direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijke analyse
Plan: Damlaan 4-12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.daml412-0010

3.2 Ruimtelijke analyse

3.2.1 Ontstaan van het plangebied

Het ontstaan van Leidschendam-Voorburg gaat terug tot de Romeinse tijd. In prehistorische tijden ontwikkelde zich in de laguna achter de strandwallen een uitgerekt veengebied. Het veen verdikte zich tot koepelvormige volumes en waterde vooral af via radiale stroompjes. Ook tussen de (latere) Oude Rijn in het noorden en de Oude Maas in het zuiden lag zo'n veenkoepel.

In het midden van de eerste eeuw trachtten de Romeinen de Oude Rijn in het noorden en de Oude Maas in het zuiden met elkaar te verbinden door het graven van een vaarweg, de naar veldheer Corbulo genoemde Corbulogracht. Deze gracht, waarvoor mede gebruik werd gemaakt van twee bestaande getijdenkreken, doorsneed het veenkussen, maar ergens halverwege bleef een waterscheiding bestaan en ontstond een overslagpunt en handelsnederzetting: Forum Hadriani. Relicten hiervan zijn teruggevonden in het huidige Voorburg.

Na het vertrek van de Romeinen verviel de vaarweg. De waterscheiding bleef bestaan en deze zou op den duur de basis vormen voor de tot heden intact gebleven landscheiding tussen de hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland. Deze landscheiding was er al in het jaar 1246, in de vorm van een dijk. Deze dijk werd begin veertiende eeuw afgedamd in de Vliet, onder meer vanwege het peilverschil tussen de boezemwateren van de waterschappen Rijnland en Delfland. Doorgaand scheepvaartverkeer was daardoor niet meer mogelijk. Op het punt waar de Vliet en de landscheidingsdijk elkaar kruisen (in het huidige sluiscomplex en omgeving) is Leidschendam ontstaan.

De nederzetting Leidschendam ontwikkelde zich op beide oevers van de Vliet tot een kern van ambachts- en koopmanswoningen en herbergen. Later breidde de bebouwing zich uit in zuidelijke richting, aan de Venestraat, en werd aan de zuidzijde van de Vliet veel gebouwd. Ook langs het jaagpad (nu de Delftsekade), dat werd gebruikt voor de trekschuiten, ontstond bebouwing. Rond 1850 besloten Provinciale Staten van Zuid-Holland de toenmalige sluis uit de zeventiende eeuw te vervangen door een nieuwe sluis en twee sluisbruggen. Deze zijn in 1887 gebouwd en tot op heden in gebruik.

De eerste ambachts- en koopmanswoningen van Leidschendam werden zoals gezegd gebouwd rond de dam in de Vliet, op de kruising met de dijk die de landscheiding vormde tussen de beheersgebieden van de hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland. De kenmerkende pleinruimte tussen de beide kerken ontstond bij de bouw van de huidige sluis in 1887, toen een deel van de voormalige sluiskom werd gedempt.

Het stratenpatroon in Leidschendam en omgeving loopt evenwijdig aan de kust. Op de hoger gelegen strandwallen lopen lange wegen, met loodrecht daarop dwarsverbindingen die door de drassige gebieden kronkelen. Eén van die dwarsverbindingen is de route over de Landscheidingsdijk, tegenwoordig de Damlaan, Damstraat en Venestraat. Lange tijd was dit een belangrijke route door de oude kern van Leidschendam.

De historisch gegroeide structuur van de Venestraat, sluis, Damstraat en Damlaan is tussen 1950 en 1980 verstoord door een aantal belangrijke ingrepen. Deze ingrepen zijn van grote invloed op de wijze waarop het gebied nu wordt ervaren en gewaardeerd. De eerste verstoring is de verkeersdoorbraak in de jaren vijftig. Omdat de Damstraat te smal was voor het groeiend autoverkeer, is een doorgang gemaakt naar de westelijke sluisbrug. Daartoe zijn panden aan de sluis gesloopt en is de Damhoudersstraat aangelegd. Vanaf de nieuwe doorbraak werd het verkeer vanaf de sluis diagonaal naar de Damlaan gevoerd via het Damplein. waarvoor achtertuinen van de woningen aan de Damstraat en Sluiskant moesten wijken. Het Damplein heeft een veel grotere maat en schaal dan de pleinruimte rond de sluis. waardoor beide pleinen weinig met elkaar te maken lijken te hebben. Door deze ingreep is het sluisgebied geïsoleerd komen te liggen van het gebied ten noorden van het Damplein.

