat de dakhelling van ondergeschikte delen van het bouwwerk 0 graden mag zijn;
1.1.11 kust
het overgangsgebied tussen land en zee, bestaande uit zeewerende dijken, kwelders, landaanwinningswerken en water;
1.1.12 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.1.13 objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen
objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplex of daarmee gelijkgestelde inrichtingen;
1.1.14 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.1.15 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.1.16 peil
  1. indien op het land wordt gebouwd:
    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. indien in, op of over het water wordt gebouwd:
    • het Normaal Amsterdams Peil;
1.1.17 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.1.18 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.1.19 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.1.20 Wet geluidhinder inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
Artikel 1.2 Begrippen
1.2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
1.2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
1.2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf de snijlijn van een dakvlak en een evenwijdig aan de noklijn gelegen gevelvlak van een gebouw tot het peil;
1.2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
2 Gebiedsregels
Artikel 2.1 Gebruiksregels
2.1.1 Bestaand gebruik
De in het besluitvlak 'bestaand' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik. Hiervoor wordt verwezen naar de bijlage 'bestaand gebruik'.
2.1.2 Openbare ruimte
  1. in aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.1 is het toegestaan om het openbaar toegankelijk gebied te gebruiken voor (rij)wegen, fiets- en wandelpaden, mogelijkheden voor ontmoeting, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterlopen, waterberging, waterinfiltratievoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, kunstobjecten en het beheer en onderhoud van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. in afwijking van het gestelde in artikel 2.1.2 sub a:
    1. mag het openbaar toegankelijk gebied niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
    2. mogen de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Waddenzee' uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het behoud, herstel en ontwikkeling van het getijdegebied en de daaraan eigen landschappelijke en natuurlijke waarden en het beheer van de kust, met daaraan ondergeschikt;
      1. de beroepsscheepvaart;
      2. agrarisch gebruik van de kwelders;
      3. militaire activiteiten, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met 'veiligheidszone - onveilig gebied';
      4. beroepsvisserij;
      5. winning van zand, schelpen en klei;
      6. recreatie.
 
2.1.3 Aanvullende gebruiksregels
In aanvulling op het bestaande gebruik, is het volgende gebruik tevens toegestaan:
  1. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Maatschappelijk - militair munitiedepot' het gebruik voor kantoorruimte, huisvesting, magazijnen, werkplaatsen, munitieopslag, bedrijfswoningen, voorzieningen ten behoeve van ontspanning en communicatie ten dienste van een militaire kazerne;
  2. ter plaatse van het besluitsubvlak 'recreatieve ontsluiting' en 'Waterkering' een fiets-, voet- en/of ruiterpad;
  3. ter plaatse van het besluitsubvlak 'landschappelijke openheid' het behoud, herstel en ontwikkeling van van de landschappelijke openheid;
  4. ter plaatse van het besluitsubvlak 'oude dijken' het behoud en herstel van de landschappelijke en de cultuurhistorische waarden van de oude dijken, delen daarvan, dan wel restanten daarvan:
    1. Hieronder worden het behoud en herstel van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken begrepen:
      1. het profiel van de oude dijken, delen daarvan, dan wel restanten daarvan;
      2. de met de oude dijken samenhangende landschapselementen, waaronder coupures, schotbalkloodsjes en kolken.
2.1.4 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh) en/of risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  3. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin en voor het storten van vuil;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  5. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  6. het uitvoeren van exploratie- of exploitatieboringen naar aardgas in de Waddenzee;
  7. de aanleg van leidingen in de Waddenzee;
  8. het gebruik van de gronden voor nieuwe houtteelt ter plaatse van besluitsubvlakken 'Landschappelijke openheid' en/of 'oude dijken';
  9. het gebruik van de gronden voor de aanleg van bossen en boomgaarden ter plaatse van besluitsubvlak 'Landschappelijke openheid' en/of 'oude dijken';
  10. het gebruik van de gronden anders dan als grasland ter plaatse van besluitsubvlak 'oude dijken';
  11. het diepploegen, egaliseren en afschuiven van dijkgronden ter plaatse van besluitsubvlak 'oude dijken';
  12. ieder gebruik dat beperkingen oplevert voor de mogelijke waterkerende functie ter plaatse van besluitsubvlak 'oude dijken';
  13. het bepaalde onder k en m is niet van toepassing indien:
    1. aanpassing van het profiel van de oude dijk, een deel daarvan of een restant daarvan nodig is ter voorkoming van onevenredige grote hinder voor de landbouw;
    2. aanpassing van het profiel van de oude dijk, een deel daarvan of een restant daarvan nodig is ter versterking van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden.
