direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 2e fase Ats Bonninghawei Warns
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het zuidelijk deel van Warns zijn in de laatste 5 jaar van de vorige eeuw de huidige woningen aan de Ats Bonninghawei gebouwd. Vanuit het dorp is het initiatief opgevat om op de nog onontwikkelde gronden ten zuiden van de Ats Bonninghawei 8 vrijstaande woningen en 2 vrij halfstaande woningen te realiseren. In totaal worden 10 woningen gerealiseerd. Hierdoor is sprake van een ruimtelijke afronding van het dorp Warns.

De ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan 'Warns' niet mogelijk. Enerzijds is dit omdat het stedenbouwkundig plan niet passend is op de gronden die in het bestemmingsplan al een woonbestemming hebben. De woningen dienen in dit bestemmingsplan namelijk binnen een bouwvlak gebouwd te worden. Met het toekomstig stedenbouwkundig ontwerp is niet aangesloten bij deze situering. De toekomstige woningen passen dan ook niet in de huidige bouwvlakken.

Anderzijds geldt voor een gedeelte van het plangebied de bestemming 'Agrarisch Cultuurgrond' waarbinnen woningbouw niet rechtstreeks mogelijk is. Wel is op dit gedeelte van het plangebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Om de totale ontwikkeling in één keer planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan nodig. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidelijk lint van Warns ten oosten van de lintbebouwing aan de Buorren en ten zuiden van de Ats Bonninghawei. De begrenzing is afgestemd op het gewenste stedenbouwkundig ontwerp. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (GeoWeb)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan 'Warns' dat op 28 juni 2013 onherroepelijk is geworden. Het plangebied heeft hierin de bestemmingen 'Groen', 'Wonen -1', 'Verkeer - Verblijf' en 'Agrarisch - Cultuurgrond'. Het opgestelde stedenbouwkundig plan past niet binnen deze bestemmingen. Zodoende is er voor gekozen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

Binnen de gronden van de bestemming 'Wonen' zijn op basis van het geldende bestemmingsplan evenveel woningen toegestaan als met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

Wel is in het geldende bestemmingsplan rekening gehouden met woningbouw op de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' door middel van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5'. De gronden binnen dit gebied kunnen hiermee op basis een wijzigingsplan gewijzigd worden ten behoeve van woningbouw. Omdat het plangebied van dit bestemmingsplan groter is dan het wijzigingsgebied, kan geen toepassing worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een korte toelichting gegeven op het plangebied en komt het plan aan de orde. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Warns is ontstaan op een stuwwal met een langgerekte vorm. Deze vorm is in het bebouwingspatroon goed terug te vinden. Kenmerkend voor Warns is het duidelijke onderscheid tussen het noordelijke en het zuidelijke deel. Het plangebied ligt in het zuidelijke deel van de lintbebouwing van Warns.

De bebouwing in dit deel van het dorp staat voornamelijk langs het lint van 't Sou, de Buorren én de hier haaks op liggende Himmelumerdyk. De bebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande en half vrijstaande woningen op vrij ruime kavels.

Vanaf de jaren '60 en '70 hebben in de oksel van de Buorren en de Himmelumerdyk dorpsuitbreidingen

plaatsgevonden. De bebouwing is hier ontstaan langs de kronkelende ontsluitingsweg, de Pastorywei, die rond de bestaande kerk is aangelegd.

De Pastorywei gaat in zuidelijke richting over in de Ats Bonninghawei ten zuiden van de Himmelumerdyk. De woningen langs deze weg zijn in de jaren '90 van de vorige eeuw gebouwd met de bedoeling om de weg uiteindelijk in zuidwestelijke richting aan te laten sluiten op de Buorren. Hiermee zou sprake zijn van een stedenbouwkundige afronding van het zuidelijk deel van Warns. Echter heeft deze afronding nooit plaatsgevonden, waardoor de vertakking van de Ats Bonninghawei doodloopt.

