direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stedelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voor het stedelijk gebied van Naarden, met uitzondering van de Vesting Naarden en de bedrijventerreinen, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Doel hiervan is om tot een actuele en eenduidige bestemmingsregeling te komen ter vervanging van het huidige bestemmingsplan Stedelijk Gebied. Dit plan is op 6 februari 2006 vastgesteld en loopt daarmee tegen het einde van de wettelijke voorgeschreven levensduur van 10 jaar voor bestemmingsplannen. Ook zijn er in de afgelopen jaren diverse kleine bestemmingsplannen opgesteld voor specifieke ontwikkelingstrajecten. Ook deze plannen zijn opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan Stedelijk Gebied. Tot slot bestaat er ook nog de behoefte om de huidige bestemmingsregeling op enkele onderdelen aan te passen.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. In het bestemmingsplan is dan ook geregeld wat noodzakelijk is om de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied te behouden zonder dat ruimtelijk aanvaardbare bouwinitiatieven of (beperkte) functiewijzigingen onmogelijk worden gemaakt.

1.2 Tussenuitspraak Raad van State

Tegen het vaststellingbesluit van 30 september 2015 van het bestemmingsplan Stedelijk Gebied (1e herziening) is door de eigenaar van het perceel Zwarteweg 28 beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de eigenaar deels in het gelijk gesteld. In een tussenuitspraak (zaaknummer 201600214/1/R1) van 16 november 2016 heeft de Afdeling de gemeenteraad opgedragen het bestreden besluit te herstellen.

Op 11 oktober 2017 heeft de gemeenteraad een nieuw besluit genomen, zie het Raadsbesluit. Het nieuwe besluit is in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan het stedelijke gebied van Bussum. Hier lopen de twee gemeenten in elkaar over. De westelijke grens wordt gevormd door het Naardermeer, het Voormeer en de oude Rijksweg door Naarden. Aan de oostzijde fungeert de rijksweg A1 voornamelijk als plangrens. De noordelijke plangrens wordt gevormd door de Vesting van Naarden en het industrieterrein Gooimeer. Tot het plangebied behoort eveneens het Naarderwoonbos, het aan Huizen grenzende sportpark Bestevaer en een deel van de aangrenzende woonwijk. In figuur 1 is de ligging en precieze begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

1.4 Vigerende plannen

Het bestemmingsplan voor het stedelijke gebied vervangt circa 12 bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de bestemmingsplannen die worden vervangen.

Naam plan   Vastgesteld   Onherroepelijk  
     
Van Gogh kwartier     12 juni 2005  
Stedelijk gebied     5 juli 2007  
Rijksweg 69     21 januari 2010  
De veste     16 maart 2010  
Verlengde fortlaan     1 januari 2011  
Apostolische kerk     29 september 2011  
Lambertus Hortensiuslaan 25     10 november 2011  
Churchillstraat 42     4 mei 2012  
Voormalige Bekkersschool Deelperceel II     4 oktober 2012  
Voormalige Bekkersschool Deelperceel I     22 maart 2013  
P&R terrein Hoofdgracht     25 september 2013  
Wijzigingsplan Oud Blaricummerweg 34     24 april 2014  
Jachthaven Naarden   25 juni 2014    
Zwarteweg 6/8   25 juni 2014    

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt allereerst het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 3 is een ruimtelijke analyse van het plangebied opgenomen. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de historie van het plangebied, de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden, de ruimtelijke opbouw van het gehele plangebied en een analyse van de verschillende te onderscheiden deelgebieden in het plangebied. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de in het plangebied te verwachten ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 wordt voorts een functionele analyse gegeven van het plangebied. De verschillende voorkomende functies worden beschreven en geanalyseerd. In hoofdstuk 5 komen de sectorale aspecten milieu, water en ecologie aan bod. Op basis van de bouwstenen van beleid die uit de voorgaande hoofdstukken voortvloeien, wordt in hoofdstuk 6 een integrale visie op het plangebied geformuleerd. In hoofdstuk 7 komt de juridische planbeschrijving aan bod. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen uiteengezet. Tevens wordt artikelsgewijs een beschrijving gegeven van de voorschriften en de bestemmingen. In hoofdstuk 8 is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal beleid samengevat. Het in dit hoofdstuk samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de volgende hoofdstukken wordt op een aantal plaatsen verwezen naar (sectoraal) beleid of (sectorale) beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld.

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: de Structuurvisie) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht en leefbaarheid en veiligheid.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat het rijk afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de Structuurvisie is geformuleerd, is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen. Deze rijksbelangen hebben geen betrekking op het onderhavige bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In dit bestemmingsplan wordt de bouw van 23 woningen mogelijk gemaakt. Van deze 23 woningen zijn er reeds 21 mogelijk gemaakt op basis van het vorige bestemmingsplan, maar zijn de bouwmogelijkheden nog niet benut. In feite maakt het bestemmingsplan dus 2 nieuwe woningen mogelijk waarvan één woning een vervangende woning is. Uit jurisprudentie blijkt dat de ontwikkeling van een dergelijk beperkte omvang niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Hiermee kan gesteld worden dat wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 en Provinciale ruimtelijke verordening

Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie Noord-Holland 2040 ‘Kwaliteit door veelzijdigheid’ (verder de Structuurvisie) en de bijbehorende verordening vastgesteld. Op 29 november 2011 is de eerste herziening van de Structuurvisie vastgesteld. Op 3 februari 2014 is een beleidsarme wijziging van de verordening vastgesteld.

In de Structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. De Structuurvisie vormt het beleid van de provincie, dat niet direct doorwerkt naar gemeenten. Hiervoor is de Provinciale ruimtelijke verordening (verder: de Verordening) opgesteld. In deze Verordening zijn, op basis van de Structuurvisie, regels gesteld waar gemeenten in hun bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een nadere afweging vereisen in het kader van de provinciale structuurvisie en verordening.

Regionale woonvisie 2007-2020

In de Regionale Woonvisie van de negen Gooi- en Vechtgemeenten wordt uiteen gezet dat in de regio sprake is van een krappe woningmarkt: de dynamiek op de woningmarkt is gering. Door de beperkte nieuwbouwproductie van de afgelopen jaren wordt er relatief weinig verhuisd. Zowel de doorstroming binnen de woningvoorraad als de instroom van starters op de woningmarkt is gering. Met name voor de lagere (midden)inkomens zijn de kansen beperkt.

Verder wordt uiteengezet dat toekomstige ontwikkeling van de huishoudens vergrijzing en ontgroening laat zien. Dit betekent een toenemende behoefte aan geschikte woningen voor mensen die zorg behoeven, maar ook aan betaalbare woningen voor het behouden van een gezonde bevolkingsopbouw en voor de mensen die zorg en maatschappelijke en/of zakelijke diensten verlenen. In de woonvisie wordt beschreven dat mogelijkheden voor nieuwbouw op korte termijn wel aanwezig zijn, maar dat mogelijkheden op lange termijn beperkt zijn. Daarom is extra inspanning en inventiviteit nodig om meer woningen te bouwen.

In de regionale woonvisie worden de volgende 4 kernambities gesteld:

  • 1. Een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn.
  • 2. Meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, in concreto jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben.
  • 3. Diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter.
  • 4. De Gooi- en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.

Er worden drie strategieën beschreven die de regio in gaat zetten om de ambities te verwezenlijken:

  • 1. Focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, met name jongeren, jonge gezinnen van 30-45 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren.
  • 2. Creëren van een gedifferentieerder woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren van de mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt.
  • 3. Inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.

Alle ontwikkellocaties binnen de gemeente worden in samenhang bezien, waarbij door alle locaties tezamen naar de bovenstaande ambities wordt gestreefd. Met het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is aangegeven wat mogelijk ontwikkelingen zijn in de (nabije) toekomst.

Regiokaart 2015 Gooi en Vecht

De brochure ‘Regiokaart 2015 Gooi en Vecht’ geeft een overzicht van het door de gemeenten van Gooi en Vecht vastgesteld gemeenschappelijk ruimtelijk beleid, uitgesplitst voor de sectoren landschap, recreatie, wonen, werken en verkeer.

Over de functie wonen wordt uiteengezet dat het accent steeds meer zal komen te liggen op het beter benutten van de beschikbare stedelijke ruimte. Op de Regiokaart is aangegeven dat binnen Naarden een taakstelling voor woningbouw bestaat.

Regionale retailvisie Gooi en Vechtstreek

Voor detailhandel is op 27 januari 2014 de Regionale Retailvisie Gooi & Vechtstreek vastgesteld. De regionale retailvisie analyseert de huidige situatie van de detailhandel in de regio Gooi en Vechtstreek. Daarnaast brengt het rapport de effecten van verschillende trends en ontwikkelingen in kaart, waardoor een helder beeld ontstaat van de kansen en knelpunten voor deze sector.


De doelstellingen vanuit deze visie die relevant zijn voor Naarden komen overeen met het economisch beleid van Naarden en de bepalingen in de vigerende bestemmingsplannen. De doelstellingen zijn:

  • Streven naar behoud en versterking van de winkelvoorzieningen in de woonwijken;
  • Versterking van de winkelcentra door concentratie van de winkels, betekent dat verkleuring in de aanloopstraten mogelijk gemaakt moet worden.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Naarden en Bussum (2014)

Op 5 maart 2014 heeft de gemeente Naarden de Structuurvisie Naarden en Bussum vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Structuurvisie Naarden uit 2003. De structuurvisie gaat als afwegingskader fungeren voor het beleid van beide gemeenten in de komende 20 tot 30 jaar.

In de structuurvisie is een beschrijving opgenomen van beide gemeenten en de gezamenlijke opgaven waar men voor staat. Ook zijn de kernwaarden van beide gemeenten beschreven. Op basis van die onderdelen zijn speerpunten geformuleerd voor het beleid van komende jaren op korte en lange termijn.

De speerpunten richten zijn onder meer:

  • opheffen van barrière-werking door verdiepen van het spoor;
  • Verbeteren van langzaam vervoersverbindingen;
  • versterken van de recreatieve sector;
  • woningbouw voor starters, jonge gezinnen en senioren;
  • behouden van levendige centra en het op peil houden van voorzieningen in de wijken;
  • aanpak en stimulering werkgelegenheid;
  • duurzaamheid als leidraad voor de verder uitwerking van speerpunten.

Lokale woonvisie Naarden 2008-2020

In de lokale woonvisie Naarden wordt de grondslag gelegd voor alle bouwlocaties binnen de gemeente. Hierbij is aansluiting gezocht bij de regionale woonvisie 2007-2020.

In de woonvisie van Naarden worden verschillende beleidsambities uitgewerkt. Eén van deze ambities is dat ‘er alles aan gedaan moet worden om de nieuwbouwplannen die er zijn ook daadwerkelijk te realiseren en deze nieuwbouwplannen qua aantal zo optimaal mogelijk in te vullen’. Dit is van belang omdat de druk op de woningmarkt in Naarden zeer hoog is, zowel door vraag vanuit Naarden zelf als vanuit de regio en daarbuiten. Het realiseren van de nieuwbouwplannen is noodzakelijk om de druk enigszins te verzachten en vooral ook om woningzoekenden uit Naarden zelf een kans te geven.

In de woonvisie wordt uiteengezet dat het aantal locaties en het aantal woningen dat op deze locaties gebouwd kan worden beperkt is. Zeker in verhouding tot de grote vraag naar woningen in Naarden nu en in de toekomst. Hiernaast is er een grote vraag naar woningen in de gehele regio Gooi- en Vechtstreek. In de woonvisie wordt daarom gesteld dat gestreefd moet worden naar maximale woningbouwaantallen zonder in te leveren op de ambities ten aanzien van doelgroepen en kwaliteit.

In de lokale woonvisie worden vijf nieuwbouwlocaties beschreven en geanalyseerd.

Welstandsnota 2012

In 2012 is de welstandsnota uit 2004 herzien. Naast enkele ondergeschikte wijzigingen is de belangrijkste toevoeging die van het Van Goghkwartier. De welstandsnota geldt voor het gehele grondgebied van Naarden. In deze nota worden criteria beschreven die ten grondslag liggen aan de welstandsbeoordeling bij de indiening van bouwplannen. De kern van de nota wordt gevormd door de gebiedsgerichte criteria. In Naarden zijn 15 gebieden onderscheiden die elk een eigen set aan welstandscriteria hebben gekregen op basis van een beschrijving van de samenhang in en het karakter van een bepaald gebied. Hierbij worden sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken en algemene, gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria onderscheiden. De objectgerichte criteria richten zich in Naarden uitsluitend op de "houten huizen" aan de Sandtmannlaan in het plangebied.

Verkeersstructuurplan Naarden 2011-2020

In 2011 is een nieuw verkeersstructuurplan opgesteld. In dit geactualiseerd verkeersstructuurplan is specifiek invulling gegeven aan vier thema's: verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid en parkeren. De beleidsonderwerpen ten aanzien van verkeer zijn vervolgens verdeeld over deze vier thema's. In het beleid wordt vervolgens per thema de gemeentelijke visie gegeven. Het beleid vormt samen met een knelpuntenoverzicht de basis voor het uitvoeringsprogramma om tot een daadwerkelijk vertaling van het beleid en een oplossing van de knelpunten te komen. Tot slot beschrijft het verkeersstructuurplan ook een 17 tal quick wins, snel uitvoerbare maatregelen die de situatie van een deel van de bestaande knelpunten kunnen verbeteren.

Parkeervisie 2012 en Parkeerbeleidsplan 2014-2020

In 2012 heeft de gemeente een visie opgesteld ten aanzien van parkeren in de gemeente. Deze visie heeft geleid tot een parkeerbeleidsplan dat in maart 2014 is vastgesteld. Het Parkeerbeleidsplan richt zich op verschillende thema's zoals:

- parkeren in de Vesting;

- parkeren in gebieden met gecombineerd winkels, detailhandel en woningen;

- parkeren in gebieden nabij scholen;

- parkeren in gebieden nabij sportvoorzieningen;

- parkeren nabij station Naarden - Bussum;

- parkeren in overige woonwijken;

- parkeren bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen;

- parkeren voor speciale doelgroepen.

Het beleid is verder gekoppeld aan doelgroepen; bewoners, bezoekers en werknemers. Iedere doelgroep heeft tenslotte haar wensen ten aanzien van parkeren. Op een zogenaamde doelgroepenkaart is aangegeven in welke gebieden de gegeven doelgroepen mogen parkeren. Om dit te reguleren wordt gewerkt met verschillende middelen voor parkeerregulering, te weten: parkeerschijfzone, vergunninghoudersparkeren, betaald parkeren en parkeerverboden.

Monumentenbeleid 2003-2008

In het monumentenbeleid is het gemeentelijk beleid ten aanzien van monumenten gegeven. Het beleid heeft vooral betrekking op de restauratie van panden binnen de vesting en de vestingwerken zelf. Met het opstellen van het monumentenbeleid is ook de gemeentelijke monumentenlijst geactualiseerd an verbeterd. Zowel de lijst met Rijksmonumenten als de gemeentelijke monumentenlijst zijn opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

Groenstructuurplan 2008-2023

Het groenstructuurplan gemeente Naarden heeft betrekking op het groen binnen de komgrenzen van de gemeente en geeft voor de periode 2008 - 2023 richting aan de ontwikkeling en het beheer van het openbaar groen in de gemeente. Het groenstructuurplan geeft inzicht in de bestaande groenstructuren en de functie daarvan. Voor grote delen van Naarden geldt dat er voldoende (kwantitatief) groen aanwezig is. In enkele wijken, zoals Keverdijk, is de aanwezigheid van Groen beperkt. Het beleid is er dan ook op gericht om het bestaande groen te beschermen en op een kwalitatief hoogwaardig niveau te onderhouden. Per wijk zijn aandachtspunten opgesteld ten aanzien van de groenstructuur waar de komende jaren aan gewerkt gaat worden. Ook geeft het Groenstructuurplan richting hoe om te gaan met groen bij nieuwe ontwikkelingen. De bestaande groenstructuur is in dit bestemmingsplan hoofdzakelijk bestemd als Groen en in beperkte mate voor Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze laatste bestemming zijn echter wel groenvoorzieningen mogelijk.

Bomenbeleidsplan 2009

Boomstructuren zijn samen met groenstructuren bepalend voor het beeld van de openbare ruimte. Het Bomenbeleidsplan beschrijft aansluitend op het Groenstructuurplan een drietal boomstructuurniveaus:

- Stadstructuur;

- Wijkstructuur;

- Overige bomen.

De doelstelling van het bomenbeleidsplan is het streven naar een gevarieerd, gezond, duurzaam en veilig bomenbestand te behouden en te realiseren. Om deze doelstelling te verwezenlijken zijn naast het aanwijzen van de structuren, in het beleidsplan thema's beschreven die belangrijk zijn voor de instandhouding van het bomenbestand; dimensionering, toepassing, ziekten en plagen en overlast door bomen. Ten alle tijden is het uitgangspunt het zoveel mogelijk behouden van bomen. Daarvoor is ook een lijst van waardevolle bomen opgesteld. Dit zijn bomen die alleen in uitzonderlijke situaties (gevaar of calamiteit) gekapt mogen.