 
Artikel 2.2 Bouwregels
2.2.1 Bestaande bouwwerken
De in het besluitvlak 'bestaand' aanwezige bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie. Hiervoor wordt verwezen naar de bijlage 'bestaand gebruik'.
2.2.2 Aanvullende bouwregels
 
2.2.2.1 Maatschappelijk - militair kazerneterrein
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Maatschappelijk - militair kazerneterrein' geldt dat:
  1. Nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen worden uitgebreid, met dien verstande dat:
    1. ten hoogste 30% van het besluitsubvlak mag worden bebouwd;
    2. de goothoogte van tenminste 50% van de toegelaten oppervlakte aan gebouwen maximaal 4 meter bedraagt en het resterende gedeelte maximaal 7,50 meter;
    3. de bouwhoogte van tenminste 50% van de toegelaten oppervlakte aan gebouwen maximaal 7,50 meter bedraagt en het resterende gedeelte maximaal 10,50 meter,
      met dien verstande dat in incidentele gevallen een bouwhoogte van 15,50 meter kan worden toegestaan;
    4. de dakhelling van gebouwen met een oppervlakte van meer dan 200 m2 niet meer dan 60 graden bedraagt. Deze dakhelling geldt niet voor bunkers, voor zover de bouwhoogte daarvan minder dan 5 meter bedraagt.
  2. Nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd en bestaande bouwwerken mogen worden uitgebreid, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van terreinverlichting, bliksemafleiders en communicatie maximaal 35 meter bedraagt;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken maximaal 3 meter bedraagt.
2.2.2.2 Maatschappelijk - militair terrein
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Maatschappelijk - militair terrein' geldt dat:
  1. Nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen worden uitgebreid, met dien verstande dat:  
    1. de bouwhoogte maximaal 11 meter mag bedragen, met uitzondering van een controletoren. Deze mag maximaal 15 meter bedragen;
    2. maximaal 10% van de oppervlakte van het besluitsubvlak mag worden bebouwd;
  2. Nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd en bestaande bouwwerken mogen worden uitgebreid, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, en;
    2. ter plaatse van het besluitsubvlak 'schietbaan' de bouwhoogte maximaal 15 meter mag bedragen;
    3. ter plaatse van het besluitsubvlak 'oefendoeleinden' de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
2.2.2.3 Veiligheidszone - onveilig gebied
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'veiligheidszone - onveilig gebied' geldt dat:
  1. Nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd en bestaande bouwwerken mogen worden uitgebreid, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 30 meter mag bedragen;
2.2.2.4 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' geldt dat:
  1. De bouw van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen is binnen de gehele zone van 30 m niet toegestaan.
2.2.2.5 Waterkering
  1. Ter plaatse van de besluitsubvlakken 'Waterkering' en 'vrijwaringszone - dijk' is het niet toegestaan om nieuwe gebouwen en bouwwerken te bouwen, anders dan ten dienste van de bestaande of toekomstige primaire waterkering en recreatieve fietsverbinding, met dien verstande dat ten behoeve van de recreatieve fietsverbinding uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan tot een maximum hoogte van 3 meter.
2.2.2.6 Lauwersmeerboezemkering
  1. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Lauwersmeerboezemkering' is het niet toegestaan om nieuwe gebouwen en bouwwerken te bouwen, anders dan ten dienste van de waterkering, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.
2.2.3 Afwijkingsregels bouw
  1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 2.2.2.1 met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, na een vooraf ontvangen advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, worden verhoogd tot maximaal 100 meter.