De onbebouwde gronden ten zuidwesten van de Ats Bonninghawei maken deel uit van het plangebied en bestaat in de huidige situatie uit grasland. Figuur 2.1 geeft een luchtfoto van de bestaande situatie weer. Figuur 2.2. geeft een vooraanzicht, vanaf de Ats Bonninghawei, op het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (2017)

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0004.png"

Figuur 2.2 Aanzicht op het plangebied vanaf de Ats Bonninghawei

2.2 Planbeschrijving

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 10 woningen, waarvan 8 vrijstaand en 2 halfvrijstaand. Het ontwerp is ruimer opgezet en het totale gebied wordt uiteindelijk met minder woningen bebouwd dan oorspronkelijk (in jaren '90) is beoogd.

De woningen worden via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg ontsloten. Het betreft het verlengen van de Ats Bonninghawei die in zuidelijke richting ontsloten wordt op de hoofdontsluitingsweg de Buorren. Als uitgangspunt voor het project geldt dat een woongebied met een eigen identiteit en een hoge kwaliteit wordt gerealiseerd. Specifieke kwaliteiten zijn met name een duidelijke structuur, een eigen identiteit van de te onderscheiden delen en een hoge belevingswaarde. De maat en schaal is kleinschalig tot zeer kleinschalig met een kronkelige weg met bebouwing. Het ontwerp gaat uit van één bouwlaag met kap, respecteert de bestaande zichtlijnen en sluit aan op de bestaande structuur van Warns.

Verder wordt de noord- en zuidwestkant van het plangebied groen ingericht. Hier worden tevens openbare verkeersvoorzieningen aangelegd. In figuur 2.4 is een globale situatietekening van de toekomstige inrichting opgenomen. Figuur 2.5. geeft een impressie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0005.png"

Figuur 2.4 Voorgestelde inrichting

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0008.png"

Figuur 2.5 Impressie ontwikkeling

2.3 Landschappelijke inpassing

Vanouds is het dorp Warns verdeeld in drieën: Noorderbuuren, Buorren en Zuiderbuuren. De bebouwing is op twee plaatsen tot kernen verdicht. Aan de noordzijde bij het kanaal heeft de streek zich tot de kom ontwikkeld. De zuidelijke kern, waar het plangebied deel van uitmaakt, ligt bij de kruising Buorren-Himmelumerdyk, nabij de oude kerk.

Voor Warns Zuid geldt dat de stuwwal waarop het dorp ligt, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden en als zodanig herkenbaar moet blijven. Ook het aaneengroeien van beide dorpsdelen van Warns is ongewenst. De ruimtelijke karakteristiek van Warns, te weten de lintstructuur op een hoog liggende stuwwal, met zo nu en dan een doorkijk naar het achterliggende glooiende weidegebied, dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden.

Bij het stedenbouwkundig ontwerp van de plan is gezocht naar behoud of versterking van de bestaande ruimtelijke structuur. Vanuit het omringende landschap wordt het beeld op Warns zo weinig mogelijk verstoord. Vanaf de Himmelumerdyk valt het zicht op de geprojecteerde woningen grotendeels weg achter de eind 90-er jaren gerealiseerde woningbouw aan de Ats Bonninghawei. De geprojecteerde woningen liggen op de stuwwal en laten daarbij de daarvoor gelegen glooiing naar het lagergelegen gebied ongemoeid. Net zoals de bestaande panden/lintbebouwing zijn de woningen aan de rand met de achtertuinen gericht naar het buitengebied. Er is gestreefd naar een opzet die aansluit bij de bestaande verkaveling en het bestaande bebouwingspatroon van het dorp en integratie van bestaande elementen.

De ontwikkeling betreft een kleinschalige ontwikkeling die passend is binnen de maat en schaal van het dorp. De bebouwing sluit qua massa en hoofdvorm aan bij de bebouwing van Warns. De woningen krijgen maximaal één bouwlaag met kap. De hoofdopzet van het plangebied volgt zoveel mogelijk de onderliggende richting van het landschap. De lintstructuur (Buorren) blijft de belangrijkste drager. De toegangsweg naar het plangebied sluit haaks aan op de Buorren en is ondergeschikt. Vanaf de Buorren blijft er enige doorkijk naar het landschap. Daarmee wordt het gebied op een verantwoorde wijze afgerond en landschappelijk ingepast.