Rioleringsplan 2010-2012

Het gemeentelijk rioleringsplan van Naarden geeft invulling aan de zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater. Voor de korte termijn (planperiode 2010-2012) zijn doelen gesteld die een impuls moeten geven aan het op lange termijn realiseren van de gewenste situatie, en doelen gericht op de implementatie van de nieuwe zorgplichten. De doelen zijn:

- Zorgen voor de inzameling van stedelijk afvalwater;

- Zorgen voor het transport van stedelijk afvalwater;

- Zorgen voor de inzameling van hemelwater;

- Zorgen voor de verwerking van het ingezamelde hemelwater;

- Zorgen dat - voor zover mogelijk - het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.

Actieplan geluid 2013-2018

Het actieplan geluid geeft een gemeentebrede visie op verkeerslawaai van gemeentelijk wegen en de mogelijkheden op problemen beheersbaar te houden. Ook wordt in het actieplan gewerkt met een plandrempel. Deze plandrempel geeft het ambitieniveau weer van de gemeente ten aanzien van geluid en is vastgesteld op 70 dB.

Visie Voorzieningen 2012-2020

Het voorzieningenniveau in Naarden ligt op een hoog peil. Het aanbod aan detailhandel, culturele activiteiten en zorg- en ouderenvoorzieningen is groot en gevarieerd. Met de Visie Voorzieningen zijn de bestaande voorzieningen in kaart gebracht en is onderzocht op wat het gewenste voorzieningenniveau in Naarden is. Op basis daar van is beleid geformuleerd voor de programmatische invulling van de nieuwe te bouwen voorzieningen en voor bestaande locaties. Daarnaast is er een toetsingskader opgenomen voor ontwikkelingen en vormt het document het kader voor bestuurlijke afstemming tussen prioritering van voorzieningen en locaties.

2.4 Conclusie

Het plangebied wordt in de provinciale structuurvisie aangeduid als bestaand bebouwd gebied. De in de regionale en lokale Woonvisie geconstateerde behoefte aan woningen en voorzieningen zal binnen het bestaand bebouwd gebied geaccommodeerd dienen te worden. Omdat het voorliggende bestemmingsplan gericht is op actualisering en niet op ontwikkeling zal woningbouwontwikkeling via een apart plan en procedure moeten worden mogelijk gemaakt. Wel bevat het bestemmingsplan enkele wijzigingsbevoegdheden, zie paragraaf 3.5, waarmee op kleine schaal woningbouwontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn overgenomen uit het vorige bestemmingsplan Stedelijk Gebied. Vanuit de overige (gemeentelijke) beleidsvelden zijn er verder geen directe opgaven die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse

3.1 Historie

Op de rand van het zandgebied is uit militair-strategische overwegingen de Vesting Naarden ontstaan. De Vesting is nog steeds duidelijk als bijzondere eenheid te onderscheiden. Door het behoud van de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet en de omringende vestingwerken is de vestingstad uniek in haar vorm. Tevens is zij duidelijk begrensd door de vestinggrachten en enkele restanten van de open schootsvelden. Een deel van deze vroeger ruimschoots aanwezige open velden is thans bebouwd.

De Amsterdamsestraatweg, met naastgelegen Naardertrekvaart, en de Amersfoortsestraatweg waren oorspronkelijk de enige twee toegangswegen van en naar de Vesting. De verbinding tussen Amersfoort en Amsterdam liep door de Vesting Naarden. Ruimtelijk kenmerkend voor deze wegen is dat het kaarsrechte wegen zijn, waardoor iedereen die naderde reeds op grote afstand zichtbaar was. Een deel van het oorspronkelijke wegen- en padenpatroon naar en rond de Vesting is nog in het buitengebied en in de uitbreidingen van Naarden te herkennen.

De uitbreidingen rondom de Vesting zijn pas na het wegvallen van de militaire functie van de Vesting (1926) gerealiseerd; omdat tot die tijd het schootsveld niet bebouwd mocht worden. De stedenbouwkundige concepten voor de uitbreidingen waren gericht op het scheppen van een aangenaam woon- en leefmilieu, overwegend in de vorm van villawijken. Een wezenlijk ander concept dan voor de Vesting, dat dan ook tot een geheel andere stedenbouw (en groen) heeft geleid. Bijzonder aan de uitbreidingen van Naarden is dat zij niet een voortzetting zijn van het bestaande stadscentrum, maar in eerste instantie vanaf de gemeentegrens met Bussum zijn gegroeid. Hierdoor is een zone ontstaan tussen uitbreidingen en vestingstad die gewoonlijk aan de rand van een stad ligt en zich kenmerkt door een diversiteit aan gebruiksvormen, zoals sportvoorzieningen en weilanden/akkers waarvoor tussen de bebouwing geen plaats is.

3.2 Ruimtelijke opbouw

Het stedelijke gebied van Naarden ligt als drie bloemblaadjes rondom de Vesting. Het stedelijke gebied wordt begrensd door vier karakteristieke landschappen. In de eerste helft van de 20e eeuw zijn Naarden en Bussum ruimtelijk aaneengegroeid. Er is weinig verschil zichtbaar tussen de aanwezige woonbebouwing van beide gemeenten. Het wegenpatroon loopt op veel plaatsen gewoon door. Bussum vormt dan ook de zuidelijke grens van het stedelijke gebied van Naarden. Ook de drie andere randen hebben een specifiek karakter en zijn van invloed op de aanliggende woonwijken. De oostelijke grens wordt gevormd door de Gooise bossen en heide. De noordelijke grens wordt bij het Naarderwoonbos gevormd door het Gooimeer, bij de overige delen van het plangebied door het bedrijventerrein en de vesting. De westelijke grens wordt gevormd door het Naardermeer. Het landschap van het Naardermeergebied is in de westelijke wijken doorvertaald. Het Naarderwoonbos richt zich op het Gooimeer.

Binnen deze grotere structuur (bloemblaadjes) bevinden zich de verschillende woonwijken. De woonwijken vertonen in de ruimtelijke opzet evenals in de woningtypes sterke overeenkomsten. Naast overeenkomsten hebben de wijken ook eigen onderscheidende kenmerken ten aanzien van de ligging, de ontstaansgeschiedenis of de opbouw. Het ligt voor de hand dat het karakter van een wijk medebepalend is voor de mogelijke ontwikkelingen in de wijk. De wijken worden van elkaar gescheiden door infrastructuur. De zuidelijke uitbreidingen worden ruimtelijk opgedeeld door de spoorlijn en de Rijksweg. Daarbinnen vormen de Lambertus Hortensiuslaan en Bussummervaart de scheiding tussen een oostelijk en westelijk deel. Langs de Amsterdamsestraatweg lijkt sprake te zijn van een geheel aparte nederzetting, hetgeen zich herhaalt als het Naarderbos in zicht komt. Ruimtelijk zijn de uitbreidingen niet als een samenhangende eenheid te herkennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0002.jpg"

Figuur 3.1 Structuur

Bepalende structuurlijnen in Naarden worden gevormd door de ontsluitingsstructuur en de groenblauwe structuur (figuur 3). Sommige van de wegen bestaan vanaf het ontstaan van Naarden, zoals de eerdergenoemde Amersfoortse- en Amsterdamsestraatweg. De ontsluitingsstructuur bestaat uit een ring gevormd door de Meerstraat, de Burgemeester J. Visserlaan, de Rijksweg door Naarden, de Godelindelaan en de Amersfoortsestraatweg.

Vanaf deze ring bevindt zich een aantal radialen door en langs de wijken respectievelijk de Amsterdamsestraatweg, de Rijksweg door Naarden, de Cort van der Lindenlaan, de Lambertus Hortensiuslaan en de Amersfoortsestraatweg. De eerste twee en de laatste van deze radialen hebben een gehele of gedeeltelijke aansluiting op de A1. Bovendien vormt een deel van deze radialen mede het ontsluitingssysteem van Bussum. De A1 verzorgt met zijn aansluitingen de verbinding met de rest van Nederland, maar vormt ook een zware barrière in het landschap.

Het Naarderwoonbos kent zijn eigen ontsluiting die wordt gevormd door de Amsterdamsestraatweg en de IJsselmeerweg. De Bestevaer is opgenomen in het stedelijke ontsluitingssysteem van Huizen. Een ander bepalend element is de spoorlijn van Amsterdam naar Hilversum. De hiervoor beschreven infrastructuur is zeer bepalend voor de oriëntatie in Naarden.

De groenblauwe structuur wordt hoofdzakelijk gevormd door de ruimte rondom de Vesting, het Ecolint, de Karnemelksloot en de Naardertrekvaart. In figuur 3.1 is de globale ligging van het Ecolint weergegeven. Ook het groen langs de ontsluitingsstructuur is bepalend voor de groenblauwe structuur. Op een lager schaalniveau zijn groene randen van wijken en (soms statige) groene zones in wijken zeer bepalend voor het karakter. Bovendien zijn in het Oranje Nassaupark Zuid, het Oranje Nassaupark Noord, het Rembrandtpark en het Componistenkwartier de aanwezige vaak formele waterpartijen zeer bepalend voor de groenblauwe structuur. In deze wijken maar ook in het Ministerpark zorgen de voortuinen en de, voor Nederlandse begrippen relatief lage woningdichtheid, voor een zeer groene uitstraling. Door de landschappelijke opbouw van het Naarderwoonbos heeft deze wijk een gefragmenteerde opbouw en wordt deze sterk gedomineerd door groen en water. In de westelijke buurten, te weten Fortlanden, Vierhoven en het Oranje Nassaupark West, is het oorspronkelijke landschap uitgangspunt van het ontwerp geweest. Belangrijke lijnen in het stedelijke gebied, zoals wegen en waterlopen, zijn goed herkenbaar gebleven.

Binnen de verschillende woonwijken is een mozaïek van stedenbouwkundige eenheden herkenbaar. Deze eenheden onderscheiden zich door hun stedenbouwkundige opzet en vormgeving. Het is moeilijk zich te oriënteren binnen de verschillende wijken. Dit is een specifieke kwaliteit van Naarden. Deze desoriëntatie wordt bewerkstelligd door de gelijkenis van de woonbebouwing en weinig onderscheidend vermogen van de (woon)straten. Enige oriëntatiepunten in het plangebied zijn de torenflat bij de kruising rijksweg met de Cort van der Lindenlaan, de brug over de Naardertrekvaart, de winkelstrip langs de Lambertus Hortensiuslaan, het zorgcentrum De Veste, De Schans, het verpleeghuis aarderheem, het Bosch van Bredius, de Ravelijn en natuurlijk de Vesting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0003.jpg"

Figuur 3.2 Ruimtelijke opbouw

3.3 Analyse van de deelgebieden

Het plangebied bestaat in hoofdzaak uit een woongebied, dat als het ware de schil vormt rondom de historische kern van Naarden (de Vesting) en onder te verdelen is in verschillende deelgebieden. Het plangebied kent naast de woonfunctie diverse andere functies, zoals onderwijs, recreatie, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, sport en detailhandel. De volgende deelgebieden, zoals opgenomen in figuur 3.3, worden onderscheiden en beschreven:

  • 1. Naarderwoonbos;
  • 2. Keverdijk/Jac. P. Thijssepark;
  • 3. Naarden-Zuidwest;
  • 4. Ministerpark;
  • 5. Oranje Nassaupark;
  • 6. Rembrandtpark;
  • 7. Componistenkwartier;
  • 8. Sportvelden en complexen;
  • 9. Bestevaer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0004.jpg"

Figuur 3.3 Deelgebieden

  • 1. Naarderwoonbos

Het karakter van het Naarderwoonbos wordt vooral bepaald door zijn ligging rond de haven aan het Gooimeer. De woonbuurt vormt een enclave gelegen direct ten noorden van de A1. De woonbebouwing is gekoppeld aan recreatieve watersportvoorzieningen. Het Naarderwoonbos heeft seriematige woningen met een gedifferentieerde opbouw. Per straat komt één woningtype voor. De woningen zijn geclusterd en hebben niet altijd een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterzijde. Langs de Hoofdgracht tussen Boomgat en Bolwerk staan vrijstaande woningen met een individuele uitstraling. Deze woningen hebben in tegenstelling tot de meeste andere woningen in het Naarderwoonbos een eenvoudige opbouw. Om en in de buurt is een natuurlijke dooradering van ruime groengebieden opgenomen. Daarnaast is voorzien in ruime speelvoorzieningen. In de buurt zelf zijn geen voorzieningen in de vorm van winkels aanwezig. Het stratenpatroon is grillig van opzet en kent weinig doorgaande wegen. De ontsluitingswegen van de woonclusters zijn doodlopend en takken allen aan op de ruim gedimensioneerde Hoofdgracht.

Het beleid voor dit deelgebied is gericht op het behoud van de groen/blauwe opzet van het Naarderwoonbos. Daarnaast dienen uitbreidingen van woningen te worden afgestemd op de karakteristiek van het cluster waartoe de woningen behoren.

Naardereiland

Het gebied kop Naarderbos, welke zich tegenover het Naarderwoonbos bevindt is een van de.gemeentelijke ontwikkellocaties. Dit gebied, dat de naam Naarderereiland draagt, wordt getransformeerd naar een gemengd grootstedelijk woongebied, waar 45 woningen gerealiseerd gaan worden. Hiervoor is een separaat bestemmingsplan opgesteld Naardereiland welke op 25 juni 2014 is vastgesteld.

  • 2. Keverdijk/Jac. P. Thijssepark

Dit deelgebied ligt tussen de Rijksweg door Naarden en de Naardertrekvaart. Langs de Naardertrekvaart ligt de Amsterdamsestraatweg, de oude verbinding naar Amsterdam. Het deelgebied ligt enigszins geïsoleerd van de overige woongebieden, omdat tussen deze buurt en de overige buurten een brede groene zone als afscheiding aanwezig is. In deze zone is een driehoek met volkstuinen opgenomen. De gronden ten oosten van de Burgemeester J. Visserlaan behoren tot het beschermde stadsgezicht.

Het deelgebied Keverdijk/Jac. P. Thijssepark is grotendeels in een geleidelijk tempo na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. De wijk maakt mede door de aanwezige voortuinen een groene indruk. Bijzonder is de architectuur van het oostelijk deel, het tuindorp Keverdijk. Er staan voornamelijk karakteristieke woningen uit de jaren '20 tot '50. De opzet van de buurt, met voornamelijk rechthoekige gesloten en half gesloten bouwblokken, is ruim en groen. De rijen met woningen hebben een ritmische geleding door sprongen in de rooilijn, verhogingen en variaties in de indeling. De detaillering is zorgvuldig en uitgewerkt tot op het kleinste niveau. Voor de bouw van het tuindorp Keverdijk was destijds een gedeeltelijke ontheffing nodig van de verboden kringen van de Vesting. Aan de noordzijde bevindt zich het Jac. P. Thijssepark dat, mede door de getrapte verkavelingvorm, een relatief moderne sfeer uitstraalt. Dissonanten zijn de gestapelde bouwblokken die geen bijdrage leven aan de belevingswaarde van de directe omgeving. Voor gemotoriseerd verkeer is de buurt ontsloten via één toegang en een lusvormige verkeersstraat. Een voetpad vormt de ruggengraat van de buurt, ook langs de zuidwestrand en langs de Trekvaart zijn wandelpaden ontworpen. Centraal in de wijk, aan de Evert de Bruijnstraat en de Majoor Kampstraat zijn winkel- en sociaal-culturele voorzieningen gevestigd.

Aan de Evert de Bruijnstraat en de Benjamin van Rooijenstraat zijn enkele jaren geleden nieuwe woningen totstandgekomen. Ten westen van de supermarkt staan vier lage flats van drie bouwlagen op een onderbouw. Aan de Kolonel Verveerstraat zijn zestien bejaardenwoningen gesitueerd.

Het beleid voor dit deelgebied is gericht op herstructurering van de verouderde woonsituaties in Keverdijk/Jac. P. Thijssepark en het behoud van het karakter van het tuindorp Keverdijk dat wordt gevormd door rechthoekig gesloten en halfgesloten bouwblokken met een ritmische geleding van de rijwoningen en door de aanwezigheid van voortuinen die mede het groene karakter van de wijk bepalen.

  • 3. Naarden-Zuidwest

Dit deel van Naarden bestaat uit drie naoorlogse woonbuurten die liggen tussen de IJsbaan, de Karnemelksloot, de Anna van Burenlaan, de Cort van der Lindenlaan en de Koningin Wilhelminalaan.

Woonbuurt Vierhoven bestaat uit vier woonhoven, die zijn gesitueerd rondom de Burgemeester J. Visserstraat. Deze buurt wordt gevormd door een compositie van diverse woontypen, waaronder gestapelde woningbouw. Ondanks de aanwezigheid van relatief veel woningen in de lagere huur- en koopsector, heeft de wijk door het besloten en groene karakter een specifieke sfeer. Langs de Burgemeester J. Visserlaan komen enkele (winkel)voorzieningen voor. De woningen zijn op een aantal plaatsen uitgebreid met dakopbouwen.

De buurten Oranje Nassaupark West en Fortlanden zijn buurten met voornamelijk rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen. Iedere buurt heeft zijn eigen opzet en sfeer. Wat dit gebied bindt is de herhaling van het woningtype in rijen en clusters. Per straat komt vaak één woningtype voor. In Fortlanden is vanaf de eerste planningsstadia een ecologische visie ingebracht. Hier is gezorgd voor een goede dooradering van de wijk met water en groen die in directe verbinding staan met het Naardermeer. Om bestaande beplanting langs de Verlengde Fortlaan te kunnen handhaven, zijn de woningen bereikbaar gemaakt via een aftakking van de Verlengde Fortlaan met een zeer eenvoudig dwarsprofiel. Geleding in de woonbuurt is aangebracht, door twee voetgangerszones in oost-westrichting.

