direct naar inhoud van Bestemmingsplanregels
Plan: Centrum Chaam 2016
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.BPCentrumChaam2016-ON01

Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Centrum Chaam 2016” met identificatienummer NL.IMRO.1723.BPCentrumChaam2016-ON01 van de gemeente Alphen - Chaam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrische bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aaneengesloten woningen

woningen die onderdeel uitmaken van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.6 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 administratieve dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven waarbij het rechtstreekse contact met het publiek een ondergeschikt onderdeel vormt;

1.9 afhankelijke woonruimte

een aanbouw of een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.10 afvalcontainer

een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer;

1.11 antenne drager

antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd;

1.12 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

een in de voorschriften en/of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak (bouwzone) of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; bij de berekening van het bebouwingspercentage worden eventuele ondergrondse bouwwerken betrokken;

1.15 bed and breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.


Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen;

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;

1.17 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat:

  • op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

  • a. voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  • b. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste perceelsgrens;
  • c. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;
1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 brutovloeroppervlakte (bvo)

de totale vloeroppervlakte van horecagelegenheden, kantoren, winkels, bedrijven of instellingen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.28 dakterras

een dak of gedeelte daarvan dat wordt gebruikt als terras ten behoeve van de aangrenzende en bovenliggende woningen;

1.29 daktoegang

een bouwwerk dat op een gebouw wordt geplaatst dat uitsluitend als doel heeft om toegang tot het dak te verschaffen;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse, waaronder begrepen internetbedrijven waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;

1.31 erker

een aan nader bepaalde maatvoeringeisen verbonden ondergeschikt aangebouwd gedeelte (aanbouw) van een woning aan een gevel in één bouwlaag, eventueel met een schuin kapje;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebouw van algemeen nut

gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.34 gestapelde woningen

woningen in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een grondgebonden woning kan worden beschouwd;

1.35 grondgebonden woning

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat dan wel ten hoogste twee geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een grondgebonden woning kan worden beschouwd;

1.36 handel

elke vorm van handel dat wil zeggen het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen;

1.37 hoekperceel

een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;

1.38 horecabedrijf

een bedrijf dat tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening;

1.39 horecabedrijf, categorie 1
  • een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels, alsmede:
  • een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend, alsmede:
  • een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren en/of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht;
1.40 horecabedrijf, categorie 2

een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig gelegenheid van nachtverblijf wordt verstrekt al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden en alcoholhoudende dranken;

1.41 horecabedrijf, categorie 3

een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, dancings en jongerencentra;

1.42 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren;

1.43 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.44 lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging

de lijst van bedrijven, welke kan worden toegepast in bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels;

1.45 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen van sociale, culturele, (para)medische, educatieve, levensbeschouwelijke aard dan wel ten behoeve van de openbare dienst;

1.46 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, alsmede het ontvangen van mantelzorg;

1.47 niet-publiek-gerichte dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven zonder een rechtstreeks contact met het publiek;

1.48 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak en/of;

ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil;

1.49 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.50 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m¹ onder peil;

1.51 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.52 opslag

het bedrijfsmatig opslaan van goederen, grondstoffen, andere stoffen en materialen;

1.53 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar (voor iedereen) toegankelijk zijn;
  • b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet (voor iedereen) openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;
1.54 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

1.55 perceelsgrens

grens van een perceel of bouwperceel;

1.56 pergola
  • een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk, bestaande uit een constructie van verticaal geplaatste palen of kolommen, gekoppeld aan een bovenlegger met eventueel hierop onder een hoek van 90º geplaatste dwarsligger;
  • de pergola mag tot maximaal 1 m¹ boven het maaiveld als een gesloten constructie worden uitgevoerd;
1.57 publiekgerichte dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening;

1.58 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.59 seksuele dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.60 speeltoestel

een speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen;

1.61 straatmeubilair

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.62 supermarkt

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.63 volumineuze detailhandel

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft ten behoeve van uitstalling;

1.64 voorgevel

de op weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;

1.65 voorgevelgrens

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;

