direct naar inhoud van Regels
Plan: Facetbestemmingsplan karakteristieke objecten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1952.bpmigfpkarobjecten-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan karakteristieke objecten met identificatienummer NL.IMRO.1952.bpmigfpkarobjecten-va01 van de gemeente Slochteren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.4 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.5 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.6 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.7 karakteristieke gebouwen

gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid;

1.8 maatwerkmethode

methode van overleg via keukentafelgesprekken met de initiatiefnemer, de gemeente en een deskundige met als doel overeenstemming te bereiken over omvang, situering en inrichting van een project binnen een plangebied;

1.9 slopen

het afbreken of verwijderen van bouwwerken of onderdelen van bouwwerken;

Artikel 2 Van toepassingverklaring

Dit bestemmingsplan is een aanvulling op de bestemmingsplannen die gelden in binnen de verbeelding opgenomen gebieden. Het bepaalde in deze bestemmingsplannen blijft van toepassing, waarbij in geval van strijdigheid de bepalingen van dit bestemmingsplan voorgaan op de andere bestemmingsregels die op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, bescherming en herstel van karakteristieke objecten.

3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke boerderij' is het niet toegestaan de bestaande goot- en bouwhoogte, kapvorm en oppervlakte van het bouwwerk, alsmede de bestaande gevelindeling en de bestaande ligging te wijzigen.
  • b. het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het gehele bouwwwerk is verleend en de sloop is uitgevoerd.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

  • a. 3.2  en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande bouwwerk.
3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
3.4.1 Vergunningplicht

Het is niet toegestaan hoofdgebouwen en de in Bijlage 1 Lijsten karakteristieke objecten genoemde andere bouwwerken binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek geheel of gedeeltelijk zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning te slopen.

3.4.2 Voorwaarden vergunningverlening algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 wordt voor bouwwerken en delen van bouwwerken uitsluitend verleend als:
    • 1. sprake is van een algemeen belang waarvoor het karakteristieke bouwwerk moet wijken; of,
    • 2. wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het bouwwerk overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het bouwwerk in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient daartoe een rapport van een onafhankelijke deskundige te overleggen, dat ingaat op:
      • de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het bouwwerk;
      • de mate waarin het bouwwerk geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming en
      • de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk, of
    • 3. de karakteristieken van het bouwwerk niet langer aanwezig zijn en herstel alleen mogelijk is door ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk; of,
    • 4. het om delen van een bouwwerk gaat die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen er geen sprake is onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm; of
    • 5. het om delen van een bouwwerk gaat die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen en de karakteristiek van het bouwwerk daardoor niet wordt aangetast.
  • b. Het aanleveren van een rapport als bedoeld in lid a 2 is niet nodig als, volgens het oordeel van burgemeester en wethouders, op basis van andere beschikbare informatie voldoende duidelijk is dat het bouwwerk niet geschikt is of geschikt te maken is voor zinvol (her)gebruik.
  • c. In het geval dat sloop van volledige gebouwen of andere bouwwerken op grond van het bepaalde in lid a sub 2 of 3 mogelijk is, is het noodzakelijk dat de aanvraag om sloopvergunning ook voorziet in:
    • 1. een plan voor de herinrichting van de locatie met behoud van de ruimtelijke kwaliteit, dat tot stand is gekomen door de maatwerkmethode;
    • 2. een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie. In de omgevingsvergunning wordt een voorschrift opgenomen waarin de termijn tot afronding van de herinrichting wordt vastgelegd.
  • d. Als burgemeester en wethouders van plan zijn om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 te verlenen, wordt de erfgoedcommissie om een schriftelijk advies gevraagd.
3.4.3 Voorwaarden vergunningverlening bedrijfsschuren karakteristieke boerderijen
  • a. In afwijking van het bepaalde in 3.4.2 wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 voor het slopen van (delen van) het bedrijfsgedeelte van het hoofdgebouw of andere bouwwerken die zijn genoemd in Bijlage 1 Lijsten karakteristieke objecten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek - boerderij' slechts verleend als:
    • 1. sprake is van een algemeen belang waarvoor (delen van) het gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, moet wijken;
    • 2. zinvol (her)gebruik van het bouwwerk overeenkomstig de geldende (agrarische) bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het bouwwerk in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. Bij de beoordeling betrekt het bevoegd gezag:
      • de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het bouwwerk;
      • de mate waarin het bouwwerk geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming en
      • de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk, of
    • 3. de karakteristieken van het bouwwerk niet langer aanwezig zijn en herstel alleen mogelijk is door ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk; of,
    • 4. het om delen van een bouwwerk gaat die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen er geen sprake is onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm; of
    • 5. het om delen van een bouwwerk gaat die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen en de karakteristiek van het bouwwerk daardoor niet wordt aangetast.
  • b. In het geval dat sloop van volledige gebouwen of andere bouwwerken op grond van het bepaalde in lid a sub 2 of 3 mogelijk is, is het noodzakelijk dat de aanvraag om sloopvergunning ook voorziet in een plan voor de herinrichting van de locatie met behoud van de ruimtelijke kwaliteit, dat tot stand is gekomen door de maatwerkmethode;
3.5 Uitzonderingen vergunningplicht

