direct naar inhoud van Regels
Plan: Kernen Roerdalen, 1e herziening
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1669.BPKR1eherziening-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 1e herziening Kernen Roerdalen met identificatienummer NL.IMRO.1669.BPKR1eherziening-OW01 van de gemeente Roerdalen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1669.BPKERNEN2012-OH02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.6 ABC-goederen:

inpandig gestalde auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, niet zijnde kleine huisraad, voor particulieren.

1.7 achterperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het achtererf;

1.8 afdekfolie:

landbouwfolie zonder constructies, bestemd voor de akker- en vol/egrondstuinbouw, sier-, (klein) fruit- en bol/enteelt, met als doel het afdekken van groenten, teelten en gerooide akkerproducten.

1.9 afhankelijke woonruimte:

bijbehorende bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit-, bollen- en champignonteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond (waaronder ook begrepen een paardenfokkerij);
  • c. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • e. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • f. champignonteelt: de teelt van champignons.
1.11 agrotoerisme

kleinschalige toeristische en recreatieve activiteiten gelieerd aan en/op agrarische bedrijven.

1.12 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installatie:

een instal/atie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage:

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot hoe ver het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bed & breakfast:

een accommodatie voor recreatief nachtverblijf in een (bedrijfs)woning.

1.18 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.19 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 bedrijf aan huis:

de uitoefening aan huis van bedrijfsactiviteiten die vanwege hun kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kunnen worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.21 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwestbaar object zoals vermeld in art. 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.22 beroep aan huis:

de uitoefening aan huis van een vrij beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, door diegene die terplaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.23 bestemmingsgrens;

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bevi-inrichting

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 bevoegd gezag:

het bestuursorgaan zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dat artikellid, burgemeester en wethouders.

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.  gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk. , alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

elke  Een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect  en duurzaam met de grond  aarde is verbonden , hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond ;

1.34 camping

een kampeerterrein voor kampeermiddelen al dan niet met voorzieningen voor dagrecreatieve activiteiten met nachtverblijf met daaraan ondergeschikte horeca.

1.35 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik.

1.36 containerveld:

grond die is afgedekt met plastic, niet zijnde afdekfolie, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op de afdeklaag los van de ondergrond geteeld (in potten).

1.37 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een en ander met inbegrip van:

  • afhaal- en bezorgcentra met dien verstande dat er geen dranken en/of spijzen ter plaatse genuttigd worden;
  • internetwinkels waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst overwegend via elektronische weg tot stand komt en er goederen ter plaatse uitgestald en/of geleverd worden.
1.39 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij er ter plaatse rechtstreeks contact met het publiek is, zoals een schoenmaker of een reisbureau, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 erfafscheiding:

een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een aangrenzend erf van buren of van de openbare weg.

1.41 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met bijbehorende voorzieningen waaronder in ieder geval parkeren.

1.42 extensieve dagrecreatie

vormen van recreatief medegebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

1.43 garage(box):

een gebouw voor de stalling van voertuigen, alsmede voor berging of opslag ten dienste van de bestemmingsfunctie.

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gestapelde woning:

woning die is gestapeld met twee of meer andere woningen of indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies.

1.46 groene en blauwe diensten:

het leveren van prestaties gericht op realisatie van maatschappelijke wensen op terreinen als natuur, landschap, waterbeheer en recreatief medegebruik, waarbij de bestemming gehandhaafd blijft.

1.47 groepsrisico:

groepsrisico zoals vermeld in art. 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.48 hageInet:

voorzieningen bestemd voor de bescherming van vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen en boomteelt die niet doorlopen tot aan de grond.

1.49 hekwerk:

een afscheiding van hout of metaal met openingen, zoals gaaswerk, waar doorheen gekeken kan worden.

1.50 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.

1.51 hondenschool:

een vereniging c.q. een niet-agrarisch bedrijf dat is gericht op het trainen en africhten van honden.

1.52 horeca(bedrijf):

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  • a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  • b. het verstrekken van nachtverblijf;
  • c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Waarbij de categorie-indeling, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in acht dient te worden genomen:

  • Categorie I 'lichte horeca', bv. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca ( automatiek, broodjeszaak, cafetaria etc.), overige lichte horeca (bistro, restaurant, hotel) of bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking (restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives);
  • Categorie 2 'middelzware horeca', bv.bar, bierhuis, biljartcentrum, café, shoarma/grillroom, zalenverhuur, etc.;
  • Categorie 3 'zware horeca', bv. dancing, discotheek, nachtclub en partycentrum.

Met een horecabedrijf wordt een afhaalzaak gelijkgesteld.

waarbij de categorie-indeling, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2, in acht dient te worden genomen.

1.53 kampeermiddelen:

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.54 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.55 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.56 kas:

een bouwwerk van glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 2,5 m of meer, trek, tunnel, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.57 kleinschalig kamperen:

kamperen op een kampeerterrein voor maximaal 40 kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.58 kwetsbaar object:

kwestbaar object zoals vermeld in art. 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.59 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg, alsmede zorgwoningen, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, sport, verenigingsleven, hondenschool, opvoeding, kinderopvang, kinderboerderij, openbaar bestuur en andere openbare en sociale voorzieningen.

1.60 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende ondergeschikte activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, ondergeschikte activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie ondergeschikt aan het bedrijf en het ondergeschikt houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.61 mantelzorg:

intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond

1.62 markt:

een plaats waar goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

1.63 monument:

een bouwwerk of terrein dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde.

1.64 nevenfunctie:

een of meer (bedrijfsmatige) activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarische) bedrijf/wonen.

1.65 nutsvoorziening:

een gebouwde voorziening voor het algemeen nut.

1.66 onderkomens

gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kampeermiddelen, stacaravans, containers, voertuigen, gewezen voertuigen of andere zaken die als tijdelijk dan wel permanent onderkomen dienen van één of meer huishoudens.

1.67 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.68 paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.69 paardenhouderij:

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.70 paardrijactiviteiten:

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.71 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.72 peil:
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
1.73 pergola

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.74 permanente bewoning:

het gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als hoofd(woon)verblijf.

1.75 permanente standplaats kampeermiddel:

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehelejaar.

1.76 permanente standplaats stacaravan:

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een stacaravan, inclusief bij de stacaravan behorende ondergeschikte onderkomens gedurende het gehelejaar.

1.77 permanente standplaats woonwagen:

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een woonwagen, inclusief bij de woonwagen behorende ondergeschikte onderkomens gedurende het gehele jaar.

1.78 permanente teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 2,5 m die langer dan 6, al dan niet aaneengesloten, maanden per jaar aanwezig is.

1.79 plaatsgebonden risico:

plaatsgebonden risico zoals vermeld in art. 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.80 recreatiewoning:

een (deel van een) gebouw die blijkens de bestemming is bedoeld voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.81 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.82 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel:

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.83 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

1.84 standplaats:

een vaste locatie op een openbare en in de openlucht gelegen plaats ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.85 teeltondersteunende voorziening:

voorziening of constructie, niet zijnde afdekfolie en hageInet, met een hoogte van ten hoogste 2,5 m, met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen.

1.86 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 2,5 m die korter dan 6, al dan niet aaneengesloten, maanden per jaar aanwezig zijn, met dien verstande dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (met uitzondering van funderingsanker en dergelijke) na de teelt opgeruimd en van het veld verwijderd dienen te worden. Voorbeelden van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn plastic (mini)tunnels, stellingen, regenkappen en boogkassen.

1.87 twee-aaneenwoning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen, alsmede wanneer deze beide hoofdgebouwen worden verbonden middels twee bijbehorende bouwwerken.

1.88 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.89 verkoop aan huis van lokaal geproduceerde/streekeigen producten:

verkoop van producten als nevenfunctie bij een (agrarisch) bedrijf van zelf geproduceerde of uit de plaatselijke regio afkomstige producten.

1.90 verticale bouwdiepte:

de diepte van een gebouw onder de grond of deels onder de grond (half verdiept).

1.91 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.92 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op de lange termijn is gewaarborgd.

1.93 voorgevel:

de gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen in de voorgevelrooilijn.

1.94 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) / is/ zijn gesitueerd en die is/zijn gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens;

1.95 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw, alsmede een vrijstaand hoofdgebouw dat middels een bijbehorend bouwwerk wordt verbonden met een ander vrijstaand hoofdgebouw.

1.96 woning:

een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken (met uitzondering van aangebouwde overkappingen), dat blijkens zijn indeling en inrichting geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.97 woonwagen/woonchalet:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats voor woonwagens/woonchalets en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.98 woonwagenstandplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen/woonchalet waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.

1.99 zorgwoning

Een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal één van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning- op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem- is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning en welke zorg door minimaal één van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de verticale bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot aan de bovenkant van de onderste afgewerkte vloer.

2.7 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevelen kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt, en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 6 m²

2.9 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij niet meegenomen.

2.10 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • 1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • 2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.11 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.12 bruto vloeroppervlak

de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van alle bouwlagen, dus inclusief bijvoorbeeld ingesloten buitenruimte, trappen, liftkokers, installatieruimten, enz.

2.13 aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. het peil in andere gevallen: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

2.14 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:
  • b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • f. de verticale bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot aan de bovenkant van de onderste afgewerkte vloer;
  • g. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
  • h. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevelen kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt, en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 6 m²;
  • i. afstand: de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij niet meegenomen;
  • j. bouwhoogte van een antenne-installatie:
    • 1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
    • 2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • k. breedte, lengte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren;
  • l. bruto vloeroppervlakte: de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van alle bouwlagen, dus inclusief bijvoorbeeld ingesloten buitenruimte, trappen, liftkokers, installatieruimten, enz.