Het beleid voor dit deelgebied is met name gericht op het behoud van de groene rand langs Fortlanden en Oranje Nassaupark West en behoud en mogelijk versterking van de landschappelijke structuren in de opzet van deze buurten. Het open "schootsveld" rondom de voormalige forten langs de Karnemelksloot dient eveneens behouden te blijven. Daarnaast dienen toevoegingen in de vorm van dakopbouwen, met name in de wijk Vierhoven, op elkaar te worden afgestemd.

  • 4. Ministerpark

Het Ministerpark ligt in de directe invloedssfeer van het net over de gemeentegrens, in Bussum, liggende treinstation. Dit deel van Naarden bestaat uit naoorlogse woningbouw. De woningbouw is georganiseerd om een rationeel stratenpatroon. Het merendeel bestaat uit rijwoningen. Ook komen enige vrijstaande villa's en geschakelde twee-onder-een-kapwoningen voor. Deze zijn meestal aan de randen gesitueerd. Aan de Piersonlaan, Binnenhof en Mackaylaan staan (grootschalige) blokken gestapelde woningen. De opbouw is in de meeste gevallen eenvoudig. De blokken zijn drie tot zes lagen hoog met plat dak of een enkele keer met zadeldak. De begane grondlaag heeft soms een afwijkende gevel door de situering van de bergingen. Aan de Mackaylaan bevinden zich op de begane grond winkels. Aan de Laegieskampweg staan vrijstaande bungalows die door hun opbouw en vorm een individuele uitstraling hebben. Een bijzonder deel van het Ministerpark is de buurt rondom de Sandtmannlaan. Dit deel heeft de bijzondere status van rijksmonument. Het zijn geschakelde houten monumentale villa's langs een kronkelende straat met een representatieve entree aan de Nagtglaslaan en een tweede ingang aan de Zwarteweg. De laatstgenoemde weg is smal en sterk begroeid. Het bochtige verloop leidt tot steeds een nieuw zicht op de huizen die, op het hoekpand na, niet sterk op de voorgrond treden. De bijzonderheid van het complex is zowel gelegen in de pittoreske aanleg als in de samenhang tussen de panden. De aaneengesloten houten villa's hebben een rijke architectonische uitwerking.

Door de weelderig begroeide voor- en zijtuinen heeft het gebied een groen karakter.

Het beleid voor dit deelgebied is gericht op het behoud van het rationele stratenpatroon en de samenhang van woningclusters in het Ministerpark door afstemming van uitbreidingen van bestaande woningen in de vorm van aan-, op- en uitbouwen. Daarnaast is het van belang dat de groene zones tussen onder andere de vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen in stand blijven, zodat het groene karakter en de bestaande doorzichten tussen woningen, gehandhaafd blijven.

  • 5. Oranje Nassaupark

Dit deelgebied bestaat uit Oranje Nassaupark Noord en Zuid en is gelegen rondom de Rijksweg door Naarden. Het Oranje Nassaupark sluit aan op het Rembrandtpark, maar de woningen in dit deel zijn minder gedifferentieerd van opbouw. Dit gebied heeft voornamelijk villa's met een statige voorgevel en compacte grondvorm in ruime groene tuinen, gelegen in planmatig aangelegde gebieden of voormalige buitenplaatsen. De villa's staan op groene kavels met veel doorzichten tussen de bebouwing. Dit versterkt het groene karakter van het gebied. Het oppervlak is compact in verhouding met de totale hoogte. Deze karakteristieken geven de oorspronkelijke villa's een statig en monumentaal aanzien. Behalve villa's staan er ook eengezinswoningen. Rondom de Wethouder Koninglaan betreft het informele villabouw, terwijl het karakter in het noordelijk en oostelijk deel formeel van aard is. Het informele deel is in wezen een voortzetting van de bebouwing in Bussum. Binnen het parkachtige, organisch vormgegeven wegenpatroon zijn villa's gebouwd van diverse architectuur. Hieronder zijn veel neostijlen te onderkennen. Het formele deel betreft veelal dubbele woningen uit de jaren '50 met een eenvoudige opbouw veelal gelegen in een parkachtige omgeving met rechte straten en vijverpartijen. Het Oranje Nassaupark Noord sluit qua karakteristieken aan op het deel direct ten zuiden van de rijksweg. Het bestaat uit formele woningbouw langs een recht stratenpatroon.

Het beleid voor dit deelgebied is eveneens gericht op het behoud van het aanwezige rationele stratenpatroon en het instandhouden van de groene zones tussen onder andere de vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen, zodat het groene karakter en de bestaande doorzichten tussen woningen, gehandhaafd blijven. In dit licht wordt ook het behoud van de aanwezige formele en informele groene singels in Oranje Nassaupark Zuid en Oranje Nassaupark Noord voorgestaan. In verband met de compacte grondvorm van de aanwezige villa's wordt geen verdichting in het Oranje Nassaupark Zuid voorgestaan.

  • 6. Rembrandtpark

De opzet van het Rembrandtpark is georganiseerd rondom de statige Rubenslaan. Het Rembrandtpark is afgescheiden van het Componistenkwartier door een belangrijke uitvalsweg: de Amersfoortsestraatweg. In het gebied van zandafgravingen is, mogelijk geïnspireerd op het aanwezige slotenpatroon, een rationele verkaveling tot stand gebracht. Daarin is voor groenvoorzieningen bewust plaatsgemaakt. De wijk wordt tot een ruimtelijk geheel gemaakt door de consequente laanbeplanting in de ruime wegprofielen. De lanen zijn verbonden met grote ruimtes, bijzondere punten, waarin water en parkbeplantingen de hoofdrol spelen. Het patroon van waterlopen speelt in deze wijken een bijzondere rol. Waterlopen komen zowel aan voor- als achterkanten voor en zijn aan de formele respectievelijk informele situatie aangepast wat betreft hun taludinrichting en het beheer van het groen. Dit gebied heeft vrijstaande, geschakelde en rijen woningen in Gooise stijl en staan in een ruim opgezette parkachtige omgeving met rechte straten en vijverpartijen. De stedenbouwkundige opzet bestaat uit een ruime verkaveling met een gevarieerd stratenpatroon met assen, parkstroken met waterlopen en doorzichten. De vrijstaande en geschakelde villa's zijn één tot twee lagen hoog en hebben een nadrukkelijke kap.

Het beleid voor dit deelgebied is gericht op het behoud van het rationele stratenpatroon en het instandhouden van de groene zones tussen de vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen, zodat het groene karakter en de bestaande doorzichten tussen woningen, gehandhaafd blijven. Daarnaast wordt behoud en versterking van het statige karakter van de Rubenslaan voorgestaan dat gevormd wordt door de symmetrische opbouw van waterpartijen en groen.

Van Goghkwartier

Vanaf 2004 is aan de westzijde het Van Goghkwartier ontwikkeld. Het gebied ligt zowel in de gemeente Naarden als in de gemeente Bussum. De ruimtelijke opbouw van deze buurt sluit aan op de ruimtelijke opbouw van het Rembrandtpark. Naast woningbouw is een multifunctionele zorgvoorziening voor geestelijke gezondheidszorg gerealiseerd.

Stork-locatie

In het Rembrandtpark bevindt zich een van de gemeentelijke ontwikkellocaties, de Stork-locatie. Het plangebied wordt omsloten door de Amersfoortsestraatweg/Godelindeweg, Gerard Doulaan, Tenierslaan en de Van Ostadelaan.

Sinds 2009 is gewerkt aan een integrale stedenbouwkundige herverkaveling van dit plangebied. Het doel is om deze locatie gezamenlijk te transformeren van school met bijgebouwen, kantoorcomplex en openbaar gebied tot een woningbouwgebied voor 41 tot 49 woningen, waarbij het Wellantcollege binnen het terrein wordt verplaatst en de Godelindeschool op deze plek wordt uitgebreid tot een uni-locatie en een deel openbaar gebied. De dependance van de Godelindeschool, die momenteel aan de Amersfoortsestraatweg is gelegen, wordt te zijner tijd gesloopt. Voor deze ontwikkeling is een separaat bestemmingsplan in procedure. Vooralsnog wordt de Stork-locatie dan ook niet meegenomen in het bestemmingsplan zoals deze is bestemd in het vigerende bestemmingsplan Stedelijk Gebied.

  • 7. Componistenkwartier

Het Componistenkwartier is ruim opgezet met geschakelde bungalows en rijwoningen in een overwegend groene setting. Het Componistenkwartier is naoorlogs en wordt gekenmerkt door een formele bouw van de woningen. Deze wijk heeft zowel rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen als bungalows.

De rij- en twee-onder-een-kapwoningen staan in het zuidoostelijk deel van dit gebied en hebben een simpele opbouw en een rechte rooilijn. De één -en tweelaags seriematige bungalows staan aan de noordwestzijde van het Componistenkwartier en hebben een opbouw die bestaat uit samengestelde blokvormige volumes. In het zuidelijk deel zijn binnen het oorspronkelijke padenverloop in de bossen villawijken ontstaan door eenvoudigweg een ruimte te kappen en een huis te bouwen. De architectuur van deze bebouwing is zeer divers, de wijken blijven echter een ruimtelijk geheel door het bomendak. In het noordoostelijk deel wordt het beeld van de wijk meer gedomineerd door de aanwezige waterlopen. In dit deel zijn ook woningen met platte daken te vinden. Bijzonder in de wijk is de formele ruimte gevormd door de Johan Schoonderbeeklaan en de Bernard Zweerslaan.

De detaillering van de woningen in het Componistenkwartier is zorgvuldig en eenvoudig met weinig accenten.

Het beleid voor dit deelgebied is eveneens gericht op het behoud van het rationele stratenpatroon en op het instandhouden van de groene zones tussen onder andere de vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen. Zo blijven het groene karakter en de bestaande doorzichten tussen woningen gehandhaafd in het zuidelijke deel van het Componistenkwartier. Daarnaast wordt het behoud van het oorspronkelijke padenverloop in Componistenkwartier-zuid voorgestaan.

  • 8. Sportvelden en complexen

In dit deel van Naarden bevinden zich enkele concentraties van grootschalige gebouwen(complexen), een sportcomplex en enkele woningen. Dit gebied valt in enkele delen uiteen die onderling weinig samenhang kennen. Ook ontbreekt de ruimtelijke geleiding van de Amersfoortsestraatweg, als één van de toegangswegen naar de Vesting Naarden. Aan de Huizerstraatweg is een rij met karakteristieke jaren '30 woningen gesitueerd. De gebouwencomplexen herbergen woningen, kantoren of voorzieningen. De complexen zijn opgebouwd uit samengestelde blokvormige volumes. Ze zijn één tot zes lagen hoog en plat afgedekt. De begane grondlaag van de gebouwen heeft veelal een grotere hoogte en een andere vormgeving dan de verdiepingen. Eén van de complexen is het verpleeghuis Naarderheem. Ten zuiden van dit complex is een woonbuurt met twee-onder-een kap woningen opgericht. Aan de zuidrand van deze woonbuurt is een tweetal kantoorgebouwen gesitueerd. Tegen de A1 ligt een gebied met boomkwekerijen. Aan de Huizerstraatweg zijn enkele tuincentra aanwezig.

Het beleid voor dit deelgebied is gericht op het behoud van de karakteristieke jaren '30 woningen en op de verbetering van de ruimtelijke geleiding van de Amersfoortsestraatweg en de samenhang tussen de verschillende delen. Daarnaast wordt uitgegaan van een bouwhoogte tot zes bouwlagen. Richting de Vesting is een lagere bouwhoogte uitgangspunt. Om de ontwikkeling van de Amersfoortsestraatweg in goede banen te leiden is besloten om een visie voor de locatie op te stellen. In paragraaf 3.5 wordt hier verder op ingegaan.

  • 9. Bestevaer

Het deelgebied Bestevaer ligt afzijdig ten opzichte van de rest van het plangebied. Deze jaren '90-buurt ligt op het voormalige sportpark Bestevaer aan de rand van de buurgemeente Huizen. In het zuidoostelijke gedeelte zijn 42 twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd. Hiervoor is het clubgebouw en het parkeerterrein van het sportpark verplaatst. Naast de woonbuurt is de rest van het sportpark gehandhaafd. De woningen zijn grotendeels in noord-zuidrichting gesitueerd, te weten langs het Grenspad en de Driftweg en voor het overige langs een nieuwe noord-zuidstraat in het plangebied. Deze straat eindigt als auto-ontsluiting in een zogenaamde cul-de-sac. Vanaf dit punt is een voet-/fietspad naar het Grenspad aanwezig. Langs het Grenspad is een groenstrook aangelegd.

Het beleid voor dit plangebied is gericht op het behoud van de onderlinge afstand tussen de clusters twee-onder-een-kapwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0005.jpg"

Figuur 3.4 Ontwikkelingslocaties

3.4 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie

Het plangebied herbergt een aantal rijksmonumenten. Zo is het complex houten huizen aan de Sandtmannlaan (1901-1912) een rijksmonument, maar ook de afzonderlijke huizen zijn aangemerkt als rijksmonument. Het gaat hier om de huizen Sandtmannlaan 4, 4a, 6, 8, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 30, 32 en 34 en de huizen Nagtglaslaan 7 en 9. Het complex houten Dudokhuizen (1920-1922) is eveneens een rijksmonument en bestaat uit (de afzonderlijke rijksmonumenten) Godelindeweg 20, 22, 24, 26, 28, 30, 36, 38, 40, 42 en 48. De woning aan de Thierensweg 30 en het pand Comeniuslaan 10 zijn eveneens rijksmonumenten.

Voor de buurt Sandtmannlaan, hierboven reeds aangemerkt als rijksmonument, zijn beeldkwaliteitsrichtlijnen vastgelegd in de Beeldkwaliteitvisie Naarden. Tussen 1909 en 1912 bouwde de "Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen: Zeker Bezit" 24 houten huizen langs de Sandtmannlaan en de Nagtglaslaan. Het zijn geschakelde monumentale villa's langs een slingerend stratenpatroon. Het gebied viel binnen de verboden kringen van de forten aan de Karnemelksesloot en de Vesting Naarden. Het overgrote deel van deze panden is aangewezen als rijksmonument. Daarnaast hebben de "houten huizen" een eigen set criteria op basis van de beschrijving van dit type bouwwerk in de welstandsnota.

Niet in het plangebied gelegen, maar van grote invloed op het plangebied, is de Vesting Naarden. Dit is een door vestingwallen en een dubbele gracht omgeven centrum, dat door het Rijk is aangewezen als beschermd stadsgezicht. De huidige binnenstad is na de verwoesting van de oude kern tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten gebouwd op de overgang van zandgrond naar veen. De vestingwerken met hun dubbele gracht zijn in tegenstelling tot het centrum ruim en groen. De Vesting is onderdeel van de Hollandse Waterlinie. Het bouwverbod rondom de Vesting heeft ertoe geleid, dat een deel van de oude schootsvelden nog steeds onbebouwd is. Deze maken deel uit van het beschermde stadsgezicht.

In het plangebied komen momenteel geen provinciale monumenten voor. In 2005 is de gemeentelijke monumentenlijst herzien en vastgesteld.

Archeologie

In 1998 is het Verdrag van Malta geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Ter uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (provincie Noord-Holland) laat zien dat het plangebied niet is gesitueerd in een structuur of complex met een archeologische betekenis. De vesting van Naarden is aangewezen als AMK-terrein, een terrein met een zeer hoge of hoge archeologische waarde. De vesting maakt echt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0007.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0008.png"  

Figuur 3.5 Archeologische beleidsadvieskaart Naarden

Beleidsnota archeologie 2011

In 2011 heeft de gemeente een eigen beleidsnota archeologie vastgesteld. Bij deze beleidsnota hoort een archeologische beleidsadvieskaart en een archeologische verwachtingskaart, zie figuur 3.5. De kaart is gedetailleerder dan de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie. Ook uit de beleidsadvieskaart blijkt echter dat voor een groot deel van het plangebied een lage of zeer lage archeologische verwachting geldt.

In het gebied Keverdijk/Jac. P. Thijssepark hebben de Churchillstraat en Plein 1940-1945 een middelhoge verwachtingswaarde. Ook zijn er twee voormalige molenlocaties, ter hoogte van het perceel Rijksweg 73 en ter hoogte van de kruising Kolonel van Brienenstraat en de H. van Eijkenstraat.

Tot slot ligt het gebied Bestevaer in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Het archeologisch beleid ziet toe op de bescherming van de archeologische waarden en bekende waarden. Afhankelijk van de archeologische verwachting of bekende waarde is geformuleerd wat de doelstelling is en welke voorwaarde er aan het behoud worden gesteld (onderzoeksplicht). Dit archeologische regime is van toepassing op gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en gebieden met een bekende waarde. Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt pas een onderzoeksplicht bij ontwikkeling groter dan 10 hectare.

Conclusie

De bescherming van rijksmonumenten is geregeld via de Monumentenwet. Het archeologisch beleid is vertaald in dit bestemmingsplan met een dubbelbestemming voor de gebieden met een middelhoge of hoge verwachting of een bekende waarde.

3.5 Ontwikkelingen

De afgelopen jaren hebben ontwikkelingen plaatsgevonden op verschillende locaties in het gebied. Een voorbeeld hiervan is de herontwikkeling tot woningbouw van de apostolische kerk. De betreffende locaties zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Daarnaast is er een ontwikkeling voorzien op de Stork-locatie die nog niet is gerealiseerd, maar waarvan de juridisch-planologische procedure momenteel nog loopt.