Artikel 2.3 Specifieke regels
2.3.1 Gasleiding
2.3.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    6. het permanent opslaan van goederen.
  2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van de verordening;
    2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende functies betreffen;
    3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
  3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
  4. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
2.3.2 A - zone
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'A - zone' geldt dat het volgende niet is toegestaan:
  1. het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. het aanleggen van autowegen, autosnelwegen, spoorwegen, druk bevaren vaarwegen (minimaal 10.000 passages per jaar), parkeerterreinen (meer dan 10 parkeerplaatsen) of recreatieve voorzieningen;
  3. agrarische bestemmingen die niet kunnen worden gerealiseerd zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen.
2.3.3 B - zone
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'B - zone' geldt dat het volgende niet is toegestaan:
  1. het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
2.3.4 C - zone
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'C - zone' geldt dat het volgende niet is toegestaan:
  1. bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructie;
  2. gebouwen met zeer grote glasoppervlakten (meer dan 100 m2), waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.
2.3.5 Bouwbeperkingengebied
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bouwbeperkingengebied' geldt dat de verstorende werking van nieuwe bouwwerken hoger dan 15 meter op de zend-/ontvangstinstallatie van de Willem Lodewijk van Nassaukazerne vooraf dient te worden getoetst door de minister van Defensie.
2.3.6 Waddenzee
2.3.6.1 Omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. voor zover het gronden betreft gelegen ter plaatse van het besluitsubvlak 'Waddenzee - omgevingsvergunningplicht zand, schelpen en kleiwinning'
      1. het winnen van zand, schelpen en klei
    2. voor zover het gronden betreft gelegen ter plaatse van het besluitsubvlak 'Waddenzee - omgevingsvergunningplicht graven en verleggen van geulen'
      1. het graven en verleggen van geulen;
    3. voor zover het gronden betreft gelegen ter plaatse van het besluitsubvlak 'Waddenzee - omgevingsvergunningplicht recreatie'
      1. het uitvoeren van werken ten behoeve van de recreatie;
    4. voor zover het gronden betreft gelegen ter plaatse van het besluitsubvlak 'Waddenzee - omgevingsvergunningplicht recreatie en graven en verleggen van geulen' en/of
      ter plaatse van het besluitsubvlak 'Waddenzee - omgevingsvergunningplicht zand, schelpen en kleiwinning'
      1. het aanleggen van kweekplaatsen van vis.
  2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van de verordening;
    2. die normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;
    3. indien de werken en/of werkzaamhden in overeenstemming zijn met een door Burgemeester en Wethouders geaccepteerd beheersplan als bedoeld in artikel 17 van de Natuurbeschermingswet 1998 of een door Burgemeester en Wethouders geaccepteerd beheersplan dat is opgesteld ten behoeve van het natuurschoon;
    4. indien er een vergunning nodig ingevolge artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.
Een besluit van Burgemeester en Wethouders tot het accepteren van een beheersplan wordt alleen genomen indien in een dergelijk plan de betreffende werken en/of werkzaamheden tevens worden getoetst aan dezelfde criteria met betrekking tot de landschappelijk en natuurlijke waarden van de Waddenzee als opgenomen in deze verordening. Een besluit tot accepteren van een beheersplan wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende tenminste 14 dagen in de gelegenheid zijn gesteld hun bezwaren tegen het beheersplan kenbaar te maken.
  1. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies bij Ministerie van Economische Zaken.
  2. De onder a bedoelde vergunning mag, indien deze in strijd is met het onder c genoemde advies, slechts worden verleend, nadat vooraf Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
  3. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden ernstig afbreuk wordt gedaan of zal worden gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de Waddenzee.
3 Algemene regels
Artikel 3.1 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 4.1 Overgangsrecht
4.1.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 4.1.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. artikel 4.1.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.1.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in artikel 4.1.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 4.1.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te doen hervatten;
  4. artikel 4.1.2 sub a  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 4.2 Overgangsrecht
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'Natuurgebieden 2014'.