Een tweede beeldbepalende ingreep is een grote hoeveelheid portiekflats, die na de doorbraak van de Damlaan in dat gebied zijn gebouwd. De flatgebouwen staan met hun langsgevels langs de straat en niet (zoals destijds gebruikelijk) in een eigen stedenbouwkundige structuur. Hierdoor zijn grootschalige straatwanden ontstaan, direct naast het kleinschalig historisch centrum. Deze nieuwe structuur verstoort de oude, terwijl onderlinge samenhang ontbreekt. De flats hebben niet alleen het Damplein grootschalig gemaakt, ook andere straten zoals de Rijnlandstraat, Plaspoelkade, Zaagmolenstraat en Plaspoelstraat zijn door de maat van de toegevoegde bebouwing nooit echt mooie woonstraten geworden.

3.2.2 Stedenbouwkundige opzet

Structuurlijnen bepalen in belangrijke mate de ruimtelijke structuur van een gebied. Een belangrijke structuurlijn is de Vliet. De Vliet en de landscheiding hebben grotendeels de vorm van de oude nederzetting Leidschendam bepaald. De route over de landscheiding (huidige Damlaan, Damstraat en Venestraat) is een tweede belangrijke structuurlijn. Door afbraak van bebouwing aan de Damstraat is in de route een 'gat' ontstaan, het Damplein. Hierdoor is de oude dorpskern in twee delen gesplitst: de Damlaan / het Damplein en het Sluisgebied. het sluiscomplex ligt op het snijpunt van deze twee historische structuurlijnen.

Inmiddels is er een 'nieuwe' doorgaande route door het centrum ontstaan, via de Damlaan, het Damplein en de Damhoudersstraat. Dit is een drukke doorgaande weg met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie. De route heeft vanwege de grote verkeersdrukte een negatieve invloed op de beleving van het oude centrum. Aan de zuid-oostzijde van de Vliet loopt het oorspronkelijke jaagpad. Kenmerkend voor deze structuurlijn is de bebouwing die in een strakke lijn het jaagpad volgt. De route volgt nog altijd onafgebroken de zuidoever van de Vliet. Structuurlijnen met een cultuurhistorische waarde van een andere orde zijn de Kerkstraat en de Sluiskant. Deze straten hebben van oudsher geen doorgaande functie, maar functioneerden als ontsluiting van woningen en van de kerk. Ten noorden van het centrum van Leidschendam loopt de van oudsher aanwezige noord-zuid verbindingsweg over de strandwallen, de huidige Veursestraatweg, Koningin Julianaweg en Voorburgseweg. Parallel hieraan loopt de Oude Trambaan, waarlangs vroeger de (stoom)tram reed. De voormalige trambaan is nauwelijks meer te herkennen in het huidige straatprofiel.

3.2.3 Bebouwingsstructuur

De bebouwing van Leidschendam ontwikkelde zich aanvankelijk in twee richtingen: enerzijds langs de Vliet en anderzijds langs de landscheiding tussen Rijnland en Delfland. Centrum van deze nederzetting was de dam, waar zowel over land als over water veel verkeer passeerde, met de bijbehorende bedrijvigheid. In de zeventiende - en achttiende eeuw waren de gevelwanden van deze bebouwing vrijwel geheel gesloten. De bebouwing bestond hoofdzakelijk uit één of twee bouwlagen met kap.