2.15 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. het peil in andere gevallen: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10;

met de daarbij behorende:

  • b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. evenementen;
  • f. de in onderstaande tabel vermelde toegestane nevenfuncties:

nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten   -   100 m²  
beroep aan huis     max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken  
bed &breakfast   -   max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers  
groene en blauwe diensten   -   -  
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. tevens geldt het bepaalde in onderstaande tabel:

  max. aantal per bouwvlak   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen )   1   -   1.000 m³   6 m   9 m  
bijbehorende bouwwerken   -   100 m2   -   3,5 m   6,5 m  
kassen   -   2.500 m2   -   6 m   12 m  
overige bedrijfsge- bouwen   -   volledig bouwvlak   -   6 m   12 m  
teeltonder steunende voorziening, niet zijnde kassen   -   volledig bouwvlak   -   -   2,5 m  
mestsilo's   -   2.500 m2   -   -   8,5 m  
overige silo's   -   -   -   -   15 m  
vlaggenmasten   -   -   -   -   8 m  
lichtmasten bij paardenbakken   -   -   -   -   5 m  
lichtmasten overig   -   -   -   -   5 m  
erf- of terreinaf- scheidingen binnen bouwvlak   -   -   -   -   2 m  
erf- of terreinafschei-dingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak   -   -   -   -   2 m  
overige erf- en terreinafschei-dingen buiten bouwvlak   -   -   -   -   1,2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 ten behoeve van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 onder a om kuilvoerplaten, mestplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kuilvoerplaten en sleufsilo's binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. er dient voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht genomen te worden;
  • d. de hoogte van de wanden behorende bij de sleufsilo's bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  • e. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.

3.3.2 ten behoeve van hagelnetten

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 onder a om hagelnetten buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. het is niet toegestaan hagelnetten door te laten lopen tot aan de grond;
  • c. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.3.3 ten behoeve van opslag van dierlijke mest

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 onder a met inachtneming van het volgende:

  • a. de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de opslag van dierlijke mest is toegestaan in mestbassins, mestzakken of op mestplaten waarbij gebruikgemaakt mag worden van een of meerdere mestzakken, mestbassins of mestplaten;
  • c. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de opgeslagen mest buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2.500 m³ per bedrijf;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, mestbassins, mestzakken of mestplaten binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
  • f. de opslag van dierlijke mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de hoogte van mestzakken, mestbassins en wanden van mestplaten bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  • h. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • b. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • c. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  • d. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  • e. nevenfuncties zijn, indien hier bebouwing voor nodig is, niet toegestaan buiten de bestaande bebouwing;
  • f. bed & breakfast is niet buiten de woning en bouwwerken toegestaan;
  • g. in het kader van bedrijf- en beroep-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  • h. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  • i. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, onder voorwaarde dat:
    • 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    • 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in onderstaande tabel in dit lid, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties die niet in de bebouwing plaatsvinden mogen buiten de bebouwing maar binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • h. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • i. ten behoeve van de nevenfunctie overige bedrijven geldt tevens dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • j. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. in uitzondering op het gestelde onder a is kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, toegestaan met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kleinschalig kamperen binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak is toegestaan;
    • 2. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 40;
    • 4. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn;
    • 5. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.

nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
kleinschalig bedrijf-aan-huis   -   max 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken  
kleinschalig kamperen     zoals bepaald in lid 3.5.1  
educatie   -   zoals bepaald in lid 3.5.1  
overige recreatieve functies/agrotoerisme   -   zoals bepaald in lid 3.5.1  
agrarische duurzaamheid, innovatie en educatie   -   zoals bepaald in lid 3.5.1  
inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren   -   max 500 m²  
overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten   -   zoals bepaald in lid 3.5.1  

3.5.2 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 onder d om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. per (bedrijfs)woning is ten hoogste één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. paardenbakken, dienen aansluitend aan een bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, paardenbakken binnen een zone van 25 m vanaf de grens van een bouwvlak zijn toegestaan;
  • d. de afstand tussen de paardenbak en hindergevoelige bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken van derden dient ten minste 25 m te bedragen;
  • e. lichtmasten en stapmolens zijn niet toegestaan;
  • f. de hoogte van springobstakels bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  • g. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten van gronden met een houtgewas met uitzondering van fruitteelt, boomteelt en houtproductie;
  • b. het aanleggen, verharden van wegen, voet-, fiets-, ruiter- en andere paden, dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen groter dan 200 m²;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • e. het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van fruitteelt, boomteelt en houtproductie), het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  • f. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.

3.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in onderstaande tabel genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • b. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • c. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • d. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • h. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • i. een minicamping is toegestaan tot maximaal 40 standplaatsen;
  • j. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • k. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. indien door initiatiefnemer is aangetoond dat wijziging naar de vervolgfuncties zoals opgenomen in onderstaande tabel niet mogelijk is, kan de bestemming gewijzigd worden naar de bestemming Wonen.

Tabel vervolgfuncties

Recreatie  
Toerisme  
Zorg  
Wonen  

3.7.2 Ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat de realisatie van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. aangetoond dient te worden dat op het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te realiseren, waarbij aangetoond moet worden waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoord;
  • c. de betreffende gronden dienen voorzien te worden van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen';
  • d. de hoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • e. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.

3.7.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 5

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 5' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - onbebouwd', met inachtneming van het volgende:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 3 m bedragen;
  • c. bij wijziging naar 'Agrarisch - onbebouwd' dient de omgevingsvergunning uit artikel 3.6 in acht te worden genomen.

3.7.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 6

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 6' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in 'Wonen', onder voorwaarde dat:

  • a. maximaal 3 vrijstaande woningen, in overeenstemming met de woningaantallen volgens de gemeentelijke Woonvisie, worden opgericht;
  • b. de maximale maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 6 en 10 meter bedraagt;
  • c. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

3.7.5 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 7

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 7' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in 'Wonen' of 'Maatschappelijk', onder voorwaarde dat:

  • a. de woningaantallen in overeenstemming zijn met de woningaantallen volgens de gemeentelijke Woonvisie;
  • b. de maximale maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 6 en 10 meter bedraagt;
  • c. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

3.7.6 Ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat vormverandering van bouwvlakken is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. vormveranderingvan het bouwvlakis alleentoelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de omvang van het agrarisch bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • c. nabij gelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  • d. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. er dient te worden voldaan aan een landschappelijke inpassing.

3.7.7 Ten behoeve van bouwvlakvergroting

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat vergroten van het bouwvlak is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanwege een voorgenomen vergroting om bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te wijzigenbouwvlak gevestigde bedrijf;
  • b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van de bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. nabij gelegen bedrijvenen functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  • d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. er dient te worden voldaanaan een landschappelijke inpassing.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt en is opgenomen in de bijlage bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • b. werkplaatsen, magazijnen, kantines en bergingen;
  • c. voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkende industrie', een metaalbewerkingsbedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf', een kunststofverwerkend bedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', een aannemersbedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf', een loonwerkbedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf', een houtbewerkingsbedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding "vulpunt", een LPG-vulpunt;

met dien verstande dat:

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nutsvoorziening is toegestaan;
  • n. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • o. bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken niet zijn toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', een tankstation;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', een caravanstalling;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een lpg-tankstation;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen met lpg inclusief detailhandel', een lpg-tankstation, waarbij de maximale doorzet niet meer dan 1000 m³ en bij het verkooppunt van motorbrandstoffen een pompshop met aan de reis gerelateerde producten is;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - angsterweg 16' is detailhandel toegestaan met een vloeroppervlakte per detailhandelsvestiging die niet meer mag bedragen dan 600 m².
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven. Voor zover de bestaande goot- respectievelijk bouwhoogte meer bedraagt dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding dan geldt deze hogere goot- respectievelijk bouwhoogte als maximaal toegestane hoogte;
  • c. de dakhelling van een kap op een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 65 graden bedragen;
  • d. in afwijking van het gestelde in lid 4.2.2 onder a is ter plaatse van de aanduiding Angsterweg 16 te Vlodrop maximaal 153 m2 bebouwing buiten het bouwvlak toegestaan.

4.2.3 Bedrijfswoning
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte';
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen (inclusief bijbehorende bouwwerken);
  • d. de bedrijfswoning moet zijn voorzien een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden.

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken
  • a. een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming van de overige bouwregels;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning ten minste 5,5 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij een woonfunctie maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel maximaal 60% van het bouwperceel mag bedragen;
  • d. voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. bouwhoogte: tot maximaal halverwege de bouwhoogte van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 3,50 meter;
    • 2. bouwhoogte maximaal 5 meter,

met dien verstande dat de maximum dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het bijbehorende hoofdgebouw;

  • f. de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mogen uitsluitend worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (bedrijfswoning);
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. per bedrijfswoning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m² bedragen.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale maximum bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
hijs- en takelinrichtingen   12 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1,2 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • b. kantoor, met uitzondering van kantoorruimte ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf tot een maximum van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de bebouwing op een afstand van tenminste 3 meter van de perceelsgrenzen moet worden gebouwd;
  • b. de bebouwing op een afstand van tenminste 10 meter van de as van een verharde weg met een breedte van 10 meter of minder moet worden gebouwd en op een afstand van tenminste 15 meter van de as van een verharde weg breder dan 10 meter;
  • c. niet meer dan 4 woningen zijn toegestaan;
  • d. de inhoud van een woning maximaal 750 m³ mag bedragen;
  • e. de goothoogte van een woning niet meer dan 5,50 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen/aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen/aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter;
  • h. de hoogte van andere bouwwerken die voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd niet meer bedraagt dan 1 meter;
  • i. de hoogte van andere bouwwerken die worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat carports zijn toegestaan met een maximale maximum hoogte van 3 meter.