1.66 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.67 voorgevelrooilijn
  • a. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen en/of;
  • b. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd tot aan de perceelsgrenzen;
1.68 voorzieningen van algemeen nut

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.69 weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.70 werk

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;

1.71 werken

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

1.72 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.73 winkel

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;

1.74 winkelvloeroppervlak (wvo)

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd of gebruikt;

1.75 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden;

1.76 zijgevel

een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;

1.77 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de perceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.8 lengte, breedte en diepte bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of harten van scheidsmuren;

2.9 oppervlak van bouwpercelen

de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld kadastraal perceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw;

2.10 breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelsgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;

2.11 bebouwd oppervlak

de buitenmaats gemeten loodrechte projectie van de bebouwing op de ondergrond;

2.12 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in 3.1.2 van dit artikel, bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitgezonderd volumineuze detailhandel en met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt is toegestaan;
  • b. publieksgerichte dienstverlening;
  • c. horecabedrijven, categorie 1 en 2;
  • d. bedrijven met een publieksgerichte functie, zoals opgenomen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (categorie A en B1);
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen met een maximum van één woning per aanduidingsvlak, tenzij specifiek anders aangeduid en met inbegrip van de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) tot ten hoogste 30% van het oppervlak van de woning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor een kantoor;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' het behoud, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden van het rijksmonument;


met de daarbij behorende:

  • i. ontsluitingswegen en -paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. erven, tuinen en terreinen;
  • l. bouwwerken en voorzieningen.

3.1.2 Functies
  • a. de in 3.1.1 sub a, sub b, sub c en sub d genoemde detailhandel, dienstverlening, horeca en bedrijven mogen uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd, met uitzondering van:
    • 1. hotelaccommodatie;
    • 2. niet-zelfstandige kantoren indien deze gekoppeld zijn aan een publieksgerichte functie als bedoeld in 3.1.1, sub a, sub b, sub c en sub d;

      die tevens op de verdieping gesitueerd mogen worden;

  • b. in aanvulling op het bepaalde in sub a geldt dat functieverandering binnen de bestemming uitsluitend is toegestaan met inachtneming van onderstaand schema en met dien verstande dat:
    • 1. de functieverandering uitsluitend toegestaan is op de begane grond;
    • 2. het omzetten van wonen op de verdieping is slechts toegestaan ten behoeve van de uitzonderingen als genoemd in sub a;
    • 3. een functieverandering naar detailhandel ten behoeve van een gebruik als supermarkt niet is toegestaan.

functie naar
van    
w     d     pd     h     b     mv    
wonen (w)     -     t     t     a     a   t    
detailhandel (d)     nt     -     t     a     a   t    
publieksgerichte dienstverlening (pd)     nt     t     -     a     a   t    
horeca (h)     nt     t     t     -     a   t    
bedrijven (b)     nt     t     t     a     -     t    
maatschappelijke voorzieningen (mv)     nt     t     t     a     a     -    


t = toegestaan

a = uitsluitend toegestaan middels omgevingsvergunning voor afwijken

nt = niet toegestaan

- = niet van toepassing

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 3.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij met een aanduiding een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Hoofdgebouwen     Eis    
maximale goothoogte     zie aanduiding    
maximale bouwhoogte     zie aanduiding    
Situeringseisen     Eis    
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens     1 meter    
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens     1 meter    


  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens, voor zover legaal tot stand gekomen, als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn     1 meter    
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn     2 meter    
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn    
1 meter    
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn    
2 meter    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter    
overige bouwwerken     4 meter    


3.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen     1 meter    
speelvoorzieningen en pergola's     2 meter    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter    
overige bouwwerken     2 meter    


3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • 3.2.2 sub e;
  • 3.2.3 sub b;


ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  • b. bewoning, anders dan bedoeld in 3.1.1 sub f;
  • c. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor, anders dan ten behoeve van de bestemmingsomschrijving als genoemd in 3.1.1, sub b;
  • d. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • e. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG).