De historische bebouwing in het centrum van Leidschendam kenmerkt zich door een verscheidenheid aan bouwstijlen, materialen en vormen. Verschillende puien en gevels zijn in de loop der jaren sterk gemoderniseerd. Langs de Delftsekade zijn rond 1980 veel historische panden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. De historische bebouwing aan de Damstraat is grotendeels afgebroken, zodat in de oude kern van Leidschendam een open ruimte ontstond die de naam Damplein kreeg. De 'nieuwe' bebouwing aan dit plein heeft een heel ander karakter dan de oude dorpskern en is grootschaliger. Aan de Damlaan is een aantal grootschalige gebouwen gerealiseerd, zoals het postkantoor, die de fijnmazige structuur van de oude winkelpanden verstoren. Diverse (oude) pandjes gaan verborgen achter reclame en luifelconstructies die tegen de gevels hangen. Ook aan de Sluiskant en het Sluisplein is historische bebouwing verloren gegaan bij de doorbraak (Damlaan en Damhoudersstraat), die het toenemende (auto)verkeer in 1955 meer ruimte moest geven.

Bebouwing die bijzonder in het oog springt kan worden aangemerkt als landmark. Deze bebouwing speelt een belangrijke rol in de oriëntatie van een bezoeker. Belangrijke landmarks in de oude kern van Leidschendam zijn de H.H. Petrus & Pauluskerk en de Nederlands Hervormde kerk. Deze beide kerken hebben een centrerende werking op het sluisgebied, waardoor het geheel (ondanks de vele openingen in de wanden) een gesloten indruk maakt. Ook de ophaalbruggen, de molen en het gemaal kunnen als landmark worden aangemerkt.

Zichtlijnen zijn open visuele relaties en hangen vaak samen met het zicht op landmarks. De hiervoor genoemde landmarks hebben in het sluisgebied een duidelijke zichtrelatie. De kerken vertegenwoordigen ieder een ander geloof. Dit maakt de zichtrelatie extra bijzonder. Andere belangrijke zichtlijnen op de landmarks zijn:

  • het zicht op de Nederlands Hervormde kerk vanaf het Damplein;
  • het zicht op de Nederlands Hervormde kerk vanaf de Venestraat.

De kerk is halverwege de Venestraat al tussen de bebouwing door te zien. Dit bevordert de oriëntatie. Een uitzicht dat minder samenhangt met de landmarks is het weidse uitzicht vanaf de sluisbruggen over de Vliet. Vanaf de westelijke sluisbrug is het zelfs mogelijk de kerk van Voorburg te zien.

Leidschendam heeft een uniek stadshart op een kruising van water- en landwegen. Door de geschiedenis heen hebben de twee kanten van de Vliet zich ontwikkeld tot een organische pleinvorm. Het gebied vormt het beeldmerk van Leidschendam en heeft inmiddels een officieel beschermde status door de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht.

De sluisomgeving, het historische hart, is ruimtelijk versnipperd en voldoet niet meer aan de huidige eisen. Het parkeren, het openbaar groen, de inrichting om de sluis en vooral de grote stroom auto's door het gebied zorgen er voor dat de openbare ruimte rond de sluis eigenlijk geen plein meer vormt. Ook de voorzieningen die nu in het gebied zijn gevestigd bieden niet wat men bij een stadshart voor ogen heeft. De Damlaan, eens een kwalitatief-ruimtelijk hoogwaardige dorpswinkelstraat, heeft als winkelgebied in het recente verleden duidelijk aan kwaliteit ingeboet.

Aan weerszijden van de Damlaan zijn de openbare ruimten versnipperd. Groen en straten zijn niet duidelijk afgebakend. Verschillende soorten gebouwen staan onsamenhangend naast elkaar. Voor- en achterkanten van bebouwing komen naast elkaar voor. Onduidelijk is ook de wijze waarop deze gebieden ontsloten zijn. De Rijnlandstraat, Delflandstraat en Landscheidingsstraat krijgen hierdoor het karakter van een achterafgebied. Auto's, op verschillende wijzen geparkeerd, overheersen het straatbeeld.