4.4.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 10

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 10' kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen teneinde een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met maximaal 347 m² toe te staan buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:

  • a. uitbreiding is noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf en behoud van bestaande werkgelegenheid;
  • b. verplaatsing naar een bedrijventerrein is economisch niet uitvoerbaar;
  • c. de verkeersaantrekkende werking moet passen bij de bestaande ontsluitingssituatie;
  • d. door de uitbreiding van bebouwing mogen geen nieuwe belemmeringen optreden voor de ontwikkeling van nabij gelegen agrarische bedrijven;
  • e. de milieubelasting mag niet onevenredig toenemen;
  • f. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de buitenpandige opslag mag niet toenemen;
  • h. de uitbreiding moet passen in het landschapsbeeld. In verband hiermee kan een adequate afschermende beplanting worden vereist. Hiertoe moet een beplantingsplan worden voorgelegd;
  • i. er moet worden voldaan aan de wet- en regelgeving ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Hiertoe moet in ieder geval aan het volgende worden voldaan:
    • 1. de functie detailhandel mag niet zodanig groot worden dat sprake is van een kwetsbaar object. Hiertoe wordt een motivering conform wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid gegeven; of
    • 2. uit onderzoek blijkt dat door technische maatregelen het vulpunt veiliger is geworden waardoor de 10-6-contour wordt verkleind. Hiertoe wordt de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' ook verkleind; en
    • 3. er wordt een verantwoording gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van het lpg-vulpunt;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt en is opgenomen in de bijlage bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • b. werkplaatsen, magazijnen, kantines en bergingen;
  • c. voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2', bedrijven uit categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.2' bedrijven uit categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein;

met dien verstande dat:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend afschermende groenvoorzieningen zijn toegestaan, alsmede in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van het bedrijf;
  • i. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • j. bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken niet zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen
  • a. per bedrijf mag maximaal 80% van het bij het bedrijf behorende bouwvlak worden bebouwd tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. er dient op eigen terrein ruimte beschikbaar te zijn om voldoende parkeerplaatsen te kunnen realiseren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vekoma' is ondergrondse bouwen toegestaan tot een diepte van 3,5 m onder het maaiveld.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, moeten tenminste 4 meter uit de grens van het bouwperceel worden gebouwd, met dien verstande dat voor bestaande bedrijfsgebouwen op kortere afstand van de perceelsgrens deze kortere afstand geldt;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum bouwhoogte' is aangegeven, voor zover de bestaande bouwhoogte meer bedraagt dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding dan geldt deze hogere bouwhoogte als maximaal toegestane hoogte.

5.2.3 Bedrijfswoning
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte';
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen (inclusief bijbehorende bouwwerken);
  • d. de bedrijfswoning moet zijn voorzien een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mogen uitsluitend worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (bedrijfswoning);
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. per bedrijfswoning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m² bedragen.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale maximum bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
de hoogte van schoorstenen en andere voor het bedrijf noodzakelijke bouwwerken (zoals hijs- en takelinrichtingen)   15 meter  
technische installaties, hijsinrichtingen en soortgelijke bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vekoma'   12 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1,2 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  

5.2.6 Tijdelijke gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.b.v. testopstellingen

Voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke tijdelijk worden geplaatst in verband met het testen van attracties, gelden in afwijking van het bepaalde in 5.2.2 sub c en 5.2.5, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vekoma' de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 90 m, met dien verstande dat:
    • 1. een bouwwerk met een bouwhoogte van minimaal 10 m en maximaal 50 m gedurende een aaneengesloten termijn van maximaal 9 maanden is toegestaan;
    • 2. een bouwwerk met een bouwhoogte tussen 50 m en maximaal 90 m gedurende een aaneengesloten termijn van maximaal 3 maanden is toegestaan.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

voor het parkeren dient gebruik te worden gemaakt van de parkeerkencijfers van het CROW.

5.3.2 Strijdig gebruik

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • b. kantoor, met uitzondering van kantoorruimte ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf tot een maximum van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Centrum ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. horeca van categorie 1 van de Staat van horeca activiteiten;
  • e. wonen al dan niet in combinatie met:
    • 1. een beroep aan huis, zoals nader beschreven in 6.5.1;
    • 2. een bedrijf aan huis, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de locaties zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels: 'Lijst toegestane bedrijven' zoals nader beschreven in 6.5.2 een bedrijf aan huis is toegestaan;
  • f. bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

  • g. werkplaatsen, magazijnen en bergingen;
  • h. voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, toegangen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', uitsluitend detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca t/m categorie 2' horeca t/m categorie 2 van de Staat van horeca activiteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen

Er zijn niet meer woningen toegestaan dan aanwezig en vergund  bestemd middels bouwvlak op de eerste dag van de in werking treding van dit bestemmingsplan.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van maximaal 2 meter daarachter;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • d. het hoofdgebouw moet zijn voorzien een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'platdak', ook een plat dak is toegestaan;
  • e. de verticale bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming van de overige bouwregels;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning ten minste 5,5 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij een woonfunctie maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel maximaal 60% van het bouwperceel mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij een centrumfunctie zoals genoemd in 6.1 a t/m d van deze regels, maximaal 150 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 70% van het bouwperceel mag bedragen;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende maximale maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. bouwhoogte: tot maximaal halverwege de bouwhoogte van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  • f. voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende maximale maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 3,50 meter;
    • 2. bouwhoogte maximaal 5 meter,

met dien verstande dat de maximale maximum dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het bijbehorende hoofdgebouw;

  • g. de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan in de tabel hierna is aangegeven:

bouwwerk geen gebouw zijnde   max. bouwhoogte voor de voorgevel   max. bouwhoogte achter de voorgevel  
erfafscheidingen   1 meter   2 meter  
buitenverlichting   1 meter   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter   8 meter  
antennes   niet toegestaan   8 meter  
pergola's   3 meter   3 meter  
speelvoorzieningen   3 meter   3 meter  
overig   2 meter   2 meter  

  • b. het oprichten van een niet-overdekt zwembad is uitsluitend toegestaan, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 500 m² en de oppervlakte van het zwembad maximaal 100 m² bedraagt.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van de onder 6.2 van deze regels bedoelde bouwwerken en de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein, indien dat noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. het woon- en leefklimaat: het in stand houden van een goede woonsituatie ter plaatse en in de omgeving, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van de (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
    • 4. het gebruik in verband met een beroep aan huis;
    • 5. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen;
  • d. de sociale veiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en nietsociaal controleerbaar is;
  • e. de brandveiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid respectievelijk brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

6.4.1 Afstand voorgevelrooilijn

6.2.3, onder b, van deze regels, voor het oprichten van ten hoogste één bijbehorend bouwwerk op een kleinere afstand vanaf de voorgevelrooilijn of de weg aan de voorzijde van de woning, of geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. het oppervlak van het bijgebouw voor zover gelegen buiten het bouwvlak maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afstand van het bijgebouw tot de aan de weg gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, ten minste 1,50 meter bedraagt.

6.4.2 Erfafscheidingen op hoekpercelen

6.2.4, onder a, van deze regels, voor het oprichten van een erfafscheiding vóór maximaal een van de voorgevelrooilijnen op hoekpercelen, onder voorwaarde dat:

  • a. de maximale maximum hoogte 2 meter bedraagt;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen, is gewaarborgd.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

6.5.1 Beroep aan huis

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis in de hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. het beroep aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • d. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het beroep aan huis;
  • f. per beroep aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

6.5.2 Bedrijf aan huis

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat :

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • e. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • g. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

6.5.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren op eigen terrein dienen de volgende normen te worden gehanteerd:

  • a. per vrijstaande woning ten minste 2 parkeerplaatsen;
  • b. per twee-aaneen gebouwde woning ten minste 1 parkeerplaats;
  • c. waarbij een garage niet wordt meegerekend als parkeerplaats.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.6.1 Horeca van categorie 2

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1, van deze regels voor horeca van categorie 2, onder voorwaarde dat:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • b. uitsluitend horeca activiteiten worden toegestaan van categorie 2 van de Staat van activiteiten;
  • c. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de milieutechnische toelaatbaarheid wordt aangetoond.

6.6.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • e. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • g. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Detailhandel ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. wonen

met de daarbij behorende:

  • c. magazijnen en bergingen;
  • d. voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen

Er zijn niet meer woningen toegestaan dan aanwezig en bestemd middels bouwvlak op de eerste dag van de in werking treding van dit bestemmingsplan.

7.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven.

7.2.3 Bedrijfswoning
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen (inclusief bijbehorende bouwwerken);
  • d. de bedrijfswoning moet zijn voorzien een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden.

7.2.4 Bijbehorende bouwwerken
  • a. een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming van de overige bouwregels;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning ten minste 5,5 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij een woonfunctie maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel maximaal 60% van het bouwperceel mag bedragen;
  • d. voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. bouwhoogte: tot maximaal halverwege de bouwhoogte van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 3,50 meter;
    • 2. bouwhoogte maximaal 5 meter,

met dien verstande dat de maximum dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het bijbehorende hoofdgebouw;

  • f. voor bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'platdak' geldt dat de hoogte maximaal de hoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • g. de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw (bedrijfswoning) of het verlengde daarvan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning ten minste 5,5 meter bedraagt;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. per bedrijfswoning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m² bedragen.

7.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale maximum bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1,2 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  

Artikel 8 Dienstverlening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Dienstverlening ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. wonen

met de daarbij behorende:

  • c. magazijnen en bergingen;
  • d. voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Algemeen

Er zijn niet meer woningen toegestaan dan aanwezig en bestemd middels bouwvlak op de eerste dag van de in werking treding van dit bestemmingsplan.

8.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven.

8.2.3 Bedrijfswoning
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen (inclusief bijbehorende bouwwerken);
  • d. de bedrijfswoning moet zijn voorzien een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden.

8.2.4 bijbehorende bouwwerken
  • a. een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming van de overige bouwregels;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning ten minste 5,5 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij een woonfunctie maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel maximaal 60% van het bouwperceel mag bedragen;
  • d. voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. bouwhoogte: tot maximaal halverwege de bouwhoogte van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 3,50 meter;
    • 2. bouwhoogte maximaal 5 meter,

met dien verstande dat de maximum dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het bijbehorende hoofdgebouw;

  • f. de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw (bedrijfswoning) of het verlengde daarvan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning ten minste 5,5 meter bedraagt;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. per bedrijfswoning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m² bedragen.