Op termijn worden nog enkele andere ontwikkelingen verwacht. Deze locaties worden hieronder kort beschreven (zie figuur 3.4). De ontwikkeling van deze locatie is nog onvoldoende uitgekristalliseerd om mee te nemen in het bestemmingsplan. De volgende locaties komen op termijn voor (her)ontwikkeling in aanmerking:

  • locatie Amersfoortsestraatweg;
  • locatie Centrumgebied Keverdijk;
  • locatie Meerpaal;
  • locatie Borgronden;

1. Locatie Amersfoortsestraatweg

‘Project Amersfoortsestraatweg’ is het project welke voordien bekend stond onder de naam ‘voorzieningenstrook’ en wat van oorsprong een project was dat door de gemeente werd gezien als een ambitieproject. Dat wil zeggen een project dat met de opbrengst van de grondexploitatie zou kunnen worden verwezenlijkt. Het betrof de gemeentegrond vanaf de Lunet tot en met de dependance van de Godelindeschool. Als gevolg van de ontwikkelingen van het project Stork-locatie is dit project nu actueel geworden. Het project wordt in twee fases opgesplitst.

Deelproject 1: Allereerst zal gestart worden met het opstellen van een visie voor de Amersfoortsestraatweg vanaf de rotonde tot aan de brug van de Kapitein Meijerweg aan beide zijden van de straat. Deze visie zal worden vastgesteld door de raad van de gemeente Naarden.

 

Deelproject 2: Daarna zullen in het licht van deze visie binnen de grenzen van de haalbaarheid een of meerdere ontwikkelingen vorm gegeven gaan worden.

De visie moet zicht geven op het mogelijk maken van de ontwikkeling van 32 tot 36 woningen in het betaalbare segment en van enkele voorzieningen. De visie dient te worden vastgesteld voor 1 januari 2016.

2. Locatie Centrumgebied Keverdijk

Deze locatie ligt in het centrumgebied van Keverdijk en biedt daardoor de mogelijkheid om het hart van Keverdijk te versterken. De locatie van 0,6 ha bestaat uit een 16-tal seniorenwoningen en een welzijnscentrum. De aanwezige maatschappelijke voorzieningen moeten bij nieuwbouw een nieuwe plek krijgen. Bovendien ontstaat de mogelijkheid om in te spelen op wensen voor uitbreiding. Bij ontwikkeling moet worden uitgegaan van een gedifferentieerd woningbouwprogramma gecombineerd met voorzieningen. Gezien de centrale ligging van de locatie zijn hier mogelijkheden voor een hogere dichtheid en het stapelen van programma. Zo is het op deze locatie mogelijk om op de begane grond publieke functies op te nemen met op de verdiepingen woningen.

3. Locatie Meerpaal

Op deze locatie staat het voormalige schoolgebouw van de Meerpaal. Op deze locatie van ongeveer 0,4 ha is woningbouw voorzien. De locatie is goed ontsloten via de Meerstraat met de rest van Naarden en de uitvalswegen.

4. Locatie Borgronden

In het gebied langs de rijksweg A1, de Huizerstraatweg en de achterzijde van de woningen aan de Schubertlaan en Beethovenlaan is nog ruimte voor woningbouwontwikkeling. Het bebouwen van deze locatie zal uitsluitend plaats vinden op initiatief van de grondeigenaren. De voorkeur voor het woningbouwprogramma gaat uit naar woningen in het middeldure segment. Bovenwijkse verevening zal moeten plaatsvinden voor de aan te leggen infrastructuur zowel als voor de benodigde maatregelen ten aanzien van een aantal milieuaspecten, waaronder geluid, fijnstof, geur en flora en fauna. De gemeente Naarden is voornemens om medewerking te verlenen aan een specifiek voor deze gronden op te stellen bestemmingsplan.

Overige ontwikkelingen

Buiten het stedelijke gebied zijn, gelet op de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorisch waardevolle gebieden, in principe geen uitbreidingsmogelijkheden voorhanden. In de Structuurvisie is evenwel aangegeven dat naast de grootschalige ontwikkelingslocaties ook nog enkele inbreidingslocaties zijn. Deze inbreidingslocaties waren grotendeels als voorzien in het vorige bestemmingsplan Stedelijk Gebied en zijn, voor zover nog niet gerealiseerd opnieuw in dit bestemmingplsna opgenomen. In het deelgebied Keverdijk/Jac. P. Thijssepark mag de woningdichtheid maar met maximaal 5% toenemen. In het verlengde van het voorgaande wordt in dit bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om ter plaatse van huidige bedrijfslocaties de bestemming te wijzigen ten behoeve van woningbouw. De invulling wordt hierbij afhankelijk gesteld van de ruimtelijke kenmerken van de omgeving. Dit voor wat betreft woningdichtheid, rooilijnen en goot- en bouwhoogten. Tot slot wordt de mogelijkheid van woningbouw ter plaatse van een onbebouwd perceel aan de Jan ter Gouwweg overgenomen uit het vorige bestemmingsplan, evenals ter plaatse van het tuincentrum aan de Huizerstraatweg 97 en aan de Burgemeester van Hasseltlaan naast nr. 15. Tot op heden zijn deze mogelijkheden nog niet benut, maar binnen de planperiode wordt ontwikkeling wel verwacht. Het gaat hier aan de Jan ter Gouwweg om een viertal woonblokken, waarin circa 24 eengezinswoningen zijn gepland. Ter plaatse van het tuincentrum en de Burgemeester van Hasseltlaan gaat het om de toevoeging van één woning. Aan de Amersfoortsestraatweg 108 (Novus auto) is de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren van 4 woningen. De Comeniuslaan 6 wordt bestemd voor een brede maatschappelijke bestemming met het oog op de komst van een yogaschool. Voor de locatie Amersfoortsestraatweg 21 is een bouwplan opgenomen voor de bouw van 2 woningen, waarvan één nieuwe woning en één vervangende woning.

Naast de eerdergenoemde ontwikkelingslocaties, bestaan er meerdere potentiële (inbreidings)locaties in het plangebied. De mogelijkheid bestaat dat hier in de loop van de tijd wel initiatieven voor ontstaan. Alvorens eventuele plannen kunnen worden verankerd in het bestemmingsplan dient voldoende duidelijkheid te bestaan over de randvoorwaarden en de uitvoerbaarheid van de plannen. Dit onder andere ten behoeve van de rechtszekerheid van omwonenden en andere belanghebbenden.

Op dit moment wordt planologische verankering van andere ontwikkelingen dan de hierboven genoemde ontwikkelingen niet voorzien.

Conclusie

Op grond van het bovenstaande worden de volgende ontwikkelingen ofwel middels directe bouwtitels ofwel middels wijzigingsbevoegdheden verankerd in het bestemmingplan:

  • locatie Jan ter Gouwweg (bestaande woningbouwmogelijkheid);
  • locatie tuincentrum Huizerstraatweg 97;
  • locatie Burgemeester van Hasseltlaan naast nr. 15;
  • locatie Amersfoortsestraatweg 21A;
  • locatie Comeniuslaan 6;
  • wijziging bestemming diverse bedrijfslocaties (woningbouw).

Hoofdstuk 4 Functionele analyse

Het plangebied heeft in overwegende mate een woonfunctie, maar daarnaast komen verscheidene functies in de vorm van detailhandel, kantoor en bedrijven, horeca, maatschappelijke dienstverlening en recreatie, verkeer en parkeren in het plangebied voor. In onderhavig hoofdstuk worden deze functies nader beschreven.

4.1 Wonen

Bevolking

Naarden telt per 1 januari 2014 17.201 inwoners. In de afgelopen 10 jaar is de bevolking in totaal met circa 250 personen toegenomen, een bescheiden toename van gemiddeld 0,15% per jaar. De gemiddelde huishoudengrootte in Naarden is met 2,33 personen per huishouden vrijwel gelijk aan het Nederlands gemiddelde.

Plangebied Naarden stedelijk gebied, omvat buiten Naarden Vesting vrijwel het gehele stedelijke gebied van Naarden en herbergt bijna 90% van het totaal aantal inwoners van de gemeente. Onder de inwoners van Naarden stedelijk gebied, bevindt zich een relatief hoog percentage ouderen. 18% van de bevolking is ouder dan 65 jaar, terwijl dit in Nederland gemiddeld 14% is. Dit hoge percentage ouderen kan deels worden verklaard door de aanwezigheid van een aantal zorgcentra in het plangebied (verzorgingshuis, serviceflat, aanleunwoningen, zorgwoningen). Het gemiddelde inkomen in het plangebied is bijna een derde hoger dan gemiddeld in Nederland. Het aandeel allochtonen in Naarden bedraagt 5% van de totale bevolking. Dit is laag in vergelijking met Nederland (8%).

4.2 Detailhandel

Het winkelaanbod in de sector dagelijkse goederen (levensmiddelen en persoonlijke verzorging) is in Naarden relatief klein. Het kleine winkelaanbod in Naarden heeft voornamelijk te maken met het relatief grote aanbod in Bussum. In het noordelijk deel van Bussum is een aantal grote supermarkten gevestigd, dat een grote aantrekkingskracht heeft op de inwoners van Naarden.

Opvallend is verder dat de winkelgebieden in Naarden voornamelijk uit winkelstrips bestaan, veelal van beperkte omvang. Het betreft buurtwinkelcentra en kleine buurtsteunpunten. In Naarden bevinden zich drie volwaardige winkelcentra, Keverdijk (Evert de Bruijnstraat), Mackaylaan en winkelcentrum Koningshoek. Verder treffen we nog kleinschalig aanbod aan langs de Burgemeester J. Visserlaan en de Lambertus Hortensiuslaan.

Evert de Bruijnstraat

Het winkelcentrum aan de Evert de Bruijnstraat fungeert als hét winkelcentrum voor de omliggende buurt. Het winkelcentrum is niet optimaal ingericht. In feite bestaat het uit twee winkelstrips die van elkaar gescheiden worden door een als winkelerf ingerichte weg. Hier zijn onder andere een groenteman, drogisterij en een bakker te vinden. Behalve de twee strips zijn er nog enkele winkels die wat verscholen liggen. De Plus supermarkt ligt aan het zojuist genoemde winkelerf en is een op zichzelf staande eenheid binnen het winkelcentrum. Momenteel is de gemeente bezig met de planvorming omtrent het verbeteren van de omgeving van deze locatie.

Mackaylaan

Ook dit winkelcentrum is een winkelstrip, met een verzorgende functie voor het ten zuiden van de spoorlijn gelegen deel van Naarden en het noordelijk deel van Bussum. Ook hier is een Plus supermarkt gevestigd. Behalve deze supermarkt en enkele aanbieders van niet-dagelijks aanbod, vindt de consument aan de Mackaylaan een bakker, slager en een drogisterij.

Winkelcentrum Koningshoek

Het winkelcentrum Koningshoek is hét winkelgebied voor de omliggende wijk. Naast de supermarkt Albert Heijn zijn hier een slijter, een bakker, een drogist en een sportwinkel te vinden. Er bevindt zich een parkeerdek op het binnenterrein van de bovengelevenwoningen.

Burgemeester J. Visserlaan

Het aanbod in deze winkelstrip is beperkt en bedient alleen de buurt tussen spoorlijn en Vesting. Zo is hier een fietsenmaker en een slager gevestigd. Tevens bevindt zich op deze locatie de kleine supermarkt Attent, die tevens een functie heeft als dagbestedingslocatie voor geestelijke gehandicapten.

Lambertus Hortensiuslaan

Het aanbod aan de Lambertus Hortensiuslaan is incompleet en vooral gericht op dienstverlening en persoonlijke verzorging. De Lambertus Hortensiuslaan is een aanloopstraat, waarbij de detailhandelsfunctie langzaam verandert naar dienstverlening en persoonlijke verzorging. Deze wijziging past binnen de gemeentelijke economische visie voor dit gebied.

Conclusie

Het aanbod aan dagelijkse goederen is in het plangebied relatief klein, en geografisch duidelijk verspreid. Het beleid is er op gericht om de bestaande voorzieningen te behouden zodat er sprake is van minimaal basisvoorzieningen in de wijken. Samen met gemeente Bussum moet er zo voldoende voorzieningen zijn in en nabij de omgeving van beide gemeenten voor bewoners.

4.3 Kantoren en bedrijven

Met het vrijkomen van de Stork-locatie en de vestiging van een kliniek van BergmanClinics aan de Rijksweg 69 zijn er geen grootschalige kantoorlocaties meer in het plangebied. Wel zijn er in de verschillende winkelstroken (kleinere) kantoorlocaties gevestigd. Het gaat dan vooral om enkele makelaars, notarissen, advocatenkantoren en andersoorige kleinschalige kantoorvestigingen. Verder bevinden zich verspreid in het plangebied kleinschalige kantoorvestigingen, al dan niet in de vorm van aan-huis-gebonden beroepen. Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden toelaatbaar geacht in woningen, mits de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en er geen parkeeroverlast ontstaat. Mede vanwege de reeds bestaande parkeeroverlast is het echter ongewenst dat in vrijstaande bijgebouwen kantoorfuncties worden toegestaan.

Grootschalige kantoren genereren relatief veel verkeer en hebben een relatief grote parkeerbehoefte. Deze aspecten zijn moeilijk verenigbaar met een woongebied.

Bedrijven komen in het plangebied verspreid voor. Omdat de bedrijven in veel gevallen omringd worden door woningen, is aandacht voor de milieuzonering van deze bedrijven vereist. In paragraaf 5.4 wordt hier nader op ingegaan. Nieuwe bedrijven of bedrijfsactiviteiten in het plangebied worden, gelet op het overwegende woonkarakter van het plangebied, niet wenselijk geacht.

4.4 Horeca

De horecavoorzieningen in het plangebied beperken zich tot een viertal locaties. Aan de Evert de Bruijnstraat 72 en de Generaal Kraijenhoffstraat 1 is een snackbar met cafetaria/restaurant gevestigd en aan de Kolonel Verveerstraat 71 en de Lambertus Hortensiuslaan 38c zijn respectievelijk een pizzeria en een Chinees restaurant gevestigd. Omdat deze horecavestigingen in veel gevallen omringd worden door woningen, is aandacht voor de milieuzonering van deze vestigingen vereist.

In paragraaf 5.5 wordt hier nader op ingegaan. Gelet op het overwegende woonkarakter van het plangebied, is het niet wenselijk dat het aantal vestigingen uitgebreid kan worden of dat op de bestaande locaties horecavestigingen in een zwaardere milieucategorie worden gevestigd.

Wel is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder bepaalde voorwaarden een bed & breakfast toe te staan bij woningen. Dit vanuit de wens om meer in te spelen op het versterken van toerisme in de regio.

4.5 Maatschappelijke voorzieningen

Verspreid over het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. Hieronder worden scholen, (kinderdag)opvanglocaties, zorginstellingen en andersoortige maatschappelijke voorzieningen verstaan. Het betreft hier overigens zowel overheids- als niet-overheidsvoorzieningen.

Aangezien de winkelstrips aan de Burgemeester J. Visserlaan en de Lambertus Hortensiuslaan onder druk staan, kan bij een eventuele sanering/herstructurering rekening worden gehouden met de vestiging van kleinschalige maatschappelijke voorzieningen. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid van maatschappelijke voorzieningen opgenomen.

4.6 Recreatieve voorzieningen

De recreatieve voorzieningen in het plangebied worden gevormd door het sportpark Bestevaer, de sportvelden Amersfoortsestraatweg/Huizerstraatweg, de sporthal en gymnastieklokalen, de jachthaven aan het Gooimeer, de volkstuinen aan de Keverdijk en de sportschool aan de Amersfoortsestraatweg.

Recreatie en toerisme zijn belangrijke elementen voor de gemeente Naarden. In de structuurvisie wordt, in samenwerking met gemeente Bussum, ingezet op drie concrete opgaven:

  • 1. Het ontwikkelen van drie recreatieve poorten om zowel de intensieve als de extensieve recreatie te ontsluiten. De drie recreatieve poorten worden gevormd door de HOV-halte bij Gooimeer-Noord, NS Station Naarden-Bussem en NS Station Bussum-Zuid;
  • 2. Extensieve recreatie in de omliggende landschappen, met als aandachtspunt om landschappelijke kwaliteiten te verbinden met ecologische en cultuurhistorische waarden en bestaande fiets-en wandelpaden te verbinden en te verknopen;
  • 3. Drie recreatie hotspots waar zich de meer intensieve en 'levendige' recreatie concentreert. De hotspots worden gevormd door het waterfront en de centra van Naarden en Bussum. Een belangrijke zet is het slechten van de barrière werking van de A1 door middel van een goede langzaam verkeersverbinding en het verbeteren van de vaarverbinding tussen het Gooimeer en de Vesting.

Binnen het voorliggende bestemmingsplan vormt de Jachthaven Naarden onderdeel van het hotspot waterfront. Het in 2014 vastgestelde bestemmingsplan Jachthaven Naarden maakt enkele ontwikkelingen (zoals een horecavoorziening) mogelijk. Dit bestemmingsplan is 1 op 1 overgenomen in het nu voorliggende bestemmingsplan Stedelijk gebied. Voor het overige vloeien er vanuit de bovengenoemde speerpunten geen bijzondere opgaven voort voor het plangebied.

Tot slot is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder bepaalde voorwaarden een bed & breakfast toe te staan bij woningen. Dit vanuit de wens om meer in te spelen op het versterken van toerisme in de regio.