3.2.4 Verkeersstructuur

Door het centrumgebied loopt de verkeersader Damlaan - Damplein - Damhoudersstraat. Deze verbindt de nieuwstraat ten zuiden van het plangebied met de Oude Trambaan en de Voorburgseweg en is zowel van belang voor de ontsluiting van het centrumgebied zelf als voor de overige delen van Leidschendam. De opening van de 'Noordelijke Randweg Haagse Regio (NoRaH)' in november 2003 heeft er toe geleid dat de hoeveelheid verkeer over de Damlaan, het Damplein en de Damhoudersstraat verminderd is.

Uitgezonderd de Oude Trambaan en de Nieuwstraat zijn alle wegen binnen het centrumgebied gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. De inrichting hiervan wordt zoveel mogelijk bepaald volgens de landelijke normen als vervat in het beleid 'Duurzaam Veilig'. Dit betekent dat de maximale snelheid logisch volgt uit de inrichting en dat het autoverkeer als het ware "te gast" is. Maatregelen om dit effect te bewerkstelligen zijn onder mee snelheidsremmende en/of attentieverhogende maatregelen, zoals smallere rijbanen, korte rechte weggedeelten, kleurveranderingen in de wegverharding en snelheidsremmende voorzieningen bij kruispunten en oversteekplaatsen.

De Oude Trambaan en de Nieuwstraat zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen waar een maximumsnelheid van 50 km/h geldt.

Het centrum van Leidschendam is bereikbaar met het openbaar vervoer in de vorm van een ontsluitende buslijn die goed in het gebied is ingepast. Het station Leidschendam-Voorburg (RandstadRail) bevindt zich eveneens in de nabijheid van het centrumgebied. Daarnaast bevindt zich op de Oude Trambaan een goede overstapmogelijkheid op aansluitende buslijnen richting Den Haag, Voorburg, Voorschoten en Leiden. De bereikbaarheid van het centrumgebied per openbaar vervoer kan daarmee redelijk tot goed worden genoemd.

3.2.5 Groenstructuur

De openbare ruimte in het centrum van Leidschendam is vrij stenig met relatief smalle straatprofielen, waardoor er weinig ruimte resteert voor groen. In het oude centrum is geen uitgesproken boomstructuur aanwezig. De laanbeplanting aan de Damlaan vertoont bijvoorbeeld weinig samenhang met het groen op het Damplein.

De beplanting in het sluisgebied heeft twee aspecten. Deels is zij belangrijk voor het groene karakter van het gebied en biedt zij beschutting voor de verblijfsrecreatie. Anderzijds heeft de beplanting deels een storende werking voor het beleven van de totale ruimte en het zicht op de sluis. De kleine haven heeft een groen karakter door de aanwezige bomen en struiken. Deze ontnemen echter ten dele het vrije zicht op het haventje vanaf de Sluiskant en de Delftsekade. Verder is halverwege de Venestraat een plantsoentje aanwezig dat in verbinding staat met het achterliggende parkje.

3.2.6 Waterstructuur
3.2.6.1 Algemeen

Het centrumgebied van Leidschendam wordt doorsneden door de Landscheiding. Deze loopt via de Damlaan, de Damstraat, het noordelijke sluishoofd en de Venestraat. De Vliet is een boezemwatergang waarop het overtollige water uit de lager gelegend polders wordt geloosd. Via de gemalen in Katwijk, Den Haag en het Westland wordt dit overtollige water naar zee afgevoerd. Tijdens droge perioden wordt water uit de Vliet in de polderwatergangen gelaten. De Vliet heeft in het Rijnlandse gebied een waterpeil van NAP -0,60 m. en in het Delflandse gebied van NAP -0,40 m. De sluis, in het verlengde van de Damlaan, dient ter overbrugging van dit peilverschil.

Historisch gezien betrof het hele centrumgebied vroeger poldergebied (de Klein Plaspoelpolder in het Delflandse - en de Rietvinkpolder in het Rijnlandse deel), met op de plaats van de huidige waterlopen -maar ook daartussen- diverse poldersloten. Bij de ophogingen bij de ontwikkeling van de kern Leidschendam zijn de meeste poldersloten gedempt, zijn de overgebleven waterlopen in verbinding gebracht met de Vliet en is het gebied in waterstaatkundige zin grotendeels boezemland geworden.