2.4 Verkeer en parkeren

Bij het opstellen van een bestemmingsplan waarin een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht worden besteed aan de parkeerbehoefte en de verkeersafwikkeling.

De woningen worden ontsloten op een nieuw aan te leggen weg. Deze sluit in noordelijke richting aan op de Ats Bonninghawei en in zuidwestelijk richting op de Buorren. Deze 30-km/uur wegen hebben voldoende capaciteit voor de nieuwe functies in het plangebied. Voor alle woonpercelen wordt een aansluiting op de nieuwe ontsluitingsweg gecreëerd. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid.

Het parkeren vindt plaats op eigen erf en in de openbare ruimte. Hierbij wordt uitgegaan van de parkeernormen volgens kencijfers van het CROW (Publicatie 317). Volgens de publicatie geld dat er 1,9 tot 2,7 parkeerplaatsen op het erf aanwezig moeten zijn als er sprake is van een vrijstaande koopwoning in de categorie 'niet stedelijk' en 'rest bebouwde kom' waar de kern Warns onder valt. Voor een twee-onder-een-kap geldt een parkeernorm van 1,8 tot 2,6 parkeerplaatsen per woning.

Op de ruim opgezette woonpercelen zal voldoende parkeerruimte aanwezig zijn om aan de parkeerbehoefte te kunnen voldoen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Ladder voor Duurzame verstedelijking van belang.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden worden evenveel woningen mogelijk gemaakt als in de huidige situatie planologisch mogelijk is. Op basis van jurisprudentie (uitspraak van 23 december 2015 201408383/1) wordt met dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorgesteld. Er is dus geen toetsing nodig aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Wel zijn de woningen meegenomen in het gemeentelijke woningbouwprogramma waarin onderzoek is gedaan naar de woningbouwbehoefte.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

Warns is in het streekplan aangemerkt als overige kern. Om het toekomstige ruimtebeslag van wonen te beperken, worden nieuwe woningen zoveel mogelijk eerst in het bestaande bebouwde gebied van kernen opgevangen. Het bestaande bebouwde gebied wordt gevormd door de bestaande bebouwde kommen van steden en dorpen.

In het Streekplan wordt daarnaast aangegeven dat als de woningtypen en de bouwstromen goed worden afgestemd op de plaatselijke behoefte, dan kan de woningbouw naar samengaan met de schaal en ruimtelijke karakteristiek van bestaande dorpen.

Met dit bestemmingsplan is sprake van een initiatief vanuit het dorp. Er is daarmee sprake van een plaatselijke behoefte naar woningbouw. Met het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de schaal en ruimtelijke karakteristieken van het dorp. De ontwikkelingen in het plangebied past dan ook binnen het Streekplan.

3.2.2 Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten worden verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en beschrijft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten. Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het deelgebied Gaasterlân. Van provinciaal belang zijn hier:

  • 1. Het reliëf langs de stuwwal op de lijn Wijckel, Oudemirdum tot Bakhuizen met een bijzondere structuur: de kliffen;
  • 2. De esachtige structuren bij Oudemirdum, Sondel, Bakhuizen en Hemelum'
  • 3. De overgang van de hoge stuwwal naar de lager gelegen veenweidegebieden en meren;
  • 4. De bebouwde, smalle ruggen van Koudum en Warns;
  • 5. Het patroon van verschillende typen vaarten in het klei op veengebied;
  • 6. De grotere en kleinere boscomplexen en terreinen (voormalige staten en stinzen) met formele, bijzondere aanleg.

Voor het project is met name het derde en vierde belang van toepassing. Het uitgangspunt hier is het zoveel mogelijk open houden van het open agrarisch landschap en het behouden en versterken van de kleinschaligheid van het gebied zowel zichtbaar in de smalle ruggen met bebouwing als in de ruimtelijke opbouw van het gebied in het algemeen. In het klei-op-veengebied zijn de open ruimten te beperkt van maat om grootschalige ontwikkelingen te (ver)dragen.