8.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale maximum bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1,2 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. beplantingen;
  • d. straatmeubilair en objecten van beeldende kunst;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. toegangswegen en -paden naar percelen;
  • g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen, speelveldjes;
  • i. hondenuitlaatplaatsen;
  • j. bladkorven en ondergrondse inzamelcontainers;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. evenementen;
  • m. standplaatsen;
  • n. terrassen;
  • o. markten;
  • p. tuinen;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', ter bescherming en behoud van de aanwezige waardevolle steilrand;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', een speelvoorziening.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag maximaal 6 m² bedragen.

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan in de tabel hierna is aangegeven:

bouwwerk geen gebouw zijnde   max. bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn   max. bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn  
erfafscheidingen   1,2 meter   2 meter  
lichtmasten   10 meter   10 meter  
overige bijbehorende bouwwerken   3 meter   3 meter  
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 van deze regels, voor speeltoestellen en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, onder voorwaarde dat het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

9.4.1 Parkeren

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

9.4.2 Evenementen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden zijn evenementen toegestaan voor maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen.

Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 van deze regels, indien noodzakelijk in verband met de herinrichting van de aangrenzende bestemming 'Verkeer'.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4.3 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' de waardevolle steilrand ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' af te graven, te verlagen, te egaliseren of op te hogen.

9.4.4 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.3 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en gebouwen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de aanvraag tot omgevingsvergunning is gehonoreerd;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

9.4.5 Voorwaarden

De in lid 9.4.3 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. door die werken en/of werkzaamheden de karakteristieke laanstructuur en steilrand niet onevenredig worden aangetast;
  • c. door die werken en/of werkzaamheden de mogelijkheden voor het behoud, de versterking of herstel van de te beschermen waarden niet in onevenredige mate worden aangetast of verkleind.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Horeca ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten;

met de daarbij behorende:

  • b. magazijnen en bergingen;
  • c. voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal een bedrijfswoning, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' een horecabedrijf uit categorie 3 van de Staat van horeca-activiteiten.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven.

10.2.2 Bedrijfswoning
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen (inclusief bijbehorende bouwwerken);
  • d. de bedrijfswoning moet zijn voorzien een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden.

10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming van de overige bouwregels;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning ten minste 5,5 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij een woonfunctie maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel maximaal 60% van het bouwperceel mag bedragen;
  • d. voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. bouwhoogte: tot maximaal halverwege de bouwhoogte van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 3,50 meter;
    • 2. bouwhoogte maximaal 5 meter,

met dien verstande dat de maximum dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het bijbehorende hoofdgebouw;

  • f. de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mogen uitsluitend worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (bedrijfswoning);
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan halverwege de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. per bedrijfswoning mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m² bedragen.

10.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken geen gebouw zijnde   maximale maximum bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1,2 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. sportvoorzieningen;
  • c. evenementen;

met de daarbij behorende:

  • d. werkplaatsen, magazijnen, kantines, ateliers en bergingen;
  • e. kleedkamers, clubhuis/kantine, bergingen, ballenvangers, omheiningen, licht- en andere masten en sporttoestellen ter plaatse van de aanwezige sportvelden;
  • f. voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats is toegestaan;

alsmede voor:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen', een molen, met:
    • 1. horeca-activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten;
    • 2. recreatief medegebruik;
    • 3. detailhandel en consumentendienstverlening ten dienste van het recreatief medegebruik;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - aanleunwoning', maximaal twee aanleunwoningen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', een kantoor;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hondenschool', een hondenschool.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de maximale maximum goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goothoogte';
  • e. de maximale maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum bouwhoogte', met dien verstande dat de bouwhoogte van de molen niet meer dan 25 meter mag bedragen (inclusief wieken);
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen bijbehorende bouwwerken, zoals bergingen en fietsenstallingen, ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte per vestiging niet meer dan 100 m² bedraagt en de goothoogte 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  • g. de verticale bouwdiepte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen.

11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerk geen gebouw zijnde   max. bouwhoogte achter de voorgevel  
vlaggenmasten   8 meter  
luifels   4 meter  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1,2 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 meter  
licht- en andere masten   15 meter  
tribunes   10 meter  
ballenvangers   8 meter  
kogelvangers   20 meter  

11.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

11.3.1 Horeca als medegebruik

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen mede worden gebruikt voor horeca uit categorie 1a of 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en sport, in de vorm van een ondergeschikte functie ten dienste van de maatschappelijke hoofdfunctie, zoals een kantine of gymzaal en sportveld.

11.3.2 Evenementen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn evenementen toegestaan voor maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen.

 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid
11.4.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder voorwaarde dat:

  • a. dat in overeenstemming is met de woningaantallen volgens de gemeentelijke Woonvisie;
  • b. wordt aangesloten bij de maatvoering die conform de bestemming 'Wonen' is toegestaan, met dien verstande dat de maximale maximum goot- en bouwhoogte 6 meter en 10 meter bedraagt;
  • c. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur in de vorm van bos, weilanden, moeras, water, heide en/of zandgronden;
  • b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijk en cultuurhistorische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bos', ter bescherming en behoud van het aanwezige waardevolle bos;

alsmede voor:

  • d. waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;
  • e. houtproductie;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. recreatieve wandel- en fietspaden;
  • h. agrarisch medegebruik ten behoeve van natuurbeheer;
  • i. de instandhouding van de mogelijkheden voor steenkolenwinning;
  • j. parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • k. voorzieningen gericht op de inrichting, het behoud en de bescherming van de bestemming, zoals ontsluitingspaden, bewegwijzeringsborden, kleinschalige picknickplaatsen met zitbanken e.d., uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bos'.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bestaande maatvoering van de gebouwen mag niet worden vergroot;
  • c. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van een branduitzichttoren ten behoeve van recreatie en observatie bedraagt ten hoogste 15 m;
  • e. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  • f. de inhoud van een voederberging/voederruif voor wild bedraagt ten hoogste 3 m³ met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • h. de bouwhoogte van bewegwijzeringsborden ter plaatse van de aanduiding 'bos' bedraagt ten hoogste 3 m;
  • i. de maximale maximum oppervlakte per bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'bos' bedraagt ten hoogste 5 m².

12.2.1 Afwijken van de bouwregels
12.2.2 Ten behoeve van hogere erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid

12.2 teneinde hogere erf- en terreinafscheidingen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de grotere hoogte is noodzakelijk ten behoeve van doelmatig natuurbeheer of de veiligheid van gebruikers.

12.2.3 Ten behoeve van geringe bouwwerken voor recreatief gebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 teneinde geringe bouwwerken voor het recreatief medegebruik op te richten, met inachtneming van het volgende:

  • a. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 12.1 onder b;
  • b. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 16 m²;
  • c. de hoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regel:

  • a. het winnen van bosstrooisel of mos is niet toegestaan.

12.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.2 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het beplanten van gronden met houtgewas;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. scheuren van grasland;
  • f. het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van houtproductie), het verwijderen van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  • g. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.

12.3.3 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.3.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. de werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

12.3.4 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.3.2 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. individuele recreatiewoningen die geen deel uitmaken van een recreatiewoningenpark;
  • b. bij deze bestemmingen behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groen en water.

13.2 Bouwregels
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. tevens geldt het bepaalde in onderstaande tabel;

  max. aantal   max. oppervlakte   max. goot- en bouwhoogte   dakhelling  
recreatiewoning   2   100 %*     kap 30 - 65°  
vrijstaande bijbehorende bouwwerken   -   bestaand   confrom aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte'    
erf- of terreinafschei- dingen       voor voorgevelrooilijn 1,2 m;
achter voorgevelrooilijn 2 m  
 
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       2 m    

* tenzij middels een maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van de onder 13.2 bedoelde bouwwerken en de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein, indien dat noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. het woon- en leefklimaat: het in stand houden van een goede woonsituatie ter plaatse en in de omgeving, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van de (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
    • 4. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen;
  • d. de sociale veiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en nietsociaal controleerbaar is;
  • e. de brandveiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid respectievelijk brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor permanente bewoning.

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'terras', een terras;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', ter bescherming en behoud van de aanwezige waardevolle steilrand;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. paden en wegen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor Tuin aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 1,2 meter, met dien verstande dat:

  • a. een erker aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw is toegestaan, onder voorwaarde dat:
    • 1. de diepte, gemeten uit de betreffende gevel(s) van het hoofdgebouw, niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de erker(s) bij elke woning niet meer dan 6 m² bedraagt;
    • 3. een erker niet meer dan 1 bouwlaag heeft;
    • 4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan de erker wordt aangebouwd;
  • b. overkapping boven de voordeur is toegestaan, onder voorwaarde dat:
    • 1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
    • 2. de horizontale diepte niet meer dan 1.50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
  • c. per woning maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan met een hoogte van maximaal 8 meter.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 van deze regels:

14.3.1 Eén bijbehorend bouwwerk

voor het oprichten van één bijgebouw op de voor 'Tuin' aangewezen gronden, onder voorwaarde dat:

  • a. het oppervlak van het bijbehorend bouwwerk voor zover gelegen binnen de bestemming 'tuin' maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afstand van het bijbehorende bouwwerk tot de aan de weg gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, ten minste 1,50 meter bedraagt.

14.3.2 Erfafscheidingen op hoekpercelen

voor het oprichten van een erfafscheiding vóór maximaal een van de voorgevelrooilijnen op hoekpercelen, onder voorwaarde dat:

  • a. de maximale maximum hoogte 2 meter bedraagt;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen, is gewaarborgd.

14.3.3 Een pergola

voor het oprichten van een pergola op de voor 'Tuin' aangewezen gronden, onder voorwaarde dat:

  • a. de maximale maximum hoogte 3 meter bedraagt;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen, is gewaarborgd.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' de waardevolle steilrand ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' af te graven, te verlagen, te egaliseren of op te hogen.