4.7 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt in het noorden ontsloten vanaf de IJsselmeerweg en de Rijksweg door Naarden. De Rijksweg door Naarden geeft via aansluiting 5 toegang tot de A1. Deze aansluiting is alleen bereikbaarheid vanuit/naar de richting Amsterdam. Via aansluiting 6, welke toegankelijk is vanaf de IJsselmeerweg/Amsterdamsestraatweg, is de A1 in beide richting bereikbaar. Verder biedt aansluiting 7 toegang tot het zuidelijk deel van het plangebied.

Ontsluiting autoverkeer

De route via de Rijksweg - Godelindeweg - Amersfoortsestraatweg is de belangrijke verkeersverbinding binnen Naarden. De verkeersstructuur wordt gedragen door deze verbinding. De verkeersintensiteiten bedragen op deze route maximaal 22.000 mvt/etmaal in het jaar 2025. Andere gebiedsontsluitingswegen binnen het plangebied zijn de Lambertus Hortensiuslaan (welke toegang biedt tot het centrum van Bussum) de Amsterdamsestraatweg, de Meerstraat, Burg. J. Visserstraat, Cort van der Lindenlaan, Koningin Wilhelminlaan (zuidelijk deel), Brediusweg en Huizerstraatweg. Deze wegen hebben een maximumsnelheid van 50 km/h. Andere belangrijke wegen zijn de Comeniuslaan en de Zwarteweg. Dit zijn erftoegangswegen binnen de bebouwde kom van Naarden met een maximumsnelheid van 30 km/h.

De gemeente Naarden heeft het 'Verkeersstructuurplan Naarden 2011-2020' opgesteld. Dit plan is in 2011 vastgesteld. In het plan wordt een visie gegeven ten aanzien van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid en parkeersituatie in Naarden. In de visie wordt de ambitie uitgesproken om de inrichtingseisen van Duurzaam Veilig binnen de gehele gemeente toe te passen, sluipverkeer in woonwijken tegen te gaan en de verkeersveiligheid rondom basisscholen en schoolroutes te verbeteren. Verder zijn de hoofdfietsroutes binnen de gemeente benoemd en wordt een visie gegeven op de parkeersituatie. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt altijd getoetst aan de CROW-richtlijnen om de parkeerbehoefte te bepalen.

De ontsluiting van het plangebied is over het algemeen goed te noemen. De verkeersstructuur is zodanig ingericht, dat altijd binnen korte afstand aangesloten wordt op gebiedsontsluitingswegen.

Ontsluiting openbaar vervoer

Het treinstation Naarden-Bussum is een belangrijk OV-knooppunt in de regio. Het station wordt bediend door treinen naar Amsterdam/Almere en Utrecht/Amersfoort. Op het station zijn diverse voorzieningen aanwezig. Het station vormt tevens het regionale knooppunt voor het streekvervoer in de regio. Vanaf het station gaat twee lijndiensten via Naarden richting Amsterdam en Almere. Daarnaast rijdt via de Rijksweg - Godelindeweg - Amersfoortsestraatweg een sneldienst naar Amsterdam die ook halteert in Naarden.

De ontsluiting per openbaar vervoer in de kern Naarden is goed te noemen. De streekbussen vormen de onderlegger en verbinding naar de regionale verbindingen via de snelbus naar Amsterdam en het treinstation Naarden-Bussum.

Ontsluiting langzaam verkeer

De gemeente Naarden heeft de fietsroutes onderverdeeld in primaire fietsroutes, secundaire fietsroutes en recreatieve fietsroutes. Deze zijn vastgelegd in het Verkeersstructuurplan. De primaire fietsroutes vormen de belangrijkste utilitaire routes en lopen door het gehele plangebied, aangevuld met de secundaire fietsroutes. De maaswijdte van de fietsroutes binnen het plangebied is klein, waardoor er een goede bereikbaarheid is voor fietsverkeer. De recreatieve fietsroutes lopen voornamelijk aan de randen van het plangebied en rondom de vesting. De gebiedsontsluitingswegen zijn ingericht conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig, waarbij fietsverkeer een eigen plaats op de weg heeft in de vorm van fietspaden of minimaal fietsstroken.

Parkeren

Het parkeren in het gebied vindt zowel plaats op eigen terrein als in de straten en op openbare parkeerplaatsen. Voor nieuwe functies in het plangebied geldt op basis van het Verkeersstructuurplan dat aangesloten moet worden bij de recente CROW-kencijfers. Dit zijn de kencijfers zoals opgenomen in publicatie 317 (CROW-2012). Dit is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat parkeren voor nieuwe ontwikkelingen op eigen terrein wordt opgelost. Verder dient bij herinrichting van straten bij voorkeur minimaal hetzelfde aantal parkeerplaatsen teruggebracht te worden.

4.8 Overige functies

In het plangebied komen geen seksinrichtingen voor, evenmin worden deze toegestaan. Het beleid van Naarden op dit punt, staat één seksinrichting toe, deze is nog steeds gevestigd buiten het plangebied.

Hoofdstuk 5 Sectoraal onderzoek

5.1 Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de zone van de wegen dienen getoetst te worden aan de normen van de Wgh. Tevens ligt het plangebied binnen de wettelijke geluidszone van de spoorlijn Hilversum - Amsterdam.

De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in binnen- of buitenstedelijk gebied. In onderstaande tabel zijn de geluidszones per situatie weergegeven:

Tabel 5.1 Zonebreedte aan weerszijden van de weg per situatie

zonebreedte   stedelijk   buitenstedelijk  
aantal rijstroken      
5 of meer   350 m   600 m  
3 of 4   350 m   400 m  
1 of 2   200 m   250 m  

Ter hoogte van het plangebied bevindt zich een aantal wegen met geluidszones. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Gezoneerde weg   Aangesloten bij verdeling van   Max. snelheid   Type verharding   geluids- zone  
Amersfoortsestraatweg   Stedelijke hoofdweg   50   DAB   200 m  
Brediusweg   Stedelijke hoofdweg   50   DAB   200 m  
Godelindeweg   Stedelijke hoofdweg   50   DAB   200 m  
Rijksweg   Stedelijke hoofdweg   50   DAB   200 m  
Lambertus Hortensialaan   Stedelijke hoofdweg   50   DAB   200 m  
Amsterdamsestraatweg   Stedelijke hoofdweg   50   DAB   200 m  
Meerstraat   Stedelijke hoofdweg   50   Element in keper   200 m  
Burg. J. Visserlaan   Stedelijke hoofdweg   50   DAB + element   200 m  
Cort. Van der Lindenlaan   Stedelijke hoofdweg   50     200 m  
Comeniuslaan     30      
Alexanderlaan/Thierensweg     30   Elementenverh + DAB    
Kon. Wilhelminalaan ten zuiden van Rijksweg   Stedelijke hoofdweg   50   DAB   200 m  
Kon. Wilhelminalaan ten noorden van Rijksweg     30      
Huizerstraatweg   Stedelijke hoofdweg   50   Elementenverharding in keperverband + deel DAB   200 m  
Zwarteweg     30     200 m  
Rijksweg A1   -   100   ZOAB   600 m  

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Op een aantal plaatsen zijn echter ontwikkelingen toegestaan, het merendeel op basis van het vigerende plan. Voor deze ontwikkelingen, is daar waar nodig, in het vorige plan een hogere waarde verleend. Voor de ontwikkeling van een nieuwe geluidgevoelige functie op de locatie Amersfoortsestraatweg 21a is echter nog geen onderzoek gedaan. In deze paragraaf wordt deze locatie getoetst aan de Wgh. Verder zijn voor alle gezoneerde wegen in en rond het plangebied de geluidscontouren berekend. Deze zijn opgenomen in bijlage 6. Op grond van deze contouren kan de ligging van de 48 dB, 53 dB, 58 dB en 63 dB-contour binnen het plangebied van de gezoneerde wegen worden afgeleid. Vanwege de afwijkende correctie ex artikel 3.4 RMG 2012 (zie verder) zijn de contouren voor de A1 gepresenteerd zonder deze correctie. Daarbij geldt dat tot 57 dB excl. correctie geen sprake is van overschrijding van de maximale ontheffingswaarde. De contouren zijn berekend op een waarneemhoogte van 4,5 m.

Toetsingskader

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe situaties (nieuwe wegen of nieuwe woningen) bedraagt deze 48 dB. Voor bestaande woningen kan dit anders liggen. In onderstaande tabel is een overzicht hiervan opgenomen.

De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen, maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger. Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden een hogere waarde vaststellen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (maximale ontheffingswaarde). Deze waarde bedraagt voor binnenstedelijke situaties 63 dB. Voor buitenstedelijke situaties of binnen de geluidszone van een autosnelweg geldt een maximale ontheffingswaarde van 53 dB.

Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde te worden gegarandeerd. Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag.

Invoergegevens

De verkeersintensiteiten zijn aangeleverd door de gemeente Naarden. Voor de voertuigverdeling is aangesloten bij een standaard voertuigverdeling (Rho, 2009). De invoergegevens van de A1 zijn ontleend aan het geluidsregister van Rijkswaterstaat. De invoergegevens zijn opgenomen in bijlage 6.

Aftrek artikel 3.4 RMG 2012

Op basis van artikel 3.4 uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG 2012) mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van minimaal 2 dB. Afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting mag een correctie 3 of 4 dB worden toegepast. Daarbij geldt het volgende:

- bij een geluidsbelasting van 56 dB wordt een correctie van 3 dB toegepast;

- bij een geluidsbelasting van 57 dB wordt een correctie van 4 dB toegepast.

Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.

Resultaten akoestisch onderzoek Amersfoortsestraatweg 21a

De locatie ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Amersfoorsestraatweg, de Rijksweg A1 en de Brediusweg. Ten gevolge van de Amersfoortsestraatweg bedraagt de geluidsbelasting 58 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet. Uit Bijlage 6 blijkt voots dat de geluidsbelasting ten gevolge van de A1 maximaal 55 dB inclusief 2 dB aftrek ex artikel 3.4 RMG 2012 bedraagt. Dit komt overeen met 57 dB exclusief aftrek. Op grond van eerder genoemde regeling geldt bij een geluidsbelasting van 57 dB een correctie van 4 dB, waardoor de gecorrigeerde geluidsbelasting 53 dB bedraagt en de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet wordt overschreden. Van beide wegen is daarom sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, maar niet van de maximale ontheffingswaarde. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in bijlage 6.

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting

De geluidsbelasting op de gevel van de woningen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk als de functie van de weg wordt gewijzigd. De Amersfoortsestraatweg is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg binnen Naarden. Dergelijke maatregelen suiten op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De functie als ontsluitingsweg dient ten behoeve van een goede bereikbaarheid te worden behouden.

Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding bijvoorbeeld het asfalteren van de Amersfoortsestraatweg met dunne deklagen of de A1 met 2-laags ZOAB. Gezien de beperkte ontwikkeling zijn deze maatregelen niet financieel doelmatig. Bovendien is het wegdektype dunne deklagen sterk onderhevig aan slijtage op kruispunten, waardoor toepassing van dit asfalt ter hoogte van de Amersfoortsestraatweg 21a niet mogelijk is.

Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsafschermende voorzieningen (scherm of wal) stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Dergelijke geluidsafschermende voorzieningen zijn in binnenstedelijk gebied vrijwel niet stedenbouwkundig inpasbaar. Bovendien zijn de geluidsafschermende voorzieningen onvoldoende doeltreffend. Langs de A1 zijn reeds gedeeltelijk schermen aanwezig. Het uitbreiden van de schermen is gezien de omvang van de ontwikkeling financieel niet doelmatig.

Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevel van het woningen ten gevolge van de Amersfoortsestraatweg en de A1 te reduceren. Voor de Amersfoortsestraatweg 21a geldt dat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden, waardoor het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde kan vaststellen.

Gezien de configuratie van de bebouwing ten opzichte van de omliggende wegen kan worden gesteld dat de bouwing in voldoende mate voorziet in afscherming, zodat een een geluidsluwe zijde mogelijk is.

Cumulatie

Over cumulatie kan het volgende worden gezegd. In de Wgh is aangegeven dat bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden ook cumulatie in acht dient te worden genomen als er sprake is van een hogere waarde van meerdere bronnen. Om die reden is de cumulatie van de geluidsbelasting als gevolg van alle wegen rondom de Amersfoortsestraatweg 21a inzichtelijk gemaakt.

Conform de regels voor cumulatie zijn de volgens artikel 110g Wgh toegestane correcties niet toegepast. De weergegeven geluidswaarden liggen daardoor 5 dB hoger dan de eerder gepresenteerde waarden. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 64 dB en ligt slechts 1 dB hoger dan de geluidsbelasting van de Amersfoortsestraatweg (63 dB excl. correctie).

Geconcludeerd kan worden dat de gecumuleerde geluidsbelasting nergens leidt tot een onaanvaardbare toename of een onaanvaardbaar hoge geluidsbelasting. Derhalve kan worden gesteld dat de gecumuleerde geluidsbelasting het verlenen van hogere grenswaarden niet in de weg staat.

Gezien het bovenstaande kan worden gesteld dat het akoestisch klimaat aanvaardbaar is.

Conclusie

Voor de ontwikkeling ter plaatse van de Amersfoortsestraatweg 21a is een besluit hogere waarden noodzakelijk voor de Amersfoortsestraatweg en de A1. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

5.2 Industrielawaai

Beleid en normstelling

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek en conclusie

In de omgeving van het plangebied zijn twee industrieterreinen aanwezig. Het gaat hierbij om het ten noordwesten gelegen bedrijventerrein Gooimeer-Zuid en het ten oosten (van de A1) gelegen bedrijventerrein Quest. Beide terreinen zijn gezoneerd. De zonegrens van het industrieterrein Quest reikt niet tot het plangebied. De zone van het industrieterrein Gooimeer-Zuid loopt wel gedeeltelijk over het plangebied heen.

Buiten de zone industrielawaai mag de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). Binnen zones industrielawaai gelden beperkingen voor nieuwbouw van woningen en andere gevoelige bestemmingen, vanwege een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) die op de gevel geldt. Nieuwe woningen en andere gevoelige bestemmingsen binnen de zone zijn slechts toelaatbaar in bijzondere situaties, zoals het opvullen van een open plek in de bestaande bebouwing of stads- en dorpsvernieuwing. Dit is alleen mogelijk buiten de 55 dB(A)-contour. Binnen deze contour is geen nieuwbouw toegestaan.

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Er worden dan ook geen ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. De kleinschalige ontwikkelingen die indirect, door middel van wijzigingsbevoegdheden, mogelijk worden gemaakt zijn allen buiten de zone industrielawaai gelegen. Het aspect industrielawaai staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

5.3 Milieuzonering bedrijfsactiviteiten

Beleid en regelgeving

Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt dient vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor afstemming tussen bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dat is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 1 van de toelichting.

Onderzoek

Toelaatbaarheid

In het plangebied zijn overwegend woningen aanwezig. Uitgangspunt is om dit woonkarakter van het stedelijk gebied te behouden. In het plangebied worden dan ook bedrijven uit maximaal milieucategorie 1 en 2 algemeen toelaatbaar geacht, afhankelijk van de locatie in het plangebied. Dit zijn bedrijfsactiviteiten waar over het algemeen geen of weinig hinder vanuit gaat en daardoor direct aansluitend aan woningen toelaatbaar zijn. Bestaande bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie dan de algemene toelaatbaarheid worden mogelijk gemaakt via een specifieke bedrijfsbestemming. Dit houdt in dat ter plaatse het bestaande bedrijf is toegestaan, maar dat bij vertrek van dit bedrijf uitsluitend eenzelfde soort bedrijf dan wel een bedrijf uit ten hoogste categorie 1 of 2 afhankelijk van de locatie is toegestaan. Hiermee worden enerzijds de bestaande rechten van het aanwezige bedrijf beschermd en anderzijds wordt voorkomen dat hinder ontstaat ter plaatse van omliggende woningen.

Afwijkingsbevoegdheid

De toelaatbaarheid zoals hierboven beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere milieucategorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB geeft namelijk een grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Zo komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. Om bedrijfsactiviteiten toe te laten uit de milieucategorie die hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid, kunnen burgemeester en wethouders gebruikmaken van een afwijkingsmogelijkheid. Ingeval van afwijking dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de algemeen toelaatbare milieucategorieën.

Bedrijfsinventarisatie

De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd (zie bijlage 3) en ingeschaald. Twee bedrijven in het plangebied vallen in een hogere categorie dan de algemeen toelaatbare categorie. Aangezien het een bestaande situatie betreft wordt de huidige situatie gecontinueerd en mogelijk gemaakt via een specifieke bedrijfsbestemming. Het gaat om Novus Auto aan de Amersfoortsestraatweg 108, Aannemersbedrijf Koertse aan de Zwarteweg 50 en Autohandel Heijstee Classics aan de Zwarteweg 52. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten.

Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Met het plan worden dan ook over het algemeen geen nieuwe hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt (anders dan die op basis van het vigerende plan mogelijk zijn), met uitzondering van een nieuwe woning aan de Amersfoortsestraatweg 21 en een gemengde functie (yogaschool) aan de Comeniuslaan 6. Verder maakt het bestemmingsplan indirect, door middel van wijzigingsbevoegdheden, (kleine) woningbouwontwikkelingen mogelijk. In de directe omgeving van de locaties waar de ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, zijn over het algemeen woningen, kleinschalige detailhandel of kantoren gelegen. Dit zijn functies die niet hinderveroorzakend zijn. De beoogde yogaschool aan de Comeniuslaan 6 is geen milieugevoelige bestemming zodat functiewijziging niet relevant is voor omliggende bedrijven. Uitsluitend ten noorden van de locatie aan de Comeniuslaan 6 is een tankstation gelegen. Omdat het aspect gevaar hierbij het maatgevende aspect is, wordt hier in het kader van de paragraaf externe veiligheid nader op ingegaan.