Door de ruime opzet van het stedenbouwkundig plan, waarbij sprake is van veel ruimte tussen de percelen, blijft het zicht op het open agrarisch landschap behouden. Dit wordt daarnaast extra versterkt door in het verlengde van de oost-westelijk gelegen ontsluitingsweg een groen karakter te geven. Hierdoor blijft sprake van een (zicht)relatie tussen het dorp en zijn omgeving. Tevens is sprake van een kleinschalige ontwikkeling die passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van het dorp. Het project past daardoor binnen de beleidsuitgangspunten van Structuurvisie Grutsk op 'e Romte.

3.2.3 Verordening Romte

De Verordening Romte Fryslân 2014 stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied gedeeltelijk binnen het bestaand bebouwd gebied en gedeeltelijk buiten bestaand stedelijk gebied (zie figuur 3.1).

Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 1)

Binnen bestaand stedelijk gebied wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern. De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het zuidelijke deel van het plangebied grenst aan het bestaand stedelijk gebied.

Wonen (artikel 3)

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen omvat. In paragraaf 3.3 is beschreven dat de woning passend is binnen het woon programma. Het plan is daarmee in overeenstemming met de regels uit de verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2018zuidBPwarnsat-ontw_0009.png"

Figuur 3.1 Begrenzing bestaand bebouwd gebied (PVR2014)

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân

Op 22 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân vastgesteld. In de visie staan de ambities van de gemeente op het gebied van sociale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen. De visie vormt een belangrijke basis voor nieuw beleid en plannen. In de ontwikkelvisie wordt uitgegaan van zes pijlers. Voor dit project is de pijler 'Verscheidenheid in de kernen' van belang.

In Súdwest-Fryslân is er de rust van het kleine dorp, de dynamiek van de stad of van beide een beetje in het grotere dorp of de kleinere stad. De verscheidenheid betekent een grote rijkdom aan verschillende types woon- en werkmilieus. Binnen de gemeente zullen er grote verschillen ontstaan met betrekking tot de bevolkingsgroei, krimp en toename in huishoudens. De verwachte groei vindt vooral plaats in de stedelijke kernen Bolsward en Sneek.


Omdat het stedelijke cluster qua inwonertal de komende decennia blijft groeien, moeten er aantrekkelijke nieuwe stedelijke woonmilieus worden gerealiseerd. Vanwege de afnemende groei kijkt de gemeente wel kritisch naar de geplande woningbouwprojecten. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt past hier binnen. Eerder is al een bestemmingsplan opgesteld op grond waarvan de realisatie van woningbouw met een wijzigingsplan mogelijk is. De woningbouw in het plangebied past daarom binnen deze visie.

3.3.2 Woonvisie en Woningbouwprogramma 2017-2022

Op 20 juli 2017 is de Woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Hierin is het woningbouwbeleid vastgelegd. In dit beleidsdocument wordt onder meer ingaan op de kwantitatieve woningbouwopgave en de kwalitatieve focus. De Woonvisie gaat vooraf aan het Woningbouwprogramma 2017-20122, dat door de gemeenteraad op 31 oktober 2017 is vastgesteld.


De kwantitatieve opgave is bepaald aan de hand van huishoudenprognoses. In de gemeente is sprake van een stuwmeer van plannen als gevolg van het stilvallen van de woningmarkt. De verwachting is dat woningbouwprojecten een impuls krijgen wanneer er meer schaarste op de woningmarkt is. In het woningbouwprogramma ligt het accent op seniorenhuisvesting, starters, betaalbaarheid en duurzaamheid. Verder ligt vanuit de beleidsmatige ontwikkelingen en de nieuwe koers de kwalitatieve focus onder andere op de herstructureringsopgave van de verouderde voorraad.

De gemeente geeft de voorkeur aan inbreidingslocaties; ofwel het benutten van de fysieke mogelijkheden binnen de bestaande bebouwde omgeving. Mocht uitbreiding van de bebouwde omgeving aan de orde zijn, dan hanteert de gemeente het uitgangspunt dat deze plaats moet vinden op de huidige, vastgestelde ontwikkelingslocaties en/of locaties waar al in is geïnvesteerd en/ of afspraken over zijn gemaakt waarmee de gemeente verplichtingen is aangegaan.