3.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

3.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 3.5.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken ten behoeve van functiewijziging naar horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van de verandering van de functie tot horeca met dien verstande dat aangetoond moet worden dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur van de centrumfunctie ontstaat en dat er geen milieuhygiënische bezwaren bestaan tegen de omgevingsvergunning voor afwijken.

3.6.2 Afwijken van Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.1.1, sub d ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat, hoewel het gelijkwaardig is aan categorie A en B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wordt genoemd, met dien verstande dat bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in 4.1.2 van dit artikel, bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitgezonderd volumineuze detailhandel en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' op de begane grond uitsluitend een supermarkt is toegestaan;
  • b. publieksgerichte dienstverlening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', het wonen in gestapelde woningen, met een maximum van één woning per aanduidingsvlak, tenzij specifiek anders aangeduid en met inbegrip van de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) tot ten hoogste 30% van het oppervlak van de woning;
  • d. een ondergrondse parkeergarage inclusief hellingbaan en bergingen ten behoeve van de gestapelde woningen, met dien verstande dat deze ontsloten wordt via de Kapelstraat;
  • e. inpandige expeditieruimte;


met de daarbij behorende:

  • f. ontsluitingswegen en -paden;
  • g. parkeervoorzieningen en winkelwagenverzamelplaatsen;
  • h. erven, tuinen en terreinen;
  • i. bouwwerken en voorzieningen.

4.1.2 Functies
  • a. de in 4.1.1 sub a en sub b genoemde detailhandel en publiekgerichte dienstverlening mogen uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd, met uitzondering van niet-zelfstandige kantoren indien deze gekoppeld zijn aan een publieksgerichte functie als bedoeld in 4.1.1, sub a en sub b;
  • b. de brutovloeroppervlakte van de supermarkt mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo) (m²)';
  • c. de in 4.1.1 sub c genoemde gestapelde woningen mogen uitsluitend op de verdieping worden gesitueerd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 4.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag tot aan de vloer van de tweede bouwlaag geen bebouwing worden opgericht, behoudens de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan aangeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • f. dakterrassen en bijbehorende daktoegangen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dakterras', met dien verstande dat:
    • 1. de maximum bouwhoogte zoals bedoeld in 4.2.2 sub d ten behoeve van daktoegangen met maximaal 3 meter mag worden overschreden;
    • 2. de maximum bouwhoogte zoals bedoeld in sub 4.2.2 onder d ten behoeve van hekwerken en / of privacyschermen met maximaal 2 meter mag worden overschreden;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen     2 meter    
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn    
1 meter    
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn    
2 meter    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter    
winkelwagenverzamelkoepel   2,5 meter  
overige bouwwerken     4 meter    


4.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen     1 meter    
speelvoorzieningen en pergola's     2 meter    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter    
afscheiding t.b.v. hellingbaan     2 meter    
overige bouwwerken     1,5 meter    


4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.


indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • 4.2.2 sub g;
  • 4.2.3 sub b;

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 4.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor, anders dan ten behoeve van de bestemmingsomschrijving als genoemd in 4.1.1, sub b;
  • c. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. het wonen als genoemd in 4.1.1, sub c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorwaardelijke verplichting 1', indien aan de naar de Kapelstraat 7 gerichte zijde van balkons van gestapelde woningen op de verdieping geen privacyschermen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden die het zicht op het erf van de woning aan de Kapelstraat 7 belemmeren en / of indien muuropeningen aanwezig zijn die zicht geven op het erf van de woning aan de Kapelstraat 7. Er is géén sprake van strijdig gebruik indien balkons ontbreken en / of de eigenaar van de woning aan de Kapelstraat 7 toestemming geeft voor het achterwege laten van privacyschermen en / of realiseren van muuropeningen.

4.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het wonen als genoemd in 4.1.1, sub c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorwaardelijke verplichting 2', indien aan de naar de Kapelstraat 7 gerichte zijde van balkons van gestapelde woningen op de verdieping geen privacyschermen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden die het zicht op het erf van de woning aan de Kapelstraat 7 belemmeren. Er is géén sprake van strijdig gebruik indien balkons ontbreken en / of de eigenaar van de woning aan de Kapelstraat 7 toestemming geeft voor het achterwege laten van privacyschermen.