Conclusie

Doordat over het algemeen geen hinder veroorzakende functies zijn gelegen in de omgeving van de locaties waar ontwikkelingen (al dan niet door middel van wijzigingsbevoegdheden) mogelijk worden gemaakt, zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en zullen de aanwezige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Het aspect bedrijven en milieuhinder staat door de zonering aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.4 Horeca

Beleid en regelgeving

Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. De Staat is opgenomen in bijlage 2 van de regels. Voor een nadere toelichting op de regeling van Horecavoorzieningen met de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 2 van de toelichting.

Onderzoek

Toelaatbaarheid

In het plangebied zijn horeca-activiteiten uit categorie 1a en b algemeen toelaatbaar. Dit zijn horeca-activiteiten waar over het algemeen geen tot weinig hinder vanuit gaat, zoals lunchrooms, snackbar en bed & breakfast. Bestaande horecavestigingen uit een hogere categorie dan de algemene toelaatbaarheid worden mogelijk gemaakt via een specifieke horecabestemming. Dit houdt in dat ter plaatse het bestaande bedrijf is toegestaan, maar dat bij vertrek van dit bedrijf uitsluitend eenzelfde soort bedrijf dan wel een bedrijf uit ten hoogste categorie 1b is toegestaan. Hiermee worden enerzijds de bestaande rechten van de aanwezige horeca beschermd en anderzijds wordt voorkomen dat hinder ontstaat ter plaatse van omliggende woningen.

Horeca-inventarisatie

De bestaande Horeca-inrichtingen in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten. De horecavoorzieningen in het plangebied beperken zich tot een viertal locaties. Aan de Evert de Bruijnstraat 72 en de Generaal Kraijenhoffstraat 1 is een snackbar/cafetaria gevestigd. Deze behoren tot categorie 1a uit de Staat van Horeca-activiteiten en zijn daarmee algemeen toelaatbaar in het plangebied. Aan de Kolonel Verveerstraat 71 en de Lambertus Hortensiuslaan 38c zijn respectievelijk een pizzeria en een Chinees restaurant gevestigd. Dit zijn horecavoorzieningen met bezorg- en/of afhaalservice en vallen hierdoor in categorie 1c van de Staat van Horeca-acitiviteiten. Voor deze horecabedrijven is een specifieke aanduiding opgenomen (bijlage 3).

Gelet op het overwegende woonkarakter van het plangebied, is het daarnaast niet wenselijk dat het aantal vestigingen uitgebreid kan worden of dat op de bestaande locaties horecavestigingen in een zwaardere milieucategorie worden gevestigd.

Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Met het plan worden dan ook over het algemeen geen nieuwe hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan maakt wel indirect, door middel van wijzigingsbevoegdheden, (kleine) woningbouwontwikkelingen mogelijk. De locaties waar deze ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, zijn niet gelegen in de directe omgeving van horeca-activiteiten. Door deze ontwikkelingen zullen dan ook geen horecagelegenheden in hun bedrijfsvoering worden beperkt en ter plaatse van de gevoelige functies zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van woningen door middel van de horecazonering aan de hand van de Staat van Horeca-activiteiten sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dat past bij het gebied. Het aspect horeca staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Gemeentelijk beleid

De regio Gooi en Vechtstreek heeft te maken met risico’s ten gevolge van het gebruiken, produceren of transporteren van gevaarlijke stoffen. De risico’s die deze gevaarlijke stoffen met zich mee brengen zijn niet altijd te verenigen met het belang van de bescherming van de woon- en werkomgeving van de mensen in de Gooi en Vechtstreek. Om ervoor te zorgen dat de ambities van de gemeenten in Gooi en Vechtstreek op het gebied van de ruimtelijke ontwikkelingen en het belang van het gebruik van gevaarlijke stoffen niet met elkaar in botsing komen, is de Beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. Deze beleidsvisie geeft een kader voor de gemeenten en de brandweer van Gooi en Vechtstreek voor het omgaan met de bestaande en de eventuele toekomstige risico’s in de Gooi en Vechtstreek.

Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Ten noorden van de rijksweg A1 aan het Gooimeer 7 is, net buiten het plangebied, de Bevi-inrichting Chrysal International B.V. gelegen. Hier worden chemische producten vervaardigd. Er is geen sprake van een PR 10-6 risicocontour. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 77 m. Voor deze inrichting is een groepsrisicoberekening gemaakt. Hieruit bleek dat er minder dan 10 personen kunnen overlijden als gevolg van een ongeluk bij deze inrichting. Er is dan ook geen sprake van een groepsrisico.

Binnen het plangebied is de Bevi-inrichting BP tankstation Naarden aan de Lambertus Hortensiuslaan 23 gelegen (doorzet LPG 499 m3). Bij deze inrichting is sprake van verschillende PR 10-6 risicocontouren. Rondom het vulpunt en het ondergronds reservoir ligt een PR 10-6 contour van 25 m en rondom de afleverinstallaties is sprake van een PR 10-6 contour van 15 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 150 m. Er vindt in de huidige situatie een overschrijding van het groepsrisico plaats.

Delen van het plangebied zijn gelegen binnen de aanwezige PR 10-6 risicocontouren en het invloedsgebied van het groepsrisico. De functiewijziging aan de Comeniuslaan 6 is van invloed op het plaatsgebonden- of groepsrisico. Door Anteagroup is de ontwikkeling getoetst aan het Bevi. Deze toetsing is opgenomen in bijlage 7. In deze toetsing is een verantwoording gegeven van het groepsrisico. Verder is er voor de Comeniuslaan 6 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor 2 woningen of 4 appartementen. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zal eveneens het groepsrisico moeten worden verantwoord. Voor het overige is het bestemmingsplan overwegend consoliderend van aard. Er vinden over het algemeen geen ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op het plaatsgebonden- of groepsrisico. De nieuwe woningbouwontwikkeling aan de Amersfoortsestraatweg 21 en de overige woningbouwontwikkeling die mogelijke zijn via wijzigingsbevoegdheden zijn niet gelegen binnen de PR 10-6 en groepsrisicocontouren van de risicovolle inrichtingen.

In het plangebied zijn daarnaast een aantal gasdrukmeet- en regelstations gelegen. Voor deze inrichtingen gelden veiligheidszones van 6 m rondom de kaststations. Binnen deze zones worden geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.

Binnen het plangebied zijn daarnaast nog een aantal overige, niet Bevi-inrichtingen gelegen. Bij deze inrichtingen is geen sprake van een PR 10-6 risicocontour buiten de eigen inrichtingsgrens. De risicoafweging rond deze inrichtingen vindt plaats in het vergunningenspoor.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Door het plangebied vindt over de spoorlijn Weesp - Hilversum vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 risicocontour is 7 m. Daarnaast is sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. Uit het Basisnet Spoor blijkt dat het groepsrisico kleiner is dan één maal de oriëntatiewaarde.

Direct langs het plangebied vindt daarnaast vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de rijksweg A1 (Wegvak N3: knooppunt Muiden - knooppunt Eemnes). Uit het Basisnet Weg blijkt dat de PR 10-6 risicocontour niet buiten de weg is gelegen. Er is wel sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden.

Het Gooimeer, aansluitend aan het plangebied, is in het aangepaste Basisnet niet meer opgenomen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Voorheen was het Gooimeer aangemerkt als groene vaarweg. Het transport van gevaarlijke stoffen over het Gooimeer vindt in dusdanig lage frequenties plaats dat dit niet van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

Binnen de plasbrandaandachtsgebieden is op een beperkt aantal locaties bebouwing gelegen (bijvoorbeeld de Rijksweg 73 en langs de Juliana van Solberglaan). Het bestemmingsplan maakt rechtstreeks en via wijziging geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot een relevante toename van de personendichtheden in de zones langs de transportroutes voor gevaarlijke stoffen of met bebouwing binnen de plasbrandaandachtsgebieden. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan wel mogelijk maakt, zorgen voor een dusdanig kleine toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van zowel de spoorlijn als de weg, dat geen overschrijding van de oriënternede waarde van het groepsrisico ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0009.png"

Figuur 5.1 Risicobronnen rond het plangebied

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.6 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³    

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek

Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL 2013 (die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort) blijkt dat de jaargemiddelde concentratie fijn stof in 2012 (als referentiejaar voor de grenswaarde) langs de wegen binnen het plangebied onder de 35 µg/m³ ligt (figuur 5.2). Dit is ruimschoots onder de grenswaarde. De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide in 2012 ligt langs vrijwel alle wegen in het plangebied onder de 35 µg/m³. Uitsluitend direct langs de rijksweg A1 is de concentratie iets verhoogd tot 35,9 µg/m³ (figuur 5.3). Ook hier blijft de concentratie onder de grenswaarde. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen daarnaast af naarmate een locatie verder van de weg ligt. In het gehele plangebied wordt dus voldaan aan de grenswaarde uit de luchtkwaliteitswetgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0010.png"

Figuur 5.2 Concentratie fijn stof langs hoofdontsluitingswegen in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0011.png"

Figuur 5.3 Concentratie stikstofdioxide langs hoofdontsluitingswegen in het plangebied

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Er vinden over het algemeen geen ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Indirect, via wijzigingsbevoegdheden, maakt het bestemmingsplan (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Het gaat hierbij totaal om maximaal 21 woningen. Daarnaast wordt aan de Amersfoorstestraatweg de nieuwbouw van 2 woningen (waarvan één vervangend) direct mogelijk gemaakt. Dit aantal woningen is dusdanig klein vergeleken met de drempelwaarden uit het Besluit Nibm dat deze ontwikkelingen 'niet in betekende mate' bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Het plan heeft dan ook geen relevante gevolgen voor de luchtkwaliteit binnen het plangebied en in de omgeving daarvan.

Conclusie

De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. De kleine (indirecte) ontwikkelingsmogeijkheden in het plan dragen 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Binnen het gehele plangebied is uit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.7 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Uit gegevens van het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere locaties zijn onderzocht op bodemverontreiniging. Bij een aantal van deze locaties kan nader onderzoek noodzakelijk zijn en verschillende locaties zijn gesaneerd.

Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Er vinden over het algemeen geen ontwikkelingen plaats waarbij rekening gehouden dient te worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Het bestemmingsplan maakt echter (indirect) wel (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Bij de nadere uitwerking van deze ontwikkelingen en bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal worden bekeken of ter plaatse verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie. Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0012.png"Figuur 5.4 Bodemkwaliteit in plangebied

5.8 Kabels en leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Ter hoogte van de Meerstraat/J. Visserlaan is een watertransportleiding (AC 500) gelegen. Rondom deze leiding ligt een zakelijke rechtstrook van 4 m. Daarnaast is binnen het plangebied de ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding Pampus - 's Graveland gelegen. De zakelijke rechstrook van deze leiding is 6,5 m. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de leiding mogelijk te houden. Voorliggende bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. De kleinschalige ontwikkelingen die indirect worden mogelijk gemaakt zijn niet gelegen binnen de zakelijke rechtsstrook. De aanwezigheid van de leiding vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.

Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit het stedelijk gebied van Naarden.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse hoofdzakelijk uit zandgrond, in het noordwesten zijn ook jonge rivierkleigronden, zeekleigronden en veengronden aanwezig. Op de zandgronden ligt het grondwater op grotere diepte dan op de overige gronden.

Waterkwantiteit

In het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het plangebied is geen KRW-waterlichaam aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Langs het Zuiderzee- en Waterkeringpad is een primaire waterkering gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de kern-/beschermingszone van deze kering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0013.png"

Figuur 5.5 Primaire waterkering (Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, viewer Waternet)

Tevens liggen in het plangebied enkele secundaire waterkeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0014.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0015.png"  

Figuur 5.6 Secundaire waterkeringen (Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen concrete nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

De ontwikkeling in het bestemmingsplan hebbent geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.10 Ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwd gebied. Binnen stedelijk gebied zijn natuurwaarden met name te vinden in en bij watergangen, parken en tuinen, maar ook in en om de gebouwen (vogels en vleermuizen).

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt geen concrete nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het plangebied zijn echter wel enkele locaties opgenomen, waar op termijn ontwikkelingen plaats kunnen vinden, zoals het centrumgebied Keversdijk en een wijzigingsbevoegdheid voor woningen aan de Amersfoortsestraatweg.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • 6. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • 7. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • 8. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de directe omgeving liggen wel diverse bestaande natuurgebieden. Ten noordoosten van de A1 ligt het natura 2000-gebied, tevens EHS, “Eemmeer & Gooimeer Zuidoever”. Ten westen van de gemeente ligt het Natura 2000-gebied, tevens EHS, “Naardermeer”. Ten oosten van de A1 liggen enkele EHS-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0016.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0017.png"
 

Figuur 5.7 Ligging beschermde natuurgebieden (bron: gisviewer provincie Noord-Holland)

In de omgeving van het plangebied liggen ook weidevogelkerngebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0018.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0019.png"  

Figuur 5.8 Weidevogelkerngebieden (bron: gisviewer provincie Noord-Holland)

Op dit moment is er een beperkt aantal concrete ontwikkelingen voorzien. Deze en eventuele toekomstige ontwikkelingen vinden in bebouwd gebied plaats en zijn dermate kleinschalig van omvang dat deze naar verwachting niet zullen leiden tot aantasting of verstoring van de beschermde natuurgebieden of weidevogelkerngebieden.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl).

Vaatplanten

De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.

Vogels

In de tuinen, plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan onder andere de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, ree, hermelijn, wezel, haas en konijn. In het Naarderbos is de aanwezigheid van de eekhoorn bekend. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ze wonen in de spouwmuur, achter de betimmering, onder daklijsten en dakpannen en/of in spleten en gaten in bomen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Vissen

De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 2: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)

  Nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen  
Vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, ree, hermelijn, wezel, haas en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaardkikker  
Nee  
Ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper
eekhoorn  
Ja  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   -   Nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   buizerd, gierzwaluw en huismus   Ja  

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt echter (indirect) kleine ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 6 Gebiedsvisie

Op basis van de vorige hoofdstukken, wordt de gemeentelijke beleidsvisie voor het plangebied hieronder gepresenteerd. De visie is onderverdeeld naar de ruimtelijke structuur, de functionele structuur en de sectorale aspecten ecologie en water.

6.1 Ruimtelijke structuur

Het beleid is gericht op behoud en versterking van de bestaande ruimtelijke structuur binnen het plangebied. De structuur wordt grotendeels bepaald door de aanwezige ontsluitingsstructuur en de aanwezige groenblauwe structuur. Deze laatste bestaat uit de ruimte rondom de Vesting, het Ecolint, de Karnemelksloot en de Naardertrekvaart. Ook het groen langs de ontsluitingsstructuur is op veel plaatsen bepalend voor het groenblauwe karakter van het plangebied. Op wijkniveau zijn de groene randen en de aanwezige groene zones en waterpartijen, samen met de aanwezige voortuinen en de lage bebouwingsdichtheid in een aantal wijken (Ministerpark, Oranje Nassaupark, Rembrandtpark en Componistenkwartier), zeer bepalend voor het groene karakter.

Binnen de ruimtelijke structuur kennen de verschillende deelgebieden en wijken eigen specifieke kenmerken en karakteristieken. Voor wat betreft ruimtelijke opbouw en type bebouwing is voor de opzet van veel van de verschillende wijken het onderliggende landschap als uitgangspunt genomen. Een en ander zoals beschreven in hoofdstuk 3. Behoud en versterking van deze gebiedseigen karakteristieken is uitgangspunt voor beleid.

Bij nieuwe fysieke ontwikkelingen, in de vorm van transformatie, verdichting en herstructurering dienen de specifieke karakteristieken en kenmerken van de diverse deelgebieden, zoals beschreven in hoofdstuk 3, als leidraad. Hetzelfde geldt voor mogelijkheden voor het uitbreiden of vervangen van bestaande woningen (en andere gebouwen) in het plangebied. Algemeen geldt dat voor grondgebonden woningen wordt voorzien in een onbebouwde voortuin van enige omvang en dat de woning moet aansluiten op het landschap van desbetreffende buurt. Bijzondere aandacht verdienen de aanwezige rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten in het plangebied. Het monumenten- en welstandbeleid van de gemeente speelt hierbij overigens een zeer belangrijke rol. Uitgangspunt is dat de uiterlijke vormgeving van monumenten wordt beschermd.

Om voldoende rechtszekerheid te bieden, vindt juridisch-planologische verankering van nieuwe ontwikkelingen uitsluitend plaats indien duidelijkheid kan worden geboden over de ruimtelijke en functionele randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen plaatsvinden, evenals over de uitvoerbaarheid van de ontwikkelingen. De uitvoerbaarheid heeft betrekking op diverse aspecten waaronder financiële uitvoerbaarheid en de aanwezigheid van milieu- en andere belemmeringen.

In de afgelopen planperiode zijn de diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een groot deel hiervan is opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Een ontwikkeling waarvan de procedure nog loopt, zoals de Stork-locatie, wordt (nog) niet meegenomen. Overige ontwikkelingen zoals beschreven in paragraaf 3.5 zijn nog onvoldoende concreet, maar wel voorzienbaar.