Het gestelde onder 3.4.1 is niet van toepassing voor zover het sloop betreft:

  • a. ten behoeve van gewoon onderhoud en herstel;
  • b. van inpandige delen van een gebouw;
  • c. ten behoeve van het uitvoeren van destructief onderzoek;
  • d. die noodzakelijk is ter voorkoming van instortingsgevaar en daarbij sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen;
  • e. van bouwwerken waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het volledige bouwwerk is verleend.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Aanpassen bestemming en aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek', in combinatie met een aanpassing van de bouwaanduiding 'karakteristiek' of 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke boerderij' en de Bijlage 1 Lijsten karakteristieke objecten, wijzigen als voldoende duidelijk is dat:

  • a. een bouwwerk of delen van een bouwwerk niet of niet meer als karakteristiek kunnen worden beschouwd;
3.6.2 Voorwaarden

Als burgemeester en wethouders voornemens zijn om de bestemming als bedoeld in lid 3.6.1 te wijzigen, wordt de erfgoedcommissie om een schriftelijk advies gevraagd.

Artikel 4 Waarde - Cultuurhistorie - Monument

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie - Monument aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, bescherming en herstel van cultuurhistorische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Rijksmonumenten
  • a. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ zijn de bouwwerken wettelijk beschermd op grond van de Erfgoedwet. In geval van strijdigheid gaan de bepalingen in dit lid vóór de bepalingen die ingevolge andere regels voor deze bouwwerken van toepassing zijn.
  • b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
    • 1. een beschermd monument te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;
    • 2. werken en werkzaamheden uit te voeren die een beschermd monument in enig opzicht wijzigen, verstoren, herstellen of waardoor een beschermd monument wordt verplaatst, of waardoor het beschermd monument wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
    • 3. een beschermd monument te slopen.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

  • c. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist als deze activiteit betrekking heeft op:
    • 1. gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering en vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt;
    • 2. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
4.2.2 Gemeentelijke monumenten
  • a. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ zijn de bouwwerken wettelijk beschermd op grond van de Erfgoedwet. In geval van strijdigheid gaan de bepalingen in dit lid vóór de bepalingen die ingevolge andere regels voor deze bouwwerken van toepassing zijn.
  • b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
    • 1. een beschermd monument te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;
    • 2. werken en werkzaamheden uit te voeren die een beschermd monument in enig opzicht wijzigen, verstoren, herstellen of waardoor een beschermd monument wordt verplaatst, of waardoor het beschermd monument wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
    • 3. een beschermd monument te slopen.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Erfgoedcommissie.

  • c. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist als deze activiteit betrekking heeft op:
    • 1. gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering en vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt;
    • 2. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
6.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van 6.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.

6.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

6.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

6.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 6.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

6.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het 6.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

6.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

6.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het :

Facetbestemmingsplan karakteristieke objecten.