4.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 4.5.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 5 Kantoor

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-publieksgerichte administratieve dienstverlening;


met de daarbij behorende:

  • b. ontsluitingswegen en -paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. erven, tuinen en terreinen;
  • e. bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij met een aanduiding een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen, niet zijnde een woning     Eis    
maximale goothoogte     zie aanduiding    
maximale bouwhoogte     zie aanduiding    
Woning     Eis    
maximale diepte     14 meter    
maximale goothoogte     6 meter    
maximale bouwhoogte     10 meter    
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens     3 meter    
Situeringseisen     Eis    
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens     3 meter    
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens     1 meter    
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens     1 meter    



  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens, voor zover legaal tot stand gekomen, als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn     1 meter    
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn     2 meter    
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn    
1 meter    
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn    
2 meter    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter    
overige bouwwerken     4 meter    


5.2.3 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen     1 meter    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter    
speelvoorzieningen en pergola's     2 meter    
overige bouwwerken     2 meter    



5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.


indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • 5.2.2 sub e;
  • 5.2.3, sub b;

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 5.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • d. wonen, met uitzondering van het bepaalde in 5.1 sub b.

5.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

5.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 5.5.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 6 Tuin - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;


met de daarbij behorende:

  • b. in- en uitritten;
  • c. ontsluitingswegen en -paden;
  • d. waterpartijen;
  • e. terrassen;
  • f. bouwwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 6.1 bedoelde gronden bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving, met uitzondering van speeltoestellen, alsmede toegestaan zijn erkers behorende bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen     1 meter    
pergola's     2,5 meter    
overige bouwwerken     1,5 meter    


6.2.3 Erkers

Erkers moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Erker     Eis    
diepte     niet meer dan 50% van de diepte van de tuin, gemeten ten opzichte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, met een maximum van 1,5 meter    
bouwhoogte     één bouwlaag eventueel met schuin kapje    
breedte     ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw    
maximaal oppervlak     5 m²    


6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.


indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

6.4.2 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 6.4.1, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

     

Artikel 7 Tuin - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    • 1. 45 m²;
    • 2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
    • 3. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²;


met de daarbij behorende:

  • c. in- en uitritten;
  • d. ontsluitingswegen en -paden;
  • e. waterpartijen;
  • f. terrassen;
  • g. bouwwerken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. op de in 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend aanbouwen en bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen' gebouwd worden;
  • b. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt 60.

7.2.2 Bijgebouwen en aanbouwen
  • a. Voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen geldt dat deze moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema, met inachtneming van het bepaalde in 7.2.1, sub b:

Maatvoering     Eis    
totale maximale oppervlakte aan bijgebouwen:  
bouwpercelen tot en met 300 m²
 
bouwpercelen groter dan 300 m²    
 

- 50 m²  

- 50 m², vermeerderd met 10 % van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m² tot een maximum van 150 m²    
maximale goothoogte aanbouwen en bijgebouwen     3 meter    
maximale bouwhoogte aanbouwen en bijgebouwen     5 meter    
maximale diepte aanbouw     5 meter    
maximale diepte aanbouw aan de zijgevel     5 meter (gemeten vanaf de achtergevel)    
   
Situering     Eis    
minimale afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw     2 meter    
minimale afstand van een aanbouw achter de voorgevellijn     3 meter    
minimale afstand van aanbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens op hoekpercelen     0 meter, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden    



  • b. in aanvulling op bovenstaande tabel geldt dat, indien bij een vrijstaande woning wordt aangebouwd aan beide zijgevels, de afstand van een aanbouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 1 meter dient te bedragen.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen     2 meter    
terreinafscheidingen bij hoek-percelen, vóór de voorgevellijn en tot 3 meter achter de voorgevellijn     1 meter    
terreinafscheidingen bij hoek-percelen, vanaf 3 meter achter de voorgevellijn     2 meter    
pergola's     2,5 meter    
speeltoestellen     3 meter    
overige bouwwerken     1,5 meter    


7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.


indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van (detail)handel of dienstverlening, met uitzondering van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in 7.1, sub b;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in 7.5.1;
  • d. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen.