14.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 14.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en gebouwen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de aanvraag tot omgevingsvergunning is gehonoreerd;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

14.4.3 Voorwaarden

De in lid 14.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. door die werken en/of werkzaamheden de karakteristieke laanstructuur en steilrand niet onevenredig worden aangetast;
  • c. door die werken en/of werkzaamheden de mogelijkheden voor het behoud, de versterking of herstel van de te beschermen waarden niet in onevenredige mate worden aangetast of verkleind.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 8

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 8' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in die zin dat per wijzigingsgebied maximaal de bouw van 1 vrijstaande woning wordt mogelijk gemaakt, onder voorwaarde dat:

  • a. na wijziging de bouw- en gebruiksregels uit 17.2 t/m 17.6 van toepassing zijn, met dien verstande dat de maximale maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 5 en 7 meter mag bedragen;
  • b. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. ondergrondse inzamelcontainers;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van verkeer – garagebox', garageboxen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-overkluisde watergang', een overkluisde watergang;
  • k. evenementen;
  • l. standplaatsen;
  • m. terrassen;
  • n. markten;
  • o. tuinen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen en ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van verkeer – garagebox' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag maximaal 6 m² bedragen;
  • d. de oppervlakte per garagebox ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van verkeer – garagebox' maximaal 25 m² mag bedragen.

15.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan in de tabel hierna is aangegeven:

bouwwerk geen gebouw zijnde   max. bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn   max. bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn  
erfafscheidingen   1,2 meter   2 meter  
lichtmasten   10 meter   10 meter  
overige bijbehorende bouwwerken   3 meter   3 meter  

15.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn evenementen toegestaan voor maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging (waaronder begrepen groene en/of natuurlijke oevers);
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. paden;
  • g. bruggen, duikers en andere kunstwerken;
  • h. ter plaatse van de aanduiding vijver, een 'vijver'.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor Water aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de volgende categorieën:
    • 1. vrijstaande woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. twee aaneen gebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. meer aaneen gebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  • b. al dan niet in combinatie met:
    • 1. een beroep aan huis, zoals nader beschreven in 17.5.1;
    • 2. een bedrijf aan huis, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de locaties zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels: 'Lijst toegestane bedrijven' zoals nader beschreven in 17.5.2 een bedrijf aan huis is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en brandgangen;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', een bedrijf in of bij de woning tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' een horecabedrijf uit categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', een kantoor, uitsluitend op de begane grond;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing', ter behoud en herstel van het open doorzicht naar het landschap;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een bed & breakfast;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.2.1 Algemeen
  • a. Er zijn niet meer woningen toegestaan dan aanwezig en vergund  bestemd middels bouwvlak op de eerste dag van de in werking treding van dit bestemmingsplan;
  • b. nieuwe woningen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het ter plaatse genoemde aantal niet mag worden overschreden. Een en ander met dien verstande dat nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 3' uitsluitend is toegestaan indien het aantal en typologie in overeenstemming is met de woningaantallen volgens de gemeentelijke Woonvisie.

17.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, moet worden gesitueerd op de bouwgrens of op een afstand van maximaal 2 meter daarachter;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. voor vrijstaande woningen aan beide zijden minimaal 2 meter, met dien verstande dat voor zover de bestaande afstand minder bedraagt dan toegestaan de bestaande afstand als minimale toegestane afstand geldt;
    • 2. voor twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde minimaal 2 meter, met dien verstande dat voor zover de bestaande afstand minder bedraagt dan toegestaan de bestaande afstand als minimale toegestane afstand geldt;
    • 3. voor aaneengebouwde hoekwoningen aan één zijde minimaal 2 meter, met dien verstande dat voor zover de bestaande afstand minder bedraagt dan toegestaan de bestaande afstand als minimale toegestane afstand geldt;
  • e. de maximale maximum goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goot- en bouwhoogte';
  • f. de maximale maximum goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale maximum goothoogte';
  • g. de woning moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'platdak', ook een plat dak is toegestaan;
  • h. de verticale bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de verticale bouwdiepte ter plaatse van de aanduiding 'verticale bouwdiepte' niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 1' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen mogen worden opgericht, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, waarbij de in het navolgende schema opgenomen afwijkende maatvoering in acht dient te worden genomen:

woningcate- gorie   min. breedte bouwperceel   min. breedte hoofdgebouw   min. afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens   max. diepte hoofdgebouw   min. afstand tot achterperceels- grens  
vrijstaand   12 meter   6 meter   2 meter   15 meter   6 meter  
twee-aaneen   8,50 meter   5,40 meter   2 meter
aan een zijde  
12 meter   6 meter  

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 2' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen mogen worden opgericht, waarbij de in het navolgende schema opgenomen afwijkende maatvoering in acht dient te worden genomen:

woningcategorie   min. breedte bouwperceel   min. breedte hoofdgebouw   min. afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens  
vrijstaand   9 meter   5,50 meter   2 meter aan een zijde  
twee-aaneen   9 meter   5,50 meter   2 meter aan een zijde  

  • k. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 3' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 4' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend woningen mogen gebouwd conform de typologie en respectievelijk de goot- en bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 5' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat woningen mogen worden opgericht conform de typologie en respectievelijk de goot- en bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 6' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat woningen mogen worden opgericht conform de typologie en respectievelijk de goot- en bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 7' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend vrijstaande, twee aaneen en aaneengebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 8' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend vrijstaande en twee aaneen gebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 9' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend 3 vrijstaande of zes twee aaneen gebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 8 meter;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 10' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 8 meter;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 11' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend 4 vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 12' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend 5 vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 13' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend 15 aaneengebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 14' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend 15 aaneengebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 15' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend 5 vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 16' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend 10 aaneengebouwde woningen mogen worden opgericht met een maximale maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter.

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming van de overige bouwregels;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    • 1. wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning tenminste 5,5 meter bedraagt en ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - afstand garage' bij vrijstaande woningen niet minder dan 11 meter bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone bijzondere bebouwing' bijgebouwen uitsluitend achter de achtergevelrooilijn en op een afstand van tenminste 2 meter uit de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel maximaal:
    • 1. 40% van het bouwperceel bedraagt voor vrijstaande woningen;
    • 2. 50% van het bouwperceel bedraagt voor twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. 60% van het bouwperceel bedraagt voor aaneen gebouwde woningen;
    • 4. 150 m² bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

Voor zover de bestaande vergunde oppervlakte meer bedraagt dan toegestaan dan geldt de bestaande oppervlakte, zoals aanwezig op de eerste dag van de in werking treding van dit bestemmingsplan, als maximaal toegestane oppervlakte;

  • d. voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende maximale maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. bouwhoogte: tot maximaal halverwege de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende maximale maximum goot- en bouwhoogte:
    • 1. goothoogte: maximaal 3,50 meter;
    • 2. bouwhoogte maximaal 5 meter,

met dien verstande dat de maximale maximum dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het bijbehorende hoofdgebouw;

  • f. de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.

17.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan in de tabel hierna is aangegeven:
    bouwwerk geen gebouw zijnde   max. bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn   max. bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn  
    erfafscheidingen   1,2 meter   2 meter  
    buitenverlichting   1 meter   2 meter  
    vlaggenmasten   8 meter   8 meter  
    antennes   niet toegestaan   8 meter  
    pergola's   3 meter   3 meter  
    speelvoorzieningen   3 meter   3 meter  
    overig   2 meter   2 meter  
  • b. het oprichten van een niet-overdekt zwembad is uitsluitend toegestaan, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 500 m² en de oppervlakte van het zwembad maximaal 100 m² bedraagt.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van de onder 17.2 bedoelde bouwwerken en de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein, indien dat noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. het woon- en leefklimaat: het in stand houden van een goede woonsituatie ter plaatse en in de omgeving, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van de (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
    • 4. het gebruik in verband met een beroep aan huis;
    • 5. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen;
  • d. de sociale veiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
  • e. de brandveiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid respectievelijk brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

17.4.1 Afstand voorgevelrooilijn

17.2.3, onder b, van deze regels, voor het oprichten van ten hoogste één bijbehorend bouwwerk op een kleinere afstand vanaf de voorgevelrooilijn of de weg aan de voorzijde van de woning, of geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat:

  • a. het oppervlak van het bijgebouw voor zover gelegen buiten het bouwvlak maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afstand van het bijgebouw tot de aan de bestemming 'Verkeer' gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, ten minste 1,50 meter bedraagt.

17.4.2 Erfafscheidingen op hoekpercelen

17.2.4, onder a, van deze regels, voor het oprichten van een erfafscheiding vóór maximaal een van de voorgevelrooilijnen op hoekpercelen, onder voorwaarde dat:

  • a. de maximale maximum hoogte 2 meter bedraagt;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen, is gewaarborgd.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

17.5.1 Beroep aan huis

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis in de hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. het beroep aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • d. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. per beroep aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

17.5.2 Bedrijf aan huis

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • e. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • g. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

 

17.5.3 Mantelzorg

De aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, onder voorwaarde dat:

  • 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
  • 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

17.5.4 Parkeren

Ten aanzien van parkeren op eigen terrein dienen de volgende normen te worden gehanteerd:

  • a. per vrijstaande woning ten minste 2 parkeerplaatsen;
  • b. per twee-aaneen gebouwde woning ten minste 1 parkeerplaats;
  • c. waarbij een garage niet wordt meegerekend als parkeerplaats.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.6.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1 van deze regels voor een bed & breakfast in de woning, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. de exploitant in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • d. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • e. per bed & breakfast 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m²;
  • f. de bed & breakfast door indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning, zodat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  • g. maximaal 5 slaapplaatsen in ten hoogste 2 kamers mogen worden gerealiseerd;
  • h. ter voorkoming van permanente bewoning een kortdurende recreatieve verblijfsduur geldt van maximaal 3 weken.

17.6.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of de bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • e. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • g. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. de aanduiding 'twee-aaneen' op de verbeelding wijzigen in de aanduiding 'vrijstaand';
  • b. de aanduiding 'aaneengebouwd' op de verbeelding wijzigen in de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. de aanduiding 'platdak' van de verbeelding verwijderen en toestaan dat de woning wordt voorzien van een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden;
  • d. toestaan dat de woning wordt voorzien van een platdak door het opnemen van de aanduiding 'platdak' op de verbeelding.