Tot slot zijn nieuwe woningen mogelijk ter plaatse van de huidige bedrijfslocaties en ter plaatse van de in het vorige bestemmingsplan reeds mogelijk gemaakte woningbouwlocatie aan de Jan ter Gouwweg, Burgemeester van Hasseltlaan naast nr. 15 en het tuincentrum Huizerstraatweg 97. Ook is er een particulier initiatief voor de bouw van één nieuwe en één vervangende woning aan de Amersfoortsestraatweg 21A. Tot slot wordt de bedrijfsbestemming aan de Comeniuslaan 6 gewijzigd in een gemengde bestemming.

6.2 Functionele structuur

Wonen

De voornaamste functie in het plangebied is de woonfunctie. Het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebieden, op sommige plaatsen afgewisseld met andere functies. Het beleid is erop gericht de woonfunctie als voornaamste functie te behouden en te versterken.

Met behoud en versterking van de woonfunctie wordt enerzijds gedoeld op het toevoegen van woningen om te voorzien in de woningbehoefte, zoals hierboven beschreven. In het bijzonder de doelgroepen ouderen en starters op de woningmarkt verdienen hierbij, mede door het creëren van doorstroommogelijkheden, aandacht.

Anderzijds is behoud en versterking van de woonkwaliteit uitgangspunt voor beleid, onder andere in de vorm van voldoende voorzieningen, zoals maatschappelijke voorzieningen en winkels en behoud van het groene karakter van de woonwijken. Ook mogelijkheden voor uitbreidingen van de eigen woning, kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het wonen.

Bedrijven

In het plangebied komen verschillende bedrijven voor. Nieuwe bedrijfsvestigingen in het plangebied worden tegengegaan. Bestaande vestigingen kunnen blijven bestaan en worden positief bestemd. Gelet op de overwegende woonomgeving, zijn bedrijven die hinder en overlast voor de omgeving kunnen veroorzaken niet toegestaan. Bestaande bedrijven die tot een, gelet op de woonomgeving, te hoge milieucategorie behoren, krijgen een zogenaamde maatbestemming. Bij vertrek van een zodanig bedrijf kan op de betreffende locatie uitsluitend eenzelfde bedrijf dan wel een bedrijf behorend tot een lagere milieucategorie worden gevestigd. Tevens kan de bedrijfsbestemming gewijzigd worden ten behoeve van woningbouw.

Horeca

In het plangebied zijn vier horecavestigingen gevestigd. Het beleid is erop gericht om het aantal horecavestigingen te beperken tot deze vier, gelet op de mogelijke overlast en hinder van horeca voor de overwegende woonomgeving. Bedrijven in een zwaardere milieucategorie dan thans aanwezig zijn evenmin toegestaan.

Kantoren

Het beleid is erop gericht om het aantal grote zelfstandige kantoorlocaties te beperken tot de thans aanwezige locaties, dit vanwege de verkeersaantrekkende werking van grote kantoorvestigingen. Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden wel toegestaan in het plangebied, mits de woonfunctie primair gehandhaafd blijft. Om parkeeroverlast te voorkomen, mogen kantoren niet gevestigd worden in vrijstaande bijgebouwen bij woningen.

Detailhandel

In het plangebied bevindt zich een aantal detailhandelslocaties, in de vorm van zogenaamde winkelstrips. Voorts is een nieuwe detailhandelslocatie op de locatie Koningshoek (voormalig King-Carsterrein) gerealiseerd. Voor de winkelstrips, die veelal gecombineerd worden met bovenwoningen, geldt dat in het bijzonder de strips aan de Burgemeester J. Visserlaan en de Lambertus Hortensiuslaan onder druk staan. Het beleid is erop gericht om in deze strips naast detailhandel eveneens maatschappelijke voorzieningen, wonen en kleinschalige kantoorvoorzieningen, toe te staan.

Maatschappelijke voorzieningen

Het beleid is gericht op mogelijke uitwisseling en het daarom flexibel bestemmen van de diverse verspreid voorkomende maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kinderdagverblijven en zorgvoorzieningen.

Recreatie

De recreatieve voorzieningen in het plangebied bestaan hoofdzakelijk uit de jachthaven bij het Naarderwoonbos, de volkstuinen aan de Keverdijk en de sportveldencomplexen aan de Amersfoortsestraatweg en in Bestevaer. Voor de jachthaven is recent (2014) een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan biedt meer flexibiliteit voor de jachthaven en omdat de procedure inmiddels is doorlopen wordt deze een op een opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan Stedelijk Gebied. Het beleid is gericht op het behoud, versterking en uitbreiding van recreatieve voorzieningen.

Verkeer en parkeren

Voor het bestemmingsplan is met name het ruimtebeslag benodigd voor verkeer en parkeren van belang. Verkeers- en inrichtingsmaatregelen die binnen de beschikbare ruimte kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van Duurzaam Veilig, worden niet genomen in het kader van een bestemmingsplan. Het beleid voor het bestemmingsplan is erop gericht om de bestaande verkeersstructuur te behouden en als zodanig te bestemmen. Maatregelen die meer ruimte vergen dan nu aanwezig binnen de bestaande structuur, zoals nieuwe rotondes, zijn nog niet voldoende uitgekristalliseerd om in het bestemmingsplan op te nemen.

Het beleid is er voorts op gericht om een flexibele inrichting van de openbare ruimte mogelijk te maken. Dit houdt in dat kleinere niet structurele groenstroken, parkeerplaatsen, langzaamverkeersverbindingen, straten en dergelijke, onder één bestemming worden gebracht, zodat onderlinge uitwisseling van deze functies, indien dit wenselijk blijkt, mogelijk is.

Tot slot is het uitgangspunt van beleid om bij nieuwe ontwikkelingen vanwege reeds bestaande parkeerproblemen, voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein te reserveren, zo mogelijk ondergronds. In ieder geval dienen de parkeerkentallen uit paragraaf 4.7 in acht te worden genomen.

Water

Uitgangspunt voor beleid is om de in het plangebied aanwezige boezemwaterkeringen en hoofdwatergangen te beschermen. Daar waar nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt en er sprake is van een toename aan verharding is het van belang om te voorzien in een gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater wordt vanaf schoon verhard oppervlak rechtstreeks of via een voorziening afgevoerd naar het oppervlaktewater. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de Dienst Waterbeheer en Riolering betrokken.

Ecologie

In het kader van het bestemmingsplan worden fysieke ingrepen mogelijk gemaakt, waardoor wettelijk beschermde soorten planten, vogels, amfibieën en zoogdieren, worden beïnvloed. Verstoring van broedvogels dient te worden tegengaan door de start van werkzaamheden te verbieden tijdens het broedseizoen (maart tot en met eind juli). Ook dient te worden onderzocht of er tabel 2 en 3 soorten in het te ontwikkelen gebied aanwezig zijn. In dat geval is in ieder geval nader veldonderzoek noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk komt de juridische planbeschrijving aan bod. Alvorens per bestemming in te gaan op de opgenomen regelingen en bepalingen wordt de algemene wijze van bestemmen beschreven.

7.1 Wijze van bestemmen

Voor dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar het beschermen van de aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteiten aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit aan de andere kant. Voorkomen moet worden dat voor iedere functiewijziging, welke niet op ruimtelijke bezwaren stuit, een vrijstelling dan wel een wijziging van het bestemmingsplan moet worden doorlopen.

Zoals al eerder aangegeven hebben grote delen van het plangebied een consoliderende bestemming, gekregen waarbij het huidige gebruik zoveel mogelijk positief is bestemd en de aanwezige waarden zijn beschermd. De bescherming en instandhouding van de uiterlijke kenmerken en karakteristieken van de gebouwen is echter voornamelijk een taak voor de welstandsnota. Het bestemmingsplan en de welstandsnota zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd.

7.2 Bestemmingen en regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de voorschriften worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Onder het begrip peil is aangegeven dat in de meeste situaties de hoogte van de weg als peil dient te worden gehanteerd voor het bepalen van de goot- en bouwhoogte van het aangrenzende (hoofd)gebouw. Aangezien in het plangebied veelvuldig sprake is van een afwijkende maaiveldhoogte, waarbij het achtererf lager ligt dan de weg, is in de begripsbepaling van het peil bepaald dat op dat moment de gemiddelde hoogte van het direct aangrenzende maaiveld dient te worden gehanteerd als peil. Hierbij wordt de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld genomen aan de vier gevels van het te bouwen gebouw. Dit is met name van belang voor de bijgebouwen die kunnen worden gebouwd op het achtererf. Voor een erfafscheiding wordt het aansluitende afgewerkte maaiveld aan weerszijden van de erfafscheiding genomen als peil. Deze wijze van meten voor het peil is omgevingsgerelateerd en komt eigenlijk in ieder bestemmingsplan voor. Er is een belangrijk verschil met een bouwkundige peil. Een bouwkundig peil is gerelateerd aan een bouwwerk en kan dus per gebouw verschillen. Om die reden is het peil (bestemmingsplan) de enige obectieve methode om eenzelfde peil tussen verschillende percelen te hanteren.

De wijze waarop de hoogte van aan- en uitbouwen wordt gemeten is gerelateerd aan het hoofdgebouw. In artikel 21 (Wonen) is bepaald dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m (in bepaalde gebieden mag een kap worden gerealiseerd tot een bouwhoogte van maimaal 5m).

Artikel 2 Wijze van Meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Voor de agrarische gronden in het noordoostelijke gedeelte van het plangebied rond de Huizerstraatweg en het agrarische gebied ten noordwesten van het Jac. P. Thijssepark is de bestemming Agrarisch opgenomen. Op deze gronden zijn alleen grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Intensieve veehouderij is niet toegestaan. In de begripsbepaling (artikel 1) zijn de toegestane agrarische bedrijven opgenomen.

Op de plankaart wordt de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van de aanwezige bebouwing. Daarbij geldt als uitgangspunt dat 15% van de aanwezige bebouwing mag worden toegevoegd voor een doelmatige bedrijfsvoering. Tevens is op de plankaart aangegeven het aantal bedrijfswoningen dat is toegestaan. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.

Artikel 4 Bedrijf

In het plangebied komen verspreid bedrijven voor. De algemene toelaatbaarheid via de Staat van Bedrijfsactiviteiten is hier maximaal categorie 2, maar voor het overwegende woongebied maximaal categorie 1. Bedrijven die hier niet in passen, hebben een maatbestemming gekregen. De bestaande bedrijfsactiviteiten zijn ter plaatse toegestaan, maar na beëindiging zijn uitsluitend identieke bedrijfsactiviteiten of bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 toegestaan.

Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van de aanwezige bebouwing. Ter plaatse van de bedrijfslocaties, met uitzondering van het KV-station aan de prins Willem van Oranjestraat, is een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen en Tuin opgenomen. De randvoorwaarden voor wijziging zijn afgestemd op de specifieke ruimtelijke situatie.

Artikel 5 Detailhandel

De detailhandelsvestigingen binnen het plangebied hebben de bestemming Detailhandel gekregen. Het gaat hier onder andere om de winkelstrips aan de Evert de Bruijnstraat en de Mackaylaan en de winkels op de Koningshoek. Op de begane grondlaag is uitsluitend detailhandel toegestaan, waarbij (in verband met de supermarktvestiging op het King-Carsterrein) een maximum is opgenomen van 1.300 m² verkoopvloeroppervlakte per vestiging. De verdiepingen waar gewoond mag worden zijn aangeduid met de aanduiding 'wonen'.

Ter plaatse van het King-Carsterrein is met een nadere aanduiding (p) aangegeven waar een parkeerdek (boven de supermarktvestiging) is toegestaan. De toegestane bouwhoogte (5 m) ter plaatse mag worden overschreden door borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m.

Daarnaast zijn parkeergarages toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing. De diepte van de parkeergarages mag niet meer dan één bouwlaag onder peil bedragen.

Ook de tuincentra aan de Comeniuslaan en de Huizerstraatweg zijn in deze bestemming opgenomen met een aanduiding 'tuincentrum'. Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van de aanwezige bebouwing. Daarbij geldt als uitgangspunt dat 15% van de aanwezige bebouwing mag worden toegevoegd voor een doelmatige bedrijfsvoering. Tevens is op de plankaart aangegeven het aantal bedrijfswoningen dat per tuincentrum is toegestaan. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³. Daar waar uitsluitend parkeervoorzieningen zijn toegestaan en geen opslag of uitstalling van goederen, is dit met de nadere aanwijzing (p) aangegeven.

Artikel 6 Detailhandel - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

Het benzineservicestation op de hoek Comeniuslaan en Lambertus Hortensiuslaan is opgenomen binnen deze bestemming.

Artikel 7 Detailhandel - Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg

Het benzineservicestation aan de Lambertus Hortensiuslaan nr 8a is opgenomen binnen deze bestemming.

Artikel 8 Gemengd

Voor de bebouwing aan de Burgemeester J. Visserlaan en de Lambertus Hortensiuslaan wordt een gemengde bestemming opgenomen, aangezien de detailhandelfunctie in deze straten onder druk staat en hier tevens maatschappelijke voorzieningen zijn gevestigd. Hier is het mogelijk om verschillende functies op de begane grond met elkaar uit te wisselen.

Op de begane grond zijn detailhandelsvestigingen, maatschappelijke voorzieningen, horecavestigingen en kleinschalige kantooractiviteiten toegestaan, maar ook de woonfunctie.

Nieuwe horecavestigingen worden niet toegestaan en de mogelijkheden worden beperkt tot de bestaande vestigingen. Hiervoor is op de verbeelding de nadere aanduiding (h) opgenomen.

Deze horecavestigingen worden in aansluiting op de bestaande horecaregeling positief bestemd, waarbij alleen horeca-activiteiten in categorie 1a en b van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan vanwege het overwegende woonkarakter.

Op de verbeelding is de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van de bestaande situatie.

Artikel 9 Groen

Voor de in het plangebied aanwezige groenstructuur, zoals beschreven in hoofdstuk 3, wordt de bestemming Groen opgenomen. Het onderscheid met de groenvoorzieningen uit de bestemming Verkeer/Verkeer - Verblijfsgebied is dat in deze bestemming de structurele groenvoorzieningen worden opgenomen. In deze bestemming is de uitwisseling van functies in het openbare gebied niet aan de orde. Naast het feitelijke groen zijn binnen deze bestemming ook speelvoorzieningen, voet- en fietspaden toegestaan. Ten behoeve van de eventuele realisatie van het zogenaamde "ecolint" is voor een strook langs de Karnemelksloot/Naardermeer de aanduiding "(n) natuur" opgenomen. Op deze gronden is tevens de natuurlijke inrichting van de betreffende gronden toegestaan.

Bebouwing is uitsluitend toegestaan in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum hoogte van 2 m, met uitzondering van straatmeubilair, zoals lantaarnpalen, etc.

Artikel 10 Horeca

Voor de snackbars aan de Generaal Kraijenhoffstraat en de Evert de Bruijnstraat en de pizzeria aan de Kolonel Verveerstraat wordt de Horeca opgenomen. Op de begane grondlaag zijn uitsluitend horecagelegenheden toegestaan tot en met categorie 1a en b van de Staat van Horeca-activiteiten. De verdiepingen zijn uitsluitend bestemd voor het wonen.

Op de verbeelding is de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van de bestaande situatie.

In het artikel is voorzien in een afwijkingsmogelijkheid om horecabedrijven toe te laten die in een hogere categorie van de Staat van Horeca-activiteiten zijn opgenomen of horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn opgenomen, maar die wel geacht worden te behoren tot de toegelaten categorie horecabedrijven.

Artikel 11 Kantoor

Enkele zelfstandige kantoorlocaties in het plangebied, zoals aan de Rijksweg/Keverdijk zijn opgenomen in de bestemming Kantoor. Ook voor twee locaties op de hoek van Koningin Wilhelminalaan met de Rijksweg (ten noorden en ten zuiden van de Rijksweg) door Naarden, waar een kantoor wordt gecombineerd met het wonen geldt deze bestemming. Op de verbeelding is de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van de bestaande situatie.

Artikel 12 Maatschappelijk

Voor de maatschappelijke voorzieningen is een "ruime" regeling opgenomen, gelet op flexibel gebruik. Dit wil zeggen dat binnen de bestemming Maatschappelijk diverse maatschappelijke voorzieningen gevestigd kunnen worden, zoals school- en (kinder)opvangvoorzieningen, maar ook seniorencomplexen met zorgfunctie en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn zowel overheids- als niet-overheidsvoorzieningen toegestaan. De nutsvoorzieningen zijn aangegeven met een subbestemming.

De betreffende locaties zijn vastgelegd met (globale) bouwvlakken en op basis van de aanwezige bebouwing een maximum bebouwingspercentage, waarbij de bebouwingsgrenzen de ruimtelijke structuur respecteren. Rekening houdend met deze regels en de opgenomen bouw- en goothoogte is een andere invulling bij bijvoorbeeld herstructurering mogelijk, zonder dat een omgevingsvergunning voor het afwijken of wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

Onder de bestemming Recreatie - Dagrecreatie zijn de aanwezige volkstuinen opgenomen. Bebouwing is hier uitsluitend toegestaan in de vorm van kleine gebouwen tot een maximum van 10 m² per gebouw met een bouwhoogte van maximaal 3 m en een kas van 10 m² met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

De jachthaven is bestemd als Recreatie - Jachthaven. De aanwezige gebouwen zijn in het bestemmingsplan vastgelegd met bouwvlakken met een maximum goot- en bouwhoogte. Bouwvlakken waar geen bebouwingspercentage in staat vermeld mogen voor 100% bebouwd worden. Twee van deze bouwvlakken liggen op de verbeelding binnen een groter bouwvlak. Voor dit grotere bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 18%. Het oppervlak van de twee kleinere bouwvlakken (die voor 100% bebouwd mogen worden) telt echter niet mee met deze 18%.