7.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

7.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 7.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.4.1 sub c onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg waarvan de behoefte met een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • d. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 10.5.1 of anderszins reeds een afwijkingsvergunning ten behoeve van mantelzorg is verleend;
  • e. burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning voor afwijken als bedoeld in dit artikel intrekken, indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

7.5.2 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.4.1, sub d voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat uitsluitend een omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor activiteiten die voorkomen in milieucategorie A en B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging en dat geen omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
  • h. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 10.5.2.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een overwegende stroomfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. bermsloten;
  • h. voorzieningen van beeldende kunst;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;


met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken en voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 8.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend gebouwen van algemeen nut toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen     Eis    
maximale bouwhoogte     3 meter    
maximale oppervlakte     15 m²    



8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde    
Maximale
bouwhoogte    
Maximale
oppervlakte    
speeltoestellen     3 meter     -    
afvalcontainers     2 meter     4 m², indien bovengronds geplaatst    
openbare nutsvoorzieningen     3,5 meter     -    
kunstobjecten     5 meter     -    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter        
overige bouwwerken     1 meter     -    


8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.


indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. voorzieningen anders dan van algemeen nut als bedoeld in 8.1, sub i;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

8.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

8.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 8.4.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. paden en wegen;
  • b. parkeervoorzieningen en winkelwagenverzamelplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. voorzieningen van beeldende kunst;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. evenementen;
  • i. terrassen;


met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken en voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 9.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend gebouwen van algemeen nut toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen     Eis    
maximale bouwhoogte     3 meter    
maximale oppervlakte     15 m²    


9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale
bouwhoogte    
Maximale
oppervlakte    
speeltoestellen     3 meter     -    
afvalcontainers     2 meter     4 m², indien bovengronds geplaatst    
openbare nutsvoorzieningen     3,5 meter     -    
kunstobjecten     5 meter     -    
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen     8 meter     -  
winkelwagenverzamelkoepel   2,5 meter   -    
overige bouwwerken     1 meter     -  


9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. voorzieningen anders dan van algemeen nut als bedoeld in 9.1, sub g;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

9.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

9.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 9.4.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. woningen overeenkomstig de aanduidingen zoals genoemd in onderstaand schema. Indien geen aanduiding opgenomen is, zijn alle hieronder genoemde woningtypen toegestaan:

vrijstaand   vrijstaande woningen(en)  
twee-aaneen   halfvrijstaande woningen  
aaneengebouwd   aaneengesloten woningen  


  • c. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    • 1. 45 m²;
    • 2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
    • 3. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²;
  • d. bed and breakfast;


met de daarbij behorende:

  • e. ontsluitingswegen en -paden;
  • f. berg- en stallingsruimten ten dienste van de woning;
  • g. erven en tuinen;
  • h. bouwwerken.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. op de in 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt 60;
  • c. het bestemmingsvlak mag geheel volgebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in sub b;
  • d. er is maximaal 1 woning per bouwperceel toegestaan.

10.2.2 Hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de bij dit artikel behorende tabel, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

Maatvoeringseisen
hoofdgebouwen:    
Vrijstaande woning     Halfvrij- staande
woning    
Aaneengesloten woning    
maximale goothoogte     7 meter     7 meter     7 meter    
maximale bouwhoogte      10 meter     10 meter     10 meter    
maximale ondergrondse bouwdiepte     3 meter     3 meter     3 meter    
verplichte kapafdekking     ja     ja     ja    
maximale dakhelling     65°     65°     65°    
minimale dakhelling     15°     15°     15°    
Maatvoeringseisen
bijgebouwen en aanbouwen:      
maximale goothoogte     3 meter     3 meter     3 meter    
maximale bouwhoogte     5 meter     5 meter     5 meter    