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van een wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • 1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

17.7.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming de bestemming ‘Wonen’ wijzigen in ‘Detailhandel’, met dien verstande dat:

  • a. het gebied na wijziging slechts gebruikt mag worden ten behoeve van verkeers- en groenvoorzieningen;
  • b. geen bebouwing is toegestaan.

17.7.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in die zin dat hier de bouw van 2 vrijstaande woningen wordt mogelijk gemaakt, onder voorwaarde dat:

  • a. na wijziging de bouw- en gebruiksregels uit 17.2 t/m 17.6 van toepassing zijn, met dien verstande dat de maximale maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 6 en 10 meter mag bedragen;
  • b. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

17.7.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in die zin dat hier de bouw van 1 vrijstaande woning wordt mogelijk gemaakt, onder voorwaarde dat:

  • a. na wijziging de bouw- en gebruiksregels uit 17.2 t/m 17.6 van toepassing zijn, met dien verstande dat de maximale maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 6 en 10 meter mag bedragen;
  • b. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

17.7.5 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 8

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 8' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in die zin dat per wijzigingsgebied maximaal de bouw van 1 vrijstaande woning wordt mogelijk gemaakt, onder voorwaarde dat:

  • a. na wijziging de bouw- en gebruiksregels uit 17.2 t/m 17.6 van toepassing zijn, met dien verstande dat de maximale maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 5 en 7 meter mag bedragen;
  • b. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

17.7.6 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 9

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 9' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in die zin dat hier de bouw van 2 vrijstaande woningen wordt mogelijk gemaakt, onder voorwaarde dat:

  • a. na wijziging de bouw- en gebruiksregels uit 17.2 t/m 17.6 van toepassing zijn, met dien verstande dat de maximale maximum goot- en bouwhoogte 6 en 8 meter mag bedragen;
  • b. het plan voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.

Artikel 18 Wonen - Gestapeld

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de categorie gestapelde woningen;
  • b. al dan niet in combinatie met:
    • 1. een beroep aan huis, zoals nader beschreven in 18.3.1;
    • 2. een bedrijf aan huis, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de locaties zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels: 'Lijst toegestane bedrijven' zoals nader beschreven in 18.3.2 een bedrijf aan huis is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • d. erven, tuinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en brandgangen;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', een kinderopvang;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

18.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. er zijn niet meer woningen toegestaan dan aanwezig en bestemd middels bouwvlak op de eerste dag van de in werking treding van dit bestemmingsplan;
  • b. nieuwe woningen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het ter plaatse genoemde aantal niet mag worden overschreden;
  • c. de maximale maximum goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ' maximale  maximum goot- en bouwhoogte';
  • d. de verticale bouwdiepte mag binnen het bouwvlak niet meer dan 4 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw 4' geldt, met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', dat uitsluitend gestapelde woningen mogen worden opgericht, met een maximale maximum goothoogte en bebouwingspercentage van respectievelijk 10 meter en 70 %.

18.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. van de gronden buiten het bouwvlak mag per bouwperceel maximaal 30% worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, en met inachtneming van de overige bouwregels;
  • b. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van de gebouwen niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • c. buiten het bouwvlak dient voldoende ruimte te worden gereserveerd om het parkeren op eigen terrein te kunnen oplossen;

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met inachtneming van de maximale maximum bouwhoogtes zoals in de tabel hierna is aangegeven:
bouwwerk geen gebouw zijnde   max. bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn   max. bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn  
erfafscheidingen   1,2 meter   2 meter  
buitenverlichting   1 meter   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter   8 meter  
antennes   niet toegestaan   8 meter  
pergola's   3 meter   3 meter  
speelvoorzieningen   3 meter   3 meter  

  • b. het oprichten van een niet-overdekt zwembad is uitsluitend toegestaan, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 500 m² en de oppervlakte van het zwembad maximaal 100 m² bedraagt.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

18.3.1 Beroep aan huis

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis in de hoofd- en bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. het beroep aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • d. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. per beroep aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

18.3.2 Bedrijf aan huis

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:

  • a. uitsluitend de begane grond daarvoor wordt gebruikt en niet de verdiepingen;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • e. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • f. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • g. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • h. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

18.3.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren op eigen terrein dienen de volgende normen te worden gehanteerd:

  • a. per gestapelde woning ten minste 1,5 parkeerplaats;
  • b. waarbij een garage niet wordt meegerekend als parkeerplaats.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.1, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, onder voorwaarde dat:

  • a. uitsluitend de begane grond daarvoor wordt gebruikt en niet de verdiepingen;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • e. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • f. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • g. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • h. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de inrichting van standplaatsen ten behoeve van woonwagens en woonchalets;
  • b. al dan niet in combinatie met:
    • 1. een beroep aan huis, zoals nader beschreven in 19.3.1;
    • 2. een bedrijf aan huis, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de locaties zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels: 'Lijst toegestane bedrijven' zoals nader beschreven in 19.3.2 een bedrijf aan huis is toegestaan;
  • c. met de daarbij behorende sanitaire ruimten/bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, in- en uitritten, parkeerplaatsen, ontsluitingspaden en brandgangen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwing is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van de woonwagen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 2,5 meter moet bedragen;
  • d. de goothoogte van een woonwagen/woonchalet mag niet meer dan 4,5 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 7.50 meter;
  • e. de woonwagen/woonchalet mag voorzien worden van een kap met een dakhelling van minimaal 15 graden en maximaal 45 graden;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen.

19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Beroep aan huis

Een woonwagen/woonchalet mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonwagen/woonchalet en bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. het beroep aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woonwagen/woonchalet zijn hoofdverblijf heeft;
  • d. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. per beroep aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

19.3.2 Bedrijf aan huis

Een woonwagen/woonchalet mag worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woonwagen zijn hoofdverblijf heeft;
  • e. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • g. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.3.2, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de woonwagen, onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woonwagen zijn hoofdverblijf heeft;
  • e. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  • g. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².

Artikel 20 Wonen - Uit te werken

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de daarbij behorende:

  • b. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, in- en uitritten, parkeren, ontsluitingspaden en brandgangen;

alsmede voor:

  • c. groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. aan huis gebonden beroepen;
  • f. doeleinden van openbaar nut;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 20.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uit te werken 1':
    • 1. het aantal te bouwen woningen niet meer dan 6 bedraagt en in overeenstemming is met de woningaantallen volgens de gemeentelijke Woonvisie;
    • 2. de te bouwen woningen voorzien dienen te worden van, grotendeels op eigen terrein te realiseren, voldoende parkeergelegenheid. Buiten de bestemmingsgrens mogen geen parkeervoorzieningen worden gerealiseerd om te voorzien in de parkeerbehoefte die uitgaat van de maximaal 6 te bouwen woningen;
    • 3. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gehandhaafd blijft totdat duidelijkheid is verschaft over de aanwezigheid en veiligstelling van de eventueel aanwezige archeologische waarden in het gebied;
    • 4. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de bodem, eventueel na het nemen van saneringsmaatregelen, geschikt is voor de bestemming;
    • 5. het verhaal van kosten van de grondexploitatie is verzekerd;
    • 6. de geldende geluidswaarden in acht worden genomen;
    • 7. regenwater en drainagewater van het riool dient te worden afgekoppeld en in de bodem dient te worden geïnfiltreerd.

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uit te werken 2':
    • 1. het aantal te bouwen woningen niet meer dan 41 mag bedragen en in overeenstemming dient te zijn met de woningaantallen volgens de gemeentelijke Woonvisie;
    • 2. uitsluitend vrijstaande, twee aaneen en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 3. de woningen moeten worden gebouwd achter de naar de wegzijde toegekeerde 'geluidzone - industrie' zoals aangeven op de verbeelding;
    • 4. de te bouwen woningen dienen te worden voorzien van tenminste 1 parkeerplaats op eigen terrein;
    • 5. middels een bodemonderzoek dient te worden aangetoond dat de bodem, eventueel na het nemen van saneringsmaatregelen, geschikt is voor de bestemming;
    • 6. het verhaal van kosten van de grondexploitatie is verzekerd;
    • 7. de geldende geluidswaarden in acht worden genomen;
    • 8. regenwater en drainagewater van het riool dient te worden afgekoppeld en in de bodem worden geïnfiltreerd.

20.3 Bouwregels

Zolang en voorzover de in 20.2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, mogen de gronden niet worden bebouwd.

20.3.1 Afwijken van de bouwregels
20.3.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.3 en toestaan dat er ten dienste van de in voorbereiding zijnde bestemming wordt gebouwd.

20.3.3 Afwegingskader

Een in 20.3.2 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, indien:

  • a. het bouwplan in overeenstemming is met de in voorbereiding zijnde uitwerking;
  • b. belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze kenbaar te maken.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de Ieiding.
  • 2. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

21.2 Bouwregels
  • 1. Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  • 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken Ieiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

21.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het aanbrengen en rooien van diep wortelende beplanting en bomen;
    • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • e. het permanent opslaan van goederen;
    • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de Ieiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
    • 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  • 3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de Ieiding niet onevenredig schaden.

  • 4. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld onder 3, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de Ieiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat voor hoogspanningsmasten geen maximale maximum hoogte geldt;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

22.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgreaven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

22.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 22.4.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 23 Leiding - Leidingstrook

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor ondergrondse energieleidingen, communicatieleidingen en transportleidingen.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Leidingstrook zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

23.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 23.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

23.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-riool' de beschermingszone van een rioolpersleiding;

waarbij de bestemming 'Leiding - Riool' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op en onder de in lid 24.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid

24.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, onder voorwaarde dat daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden':

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

24.4.2 Uitzondering

Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • d. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder.