Door de zandophopingen zijn zettingen ontstaan van het onderliggende veen. Door de afwezigheid van een ontwateringsstelsel (er ligt geen open water ter hoogte van de Damlaan) is vervolgens rond het Damplein een probleem van wateroverlast ontstaan (zie knelpunten).

In de huidige situatie ligt alleen nog in het Rijnlandse beheersgebied polderwater, behorend tot de Rietvinkpolder. Via duikers en watergangen wordt overtollig water in noordelijke richting afgevoerd naar het gemaal aan de Voordesingel (direct ten noorden het centrumgebied) alwaar het wordt uitgeslagen op de Vliet. Ter plaatse van het zuidoostelijke uiteinde van de watergang langs de Schoorlaan bevindt zich een inlaatpunt. Hier kan water vanuit de Vliet worden binnengelaten. Het zomer- en winterpeil in de Rietvinkpolder bedraagt NAP -1,20 m. Direct langs het water van de Vliet staat een gemaal van Delfland. Met dit gemaal kan ten tijde van watertekorten water vanuit het beheersgebied van Rijnland worden opgepompt en afgevoerd naar de boezem van Delfland.

3.2.6.2 Waterkeringen

Langs de Vliet en langs het boezemwater aan de Plaspoelkade liggen boezemwaterkeringen ter bescherming van het achterliggende lager gelegen gebied. Het kruinpeil van boezemkade in het Delflandse deel dient minimaal NAP +0,20 meter te zijn. Het kruinpeil van de landscheiding behoort minimaal 0,60 meter boven het hoogst aangelegen waterpeil te zijn. Het kruinpeil van boezemkaden in het Rijnlandse deel dient minimaal op NAP te liggen.

3.2.6.3 Knelpunten waterhuishouding

In het Delflandse beheersgebied is onvoldoende open water aanwezig. Tijdens extreme neerslagsituaties heeft het centrumgebied regelmatig te kampen met wateroverlast en wordt overtollig water geloosd op de Rietvinkpolder in plaats van op het Delflandse watersysteem: dit is een ongewenste situatie die bij de herstructurering van het centrum van Leidschendam zal worden opgelost. De ontwateringsdiepte is rondom het Damplein slechts 30 cm. Dit knelpunt is veroorzaakt door de demping van polderwater en de afvoer van het gebied naar de riolering. De riolering is hierdoor overbelast met overstorten en overstromingen als gevolg. Gecombineerd met bodemdaling, te hoge grondwaterstanden en de eisen van afkoppelen moet er in de nieuwe situatie weer nieuw polderwater worden gerealiseerd. De kruin van de Sluiskant is te laag en dient verhoogd te worden naar NAP +0,2 m.

In de Rietvinkpolder is de huidige oppervlakte aan polderwater klein waardoor de waterbergingseisen aandacht behoeven. De watergangen liggen verspreid door het gebied, onderling verbonden door middel van lange duikers wat een ongunstige invloed heeft op de doorstroming en de waterkwaliteit. Tevens is de rioleringssituatie gecompliceerd en onoverzichtelijk. In het poldergebied van Rijnland is de ontwateringsdiepte te gering (ca. 0,5 m. onder maaiveld rondom de Zaagmolenstraat). Van een aantal te handhaven gebouwen is het vloerpeil lager dan het gewenste maaiveldniveau.

In zowel het Delflandse deel als het deel van Rijnland wordt het hemelwater grotendeels niet geloosd op de Vliet of het polderwater, maar afgevoerd via de riolering. Dit is een niet-duurzame situatie: ten eerste wordt schoon water vuil waarna het weer gezuiverd moet worden, het leidt tot verlaging van het zuiveringsrendement van de rioolwaterzuiveringsinstallatie door de verdunning en het leidt tot riooloverstorten bij veel neerslag.