De gemeente gaat terughouden om het aangaan van nieuwe strategische grondposities ten behoeve van woningbouw. De gemeente wil hierbij goed inspelen op veranderingen in de behoefte en initiatieven vanuit de markt. In kernen waar behoefte is aan uitbreiding wil de gemeente onder voorwaarden meewerken. Voor kleinere kernen geldt dat als er een initiatief is dat voortkomt uit een overtuigende concrete, aantoonbare behoefte heeft, de gemeente wil faciliteren.

Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt dat in het noordelijk deel al woningbouw ten behoeve van 10 tot 20 woningen zijn toegestaan. Het zuidelijk deel betreft een vastgestelde ontwikkelingslocatie waar door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming gewijzigd kan worden naar een woonbestemming. Met dit bestemmingsplan worden 10 woningen, op een uitbreidingslocatie mogelijk gemaakt, waarbij sprake is van een dorpsinitiatief. De initiatiefnemers verwachten de woningen binnen enkele jaren in de koopsector op de markt kwijt te kunnen.

Met dit bestemmingsplan worden minder woningen mogelijk gemaakt dan op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan. Door, ten opzichte van het compacte stedenbouwkundig plan uit de jaren '90, een ruim opgezet stedenbouwkundig plan te hanteren is sprake van een woningbouwplan dat passend is in zijn omgeving. In het woningbouwprogramma is voor de locatie een harde plancapaciteit meegenomen van 11 woningen. In het Woningbouwprogramma 2017-2022 zijn de voorgestelde woningen toegekend als harde plancapaciteit. Hiermee past het plannen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.

3.3.3 Visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' (2013)

In de gemeentelijke visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' ligt het accent sterk op het behouden en versterken van de landschappelijke kwaliteiten in het landelijke gebied. De passages over de inpassing van stedelijk functies gaan vooral over de toevoeging van nieuwe bedrijventerreinen. In algemene zin wordt gesteld dat de stedenbouwkundige kwaliteit en de landschappelijke inpassing veel aandacht verdienen.

Het plangebied ligt op een glaciale rug in het kleigebied. Het grondgebruik bestaat hier voor het overgrote deel uit grasland. Boerderijen, gehuchten en dorpen, waaronder Warns, liggen omlijst met beplanting als punten in het weidse landschap. Belangrijke punten zijn de zichtlijnen en doorzichten naar het open agrarisch landschap belangrijk.

De visie Ruimtelijke Kwaliteit is de basis voor de beoordeling van de effecten van ontwikkeling op het landschap van Súdwest-Fryslân. Bij de beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen zijn de kenmerken en kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen leidend. Daarnaast wordt gestuurd op de volgende aandachtspunten:

  • versterken van de grootse openheid van het klei- en veengebied en de meren;
  • aandacht voor detail binnen het grootschalige landschap;
  • versterken van het contrast tussen binnendijks en buitendijks gebied;
  • behoud van authenticiteit en eenvoud;
  • ruimte voor dynamiek, experiment en contrast.

Zoals in paragraaf 2.2 en 2.3 beschreven (nieuwe situatie en landschappelijke inpassing), sluit voorliggende project aan bij de Visie Ruimtelijke kwaliteit.

3.3.4 Erfgoedvisie (2012) en Erfgoednota (2013)

Met het vaststellen van de "Erfgoedvisie Silhouet" (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de "Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016: De basis op orde" opgesteld (januari 2013). Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren. Het is namelijk een wettelijke taak voor gemeenten om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in ruimtelijke plannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE.


Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de erfgoednota geformuleerde beleid. Echter, niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen. In de erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van ruimtelijke plannen omgegaan dient te worden met het erfgoed.

Een nadere toetsing aan de Erfgoedvisie vindt plaats in paragrafen 4.7 en 4.8.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 10 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Derhalve is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. Op grond van de vormvrije m.e.r. -beoordeling heeft het bevoegd gezag op 26 juli 2018 besloten dat voor onderhavig bestemmingsplan geen milieueffectrapport hoeft worden opgesteld. Geconcludeerd is dat de voorgenomen activiteit geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. De geluidsbelasting van nieuwe woningen moet getoetst worden aan de grenswaarden uit de Wgh. Voor woningen bedraagt de hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel 48 dB. Dit wordt de voorkeursgrenswaarde genoemd.