24.4.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het leidingentransport, en de leidingenbeheerder daar vooraf advies over heeft uitgebracht.
  • b. De in lid 24.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de belangen van het leidingentransport onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden op te nemen in de vergunning, waarover de leidingbeheerder vooraf advies heeft uitgebracht.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming van een terrein met een zeer hoge en hoge archeologische waarde,
  • b. de bescherming van de zone rondom een ARCHIS-waarneming, -vondstmelding en -vindplaats;

waarbij:

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

25.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 2' mede bestemde gronden.

25.2.2 Uitzonderingen

Het onder 25.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m² en de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 centimeter;
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 25.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

25.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

25.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld.

25.4.2 Uitzonderingen

Het onder 25.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 30 m², of;
  • b. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 40 centimeter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd, of;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, of;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning, of
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

25.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 25.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

25.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

25.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

 

Artikel 26 Waarde - Archeologie 4

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming van een terrein met hoge en hoge archeologische waarde, historische dorpskern;

waarbij:

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

26.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 4' mede bestemde gronden.

26.2.2 Uitzonderingen

Het onder 26.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m² en de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 centimeter;
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
26.3 Afwijken van de bouwregels

26.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 26.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

26.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld.

26.4.2 Uitzonderingen

Het onder 26.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 30 m², of;
  • b. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 40 centimeter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd, of;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, of;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning, of
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

26.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 26.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

26.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 5

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming van een terrein met archeologische waarde;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

27.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 5' mede bestemde gronden.

27.2.2 Uitzonderingen

Het onder 27.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m² en de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 centimeter;
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
27.3 Afwijken van de bouwregels

27.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 27.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

27.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld.

27.4.2 Uitzonderingen

Het onder 27.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 30 m², of;
  • b. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 40 centimeter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd, of;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, of;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning, of
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

27.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 27.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

27.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 6

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming van een terrein met archeologische waarde;

waarbij:

28.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

28.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 6' mede bestemde gronden.

28.2.2 Uitzonderingen

Het onder 28.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m² en de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 centimeter;
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
28.3 Afwijken van de bouwregels

28.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 28.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

28.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

28.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor ' Waarde - Archeologie 6 ' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld.

28.4.2 Uitzonderingen

Het onder 28.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 30 m², of;
  • b. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 40 centimeter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd, of;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, of;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning, of
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

28.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 28.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

28.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

28.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 7

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming van een terrein met archeologische waarde;

waarbij:

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

29.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 7' mede bestemde gronden.

29.2.2 Uitzonderingen

Het onder 29.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m² en de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 centimeter;
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
29.3 Afwijken van de bouwregels

29.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 29.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

29.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

29.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld.

29.4.2 Uitzonderingen

Het onder 29.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 30 m², of;
  • b. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 40 centimeter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd, of;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, of;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning, of
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

29.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 29.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

29.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

29.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Cultuurhistorie ' aangewezen gronden, zijnde de adressen zoals opgenomen in bijlage 4 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende cultuurhistorische elementen en/of objecten als rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende en beeldondersteunende panden.

30.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
30.1.2 Algemeen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie ', de rijks- en gemeentelijke monumenten, beeldbepalende en beeldondersteunende panden geheel of gedeeltelijk te slopen onder de voorwaarden dat:

  • a. het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische elementen van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken gelijk wordt gesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
  • b. bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen dient een bouwhistorisch onderzoek te worden overgelegd. 
  • c. over het verzoek om sloopvergunning dient de Monumentencommissie om advies te worden gevraagd.

30.1.3 Uitzonderingen op verbod

Het in 30.1.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
  • b. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het slopen is verleend;
  • c. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor bouwvergunning is verleend.

30.1.4 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 30.1.2 kan worden verleend indien:

  • a. uit een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, casu quo worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld;
  • b. indien uit een onderzoek als genoemd onder a blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd, maar:
    • 1. wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen;
    • 2. documentatie plaatsvindt van de te slopen waarden;
    • 3. voor bijzondere materiële relicten een duurzaam toekomstperspectief ex situ wordt gewaarborgd.

Artikel 31 Waarde - Archeologie - 2

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 2 mede bestemde gronden.

31.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 31.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 31.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

31.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

31.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.

31.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in lid 31.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 30 m²; of en het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  • b. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  • c. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  • d. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  • e. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

31.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 31.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

31.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

31.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Archeologie - 4

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 4 mede bestemde gronden.

32.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 32.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 32.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

32.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

32.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluiten om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.

32.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in lid 32.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 250 m²; of en
  • b. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

32.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 32.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

32.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

32.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 33 Waarde - Archeologie - 5

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

33.2 Bouwregels
33.2.1 verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 5 mede bestemde gronden.

33.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 33.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte ten hoogste 1.000 m² bedraagt en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 33.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

33.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

33.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluiten om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.

33.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in lid 33.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 1.000 m² ; of en het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  • b. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  • c. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  • d. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  • e. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

33.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 33.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

33.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

33.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 5 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 6

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 6 mede bestemde gronden.

34.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 34.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

34.3 Afwijken van de bouwregels
34.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 34.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

34.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

34.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 6 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.

34.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in lid 34.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 2.500 m²; of en het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  • b. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  • c. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  • d. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  • e. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

34.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 34.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

34.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

34.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 6 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 35 Waarde - Archeologie - 7

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 7 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

35.2 Bouwregels
35.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 7 mede bestemde gronden.

35.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 35.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 40 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.

35.3 Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 35.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.

35.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

35.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 7 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • d. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • e. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  • f. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • g. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.

35.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in lid 35.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 10.000 m²; of
  • b. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.

35.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 35.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

35.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

35.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

35.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 7 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 36 Waarde - Ecologie

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ecologische verbindingszone ten behoeve van de verbetering van de migratie van plant en dier tussen afzonderlijke leefgebieden.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend bouwwerken van geringe omvang, welke geen belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 meter mag bedragen;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

36.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het bebossen van gronden;
  • d. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
  • e. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen.

36.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het in  36.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden, voor zover de afweging reeds heeft plaatsgevonden in het kader van de toepassing van de Keur van het Waterschap.

36.3.3 Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 36.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 37 Waterstaat - Beschermingszone water

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone water' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor:

  • a. beheer en onderhoud van de in het plangebied gelegen watergang en vijver, ter plaatse van de aanduiding 'vijver';
  • b. de bescherming van de ecologische waarden van de watergang en vijver, ter plaatse van de aanduiding 'vijver'.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de vijver, ten behoeve van deze bestemming, worden gebouwd.

37.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

37.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

37.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, onder voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de vijver, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van bepaalde in lid 37.2.1 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, onder voorwaarde dat vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.

 

Artikel 38 Waterstaat - Waterberging

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen en primair water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen (meandering);
  • b. de functie inundatiegebied overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

38.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterberging' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals oeverbeschoeiingen, bruggen en duikers, met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.

38.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

38.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, bouwwerken ten dienste van de leiding, onder voorwaarde dat:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat van de onder 38.1 genoemde functies met bijbehorende beschermingszone;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 38.1 genoemde functies;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende beheerder van de watergang;
  • d. de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedraagt.

38.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 39 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene bouwregels

40.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde in artikel 40.1 onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde in artikel 40.1 onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.

40.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
40.2.1 Parkeernormen

In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in CROW publicatie 317, dan wel de opvolger dan die regel) worden nageleefd.

40.2.2 Afmetingen parkeerruimte

De in artikel 40.2.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 m bij 5,00 m bedragen.

40.2.3 Laad- en losruimte

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

40.2.4 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 40.2.1 en 40.2.3 indien aangetoond is door initiatiefnemer dat in de directe omgeving (een straal van circa 100 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en de openbare ruimte niet onevenredig wordt belast.

40.2.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.

Artikel 41 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen of het laten storten daarvan;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  • e. (raam)prostitutie;
  • f. andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning zijn afgeweken.

Artikel 42 Algemene aanduidingsregels

42.1 geluidzone - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 1' is woningbouw uitsluitend toegestaan als het bedrijf gevestigd, ten tijde van de in werking treding van dit bestemmingsplan, aan De Dijk 13 te Montfort daardoor niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt en in de beoogde woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

42.2 geluidzone - 2

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 2' zijn geen geluidgevoelige functies toegestaan.

42.3 geluidzone - industrie
42.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.

42.3.2 Bouwregels geluidszone

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is de bouw van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder niet toegestaan, tenzij:

  • a. voor de betrokken woning of het betrokken gebouw een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde is verleend vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • b. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A).

42.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'geluidzone -' wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

42.4 veiligheidszone - bevi
42.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige Bevi-inrichting.

42.4.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de Bevi-inrichting zelf.

42.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

42.5 veiligheidszone - lpg
42.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG - installatie.

42.5.2 Verboden gebruik

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 42.5.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

42.5.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel genoemde functies.

42.5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 42.5.2 en 42.5.3 voor het toestaan van de in artikel 42.5.2 genoemde functies ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, onder voorwaarde dat:  ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt;
  • c. voldaan wordt aan de overige van toepassing zijnde wetgeving op het gebied van externe veiligheid.

42.6 veiligheidszone - leiding
42.6.1 Bouwregels

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen, onverminderd het elders in dit plan bepaalde, geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd die voorzien in een regelmatig verblijf van personen.

42.6.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 42.6.1 voor de bouw van beperkt kwetsbare objecten indien:

  • a. de voorgenomen omgevingsvergunning voor afwijken is getoetst aan de meest recente regelgeving op het gebied van externe veiligheid, in casu het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. de voorgenomen ontwikkelingen uit oogpunt van groepsrisico verantwoord worden geacht.

42.6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' wijzigen, door het aanpassen van de zone, indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

 

42.7 milieuzone - geurzone
42.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geldt dat geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan in verband met de geuremissie.

42.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel genoemde functies.

42.7.3 Afwijken van de bouwregels

Onder voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gebruik van het rioolgemaal, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 42.7.2, en worden toegestaan dat nieuwe geursgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, onder voorwaarde dat de geurbelasting vanwege het rioolgemaal ten aanzien van deze geurgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde.

42.8 milieuzone - roerdalslenk II
42.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk II' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.