Op deze gronden zijn gebouwen ten behoeve van de bestemming toegestaan, zoals een drietal bedrijfswoningen en bijbehorende gebouwen in de vorm van sanitaire voorzieningen en een steiger op land voor de verkoop van tweedehands boten. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 400 m³, inclusief aan- en uitbouwen. De parkeerplaatsen P1 en P2 zijn aangegeven met de nadere aanduiding (p). Op deze gronden is naast parkeervoorzieningen ook de stalling van boten in de winter toegestaan. Ter plaatse van de gronden met de aanduiding (as) zijn uitsluitend (aanleg) steigers toegestaan ten behoeve van de jachthaven. Voor de nieuw te bouwen horecavoorziening wordt tevens een terras boven het water aangelegd.

Daarnaast is op het terrein van de jachthaven een botenhuis en een tweetal trekkershutten toegestaan. Ook is er ruimte voor maximaal 20 camperplaatsen. De locatie waar deze zijn toegestaan zijn respectievelijk met de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' (sba-kl) en 'specifieke vorm van recreatie - trekkershut' (sr-trh) op de verbeelding aangegeven. Voor het botenhuis wordt daarnaast het volgende opgemerkt. Een botenhuis wordt aangemerkt als een overkapping ten behoeve van de pleziervaartuigen die gelegen zijn in de jachthaven.

Het op het terrein aanwezige pompstation is aangeduid met 'verkooppuntmotorbrandstoffen zonder lpg' (vm).

Tot slot is het gebouw van de scouting eveneens aangeduid, in dit geval met de aanduiding 'scouting' (sct).

Artikel 15 Sport

De in het plangebied aanwezige sportvelden zijn bestemd voor sport. Binnen sportkantines is het mogelijk gemaakt om tevens een kinderdagverblijf te realiseren. De bebouwing voor de betreffende locaties is vastgelegd met (globale) bouwvlakken met een maximum bebouwingspercentage en een bouwhoogte. Met uitzondering van de gronden van tennisvereniging "In zon en wind" zijn op deze gronden lichtmasten toegestaan tot een hoogte van 9 m en met afwijkingsbevoegdheid tot 18 m. Voorwaarde is wel dat door het plaatsen van de hoge lichtmasten geen onevenredige hinder voor de woonomgeving mag optreden.

Artikel 16 Tuin

In tegenstelling tot de achtererven en sommige gedeelten van zijerven (zie bestemming Wonen) bij woningen zijn de voortuinen behorende bij de woningen niet onder de bestemming Wonen opgenomen, maar apart bestemd als Tuin. Alleen erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 1 m, zijn hier toegestaan. Als bijzondere gebruiksbepaling wordt opgenomen dat parkeren in de voortuin niet is toegestaan, behoudens daar waar een oprit naar een garage of naar een parkeerplaats naast de woning aanwezig is ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Dit om het groene karakter te behouden. Wel is in het kader van een pilotproject een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarmee het parkeren in de tuin, onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt.

Artikel 17 Verkeer en Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

Wegen met een 50 km/h-regime behouden de bestemming Verkeer. De overige wegen, overwegend 30 km/h-wegen, krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gericht op de beoogde functie en mogelijkheden biedend voor bijvoorbeeld opname van speeltoestellen in woonstraten.

Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die niet worden gerekend tot het structurele groen van het gebied. Binnen deze bestemming is uitwisselbaarheid van verschillende functies in het openbare gebied toegestaan.

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

De spoorlijn Amsterdam-Amersfoort, de aangrenzende gronden en de spoorwegovergangen zin ondergebracht in de bestemming Verkeer - Railverkeer. Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van deze bestemming alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Verkeer.

Langs de bestaande spoorweg zijn geluidswerende voorzieningen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 4 m.

Artikel 20 Water

Groen en water kunnen gecombineerd worden bestemd, maar vanuit waterhuishoudingbeleid wordt steeds vaker gekozen voor een eigen bestemming voor belangrijke watergangen. Naast de hoofdwatergangen heeft het merendeel van de watergangen van de in het plangebied aanwezige watergangen de bestemming Water gekregen.

Ter plaatse van het Naarder Woonbos is daarnaast de nadere aanduiding (as) opgenomen voor de toegestane aanlegsteigers. Deze aanlegsteigers zijn ten behoeve van de pleziervaartuigen van aangrenzende woningen.

Ter hoogte van het Prinses Marijkehof is een nadere aanduiding "specifiek bouwaanduiding - overspanning" opgenomen op de verbeelding voor de aanwezige loopbrug.

Artikel 21 Wonen

Dit is de meest voorkomende bestemming in het gebied, waarbij verschillende vormen van wonen aanwezig zijn. Eengezinswoningen, twee-onder-een-kapwoningen, vrijstaande woningen en gestapelde woningen. Onderscheid wordt aangebracht tussen grondgebonden en gestapelde woningen.

De algemene wijze van bestemmen gaat uit van het principe dat de voortuinen en gedeelten van zijtuinen een tuinbestemming krijgen en de resterende gronden een woonbestemming.

Dit sluit aan bij de ontwikkelingen in de wetgeving, met name met betrekking tot de voor- en achterkantbenadering.

Gebruik

Binnen deze bestemming zijn mogelijkheden opgenomen voor het uitoefenen van een beroep-aan-huis. Onder een beroep-aan-huis wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing wordt uitgeoefend.

Tevens wordt toegestaan dat binnen de woonbestemming onder een aantal voorwaarden kleinschalige bedrijvigheid kan worden uitgeoefend. Het betreft hier activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend. Het gaat hier om bedrijvigheid die verenigbaar is met de woonfunctie en welke niet leidt tot aantasting van de woonkwaliteit. De activiteit dient te worden uitgevoerd door de bewoner van de woning. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een beroep-aan-huis of kleinschalige bedrijvigheid is aan een maximum gebonden (30% van het vloeroppervlak) om te voorkomen dat het woonkarakter wordt verdrongen door de niet-woonfunctie.

Tot slot is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de realisatie van een bed&breakfast onder bepaalde omstandigheden mogelijke te maken.

Hoofdgebouwen

De hoofdbebouwing wordt verankerd in bouwvlakken. Zo wordt de maatvoering, de situering en de vorm van de hoofdgebouwen vastgelegd. Uitbreidingen van de hoofdgebouwen mogen alleen plaatsvinden in de vorm van aan-, uit- en bijgebouwen. Uitbreidingen over de gehele hoogte van het hoofdgebouw zijn uitgesloten. De goot- en bouwhoogte van de hoofdbebouwing is vastgelegd op de plankaart en is afgestemd op de aanwezige goot- en bouwhoogten. Daar waar alleen de bouwhoogte is aangegeven, is sprake van een platte afdekking. De aangegeven hoogte geldt dan als de maximale bouwhoogte.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

De aan- en uitbouwenregeling is voor het gehele plangebied grotendeels gelijk. De verschillen die er zijn kunnen worden gedifferentieerd in drie gebieden, te weten reguliere uitbreidingswijken, reguliere villagebieden/Gooise villa's en bijzonder woongebied. Onderstaand is aangegeven waar de verschillende gebieden zijn gelegen.

  • 1. Reguliere uitbreidingswijken

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0020.png"

  • 2. Villagebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0021.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0022.png"

  • 3. Bijzonder woongebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02_0023.png"

Algemene regeling aan- en uitbouwen

Erfbebouwing wordt vanaf 1 m achter de voorgevel van de woning toegestaan. De overige gronden die grenzen aan de openbare weg of het openbare groen krijgen de bestemming Tuin. In het Naarderwoonbos is vanwege de ruimtelijke mogelijkheden die het vorige bestemmingsplan bood en gelet op het feit dat dit uit ruimtelijk oogpunt niet tot bezwaren leidt, op enkele locaties afgeweken van dit uitgangspunt. Hier zijn de gronden, gelegen naast de woning, geheel bestemd voor Wonen.

Bij twee of meer aaneengesloten woningen, mag de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen niet meer dan 3 m bedragen. Bij vrijstaande woningen, waarvan het achtererf groter is dan 100 m², mag de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen niet meer dan 4 m bedragen. Voor de woonpercelen in het Naarderwoonbos is een uitzondering gemaakt op deze regeling. Aan- en uitbouwen mogen, mits 3 m gelegen uit de zijdelingse perceelsgrens, tot een diepte van ten hoogste 5 m worden gebouwd. Aan- en uitbouwen mogen dichter op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd worden indien de bezonningssituatie op de naastgelegen percelen niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor is in lid 21.4.2 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

De maximale goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen is 4 m, met dien verstande dat de goothoogte van de aan- of uitbouw niet meer dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw mag bedragen. Uitzonderingen zijn op de kaart aangeduid. Voor deze uitzonderingslocaties zijn de aan- en uitbouwen opgenomen binnen een bouwvlak en is een andere goot- en/of bouwhoogte opgenomen dan bepaald in de regels. Deze uitzonderingen hebben hoofdzakelijk betrekking op de (tussen)aan- en uitbouwen bij de woningen aan de Schepenen, de Schout en de A. van de Horstlaan. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m. Een uitzondering geldt voor bijgebouwen in het zuidwestelijke gedeelte van het plangebied. Met een nadere aanduiding is aangegeven dat bijgebouwen een maximale bouwhoogte mogen hebben van 3 m en plat dienen te worden afgedekt.

Erfbebouwing is mogelijk tot een maximum van 50% van het zij- en achtererf, tot een oppervlak van ten hoogste 40 m² onder voorwaarde dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft. Bij percelen die groter zijn dan 250 m² is erfbebouwing toegestaan tot een oppervlak van ten hoogste 75 m².

In het plangebied bevinden zich op enkele locaties aan- en uitbouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw (binnen de bestemming Tuin). Deze blijven toegestaan voorzover aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Met deze regel worden deze gebouwen buiten het overgangsrecht gehouden.

Villagebieden

In het Naarderwoonbos is vanwege de ruimtelijke mogelijkheden die het vorige bestemmingsplan bood en gelet op het feit dat dit uit ruimtelijk oogpunt niet tot bezwaren leidt, op enkele locaties afgeweken van het uitgangspunt om gronden die grenzen aan openbaar gebied de bestemming Tuin te geven. Hier zijn de gronden, gelegen naast de woning, geheel bestemd voor Wonen. Ook mogen aan- en uitbouwen in het Naarderwoonbos, mits 3 m gelegen uit de zijdelingse perceelsgrens, tot een diepte van ten hoogste 5 m worden gebouwd. Aan- en uitbouwen mogen dichter op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd worden indien de bezonningssituatie op de naastgelegen percelen niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor is in lid 21.4.2 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Voor het behoud van het groene karakter van tussenliggende tuinen in reguliere villagebieden en Gooise villa's bij vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen is op de grotere percelen (bij zij- en achtererven die groter zijn dan 300 m²), een afstand van 3 m opgenomen vanaf de zijdelingse perceelsgrens waarbinnen geen erfbebouwing mag worden opgericht aan de niet-aangebouwde zijde van het hoofdgebouw. Dit geldt niet voor het achtererf. Voorzover de gronden zijn gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen de (vrijstaande) bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Daarbij is wel van belang dat daar waar sprake is van hoekpercelen, dus waar het perceel grenst aan de bestemming Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied, Groen of Water, niet in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd. Ook mag erfbebouwing in de reguliere villagebieden worden voorzien van een kap. Deze regelingen zijn gekoppeld aan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kap'.

Bijzondere woongebieden

In de bijzondere woongebieden tuindorp Keverdijk en de Sandtmannlaan is het gewenst om terughoudend om te gaan met aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Bij de Sandtmannlaan komt de terughoudendheid tot uitdrukking in de wijze van bestemmen waarbij de bestemming Tuin veel ruimer is opgenomen en er dus minder mogelijkheden zijn voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Bovendien betreft het panden met een monumentale status die op grond van de Monumentenwet beschermd zijn.

Voor tuindorp Keverdijk geldt dat de reguliere erfbebouwingsmogelijkheden van toepassing zijn. Het gebied kent geen wettelijke bescherming en de vergunningvrije mogelijkheden zijn hier van toepassing. Wel zal bij de welstandstoets (op basis van de welstandsnota) bijzondere aandacht uitgaan naar de vormgeving van – vanaf de openbare weg zichtbare- erfbebouwing.

Ondergrondse ruimten, zwembaden en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ondergrondse ruimten zijn alleen toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing. De diepte van de ondergrondse ruimten mag daarbij niet meer dan 3 m bedragen.

Voor zwembaden dient een afstand van ten minste 10 m tot de perceelsgrens in acht te worden genomen in verband met mogelijke overlast voor omwonenden, waarbij de oppervlakte van het zwembad op een perceel niet meer mag bedragen dan 100 m². De bouwhoogte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 0,5 m en voor overdekte zwembaden gelden de bepalingen voor bijgebouwen.

Voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn de maximale bouwhoogten opgenomen in de bestemming.

Artikel 22 Leiding - Water

De watertransportleiding en de zakelijk rechtstrook van 5 m aan weerszijde in het plangebied heeft de medebestemming Leiding - Water gekregen. Het bouwen ten behoeve van de samenvallende bestemmingen, is uitsluitend toegestaan middels vrijstelling en mits de leidingbeheerder hierover positief adviseert. Een uitzondering geldt voor bestaande bouwwerken en de vervanging, vernieuwing etc. van deze bouwwerken. Voor een aantal werken en werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist die pas verleend kan worden na positief advies van de leidingbeheerder.

Artikel 23, 24 en 25 Waarde - Archeologie 1 t/m 3

In het plangebied zijn drie dubbelbestemmingen archeologie opgenomen. De regels zijn afgestemd op het archeologisch beleid voor gebieden met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde of een bekende waarde. Waarde - Archeologie 1 geldt voor bekende waarden, zijnde de voormalige molenlocaties. Waarde - Archeologie 2 en 3 gelden voor het gebied Bestevaer (hoog) respectievelijk Keverdijk/ Jac. P. Thijssepark (middelhoog). Het regime luidt als volgt:

- bekende waarde - geen bodemingrepen;

- hoge verwachtingswaarde - bij plangebieden groter dan 1000m² geen bodemingrepen dieper dan 40 cm beneden maaiveld;

- middelhoge verwachtingswaarde - bij plangebieden groter dan 2500m², geen bodemingrepen dieper dan 40 cm beneden maaiveld.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

Voor de waterkeringen is de waterkerende functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. De betreffende gronden hebben, behalve de "primaire" bestemming, nog een andere ("secundaire") bestemming gekregen, omdat zij tevens een andere functie hebben. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de secundaire bestemmingen is uitsluitend toegestaan als hiervoor een omgevingsvergunning voor het afwijken is verleend door het dagelijks bestuur. Een omgevingsvergunning voor het afwijking wordt verleend als de waterkeringsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het dagelijks bestuur wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat ze beslissen op het verzoek om afwijking.

Artikel 27 Leiding - Hoogspanning

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de 150 kV leiding Pampus - 's-Graveland. De verbinding heeft een zakelijke rechtstrook van 6,5 m. Het bouwen ten behoeve van de samenvallende bestemmingen, is uitsluitend toegestaan middels vrijstelling en mits de leidingbeheerder hierover positief adviseert. Een uitzondering geldt voor bestaande bouwwerken en de vervanging, vernieuwing etc. van deze bouwwerken. Voor een aantal werken en werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist die pas verleend kan worden na positief advies van de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 29 Algemene bouwregels

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

In deze regel is aangegeven dat binnen de zone aangeduid 'geluidszone - industrie' geen geluidsgevoelige objecten (zoals woningen) zijn toegestaan. Ook regels behorende bij de aanduidingen 'veiligheidszone – lpg' en 'veiligheidszone – barim' zijn in dit artikel opgenomen.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Artikel 32 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Ook bevat dit artikel een regeling met betrekking tot parkeren. In deze regeling is opgenomen dat bij nieuwbouw moet worden voorzien in voldoende parkeren op basis van de door gemeente gehanteerde normen. De regeling bevat mogelijkheden om, onder voorwaarden, van deze normen af te wijken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 33 Overgangs- en slotregels

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.

Artikel 34 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen in de zin van artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening mogelijk. Wel zijn er enkele, uit het vorige plan overgenomen, wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Wanneer hier gebruik van wordt gemaakt dan zal in de procedure voor het wijzigingsplan de economische uitvoerbaarheid moeten worden aangetoond.

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden zal de gemeente met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst sluiten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Deze overeenkomst wordt dan aangemerkt als anterieure overeenkomst (artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening).

Uit het bovenstaande blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan 'Steelijk Gebied' gewaarborgd is.

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voorontwerpbestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder kon in die periode zijn of haar inspraakreactie indienen. Tegelijkertijd is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1. Bro aan overlegpartners voorgelegd. De inspraak- en overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een nota inspraak en overleg, zie bijlage 8. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden konden gedurende deze periode hun zienswijze kenbaar maken. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een Nota zienswijzen. De resultaten uit deze nota zijn verwerkt in het bestemmingsplan.