In de kern Warns, waaronder Buorren, Ats Bonninghawei en de Himmelumerdyk, geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Deze wegen hebben geen geluidzone. In oostelijke richting gaat de Himmelumerdyk over in een 60 km/uur weg. Echter ligt het plangebied op ruim 170 meter van deze weg.

De wegen zijn verkeersluwe wegen die vrijwel alleen voor bestemmingsverkeer dient. Er is geen sprake van een doorgaande (gebiedsontsluiting)weg. De Buorren en de Himmelumerdyk betreffen geen belangrijke ontsluitingsweg richting grootschalige functies. De doorgaande verkeersbewegingen vinden plaats over de provinciale N359 die op een afstand van circa 5 kilometer van het plangebied ligt. Van grotere verkeersbewegingen over is dan ook geen sprake. Ten gevolge van het verkeer afkomstig van deze weg zal dan ook geen sprake zijn van een hoge geluidsbelasting.

Door de beperkte breedte van de weg en snelheid beperkende maatregelen (diverse knikken in de weg) zijn de snelheden daarnaast relatief laag. Gezien de grote afstand tot het punt waar de Himmelumerdyk overgaat in een wegdeel met geluidzone (en dus een hogere maximumsnelheid), de reeds tussenliggende woningen en de beperkende maatregelen van de weg, wordt verwacht dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan en nader onderzoek niet noodzakelijk is. Daarnaast dient ook een binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woning voldoet aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaarde niveau.

4.3 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.


In de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie. Het plangebied ligt in een woonbuurt, tussen andere woonpercelen. Woningen in dit gebied zijn in beginsel dan ook inpasbaar.

Het dichtstbijzijnde bedrijfsactiviteit betreft een multifunctionele accommodatie met een maatschappelijke bestemming. Hierin bevinden zich onder andere twee scholen, een gymzaal, een kinderopvang, een peuterspeelzaal en een fysiotherapie.

Het bestemmingsvlak tot de dichtstbijzijnde woning ligt op circa 8 meter afstand. De functies in het gebouw vallen onder milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Aan de richtafstand wordt daarmee niet voldaan. Echter op basis van het geldende bestemmingsplan is ter plaatse ook al een woning mogelijk en bevinden zich rondom de accommodatie al woningen. Het toevoegen van extra woningen, geeft geen extra belemmeringen voor de functies in het accommodatie gebouw.

Daarnaast wordt gesteld dat een dergelijke accommodatie thuishoort in een woonomgeving. Hier is in onderhavige situatie sprake van. De activiteiten zijn beperkt van omvang en veroorzaken geen belangrijke hinder voor woningen. De grootste hinder die dergelijke functies veroorzaken hebben betrekking op (stem)geluid. Daar het plangebied grenst aan de achterzijde van het gebouw zal van grote geluidshinder geen sprake zijn. Daarnaast wordt stemgeluid afkomstig van spelende kinderen op een schoolplein bij het bepalen van geluidsniveaus, in het kader van het Activiteitenbesluit, buiten beschouwing gehouden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Deze afweging is reeds in het geldende bestemmingsplan 'Warns' gemaakt. Hierin is namelijk aangegeven dat de geluidsbelasting ten opzichte van de woningen in de omgeving verantwoord en aanvaardbaar wordt geacht. Dit geldt ook voor het bestaande noordelijke bouwvlak in het plangebied en de reeds bestaande woningen aan de Ats Bonninghawei. Deze woningen bevinden zich op een kortere afstand dan de toekomstige woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Er wordt derhalve van uitgegaan dat voor de beoogde woningen in dit bestemmingsplan sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van het geluid afkomstig van de functies die in het accommodatie gebouw aanwezig zijn. Daarnaast dient er ook een binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaarde niveau.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Op 13 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Súdwest-Fryslân de Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart Zuidwest Fryslân vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de actuele bodemkwaliteit van de gemeenten onderscheiden naar verschillende deelgebieden (zones van vergelijkbare kwaliteit). In het bijbehorende Nota bodembeheer wordt het beleid beschreven ten aanzien van hergebruik van grond als bodem.