42.8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk II' is het niet toegestaan om:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  • b. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.

 

42.8.3 Uitzonderingen

De in artikel 42.8.2 gestelde verboden gelden niet voor:

  • a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  • b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.

Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, te worden afgedicht met klei of bentoniet.

42.8.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van de verboden in dit artikel.

42.9 milieuzone - roerdalslenk III
42.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk III' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.

42.9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk III' is het niet toegestaan om:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 80 meter beneden het maaiveld;
  • b. de grond te roeren dieper dan 80 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of werkzaamheden in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.

42.9.3 Uitzonderingen

De in artikel 42.9.2 gestelde verboden gelden niet voor:

  • a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Grondwaterwet;
  • b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.

42.9.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan kunnen afwijken van de verboden in dit artikel.

42.10 milieuzone - verontreinigingslocatie
42.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - verontreinigingslocatie' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.

42.10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - verontreinigingslocatie' is het oprichten van nieuwe gebouwen niet toegestaan, tenzij gebouwen worden opgericht ten dienste van de instandhouding van de milieuvoorzieningen of het saneren van de locatie.

42.10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde (een gedeelte van) de 'milieuzone - verontreinigingslocatie' te verwijderen en de bijbehorende regels op dit punt aan te passen indien uit onderzoek blijkt dat hiertegen uit het oogpunt van de volksgezondheid geen bezwaar bestaat.

42.11 vrijwaringszone - straalpad

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken niet meer dan 40,00 m bedragen.

42.12 vrijwaringszone - molenbiotoop
42.12.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

42.12.2 Bouwregels

Op de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden is, in afwijking van het bepaalde onder de andere daar voorkomende bestemming(en), geen nieuwe bebouwing toegestaan met een hoogte van meer dan 1 bouwlaag en mag de bestaande bebouwing niet worden verhoogd.

42.12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 42.12.2 voor het oprichten van nieuwe bebouwing hoger dan 1 bouwlaag en/of het verhogen van de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', onder voorwaarde dat:

  • a. de windvang van de molen daardoor niet onevenredig wordt belemmerd;
  • b. de toegestane maatvoering van de desbetreffende bestemmingsbepaling in acht wordt genomen.

42.13 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:

  • a. voor het toestaan van een bedrijf dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1, of daarin is genoemd in een hogere categorie, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
  • b. voor een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, onder voorwaarde dat de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • c. voor het toestaan van evenementen langer dan 7 dagen in de bestemming Groen, Maatschappelijk en/of Verkeer en voor het toestaan van evenementen voor maximaal 7 dagen in andere bestemmingen dan Groen, Maatschappelijk en Verkeer, met uitzondering van Natuur en Waarde - Ecologie, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er vindt geen horeca plaats ter plaatse, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
    • 2. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
    • 3. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
    • 4. de belangen van de betreffende bestemming niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
    • 7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
    • 8. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement;
  • d. voor het oprichten van schuilgelegenheden voor recreatief medegebruik, onder voorwaarde dat de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 16 m² en de hoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3,5 m.

42.14 Tijdelijke huisvesting (buitenlandse) werknemers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om (buitenlandse) werknemers tijdelijk te huisvesten, met inachtneming van het volgende:

  • a. tijdelijke huisvesting is alleen toegestaan in de in onderstaande tabel opgenomen bebouwing;
  • b. het totaal aantal werknemers dat tijdelijk gehuisvest wordt, bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat het totaal aantal tijdelijk en structureel gehuisveste werknemer samen, nooit meer bedraagt dan opgenomen in onderstaande tabel;
  • c. tijdelijke huisvesting is ten hoogste 7 maanden per jaar toegestaan;
  • d. er dient geen sprake te zijn van permanente bewoning;
  • e. er dient sprake te zijn van goed beheer en toezicht;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de huisvesting van werknemers;
  • g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • i. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht met dien verstande dat tijdelijke huisvesting in woonunits wel is toegestaan waarbij de volgende regels gelden:
  • j. woonunits zijn uitsluitend toegestaan bij een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf mits is aangetoond dat het inpandig huisvesten van werknemers niet mogelijk is;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits bedraagt ten hoogste 120 m²;
  • l. de woonunits zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • m. woonunits dienen verwijderd te worden indien de behoefte niet meer aanwezig is met dien verstande dat de woonunits in de periode 1 november tot en met 14 maart mogen blijven staan;
  • n. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • o. het aantal woningen mag niet toenemen.

bebouwing in gebruik voor het tijdelijk huisvesten van werknemers   maximaal aantal tijdelijk gehuisveste werknemers per bouwvlak   maximaal totaal aantal gehuisveste werknemers (tijdelijk + structureel) per bouwvlak  
agrarische bebouwing (inpandig)   40   40  
niet - agrarische bebouwing (inpandig)   20   20  
woonunits op het agrarische bedrijf   20   20  
woonunits op niet agrarisch bedrijf   20   20  
campings, vakantieparken, bed & breakfast en hotel   20   20  

42.15 Structurele huisvesting (buitenlandse) werknemers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om (buitenlandse) werknemers structureel te huisvesten, met inachtneming van het volgende:

  • a. structurele huisvesting is alleen toegestaan in de in onderstaande tabel opgenomen bebouwing;
  • b. het totaal aantal werknemers dat structureel gehuisvest wordt, bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat het totaal aantal tijdelijk en structureel gehuisveste werknemer samen, nooit meer bedraagt dan opgenomen in onderstaande tabel;
  • c. er dient geen sprake te zijn van permanente bewoning;
  • d. er dient sprake te zijn van goed beheer en toezicht;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de huisvesting van werknemers;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. ten behoeve van de structurele huisvesting mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  • i. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • j. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • k. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering;
  • l. er dient geen sprake te zijn van een nadelige invloed op de nabije woon- en leefomgeving;
  • m. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers in een bestaand (groot) complex dient tevens door initiatiefnemer aangetoond te worden dat er geen alternatieven mogelijk zijn;
  • n. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers op campings, op vakantieparken, in bed & breakfast of in een hotel dient de huisvesting tevens gescheiden te worden van de recreatieve functie.

bebouwing in gebruik voor het tijdelijk huisvesten van werknemers   maximaal aantal structureel gehuisveste werknemers per bouwvlak   maximaal totaal aantal gehuisveste werknemers (tijdelijk + structureel) per bouwvlak  
bestaande (grote) complexen   40   40  
het hoofdgebouw bij vrijkomende agrarische bebouwing   20   20  
agrarische bedrijfsbebouwing (inpandig)   20   20  
niet agrarische bedrijfsbebouwing (inpandig)   20   20  
campings, vakantieparken, bed & breakfast en hotel   20   20  

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

43.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven, onder voorwaarde dat het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.

43.2 Afwegingskader

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de wijzigingsbevoegdheden ter plaatse van de aanduidingen 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' t/m 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 10' toe te passen, onder voorwaarde dat:

  • a. is aangetoond dat het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het wijzigingsplan begrepen gronden is verzekerd;
  • b. is aangetoond dat de geldende geluidswaarden in acht worden genomen;
  • c. een bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de grond ter plaatse van het te bouwen bouwwerk geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. dit niet ten koste gaat van de stedenbouwkundige samenhang van het perceel en de omgeving;
  • f. de woningdifferentiatie bij woningbouw in overeenstemming is met de doelstellingen van het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • g. regenwater en drainagewater van het riool worden afgekoppeld en in de bodem worden geïnfiltreerd.

43.3 Huisvesting buitenlandse werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen ten einde (buitenlandse) werknemers (tijdelijk en structureel) te huisvesten, met inachtneming van het volgende:

  • a. (tijdelijke) huisvesting is alleen toegestaan in de in tabel 66.1 opgenomen bebouwing;
  • b. het totaal aantal werknemers dat (tijdelijk) gehuisvest wordt, bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in tabel 66.1 met een cumulatief maximum van 40 per bouwvlak;
  • c. tijdelijke huisvesting is ten hoogste 7 maanden per jaar toegestaan;
  • d. er dient geen sprake te zijn van permanente bewoning;
  • e. er dient sprake te zijn van goed beheer en toezicht;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de huisvesting van werknemers;
  • g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • i. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht met dien verstande dat tijdelijke huisvesting in woonunits wel is toegestaan waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. woonunits zijn uitsluitend toegestaan bij een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf mits is aangetoond dat het inpandig huisvesten van werknemers niet mogelijk is;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits bedraagt ten hoogste 120 m²;
    • 3. de woonunits zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 4. woonunits dienen verwijderd te worden indien de behoefte niet meer aanwezig is met dien verstande dat de woonunits in de periode 1 november tot en met 14 maart mogen blijven staan;
    • 5. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
    • 6. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • j. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • k. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • l. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering;
  • m. er dient geen sprake te zijn van een nadelige invloed op de nabije woon- en leefomgeving;
  • n. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers in een bestaand (groot) complex dient tevens door initiatiefnemer aangetoond te worden dat er geen alternatieven mogelijk zijn;
  • o. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers op campings, op vakantieparken, in bed & breakfast of in een hotel dient de huisvesting tevens gescheiden te worden van de recreatieve functie;
  • p. op het bouwvlak mogen uitluitend werknemers gehuisvest worden die werkzaam zijn in het betreffende bedrijf.

Tabel 66.1

bebouwing in gebruik voor het tijdelijk huisvesten van werknemers   maximaal totaal aantal gehuisveste werknemers (tijdelijk + structureel) per bouwvlak  
agrarische bebouwing (inpandig)   40  
niet - agrarische bebouwing (inpandig)   20  
woonunits op het agrarische bedrijf   20  
woonunits op niet agrarisch bedrijf   20  
campings, vakantieparken, bed & breakfast en hotel   20  
bestaande (grote) complexen   40  
het hoofdgebouw bij vrijkomende agrarische bebouwing   20  
agrarische bedrijfsbebouwing (inpandig)   20  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 44 Overgangsrecht

44.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

44.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 45 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 1e herziening Kernen Roerdalen.