  • b. in aanvulling op het bepaalde in sub a geldt dat minimaal 60% van de breedte van de voorgevel dient te worden gebouwd in de aangeduide bouwgrens die naar de gronden met de bestemming 'Tuin - 1' dan wel direct naar de weg is toegekeerd, uitgezonderd voor vrijstaande woningen. Indien bij een hoekperceel twee bouwgrenzen naar de gronden met de bestemming 'Tuin - 1' dan wel naar de weg zijn gekeerd, dan dient de voorgevel te worden gebouwd in de bouwgrens, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen percelen heeft;
  • c. indien niet in de betreffende bouwgrens gebouwd wordt, dient een afstand van minimaal 2 meter uit de bouwgrens aangehouden te worden;
  • d. bovenstaande geldt tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van het plan afwijkend is, in dat geval geldt de feitelijke afstand van de voorgevel tot de bouwgrens als maximum afstand van de voorgevel tot de bouwgrens, voor zover legaal tot stand gekomen;
  • e. aanbouwen en bijgebouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens gerealiseerd worden, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     Maximale bouwhoogte    
terreinafscheidingen     2 meter    
pergola's     2,5 meter    
speeltoestellen     3 meter    
overige bouwwerken     2 meter    


10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.


indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van (detail)handel of dienstverlening;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in 10.5.1;
  • d. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen.

10.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

10.4.3 Geen strijdig gebruik van bouwwerken en gronden

Het bepaalde in 10.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 10.4.1, sub c onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg waarvan de behoefte met een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • d. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 7.5.1 of anderszins reeds een afwijkingsvergunning ten behoeve van mantelzorg is verleend;
  • e. burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning voor afwijken als bedoeld in dit artikel intrekken, indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

10.5.2 Bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 10.4.1, sub d voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat uitsluitend een omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor activiteiten die voorkomen in milieucategorie A en B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten functiemenging en dat geen omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
  • h. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 7.5.2.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 100 m²;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 30 cm.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

11.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om bouwvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

11.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in 11.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door de regioarcheoloog.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • d. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

11.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

11.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 11.1 genoemde doeleinden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de regioarcheoloog.

11.4.4 Kabels en leidingen

In afwijking van het bepaalde in 11.4.1, 11.4.2 en 11.4.3 kan er in het geval van werken of werkzaamheden ten behoeve van kabels en/of leidingen, dieper dan 30 cm, een verzoek om instemming gedaan worden aan het bevoegd gezag. Hiertoe dient een Klic-melding aan het verzoek toegevoegd te worden.


Indien uit de Klic-melding blijkt dat er nog geen kabels en/of leidingen dieper dan 30 cm in het gewenste traject aanwezig zijn dan dient een gecertificeerd archeologisch onderzoeksbureau een archeologisch vooronderzoek, bestaande uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek, uit te voeren. Het bevoegd gezag zal de regioarcheoloog om advies vragen. Hieruit kan blijken dat vervolgonderzoeken zoals proefsleuven onderzoek en/of definitieve opgravingen noodzakelijk zijn.


Wanneer naar oordeel van de gemeente de archeologische waarden voldoende zijn onderzocht dan kan via www.omgevingsloket.nl een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.5.1 Verbod
  • a. Het is verboden voor de als 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 100 m² en niet dieper gaat dan 30 cm onder maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

11.5.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

11.5.3 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 11.5.1 onder a, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' van de verbeelding wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

11.6.2 Advies

Alvorens de in 11.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan de regioarcheoloog.

Artikel 12 Waarde - Ecologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Ecologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige ecologische waarden in de vorm van een monumentale boom.

12.2 Bouwregels

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de natuurwaarde en/of ecologische waarde als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen dan prevaleert de bestemming 'Waarde – Ecologie 2'.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Ecologie 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan 10 m²;
  • b. het rooien en/of vellen van de ter plaatse aanwezige monumentale boom of bomen.

12.4 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 12.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

12.5 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 12.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken en werkzaamheden dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de monumentale boom;
  • b. de (verkeers)veiligheid in het geding komt door het behoud van de monumentale boom.

Artikel 13 Waarde - Ecologie 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Ecologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige ecologische waarden in de vorm van een beeldbepalende boom.