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen de zone 'Bebouwing na 1970' en 'Buitengebied zand' met de daarbij behorende bodemkwaliteit (Wonen en AW2000). Op basis van de Nota bodembeheer geldt dat de bodemkwaliteit van deze gronden van voldoende kwaliteit is voor de gewenste woonfunctie. Er is dan ook geen sprake van een verdachte locatie.

In de huidige situatie is het gehele plangebied geschikt voor akkerbouw. Er kan dan ook aangenomen worden dat er op de locatie geen bijzondere (vervuilende) activiteiten plaatsvinden/ verontreinigingen aanwezig zijn. Tevens heeft in 2001 reeds een bodemonderzoek (kenmerk: Rapport FR010400330 WARN, Plan Warns Zuid, 2e fase, A. Bonninghawei) plaats gevonden. De resultaten van het uitgevoerde (historische) bodemonderzoek geven aan dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. Het is daarom niet aannemelijk dat bodemverontreiniging aanwezig is in het plangebied. Het gebied is geen verdachte locatie.

Het aspect bodem vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Warns en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.

Dit bestemmingsplan stelt een woningbouwontwikkeling van 10 woningen voor. Het plan draagt daardoor niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Hiermee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden en grenst niet aan Natuur Netwerk Nederland. Er worden geen belastende functies voorgesteld. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde.

4.6.2 Soortenbescherming

De ontwikkelingen vinden niet plaats op een locatie met hoge ecologische waarden. De gronden zijn nu nog intensief in gebruik als agrarisch cultuurgrond. Er worden geen grote ingrepen aan beplantingen en watergangen voorgesteld. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.7 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De gemeente Súdwest-Fryslân maakt gebruik van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie. Op deze kaart worden voor de perioden steentijd - bronstijd en ijzertijd - middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

Voor het plangebied geldt dat er een kans is op het aantreffen van archeologische resten. Voor de periode ijzertijd – middeleeuwen beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Voor de periode steentijd – bronstijd is onderzoek nodig bij ingrepen van meer dan 5.000 m².

Gelet op de omvang van de ingreep in het plangebied is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd. Het onderzoek was gericht op de vaststelling of archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn.

De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om archeologisch maatregelen (planaanpassing, vervolgonderzoek, etc.) aan te bevelen. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid; de gemeente Súdwest-Fryslân.

4.8 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Conform de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

De basis voor het landschap in de gemeente is gelegd in meerdere ijstijden. Grote gletsjers trokken hierbij vanuit Scandinavië over Noord- en Midden-Nederland. De stuwwalophoging waarin dit plangebied ligt is daar het gevolg van. De ruimtelijke structuur en deze ligging op de stuwwal maken dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke inpassing. Hierop is o.a. ingegaan in paragraaf 2.2 en 2.3. Verder wordt bij de inrichting van het plangebied de stuwwal niet onevenredig aangetast / gerespecteerd. Het is niet nodig hiervoor nadere regels te stellen.

4.9 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het wijzigingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20180605-2-18021). De watertoets inclusief uitgangspuntennotitie is als bijlage 3 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de normale procedure moet worden gevolgd. De uitgangsnotitie geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het ruimtelijke plan of besluit.

Waterafvoer/berging

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden voorziet in een toename aan verharding van ruim 3.500 m2. Bij ontwikkelingen in het buitengebied dient bij een toename van meer dan 1.500 m2 gecompenseerd te worden. Voor ontwikkelingen in stedelijk gebied geldt een drempelwaarde van 200 m2. Voor het plangebied geldt een compensatie norm van 10%. Derhalve is 400 m2 aan compensatie nodig. Compensatie hiervan bestaat uit ruim 400 m² te graven waterlopen aan de oostzijde van het plangebied. Wetterskip Fryslân heeft aangegeven akkoord te zijn met de compenserende maatregel.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de extra woningen. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld op het hemelwaterriool.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateraspect is gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten.

Uit de professionele risicokaart blijkt dat in de nabijheid van de locatie geen risicovolle bedrijvigheid aanwezig is. Ook is geen sprake van transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het water, het spoor of door buisleidingen in de nabijheid van de locatie. Op dit punt is nader onderzoek niet aan de orde.