13.2 Bouwregels

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de natuurwaarde en/of ecologische waarde als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen dan prevaleert de bestemming 'Waarde – Ecologie 3'.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie 3' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan 10 m²;
  • b. het rooien en/of vellen van de ter plaatse aanwezige beeldbepalende boom of bomen.

13.4 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 13.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

13.5 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 13.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken en werkzaamheden dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de beeldbepalende boom;
  • b. de (verkeers)veiligheid in het geding komt door het behoud van de beeldbepalende boom.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Algemene bepalingen met betrekking tot ondergronds bouwen
15.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in de regels van hoofdstuk 2 opgenomen uitzonderingen (artikelen 11, 12 en 13), geen beperkingen.

15.1.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in de regels van hoofdstuk 2 opgenomen uitzonderingen op ondergrondse bouwwerken, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.

15.1.3 Afwijken ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 15.1.2, sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • c. bij het berekenen van de blijkens de aanduidingen of deze regels geldende bebouwingspercentages, het maximaal te bebouwen oppervlak en/of voorgeschreven inhoudsmaat, wordt de maatvoering van ondergrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen.

15.2 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • c. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg;
    • 2. 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  • f. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • g. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 m kunnen overschrijden.

15.3 Parkeerregeling

Tenzij in Hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en / of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', d.d. oktober 2012, waarbij in aanmerking wordt genomen dat Alphen – Chaam een niet-stedelijke gemeente is;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • c. indien de CROW-publicatie 317 als bedoeld onder sub a. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.


Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor afwijken verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor overschrijding van de in het plan voorgeschreven maatvoerings- en situeringseisen met ten hoogste 10% onder de voorwaarde dat de verhoging/ overschrijding geen onevenredige aantasting tot gevolg mag hebben van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • b. de milieukwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. het woon- en leefklimaat.

16.2 Antenne installatie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor afwijken verlenen van het bepaalde in Hoofdstuk 2 voor het oprichten van een antenne-installatie onder de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, bedraagt niet meer dan 30 meter;
  • b. de antenne-installatie wordt niet opgericht op een gebouw waar langdurig personen verblijven;
  • c. gebleken is dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van een reeds bestaande antennedrager;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie niet onevenredig worden aangetast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

16.3 Minimale afwijking

Indien niet op grond van de voorgaande regels een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. geringe wijzigingen/verschuivingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen en differentiatiegrenzen tot ten hoogste 2 meter, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan c.q. de feitelijke situatie, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitale verbeelding;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, onder- en bovengrondse afvalcontainers, en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 4 meter, en geen grotere oppervlakte hebben dan 15 m²;
  • c. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  • d. het plaatsen van vrijstaande reclame (zuilen) met een maximale bouwhoogte van 7 meter;


indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de milieukwaliteit;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. het woon- en leefklimaat.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitale verbeelding;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken/bouwgrenzen en/of differentiatievlakken/differentiatiegrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd, mits aangetoond wordt dat het bouwwerk niet anderszins gerealiseerd kan worden;
  • c. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en ander nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 100 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Functie

De in dit lid genoemde criteria gelden in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen en het wijzigen van het plan.

18.2 Stedenbouwkundige en beeldkwaliteit

Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
  • c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
  • d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.

18.3 Milieukwaliteit

Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de mate van hinder voor de omliggende functies;
  • b. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen (groepsrisico en plaatsgebonden risico);
  • c. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
  • d. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
  • e. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.

18.4 Verkeersveiligheid

Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
  • b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
  • c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
  • d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.

18.5 Sociale veiligheid

Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
  • b. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.

18.6 Brandveiligheid en rampenbestrijding

Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de aanwezigheid van vluchtwegen;
  • b. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
  • c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.

18.7 Woon- en leefklimaat

Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
  • b. overlast door geluid, stank en/of trillingen;
  • c. de bezonning;
  • d. het uitzicht;
  • e. privacy.

Artikel 19 Algemene procedureregels

19.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

19.2 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

20.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig 20.2 in het plan opgenomen 'overgangsrecht gebruik' zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Centrum Chaam 2016”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …………
 
de griffier,   de voorzitter,  
................................   ................................