De conclusie is dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Wijze van bestemmen

De wijze van bestemmen is afgestemd op het bestemmingsplan 'Warns'.

5.2.2 Groen

Het groen in het noordelijk en zuidwestelijk deel is bestemd als 'Groen'. Deze gronden moeten vrij blijven van gebouwen. Wegen, straten, paden en parkeervoorzieningen zijn wel toegestaan.

5.2.3 Tuin

Met het stedenbouwkundig ontwerp is rekening gehouden met zichtlijnen naar het open agrarisch landschap. Derhalve zijn op de gronden in het verlengde van de horizontale gelegen ontsluitingswegen de bestemming 'Tuin' opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat op deze gronden kan worden gebouwd.

5.2.4 Agrarisch - Cultuurgrond

Om de openheid van de rand van het dorp te waarborgen is de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' langs de randen van het plangebied opgenomen. Bebouwing is binnen de bestemming niet toegestaan. De wijzigingsbevoegdheid is tevens van de plankaart gehaald. Dit om te voorkomen dat in de toekomst nog verdere woningbouw ontwikkelingen mogelijk wordt gemaakt.

5.2.5 Verkeer - Verblijf

De nieuw aan te leggen ontsluitingsweg is onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gebracht. Op deze gronden zijn wegen, straten en paden met onder andere daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water toegestaan.

5.2.6 Wonen

Op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan met daarbijbehorende bed & breakfast in de woning, bijbehorende bouwwerken, tuinen erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. De hoofdvorm van een woonhuis moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. Er geldt een minimale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter. Het aantal te bouwen hoofdgebouwen zal per bouwvlak ten hoogste het aangegeven aantal bedragen. Er zullen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “tweeaaneen”, in welk geval hoofdgebouwen tweeaaneen zullen worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De bestemmingsplanprocedure geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedurestappen:

Overleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voorgelegd aan de overleginstanties. Het vooroverleg is conform de notitie “de rol van de raad in RO-procedures” niet voor inspraak ter inzage gelegd. In de notitie is namelijk een lijst opgenomen met gevallen waarvoor geen inspraak hoeft plaats te vinden. In deze lijst is “het op een andere wijze inrichten van inbreidings- of uitbreidingslocaties” opgenomen. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan vallen daaronder.

Op het voorontwerp hebben Rijkswaterstaat, Provinsje Fryslân en Wetterskip Fryslân gereageerd. De overlegreacties zijn als bijlage bij de toelichting toegevoegd. Per reactie wordt aangegeven wat voor gevolgen dit heeft voor het op te stellen ontwerp bestemmingsplan.

  • 1. Rijkswaterstaat heeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. De reactie leidt dan ook niet tot wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan.
  • 2. Provinsje Fryslân heeft aangegeven dat de provinciale belangen op de juiste wijze verwerkt zijn. Voor het overige is opgemerkt dat de bij het plan behorende regels nog niet volledig zijn ingevuld. Derhalve zijn de planregels zodanig aangepast dat met dit bestemmingsplan maximaal 10 woningen gebouwd mogen worden.
  • 3. Wetterskip Fryslân is akkoord met de wijze van watercompensatie. Dit is als zodanig verwerkt in het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan eenieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Eventuele zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en al dan niet gegrond verklaard. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld.

Vaststelling

Na de ter inzagelegging besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De gronden die bij de gemeente in eigendom zijn worden aan de initiatiefnemers verkocht. Het gebied wordt door deze initiatiefnemers zelf bouw- en woonrijp en vervolgens als losse kavels verkocht. Nadat het gebied bouwrijp is gemaakt en de openbare ruimte voldoet aan de door de gemeente gestelde criteria komen de openbare gronden weer terug naar de gemeente. De ondernemers verwachten de woningen binnen enkele jaren in de koopsector op de markt kwijt te kunnen. Op basis hiervan kan gesteld worden dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit bestemmingsplan is er sprake van een bouwplan. De gemeente sluit hiervoor met de initiatiefnemers een anterieure overeenkomst, waarin onder andere ook het aspect planschade is geregeld. Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daardoor niet noodzakelijk.